De Bristol 401 berline en de Bristol 402 cabriolet zijn Britse sportieve luxewagen, die werden geproduceert van 1948 tot 1953 door de Bristol Aeroplane Company.
Zij waren de opvolgers van de Bristol 400.
De motor was een verbeterde versie van de BMW motor uit de Bristol 400.
Het koetswerk werd een hele vernieuwing t.o.v. het eerste Bristol model.
Het werd geïnspireerd door de Milanese ontwerper Carrozzeria Touring.
Een inovatie waren de verborgen deuropeners in het koetswerk.
De wagen was ook ruimer dan zijn voorganger, het was een echte vijfzitter.
Bristol 401 2-deurs prototype, koetswerk van Carrozzeria Touring
auteur : Stahlkocher CC 3.0
Kenmerkend aan de Bristol 401/402 zijn de koplampen, deze werden gesplitst en naar het midden naast het smalle rooster geplaatst.
De diep gebogen welvingen zorgden ook voor een zeer lage wrijvingscoëfficiënt, opmerkelijk voor die tijd.
De twee-litermotor werd opgewaardeerd met betere solex carburateurs en verhoogde zo de kracht tot 85pk.
611 Bristol 401 en 23 Bristol 402 wagens werden gebouwd van 1948 tot 1953.
De Bristol 402 is hiermee een van de zeldzaamste klassiekers.
De kostprijs van het standaard model was £3532.
De Bristol 400 luxewagen was het eerste automobiel van de Bristol Aeroplane Company.
Na de tweede wereldoorlog besloot de Bristol Aeroplane Company te diversifiëren en besloot een auto afdeling op te richten, het latere Bristol Cars.
BAC verwierf de licentie van Frazer Nash (Brits sportwagen fabrikant) voor het bouwen van BMW modellen.
Op het einde van WOII hadden medewerkers van Bristol Aeroplane Company de hand weten te leggen op constructietekeningen van de nieuwste BMW modellen
AFN, de maatschapij van Archibald Frazer Nash was voor de oorlog concessiehouder van BMW in het Verenigd Koninkrijk.
Nadat BAC de tekeningen in handen kreeg van BMW, was het een logisch verloop dat AFN en BAC een samenwerkingsverband sloten, en de Bristol 400 was het resultaat van deze samenwerking.
Bristol 400
foto op www.classicandperformancecar.com
Bristol koos ervoor om zijn eerste model te baseren op de beste eigenschappen van twee bijzondere vooroorlogse BMW's, namelijk de motor van de 328, en het chassis van de 326.
Deze werden voorzien van een volledig stalen koetswerk geïnspireerd door de BMW327.
De motor werd licht gewijzigd, een zescilinder-in-lijn motor van 1.971cc (boring 66mm en slag 96mm).
Deze motor was zeer vooruitstrevend voor zijn tijd, als gevolg van de hemisferische verbrandingskamers, en zeer korte in- en uitlaatpoorten.
De motor had een vier-versnellingsbak, ontwikkelde 80pk, genoeg om de zware Bristol 400 bij 4.500rpm naar 148km/h te brengen.
De Bristol 400 werd de enige met een volledig stalen koetswerk.
De wagen was voorzien van vlakglas rondom, behalve de achterruit, deze was voorzien van een ronde ruit in perspex, voorzien van scharnieren voor de exportmarkt naar warmere klimaten, voor een betere ventilatie.
De wagen had vooraan een onafhankelijke ophanging en een dwarse bladvering.
Bij de eerste Bristol 400 wagens was het reservewiel binnenin opgeborgen, later in een gesloten bak buiten op het kofferdeksel.
Bristol Cars is een fabrikant van luxeauto's, die gevestigd is in Filton nabij Bristol (Engeland).
In maart 2011 ging het merk failliet, maar in april werd het overgenomen door Kamkorp Autokraft, ook eigenaar van Frazer-Nash.
Bristol Cars werd opgericht in 1946 als onderdeel van de Bristol Aeroplane Company.
Medewerkers van de Bristol Aeroplane Company hadden beslag weten te leggen op constructietekeningen van de nieuwste BMW modellen, nadat de geallieerden de platgebombardeerde fabrieken van dit Beierse merk in München hadden bezocht.
Het merk produceert voertuigen in kleine oplagen.
Bristol had geen dealerschappen, er is uitsluitend een kleine eigen showroom in Kensington High Street in Londen.
De eerste auto die het levenslicht zag in 1947 was de Bristol 400, die sterke gelijkenissen vertoonde met de vooroorlogse BMW's.
De carrosserie vertoonde veel overeenkomsten met de BMW 327, terwijl de motor en de wielophanging erg veel leken op onderdelen van de BMW 328 en de BMW 326.
Zelfs de beroemde BMW-grille was één op één overgenomen.
De Bristol 401 was voorzien van een zelf ontwikkelde aerodynamische carrosserie, die ook voor de 402 (cabriolet) en 403 werd gebruikt.
De 404 was een echte tweezitter.
Kenmerkend was de grille, die iets weghad van de luchthapper van de oude vliegtuigmotoren.
De 405 was de enige Bristol met 4 deuren.
Ook de 406 had eenzelfde vormgeving en was hij voorzien van de 2,2 liter versie van de zescilindermotor.
Showroom in Londen
auteur : Alice Volkwardsen CC 3.0
Tot 1961 waren alle Bristol-motoren doorontwikkelingen van de BMW 6-cilinder in 2- of 2,2-litervarianten.
Deze motoren waren zeer krachtig en duurzaam en werden buiten Bristol ook gebruikt door veel andere kleine autofabrikanten, zoals AC, Cooper, Frazer-Nash, Kieft, Lister, Lotus, Tojeiro en Warrior.
Met de introductie van de Bristol 407 (feitelijk een 406-carrosserie) in dat jaar werd echter de overstap gemaakt naar een Chrysler V8-motor.
Er zijn verschillende fabrikanten geweest die op basis van een Bristol-chassis een eigen carrosserie hebben gebouwd.
Belangrijk waren Zagato, Farina, Abbot, Beutler en Touring.
De Amerikaan Arnolt heeft zelfs een kleine serie tweezitters op de markt gebracht.
Het boek - Bristol Cars: A Very British Story
auteur : Christopher Balfour
Bristol had een aanzienlijke erelijst op racegebied.
Er zijn grote successen geboekt tijdens de langeduurwedstrijden in Le Mans en Reims.
Ook andere fabrikanten zijn succesvol geweest met Bristol-engined raceauto's.
Vooral met AC Ace en Frazer Nash is succesvol deelgenomen aan allerhande races.
In maart 2011 werd gemeld dat het merk failliet was, en dat gezocht werd naar een nieuwe geldschieter.
Eind april 2011 werd gemeld dat het ingenieursbureau Frazer Nash (gevestigd in Bristol) Bristol Cars heeft overgenomen.
De gevolgen daarvan voor de activiteiten van de autoproducent zijn vooralsnog onduidelijk.
De Bristol Aeroplane Company (voorheen British and Colonial Aeroplane Company) was een belangrijke Engelse vliegtuigfabriek, gevestigd in Filton, een stad iets boven Bristol.
Het bedrijf is na diverse overnames en fusies in 1999 opgegaan in BAE systems.
British and Colonial Aeroplane Company is in 1910 opgericht door Sir George White - de eigenaar van Bristol Tramways.
Het eerste product was de 'Zodiac Boxkite' dubbeldekker van Voisin die in een verbeterde versie onder licentie werd gebouwd.
Dit model heeft nooit gevlogen, in tegenstelling tot de Bristol Boxkite, het eerste eigen ontwerp.
Het werd gebouwd in een voormalige tramremise in Filton.
Een maand later werd door het bedrijf een luchtvaartschool opgericht.
Bristol Boxkite in het Bristol Museum
auteur : Rod Ward - vrije foto
Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog had het bedrijf 200 werknemers in dienst.
Het belangrijkste model dat 1916 werd gebouwd was de Bristol F.2 Fighter, het model dat de ruggengraat van de Royal Flying Corps (de latere RAF) vormde.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog had het bedrijf zo'n 3000 werknemers in dienst.
Tussen beide wereldoorlogen werd de naam van het bedrijf gewijzigd in Bristol Aeroplane Company, Limited, overeenkomend met de merknaam Bristol van de vliegtuigen.
De overname van plaatsgenoot Cosmos Engineering Company leidde tot het oprichten van dochteronderneming Bristol Engine Company.
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was Bristol gegroeid tot de grootste vliegtuigfabriek van de wereld.
Gedurende de oorlogsjaren produceerde Bristol vooral militaire vliegtuigen.
Het belangrijkste model was de Bristol Beaufighter, een multifunctioneel toestel dat zowel als bommenwerper dienst deed, alsook als jachtvliegtuig en nachtvlieger.
Bristol F.2B D-8096 (The Shuttleworth Trust)
auteur : Kogo CC 3.0
Na de oorlog ging Bristol verder met de productie van helikopters en vliegtuigen voor de burgerluchtvaart, zoals de Bristol Britannia.
Een aparte dochteronderneming was Bristol Cars, dat zich bezig hield met de ontwikkeling en bouw van luxe personenauto's.
De eerste ontwerpen daarvoor waren afkomstig van BMW.
Ook de militaire productie ging verder, onder meer met de ontwikkeling van raketten.
Bristol begon ook met de ontwikkeling van supersonische vliegtuigen.
Dat leidde uiteindelijk tot de ontwikkeling van de Concorde.
Bristol Type 156 Beaufighter - vrije foto
Bristol Type 142M Bolingbroke - vrije foto
In 1956 werd het bedrijf gesplitst in Bristol Aircraft en Bristol Aero Engines.
In 1959 leidde overheidsingrijpen tot de fusie van Bristol Aircraft met enkele andere Engelse luchtvaartondernemingen (English Electric, Hunting Aircraft en Vickers-Armstrong), tot de nieuwe British Aircraft Corporation (BAC).
Bristol Aero Engines fuseerde met Armstrong Siddeley tot Bristol Siddeley.
BAC ging later op in British Aerospace, het huidige BAE Systems.
Bloodhound SAM in het RAF museum
auteur : Max Smith - vrije foto
Bristol Siddeley werd in 1966 overgenomen door Rolls-Royce.
Rolls-Royce ging door met de ontwikkeling van de Bristol-motoren.
Die modellen zijn nog steeds als zodanig herkenbaar aan de naamgeving.
Waar de originele Rolls-Royce-luchtvaartmotoren genoemd zijn naar rivieren, hebben de Bristol afstammelingen de namen van helden uit de oude mythologie.
Royal Air Force Bristol Britannia
auteur : Arpingstone - vrije foto
Bristol Type 188 in het RAF museum
auteur : Neil Tipton - vrije foto
De helikopterdivisie werd in 1960 verkocht aan Westland, het huidige AgustaWestland.
In 1961 werd Bristol Cars uit de boedel overgenomen door voormalig autocoureur Tony Crook en Sir George White, zoon van de oprichter van het bedrijf.
Bristol Cars Limited ontwikkelde personenauto's, waarvan de namen afkomstig waren van voorheen geproduceerde Bristol toestellen.
De briquet griffon vendéen is een hondenras dat afkomstig is uit Frankrijk.
Het is een kleinere versie van de Grand griffon vendéen.
Briquet griffon vendéen
Classificatie FCI: Groep 6 Sectie 1 #19
auteur : Nicaise op wamiz.com
Tijdens WO 1 en WO 2 is het ras vrijwel verdwenen, maar sinds 1946 wordt het ras weer gefokt.
Het is een jachthond die geschikt is voor zowel groot (de Grand griffon vendéen) als klein wild.
Briquet griffon vendéen
auteur : Alephalpha CC 3.0
Een volwassen reu is ongeveer 53 cm hoog, een volwassen teef ongeveer 51 cm.
Hun gewicht is ongeveer 24kg.
De vacht is effen of meerkleurig: rossig, haaskleurig, wit en oranje, wit en haaskleur en een driekleur in de genoemde kleuren.
De Briquet Griffon Vendéen heeft ruig zwaar halflang haar dat ruw aanvoelt.
De Briquet Griffon Vendéen heeft eveneens zware wenkbrouwen die de ogen net niet bedekken.
Het is een drijvende jachthond, die veel beweging nodig heeft en is niet echt geschikt als 'huishond'.
'Griffon' betekent 'ruwharig' en 'Vendéen' slaat op de streek in Frankrijk.
Over de afstamming zijn verschillende theorieën in omloop.
Waarschijnlijk hebben zowel de 'Chien de Fauve de Bretagne' (de hoogbenige vader van de Basset Fauve de Bretagne) als de 'Chien Blanc de Roi' (de witte gladharige jachthonden die koning Frans I in Evreux hield) bijgedragen aan het ontstaan van het ras.
Tot in de tweede helft van de negentiende eeuw kwamen er sporadisch kleinere en kortbenige honden voor in de meutes.
Maar pas tegen het einde van de negentiende eeuw werd bewust geprobeerd een kleinere en een kortbenige variant te fokken.
Zij waren namelijk meer geschikt voor het kreupelhout, de struiken en de jacht op het kleinere wild zoals hazen en konijnen.