Het berg geaderd witje (Pieris bryoniae) is een dagvlinder uit de familie Pieridae, de witjes.
De soort komt voor in de Alpen, de Jura, de Karpaten en de Tatra. Mogelijk zijn er ook aziatische populaties, maar daarover bestaat nog geen zekerheid.
Engels : Dark-veined White Duits : Bergweissling Frans : Piéride de la bryone of Piéride de l'arabette
Hij lijkt sterk op het klein geaderd witje, al is het vrouwtje vaak donkerder bestoven. De spanwijdte is 40 tot 44 mm. De habitat bestaat uit bloemrijk grasland, oevers en bosranden. Hij vliegt op een hoogte van 800 tot 2700 meter. Het berg geaderd witje gebruikt Biscutella laevigata, Thlapsi en veldkers (Cardamine) als waardplanten.
berg geaderd witje (man) foto : Peter Ginzinger
De vliegtijd is van juni tot en met september in één of twee jaarlijkse generaties. De pop overwintert.
De behaarde rode bosmier (Formica rufa) is een insect uit de familie mieren (Formicidae).
Er is ook een mierensoort met de naam kale rode bosmier (Formica polyctena), die sterk op de behaarde rode bosmier lijkt. Beide soorten worden vaak met gewoon rode bosmier aangeduid. Deze twee soorten kunnen zich ook met elkaar voortplanten. Het lichaam is vrij groot; ongeveer 6-9 millimeter en bij vrouwtjes roodbruin van kleur, vaak zijn kaken en borststuk roodbruin en de rest van het lichaam donkerbruin tot zwart. Ook de poten en tasters zijn zwart en de tasters zijn afgeplat, en mannetjes zijn geheel zwart. Deze komen echter alleen in de paartijd ter wereld, en sterven al korte tijd later.
Duits : Rote Waldameise Engels : southern wood ant of horse ant
Behaarde rode bosmier (werker) auteur : Richard Bartz, Munich Makro Freak CC 2.5 Generic
De behaarde rode bosmier graaft typische, deels bovengrondse nesten en staat bekend als een agressieve soort; bij verstoring kruipen duizenden woedende mieren op de verstoorder af die het vrijwel altijd aflegt en wegvlucht, al is hij nog zo groot. Dat komt door de stevige kaken waarmee gemeen gebeten kan worden en ook kan de mier mierenzuur afscheiden met het achterlijf, dat echter geen angel bevat. Een enkel nest kan honderdduizenden mieren en meerdere koninginnen bevatten en ook scheuringen vinden plaats waardoor er meerdere nesten in de buurt ontstaan, dit wordt een kolonie genoemd. Een van de weinige diersoorten die ze toch trotseert, en zelfs graag lust, is de groene specht (Picus viridis).
Het voedsel bestaat uit alles wat ze te pakken kunnen krijgen en eetbaar is; er worden voor een deel (schadelijke) insecten gegeten en daardoor is de rode bosmier populair in de bosbouw.
Een belangrijk deel van het voedsel wordt verkregen middels symbiose met bepaalde soorten bladluizen. De mieren beschermen de luizen tegen vijanden zoals lieveheersbeestjes, en eten de 'kleine boodschap' van de luis; honingdauw of luizenmelk. Dit zijn de plantensappen vermengd met veel suikers, want luizen gebruiken de suikers niet voor de stofwisseling.
De rode bosmier leeft voornamelijk in naaldbossen en komt in grote delen van Europa voor, ook in Nederland en België, hoewel in Nederland niet meer algemeen.
Deze soort is zelfs wettelijk beschermd vanwege de achteruitgang, die veroorzaakt is door ontbossing, verzuring en bebouwing. De nesten worden op deels beschutte plaatsen gebouwd, maar de zonnestralen kunnen er wel bij om het op te warmen. De poppen van de deze mierensoort zijn vanwege de grootte populair bij vogelhouders die ze aan de jongen voeren.