Senioren in rusthuis krijgen meer antidepressiva dan thuiswonenden
Een rusthuisbewoner heeft een kwart meer kans om antidepressiva en
dubbel zoveel kans om antipsychotica voorgeschreven te krijgen dan een
thuiswonende oudere met dezelfde zorgafhankelijkheid. Tussen de
rusthuizen onderling bestaan daarenboven grote verschillen.
Het chronisch gebruik van onder meer antidepressiva en kalmeermiddelen
in rusthuizen ligt al jaren opvallend hoog. Deze nieuwste studie,
uitgevoerd onder 59.863 leden van de Christelijke Mutualiteit (CM) in
1.084 woonzorgcentra, bevestigt opnieuw de grote verschillen met de
doorsneebevolking.
Zo kreeg
in 2009 gemiddeld 41,7 procent van de respondenten in een rusthuis
gedurende minstens een maand antidepressiva. Daarnaast nam 21,7 procent
minstens 30 dagen antipsychotica in, dit zijn middelen die worden
voorgeschreven bij de behandeling van ernstige vormen van psychose zoals
schizofrenie. Bij thuiswonende senioren in de thuisverpleging liggen de
cijfers respectievelijk een kwart en de helft lager.
Opvallend
is verder dat 26 procent minstens één farmaceutisch product kreeg dat
op de Beers-lijst staat. Daarop staan geneesmiddelen die door hun
leeftijdsgebonden bijwerkingen niet aangewezen zijn bij oudere personen.
Tegenover de vorige CM-studie uit 2005 is hierbij wel een verbetering
op te merken.
Bij de
resultatenvoorstelling werd ook gehamerd op de grote verschillen tussen
de rusthuizen. Zo zijn er rusthuizen waar 59 procent van de bewoners
meer dan 30 dagen antidepressiva inneemt, maar ook waar dit slechts voor
30 procent van de inwoners het geval is. Bij de antipsychotica liggen
die minimum- en maximumwaarden respectievelijk op 9 en 35 procent. De CM roept onder meer op tot sensibilisering van het zorgpersoneel en het uitbreiden van de rol van de apotheker.
|