Johann Loetz (Lötz) komt in 1840 in het bezit van een in 1838 door Johann B. von Eisenstein te Klostermühle, gestichte glasfabriek. Na zijn overlijden in 1848 neemt de weduwe Suzanne Loetz het beheer van de onderneming over. Deze krijgt de handelsnaam Glasfabriek Johann Loetz Witwekrijgt. In 1879 volgt de kleinzoon van Loetz, Max Ritter haar op. Zeer ondernemend en kundig, moderniseert hij de uitrusting en ontwikkelt hij de zaak. Hij benoemt de buitengewoon begaafde Edouard Prochazka, als direkteur
Op de tentoonstelling voor Kunsten en Ambachten te München 1818 en het volgende jaar te Parijs, worden zijn eerste typen van glas, (die sierstenen nabootsen) voorgesteld: onyx- en kornalijnglas, soort agaatachtig, gemarmerd, halfdoorzichtig glas waarvan de tinten gaan van de kleur van een vingernagel tot het kastanjebruine en donkerrode glas. het Octopus glas, met fantasierijke vormen en met de verschillende blonde kleurschakeringen, gekoppeld met turkoois blauw, van het natuurlijke, gelooide leder; deze vormen zijn voorzien van slangachtige lijnen in glas, dat een wisselend kleurenspel vertoont en met gouden versieringen gehoogd is.
Later worden de eerste regenboog kleurspelingen op kornalijnglas te Wenen tentoongesteld, evenals de nabootsingen van jaspis en allerhande soorten agaat, van calcidoon en halfedelstenen. Alles met levendige en veelvuldige kleuren.
Ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling te Chicago, zien andere nieuwigheden het licht: aan oud Venetiaans glas ontleend, met goud gehoogde modellen. Het Pavonia, een glas van een heliotropische kleur dat naar het amber overgaat; het Persia, een glas gelijkend op het voorgaande maar gaande van rood tot amber, beide met insluitingen van oxyden en voorzien van met goud gedubbelde versieringen in reliëf; het Alpenrot en het Alpengrün, een ondoorschijnend glas, gekleurd rood of helder, lichtgroen dat naar hemelsblauw overgaat en versierd is met goud gehoogde reliëfs; het Kamelienrot, een rood en gouden glas, schitterend en in reliëf versierd met rococo motieven.
De firma wordt in 1911 bijna tot een faillissement gedreven. In 1913 wordt om die reden de firma hervormd om vervolgens na de oorlog in een aandeelmaatschappij veranderd te worden. In 1930 verwoest een brand een gedeelte van de inrichting van de onderneming en de vijandelijkheden intern zorgt ervoor dat het doek definitief in 1940 valt.
Voor 1918 vindt men op de grootste meerderheid van de objecten geen aanduiding of signatuur.
Reacties op bericht (0)
Gastenboek
Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek