De vampiervleermuis heeft echt een zesde zintuig voor bloed
Wetenschappers hebben ontdekt dat vampiervleermuizen de warmte in
aders van prooien kunnen lokaliseren dankzij speciale zenuwen in hun
gezicht. Het was al langer geweten dat de dieren, zoals enkele slangen,
erg kleine temperatuurverschillen kunnen detecteren, maar nu is dus
duidelijk waarmee ze dat precies doen.
De dieren kunnen lichaamstemperaturen zo laag als 32 graden Celcius
detecteren, blijkt uit het onderzoek van onder andere Nicholas Ingolia
van het Carnegie Institution of Science uit Baltimore in de Amerikaanse
staat Maryland. "De vampiervleermuis is duidelijk op een reeks ongewone
manieren aangepast aan een erg ongewone levensstijl. Dit is daar nog
maar eens een voorbeeld van," zegt Ingolia in het onderzoek dat
gepubliceerd werd in Nature.
Mensen
hebben gelijkaardige hittegevoelige kanalen, maar die worden enkel
geactiveerd door pijnlijk hete stimuli zoals de aanraking met een hete
oven. De vampiervleermuis heeft twee types van die hittegevoelige
kanalen, het ene zoals het onze en een ander dat focust op de aders van
prooien.
De evolutionaire aanpassing, die voordien enkel was
waargenomen bij drie slangensoorten, is erg cruciaal voor de
vampiervleermuis, die dagelijks of om de twee dagen een bloedmaaltijd
moet bemachtigen om te overleven.
De
aderdetectie is een "extreme versie van een bestaand kenmerk," zegt
Ingolia. Andere vleermuizen hebben wel de genen voor een dergelijk
hypergevoelig kanaal, maar enkel het lichaam van de bloedzuigers lijkt
het gen te activeren.
De zenuwcellen in het gezicht van de
vampier bleken anatomisch ook verschillend van de zenuwcellen in de rest
van het vleermuislijf, stelden Ingolia en zijn collega's vast.
Aangezien de zenuwcellen anatomisch anders zijn dan de gewone
pijngevoelige zenuwbanen, transporteren ze dus andere informatie, luidt
het.
|