Kastijden was normaal in Nederlandse kloosters
In Nederlandse kloosters is tot in de jaren 60 aan religieuze
versterving en geseling gedaan. Duizenden monniken, nonnen en andere
religieuzen kastijdden zichzelf, vastten streng en moesten bij
misstappen straffen ondergaan. Geselingen Voor
de spirituele groei moesten kloosterlingen wil en lichaam laten
versterven. Zonde en lust moesten worden uitgebannen voor God. Dat
gebeurde vooral in de periode net na intreding. Veel novicen wisten
niet wat hen overkwam. Een deel onttrok zich aan de geselingen of deed
net alsof. Bitter kruid In wekelijkse
bijeenkomsten werden overtredingen als verslapen en iets per ongeluk
kapotmaken streng gestraft. Straffen bestonden onder meer uit het
kussen van de voeten van alle medekloosterlingen en het eten van alsem.
Alsem is een zeer bitter kruid dat het smaakgevoel bederft en het
plezier in eten wegneemt. Verder vond er in alle Nederlandse kloosters
op structurele basis zelfgeseling plaats, zo vermeldt het onderzoek.
|