De bruine rat verschilt van de eveneens in Europa voorkomende zwarte rat (Rattus rattus) door de kortere, behaardere oren, de kleinere ogen en de kortere, dikkere staart.
Ook is de staart bij de bruine rat aan de onderzijde lichter gekleurd dan aan de bovenzijde, terwijl de staart van de zwarte rat uniform gekleurd is.
De zwarte rat heeft over het algemeen een zwarte vacht en de bruine rat een grijsbruine, maar er bestaan ook bruine ratten met een zwarte vacht en zwarte ratten met een bruine vacht.
In sommige populaties is 1 of 2% van alle bruine ratten melanistisch. (Melanisme is het tegenovergestelde van albinisme en betekent dat een enkel individu van een (meestal dier)soort een overwegend zwarte kleur heeft, terwijl andere individuen een andere, meestal lichtere kleur hebben.)
Inmiddels komt de zwarte rat in Nederland in het wild bijna niet meer voor.
Sporadisch wordt hij nog aangetroffen in een pakhuis in havens, als hij meekomt met bijvoorbeeld een vracht graan.
Als in de Nederlandse natuur een rat wordt waargenomen, zal het dus bijna altijd om een bruine rat gaan.
In België worden ze zeer zelden (een tiental in 2012) en sterk verspreid waargenomen.
Toen de bruine rat zich in Europa had gevestigd werd het een hevige concurrent van de zwarte rat, door zijn betere aanpassingsvermogen aan het koude klimaat.
Als een bruine en een zwarte rat samen in een kooi worden gestopt, doodt de bruine rat de zwarte en eet hem vaak op.
Omdat de vlooien van de zwarte rat de belangrijkste overbrengers waren van de pest, werd met de aankomst van de bruine rat tevens de pest grotendeels een halt toegeroepen.
De bewering dat de bruine rat de pestrat was, is dus onjuist.
Daarentegen heeft het dier er juist voor gezorgd dat de zwarte rat, als cultuurvolger, uit Europa werd verdrongen en daarmee ook de pest.
De bruine rat vestigt zich het liefst in een vochtige en een niet te warme omgeving.
De bruine rat voelt zich dus al snel ergens thuis, vooral in de buurt van de mens.
Zijn favoriete habitats zijn kelders, kruipruimten, schuren, stallen, vuilnisbelten, graan- en houtopslagplaatsen, aan de rand van sloten en dijken, onder de grond in uitgebreide holen en op sommige plekken in de buurt van riolen en ander vervuild water.
Bruine ratten leven echter ook in gebieden waar geen mensen voorkomen, zoals op onbewoonde eilanden.
In sommige delen van Rusland zijn bruine ratten zo'n zeventig kilometer van menselijke nederzettingen aangetroffen.
In tropische gebieden houden ze zich echter meestal in de buurt van nederzettingen op, tenzij er weinig concurrentie met andere knaagdieren is.
Een bruine rat die 's zomers in de natuur bij slootkanten leeft, trekt 's winters vaak naar de warmte van huizen.
Het territorium wordt meestal niet ver van de voedselbronnen gevestigd.
Hij graaft een hol met een diameter van 65 tot 90 millimeter, vaak in een oever of onder een boomwortel, maar ook in de vlakke grond.
Ook maakt hij nesten onder vloeren, in hooimijten, tussen muren en in andere holle ruimtes rond menselijke nederzettingen.
Bij de ingang van het hol laat de rat meestal hopen aarde achter, die in de loop van de tijd vanzelf wordt platgestampt.
In open gebieden graven de dieren ondergrondse gangenstelsels, die zelden dieper gaan dan vijftig centimeter.
Holen zijn bovengronds aan elkaar verbonden met paadjes.
Bruine rat
foto op www.sintantoniusabt.nl
Zijn actieradius is veel groter en kan soms enkele vierkante kilometers bedragen.
Op een nacht kunnen ze tot vier kilometer afleggen, waarbij ze zich meestal langs heggen en struiken bewegen.
De grootte van dit gebied is omgekeerd evenredig aan het voedselaanbod en zal daarom in een stad veel kleiner zijn dan op het platteland.
De bruine rat is voornamelijk 's nachts actief, in twee piekuren, het eerste enkele uren na zonsondergang en de ander enkele uren voor zonsopgang.
Ze kunnen echter ook overdag waargenomen worden, bijvoorbeeld als er 's nachts veel predators actief zijn.
Ook zullen ondergeschikte ratten, die door dominante ratten worden belemmerd 's nachts voedsel te zoeken, overdag vaker actief zijn, voornamelijk als er een hoge populatiedichtheid is.
De bruine rat is een behendig zwemmer (hij kan tot wel 72 uur in het water blijven) en is in staat om 77 centimeter hoog en 120 centimeter ver te springen.
De bruine rat (Rattus norvegicus) is een zoogdier, behorende tot de orde van de knaagdieren.
De soort is voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Berkenhout in 1759.
De bruine rat komt over bijna de gehele wereld voor, maar ontbreekt in enkele onbewoonde tropische en subtropische gebieden.
Engels : Brown rat, common rat, street rat, sewer rat, Hanover rat, Norway rat, brown Norway rat, Norwegian rat, wharf rat Duits : Wanderratte Frans : Le rat brun, surmulot, rat surmulot, rat d'égout, rat de Norvège, rat gris
De soort is ook wel bekend onder de namen Noorse rat, rioolrat, waterrat, stadsrat, of kortweg rat met variëteiten laboratoriumrat en tamme rat.
Met de naam "waterrat" wordt vaker de woelrat bedoeld.
De bruine rat is één van de succesvolste zoogdieren ter wereld en komt tegenwoordig over bijna de gehele wereld voor tot in de binnenlanden van Afrika.
Zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied was waarschijnlijk een deel van Noord-China.
Zijn nauwste verwanten zijn de Aziatische soorten Rattus pyctoris en Rattus nitidus.
De wetenschappelijke naam norvegicus, die in het Nederlands Noors betekent, heeft niets te maken met de oorsprong van de bruine rat.
Sommige wetenschappers zeggen dat de naamgeving te maken heeft met de bewering dat in Noorwegen voor het eerst begonnen was met wetenschappelijk onderzoek naar dit knaagdier.
Die Noorse onderzoekers moeten hun onderzoek dus op ratten buiten Noorwegen verricht hebben, want de soort werd pas in 1790 voor het eerst in Noorwegen waargenomen terwijl de toevoeging norvegicus al in 1769 werd gegeven.
De kop-romplengte bedraagt 214 tot 290 mm, de staartlengte is 150 tot 230 mm en het lichaamsgewicht 150 tot 520 gram.
De zwaarst bekende bruine rat woog 794 gram.
Mannetjes worden groter dan wijfjes.
De bijna kale staart is altijd korter dan het lichaam.
De staart heeft 160 tot 190 ringen.
Het dier heeft kleine licht behaarde oren en, in het wild, over het algemeen een ruige grijsbruine vacht.
De vacht is aan de buikzijde lichtgrijs van kleur.
In het wild komen verscheidene variaties voor, van zwart tot bruin.
Soms zijn de voorpoten zeer licht van kleur, en heeft de borst een witte vlek.
De rat heeft een vrij korte snuit en is, vooral voor een knaagdier, stevig gebouwd.
Het is één van de grotere soorten van het geslacht Rattus.
De bruine rat is een cultuurvolger, wat kortweg inhoudt dat het dier de menselijke beschaving volgt en, voor een deel, ook afhankelijk is van de mens.
Van oorsprong komt de bruine rat voor in steppegebieden van Oost-Azië.
Aan het eind van de Middeleeuwen heeft de bruine rat zich in kleine aantallen verspreid richting Europa.
In de 18e eeuw werd de bruine rat voor het eerst gesignaleerd in West-Europa.
Via handelsroutes en door middel van de scheepvaart heeft het dier zich daarna over alle continenten verspreid, behalve naar Antarctica.
Noord-Amerika werd rond 1775 bereikt.
De bruine rat komt over bijna de gehele wereld voor, maar ontbreekt in enkele onbewoonde tropische en subtropische gebieden, voornamelijk omdat de concurrentie met andere knaagdieren te groot is, en in al te koude streken (Antarctica, ver boven de noordpoolcirkel, hoog in de bergen) en op enkele kleine eilandjes, ver van de kust.
Sinds de jaren vijftig heeft de provincie Alberta in Canada een ratvrije status door volhardend optreden van rattenvangers en alertheid bij de bevolking (veel graanboeren met eigenbelang in bestrijding).
Ook is het houden van een rat als huisdier verboden.
De ernaast gelegen provincie Saskatchewan heeft de laatste jaren aangekondigd vergelijkbare acties te willen ondernemen.
De bruine raafkaketoe (Calyptorhynchus lathami), soms ook bruine roodstaartkaketoe genoemd behoort tot de familie der kaketoes en het geslacht der raafkaketoes.
De soort is voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Temminck in 1807.
De vogel wordt aangetroffen in Queensland, Nieuw-Zuid-Wales en Victoria in Australië.
Engels : Glossy Black Cockatoo, Casuarina Black Cockatoo, Leach's Black-Cockatoo, Leach's Red-tailed Cockatoo, Nutcracker Duits : Braunkopfkakadu Frans : Le Cacatoès de Latham, Cacatoès noir étincelant
Bruine raafkaketoe
auteur : Didier B (Sam67fr) CC 3.0
Een volwassen exemplaar wordt tussen de 46 tot 50 centimeter lang.
Net zoals met de roodstaartraafkaketoe is ook het verenkleed bij de bruine raafkaketoe bij mannetjes als vrouwtjes verschillend.
De veren van het mannetje zijn overwegend zwart met een chocoladebruine kop en rode vlekken.
Het vrouwtje heeft een doffe donkerbruine kleur met gele vlekjes in de kraag en op de staart.
Het mannetje heeft enkele rode staartveren die aan de onderzijde duidelijk zichtbaar zijn.
Deze kleur is bij het vrouwtje eveneens doffer.
De stevige snavel is donkergrijs.
Calyptorhynchus lathami (man)
auteur : Aviceda CC 3.0
Op het menu van de vogel staan met name de zaden van verschillende Casuarina en Allocasuarina bomen.
Het menu wordt aangevuld met bessen, vruchten en af en toe insecten en larven.
Voor zijn nest maakt deze vogel gebruik van holen in grote Eucalyptus bomen.
Het nest is ongeveer 1 tot 2 meter diep en heeft een doorsnede van 25 tot 50 centimeter.
Hierin legt het vrouwtje tussen maart en augustus 1 of 2 witgekleurde eieren die na een broedperiode van ongeveer 30 dagen uitkomen.
De aandacht van het vrouwtje gaat over het algemeen in zijn geheel uit naar het eerstgeboren exemplaar.
Het tweede jong komt hierdoor in de meeste gevallen te overlijden.
Bruine raafkaketoe (vrouw)
auteur : Aviceda CC 3.0
De bruine raafkaketoe werd voor het eerst beschreven door de Nederlandse zoöloog Coenraad Jacob Temminck in 1807.
Hij vernoemde de vogel naar de Engelse ornitholoog John Latham die onder meer de aan deze vogel nauw verwante roodstaartraafkaketoe voor het eerst heeft beschreven.
Van de bruine raafkaketoe zijn momenteel drie ondersoorten erkend, de C. l. lathami, de C. l. erebus en de C. l. halmaturinus.
Ondanks dat de ondersoorten C. l. lathami en C. l. halmaturinus beide staan aangeschreven als bedreigd is de bruine raafkaketoe als soort op zich zelf niet bedreigd.
Momenteel bestaat de totale populatie nog uit meer dan 17.000 exemplaren.
Zaken als illegale handel in exotische vogels en eieren vormen echter wel een bedreiging voor deze vogel zoals geld voor vele papegaai- en kaketoeachtigen.
De voorvleugellengte bedraagt tussen de 17 en 23 millimeter.
Deze uil is in rusthouding te herkennen aan de brede driehoekige vorm. Over de bruine voorvleugel loopt een brede getailleerde lichte middenband, die grijsachtig bruin of rozeachtig grijs van kleur is. In de vleugelpunt liggen twee, vaak samengevloeide donkerbruine vlekken.
Door deze karakteristieke tekening onderscheidt de soort zich van alle andere in Nederland voorkomende uilen.
De grondkleur van de voorvleugel is variabel en loopt uiteen van middenbruin tot donkerbruin met soms een paarsachtige tint. Over het midden van de achtervleugel loopt een smalle diagonale vuilwitte dwarsband.
Dysgonia algira
auteur : Peter Skacel - vrije foto
In Nederland en België is de bruine prachtuil een zéér zeldzame soort die slechts af en toe wordt waargenomen.
In het buitenland komt deze uil voor in steengroeven en op het zuiden gerichte hellingen met een extreem warm microklimaat.
De waardplanten van de bruine prachtuil zijn diverse loofbomen en struiken, waaronder braam, wilg en sleedoorn.
Rups van de bruine prachtuil
auteur : Jeroen Voogd op www.vlindernet.nl
De vliegtijd is van eind april-half oktober in twee generaties.
De vlinders komen op licht.
De rups : juni-juli en september-oktober.
Er zijn geen rupsenvondsten bekend uit Nederland. De soort overwintert als pop.
Een woordje bij de Nederlandse naam : De grondkleur van deze mooi getekende uil is grijsbruin. De totale indruk van deze vlinder is prachtig.
Dysgonia : dus- is een voorvoegsel dat iets zieks aanduidt, met problemen; zoals b.v. in dyslexie en gonia = een hoek. Hübner omschrijft een onregelmatige postnediane lijn; de preciese betekenis van het voorvoegsel is niet geheel duidelijk. algira : Algerije is de plaats waar het type exemplaar werd gevonden.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- vlindernet
- tinternet
De bruine pelikaan is dan wel de kleinste maar meet toch nog tussen de 1,05m en de 1,37m, hij weegt van 2,75 tot 5,5kg en heeft een spanwijdte 1,83 tot 2,5m.
Zoals alle pelikaansoorten heeft ook deze een grote snavel, van 28 tot 35cm met een grote keelzak om de prooi uit het water te filteren.
De kop is wit , maar oudere vogels krijgen meestal een gele schijn.
Rug, romp en staart zijn grijs met donker bruin, sommigen met een "roestige" glans.
Het grote onderscheid met de witte Amerikaanse pelikaan zijn de kleur (geen wit), zijn formaat en zijn manier van duiken naar vis.
De peruaanse pelikaan, vroeger beschouwd als een ondersoort van de bruine pelikaan, wordt nu beschouwd als een apparte soort.
Pelecanus occidentalis
auteur : Terry Foote CC 3.0
De bruine pelikaan leeft aan beide kusten van Amerika, aan de Atlantische zijde van Nova Scotia tot Venezuela en de monding van de Amazone.
Aan de Westkust zijn ze terug te vinden van Californië langs Mexico tot Centraal-Amerika.
Soms zijn deze vogels zelfs terug te vinden in het binnenland aan zoetwater meren.
In de zomer zijn ze verder noordwaarts terug te vinden, in de winter trekken ze zich terug met het warmere zeewater.
Bruine pelikaan in de lucht
auteur : Alan D. Wilson op www.naturespicsonline.com CC 3.0
Pelikanen nestelen in grote, luidruchtige kolonies.
Er moet op een broedplaats voldoende voedsel aanwezig zijn en het moet beschermd zijn tegen belagers, zoals wasberen en eier- en kuikendieven.
Veel kolonies nestelen op eilandjes voor de kust.
Het wijfje legt 2 tot 3 eieren die door beide ouders worden uitgebroed.
De broedtijd is 28 - 30 dagen, na ongeveer 35u lopen ze al zelfstandig maar ze verlaten het nest in de boomtoppen pas na 68 tot maximaal 88 dagen.
In de vroege jaren '70 vormden DDT en andere pesticiden een grote bedreiging voor deze soort.
Sinds het verbod op het gebruik van DDT in 1972 is de populatie toegenomen tot een geschatte 650.000 exemplaren, en staan ze niet meer als bedreigd op de Rode lijst.
De bruine paradijskraai heeft een lengte van circa 34 cm.
Hij heeft een kraaiachtig formaat en is geheel zwart met een zacht en zijdeachtig glanzend verenkleed.
Hij heeft een zwarte snavel en karmijnrode ogen.
De roep van de bruine paradijskraai doet denken aan het gekef van een hond.
Mannetje en vrouwtje zien er bijna hetzelfde uit, het vrouwtje is iets kleiner dan het mannetje.
Lycocorax pyrrhopterus
foto op world--of--birds.blogspot.be
De bruine paradijskraai is een van de weinige monogame paradijsvogels.
De vogel foerageert voornamelijk op fruit en kleine ongewervelde dieren.
Over de grootte van de populatie zijn geen exacte cijfers, maar er wordt door de IUCN verondersteld dat de drempel voor het criterium kwetsbaar niet wordt bereikt en dat de populatie groter is dan 10.000 volwassen individuen en dat de populatie binnen het beschreven gebied min of meer stabiel, dus veilig is, dat wil zeggen niet daalt met een snelheid van meer dan 10% in tien jaar.