Gemerkte wilde pinguïns leven minder lang
Wilde pinguïns die gemerkt zijn met een metalen bandje om hun
vleugel, leven gemiddeld korter en brengen minder nageslacht voort dan
pinguïns zonder zo'n bandje. Dat blijkt uit een studie waarvan de
resultaten verschijnen in het toonaangevende wetenschappelijke
tijdschrift Nature.
De onderzoekers hebben tien jaar lang het gedrag en broedsucces
bestudeerd van honderd koningspinguïns op Possession Island voor de kust
van Antarctica. De helft van de vogels kreeg een bandje om de vleugel,
de rest een onderhuidse chip. Pinguïns uit de eerstgenoemde groep kregen
39 procent minder kuikens en hadden een 16 procent lagere
overlevingskans dan de andere dieren.
Eerder onderzoek had al
uitgewezen dat het bandje om de vleugel de pinguïns hindert bij het
zwemmen, waardoor onder meer het jagen op vissen hun meer tijd en
energie kost. Wetenschappers gingen er tot dusver van uit dat de vogels
binnen een jaar gewend raken aan die handicap, maar dat blijkt in de
praktijk tegen te vallen.
Ethische bezwaren Volgens
de onderzoekers tonen de resultaten van hun studie aan dat er ethische
bezwaren kleven aan het merken van pinguïns voor wetenschappelijk
onderzoek. De bandjes hebben meer invloed op de dieren dan tot dusver
werd gedacht en daarmee ook op de uitkomsten van dergelijk onderzoek,
schrijven zij.
Biologen gebruiken de omstreden bandjes om
gegevens te verzamelen over de ontwikkeling van pinguïnpopulaties. Aan
de hand daarvan doen zij voorspellingen over de gevolgen van
klimaatverandering voor de natuur in het Zuidpoolgebied. Zij zouden
daarmee terughoudender moeten zijn, menen de onderzoekers.
Een
voordeel van de bandjes is dat de dieren op afstand kunnen worden
gevolgd en maar één keer de stress van het gevangen worden hoeven te
ondergaan. Dat geldt ook voor een chip, maar om die af te lezen is dure
apparatuur nodig. Hoewel de laatste decennia al veel wetenschappers uit
voorzorg van de metalen bandjes zijn afgestapt, wordt de techniek nog
altijd vaak gebruikt.
|