Galileo is het niet-militaire wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS) dat gebouwd wordt door de Europese Unie (EU) in samenwerking met de Europese Ruimtevaartorganisatie, ESA.
Het Galileo-project is het grootste Europese ruimtevaartproject aller tijden.
Galileo wordt het eerste civiele satellietnavigatiesysteem; dit ter onderscheiding van de huidige bestaande militaire wereldwijde systemen, te weten het Amerikaanse global positioning system (gps) en het Russische GLONASS.
Galileo moet volgens planning in 2014 wereldwijd operationeel zijn en kan dan, net als gps, door iedereen gratis gebruikt worden voor tijdsreferentie en plaatsbepaling.
Naast de gratis open service die nauwkeuriger zal zijn dan gps, zal Galileo ook extra commerciële diensten beschikbaar stellen.
De belangrijkste bestaansreden van Galileo is politiek van aard: Europese onafhankelijkheid van onder andere de Verenigde Staten.
Gps en GLONASS zouden uit politieke overwegingen uitgeschakeld of versleuteld kunnen worden.
De gebruikers zullen hun locatie (en tijd) kunnen bepalen door gelijktijdig gebruik te maken van zowel Galileo als gps en GLONASS, maar ook met Galileo alleen.
Zo kan Europa zelf beslissen over de beschikbaarheid van een GNSS.
In de periode van de besluitvorming en ontwikkeling van Galileo heeft het ministerie van defensie van de VS verschillende vergelijkbare verbeteringen meteen ingevoerd voor gps of deze aangekondigd voor de derde generatie gps-satellieten (zoals extra civiele frequenties en hogere precisie).
Het project werd officieel goedgekeurd op 26 mei 2003 door de EU en de ESA.
Op 28 december 2005 werd de eerste testsatelliet GIOVE-A met succes gelanceerd vanaf de Russische lanceerbasis Baikonoer in Kazachstan, op 27 april 2008 de tweede.
Op 21 oktober 2011 werden vanaf de lanceerbasis bij Kourou de eerste twee satellieten voor Galileo gelanceerd.
De satellieten dragen jongens- en meisjesnamen vanuit heel Europa.
De eerste twee satellieten heten Thijs en Natalia.
De geschatte kosten van het project, inclusief infrastructuur op aarde, bedragen zo'n 3,4 miljard euro.
Voor het project worden dertig satellieten gelanceerd. Drie daarvan zijn reservesatellieten.
Galileo is in enkele opzichten beter dan gps, met name:
Betere precisie voor alle gebruikers (één meter; tot 20 cm als betaalde service, gps tot vier meter)
Betere dekking van satellietsignalen op hogere geografische breedten (met name de Scandinavische landen profiteren hiervan)
Onafhankelijkheid van Amerikaanse systeembeperkingen in tijden van oorlog.
Ook China, Marokko, Israël en India nemen deel aan het project en dragen bij aan de financiering en ontwikkeling.
Met enkele andere landen, waaronder Canada, Brazilië en Australië, lopen besprekingen over deelname aan het project.
China droeg zo'n 230 miljoen bij maar besliste in 2000 om een onafhankelijk navigatiesysteem te maken, genaamd Beidou.
Nederland draagt 43 miljoen bij.
In 2007 raakte het project in problemen.
Een consortium van acht uitvoerende Europese ruimtevaartbedrijven kwam niet binnen de afgesproken termijn tot overeenstemming over het gewenste resultaat.
De Duitse staatssecretaris voor Wetenschap Peter Hintze liet weten dat de EU-landen "in principe" willen doorgaan met Galileo.
Op 30 november 2007 is alsnog een akkoord bereikt over de bouw van het systeem, dat in 2013 operationeel moet zijn.
De verwachting is dat het project 4,8 miljard euro gaat kosten.
Het Amerikaanse tijdschrift IEEE Spectrum heeft het project tot "Loser" bestempeld vanwege de overschrijding van het budget en de tijdsplanning.
Het systeem zal uiteindelijk bestaan uit 30 satellieten (27 operationele + 3 reserve).
Deze satellieten zullen in drie middelhoge cirkelvormige banen worden gebracht op een hoogte van 23.616 kilometer en onder een hoek van 56 graden ten opzichte van het evenaarsvlak.
Door het grote aantal satellieten, de positie, en de drie reservesatellieten moet het systeem buitengewoon betrouwbaar worden.
Bovendien kan de gebruiker informatie ontvangen in verband met de nauwkeurigheid van het aangeboden signaal, zodat men ook waar de nauwkeurigheid cruciaal is weet of de gegevens bruikbaar zijn.
Er zullen 10 civiele navigatiesignalen uitgezonden worden op de frequenties 1164-1215 MHz, 1215-1300 MHz en 1559-1592 MHz.
Elke satelliet weegt 700 kg en het hele systeem is ontworpen om 12 jaar mee te gaan.
De elektronica is speciaal afgeschermd tegen de ruimtestraling.
Elke satelliet bevat de volgende componenten:
Betere precisie voor alle gebruikers (één meter; tot 20 cm als betaalde service, gps tot vier meter)
Betere dekking van satellietsignalen op hogere geografische breedten (met name de Scandinavische landen profiteren hiervan)
Onafhankelijkheid van Amerikaanse systeembeperkingen in tijden van oorlog.
Op 28 december 2005 werd de eerste testsatelliet GIOVE-A met succes gelanceerd vanaf de Russische lanceerbasis Baikonoer in Kazachstan, op 27 april 2008 de tweede.
Op 21 oktober 2011 werden vanaf de lanceerbasis bij Kourou de eerste twee satellieten voor Galileo gelanceerd.
De satellieten dragen jongens- en meisjesnamen vanuit heel Europa.
De eerste twee satellieten heten Thijs en Natalia.
De geschatte kosten van het project, inclusief infrastructuur op aarde, bedragen zo'n 3,4 miljard euro.
Voor het project worden dertig satellieten gelanceerd. Drie daarvan zijn reservesatellieten.
Galileo is in enkele opzichten beter dan gps, met name:
L-band-antenne: zendt de navigatiesignalen uit in de L-band.
Search-and-rescue-antenne: vangt noodsignalen op vanaf de aarde en zendt ze naar een grondstation dat ze verder stuurt naar een lokale reddingseenheid.
C-band-antenne: ontvangt satellietgegevens van een uplinkstation. Dit zijn onder meer signalen voor de synchronisatie van de klokken aan boord van de satelliet met een atoomklok op aarde en de informatie over de kwaliteit van het signaal. Deze informatie wordt meegestuurd met het navigatiesignaal zodat de ontvanger weet of het signaal betrouwbaar is.
Twee S-band-antennes voor telemetrie, volg- en stuursignalen. Deze signalen zijn huishoudgegevens van de satelliet zelf en haar apparatuur van en naar het grondsegment. Deze antennes ontvangen, verwerken en verzenden ook de hoogtegegevens van de satelliet op een paar meter nauwkeurig. De S-bandantennes kunnen ook de C-bandantenne vervangen mocht deze defect zijn.
Infrarood- en zichtbaarlicht-zonnedetectoren: deze houden de satelliet naar de aarde gericht. De infrarooddetectoren 'zien' het verschil tussen de koude ruimte en de 'warme' aarde. Met de zonnedetectoren wordt de hoek met de zon gemeten.
Laserretroreflector: reflecteert laserstralen vanaf grondstations die zo de positie van de satelliet tot op een paar centimeter kunnen bepalen. Dit zal slechts eenmaal per jaar gebeuren omdat de metingen met de S-bandantenne voldoende nauwkeurig zijn.
Radiatoren om de overtollige warmte af te voeren.
Passieve waterstofmaserklokken: de satelliet heeft twee moederklokken. Deze atoomklokken steunen op de ultrastabiele oscillaties van het waterstofatoom om de tijd te meten met een nauwkeurigheid van 0,45 nanoseconden over een periode van twaalf uur.
Rubidiumklokken: ook twee. Deze zijn kleiner in omvang en dienen als reserve voor beide waterstofmaserklokken. Zij hebben een nauwkeurigheid van 1,8 nanoseconden in twaalf uur.
Regeleenheid voor de bewaking van de klokken: zorgt voor de verbinding tussen de vier klokken en vooral dat ze alle vier in fase lopen zodat er onmiddellijk kan overgeschakeld worden indien de moederklok faalt.
Signaalgenerator voor het navigatiesignaal: genereert de navigatiesignalen uit de gegevens van de klokken en het uplink- en kwaliteitssignaal van de C-bandantenne. Deze signalen worden dan omgezet naar de L-band om uitgezonden te worden naar de gebruikers.
Gyroscopen: meten de rotatie van de satelliet.
Reactiewielen: besturen de rotatie van de satelliet. De satelliet roteert in tegenovergestelde zin van deze wielen. Op één omwenteling rond de aarde, roteert de satelliet tweemaal om haar as om de zonnepanelen naar de zon gericht te houden.
Magnetokoppelingen: bepalen de omwentelingssnelheid van de reactiewielen door middel van magnetische inductie.
Vermogenssturing: stuurt het vermogen van de zonnepanelen en de batterijen naar de verschillende onderdelen.
Computer: stuurt zowel de satelliet zelf als verschillende componenten.
Galileo zal beschikken over tweewegcommunicatie tussen de satellieten en de grondstations.
Galileo-controlecentrum (GCC)
Er worden twee GCCs gebouwd in Europa: één in Oberpfaffenhofen bij München en een tweede in Fucino bij Rome. De Galileo-hoofdvestigingen komen in Toulouse en Londen.
Galileo-sensorstation (GSS)
Twintig Galileo-sensorstations (GSS) worden via een wereldwijd netwerk verbonden met de GCC, waar de verzamelde gegevens op juistheid gecontroleerd zullen worden en waar de tijd van elke satelliet met de klok in het controlecentrum vergeleken wordt. Via 15 uplinkstations kunnen correcties naar de satellieten gezonden worden.
Gebruikerstoestel
Naast transportnavigatie kan men door gebruik van een speciale chip in het gebruikerstoestel noodsignalen versturen. Galileo zal de locatie van de gebruiker bepalen en een bevestiging sturen dat hulp onderweg is.
Search and rescue
Naast het navigatiestuk van Galileo heeft de satelliet nog een extra transponder voor het doorgeven van noodsignalen.
Dit wordt een aanvulling op een reeds bestaande applicatie.
De organisatie van het bestaande systeem is Cospas-Sarsat.
Het systeem is ooit opgezet om schepen en vliegtuigen in nood te kunnen vinden.
Dit gebeurt door middel van een EPIRB (voor schepen) en een ELT (voor vliegtuigen).
Als het baken wordt geactiveerd zendt het twee signalen uit:
406 MHz (tussen 406,0 - 406,1 MHz)
121,5 MHz.
Bron : - wikipedia CC 3.0
Niet gecontroleerd op eventuele onjuistheden (don't shoot the messenger)
De Buick Model 24 en Model 25 werden gebouwd van 1913 tot 1915 als opvolger voor de Model 34, Model 35 en de Model 36 uit 1912.
De Model 25 was een tweezitter roadster en de Model 25 een vier/vijf persoons touring variant.
1913, Buick Model 24 Roadster
foto : Daryl and Linda Eggleston, Santa Rosa HCCA op www.brassauto.com
1913, Buick Model 24 Roadster
foto : autolit.com op www.ebay.com
De Model 24/25 was verkrijgbaar in de kleuren bruin-rood en buick-grijs met blauwzwart chassis en wielen.
De wielbasis was 2667mm, het gewicht van de Model 24 bedroeg 965kg.
De productie bedroeg 2.850 stuks.
De Model 24 werd verkocht voor 950$.
1913, Buick Model 25 Tourer
David Noznesky, FL op www.brassauto.com
1913 Buick Model 25
foto Rick & Dawne op home.usit.net
De Buick Model 24/25 werd aangedreven door een 2.7liter (2704cc) vier-cilinder (twee kleppen per cilinder) motor welke 22.5pk leverde.
Marvel E 10-501 carburator.
Het gewicht van de Model 25 was 1060kg.
Van de Model 25 werden 8.150stuks geproduceerd.
Dit model werd in 1913 verkocht voor 1050$.
De versnellingsbak had 3 manuele versnellingen + versnelling achteruit.
Op zaterdag 25 mei organiseert Child Focus de twaalfde editie van de Internationale Dag van de Vermiste Kinderen in België.
Al 23 landen van de Europese Unie hebben de speciale hotline 116 000 om vermiste kinderen te melden.
Drie andere EU-lidstaten zijn bezig met voorbereidingen voor de Europese alarmlijn. Alleen Finland blijft achter.
Portugal was in september 2007 het eerste land dat de hotline opende.
Nederland volgde als derde land een jaar later.
116 000 wordt binnenkort in Letland, Litouwen en Zweden operationeel.
Op de grote dag, zaterdag 25 mei, nodigen de vrijwilligers van Child Focus iedereen uit op hun evenementen in Antwerpen, Brugelette, Braine-le-Comte, Brussel, Charleroi, Gent, Hasselt, Luik, Namen, Nijvel, Philippeville, Tongeren, Doornik en Turnhout.
Er staan talloze speelse en leerrijke activiteiten op het programma: activiteiten rond een veilig en verantwoord gebruik van het internet, luisteren naar verhalen, schminken, uitdelen van ballonnen, muziek,
Deelnemen is gratis, mis om 15 u het hoogtepunt van deze dag niet: in al deze steden samen wordt een menselijke ketting van 116.000 schakels gemaakt om dit Europese noodnummer voor vermiste kinderen in de schijnwerper te plaatsen.
Doe gratis mee en mis om 15 u het hoogtepunt van deze dag niet: in al deze steden wordt een 116 000 reus opgetrokken om dit Europese noodnummer voor vermiste kinderen in de schijnwerper te plaatsen.
Het nummer 116 000 is het Europese spoednummer, gratis in Belgïe, zodat iedereen de verdwijning of het seksueel misbruik van een kind kan melden.
Zaterdag 25 mei heeft ook een Big Tweet plaats.
Van 9 tot 19 uur wordt om het half uur een bericht over een sinds lang vermist kind getweet, aldus Child Focus.
Deze hele maand lang stropen de Stichting, haar partners en vrijwilligers de mouwen op om elke burger uit te nodigen deel te nemen aan de sensibilisatie- en communicatieactie die ze in het kader van deze belangrijke dag opzet.
NMBS, partner van Child Focus sedert vele jaren, steunt deze campagne van 25 mei.
Peter Minuit, Pieter Minuit, Pierre Minuit of Peter Minnewit (Wesel, 1580/1585 Saint Christopher, augustus 1638) was de derde gouverneur van Nieuw-Nederland (1626-1631), ook wel bekend als Nova Belgica, en eerste gouverneur van Nieuw-Zweden (1638).
Hij werd beroemd doordat hij in 1626 het eiland Manhattan van de Manhattan-indianen kocht voor 60 gulden.
Minuit werd geboren te Wesel (Rijnland); zijn precieze geboortejaar is niet bekend.
Zijn ouders waren protestantse Walen uit Doornik die zich in 1581 te Wesel hadden gevestigd om aan het katholieke Spaanse bewind over de Nederlanden te ontsnappen.
Hij zou zelf later diaken van de Waalse kerk worden.
Minuit trouwde op 20 augustus 1613 met Gertrud Raedts, een vrouw uit een rijke familie, en werd koopman.
In een testament dat in 1615 te Utrecht werd opgesteld, wordt hij omschreven als diamantslijper.
In het begin van de jaren 20 van de 17e eeuw, vermoedelijk 1624, verliet hij Wesel.
Hij trad in dienst bij de West-Indische Compagnie (WIC), die Minuit in 1625 naar Nieuw-Nederland stuurde om aldaar naar delfstoffen te zoeken.
Hij keerde weer terug naar Amsterdam en werd in december van dat jaar tot gouverneur benoemd, als opvolger van Willem Verhulst.
Minuit vertrok op 9 januari 1626 met twee schepen van de rede van Texel en kwam op 4 mei 1626 in de kolonie aan.
Op 24 mei van dat jaar (volgens sommige bronnen in juli) zou hij Manhattan hebben gekocht van de Indianen.
Onder Minuit groeide de kolonie voorspoedig, maar Minuit raakte in conflict met de kolonisten.
In 1631 werd hij ontheven uit zijn functie als gouverneur, en in augustus 1632 keerde hij terug naar Nederland.
Hij werd in 1633 opgevolgd door Wouter van Twiller.
Minuit woonde enige tijd in Amsterdam, maar verhuisde in 1634 naar Emmerik.
In 1636-1637 onderhandelde hij met Samuel Blommaert en de Zweedse regering over het stichten van de eerste Zweeds-Finse kolonie in de Nieuwe Wereld.
De Zweden en Finnen arriveerden in 1638 in een gebied aan de Delawarerivier (tegenwoordig Wilmington).
Het werd Nieuw-Zweden genoemd.
Minuit voltooide Fort Christina in 1638.
Hij wilde daarna terugkeren naar Stockholm om een tweede groep kolonisten op te halen, maar maakte een omweg naar het Caribisch gebied om producten uit Delaware te ruilen tegen een lading tabak die in Europa zou worden verkocht om de reis te financieren.
Onderweg kwam hij, aan boord van het schip van een Nederlandse kennis, om tijdens een orkaan bij Saint Christopher.
Mauno Kling, de Finse luitenant van Minuits schip, werd vervolgens tot kapitein bevorderd, en zeilde terug naar Nieuw-Zweden.
Hij nam Minuits taak als gouverneur over, tot twee jaar later de nieuwe gouverneur uit Zweden arriveerde.
Nieuw-Zweden werd in augustus 1655 veroverd door Peter Stuyvesant, die Nieuw-Zweden en Nieuw-Nederland in 1664 moest afstaan aan de Britten.
Naar Minuit is Peter Minuit Plaza genoemd, een parkje aan de zuidkant van Manhattan.
In Inwood Hill Park bevindt zich een gedenkteken op de plaats waar Minuit Manhattan "kocht".
Verder is naar Minuit een school genoemd en een afdeling van de Daughters of the American Revolution.
Ook in zijn geboorteplaats Wesel bevindt zich een gedenkteken.
Tommy (23 mei 1969) is de eerste van de twee rockopera's van de Britse rockband The Who (de tweede rockopera van songwriter-gitarist Pete Townshend is Quadrophenia).
Tommy is het allereerste muzikale werk dat expliciet als "rockopera" betiteld werd.
Er waren wel andere rockopera's avant la lettre, maar Tommy populariseerde het genre.
In vroegere oplagen werd het album Tommy (1914-1984) genoemd.
Townshend schreef de rockopera, afgezien van twee nummers die basgitarist John Entwistle schreef.
Keith Moon zou ook een nummer hebben geschreven, maar het bleek uiteindelijk toch door Townshend geschreven te zijn.
Een ouder nummer van blues-musicus Sonny Boy Williamson II werd ook in de mini-opera ingelijfd.
De speeltijd is exact 74 minuten.
In 1975 werd de rockopera verfilmd door de Brit Ken Russell als Tommy.
De bandleden van The Who speelden zelf ook in de film mee.
Personages
Tommy Walker: De hoofdpersoon waar het verhaal om draait.
Captain Walker: Tommy's vader.
Mrs Walker: Tommy's moeder.
Frank Hobbs: Mrs Walker's vriend (alléén in de film)
Uncle Ernie: Tommy's "verdorven oom", die seksueel gezien anders dan anders is.
Cousin Kevin: Tommy's neefje, de pestkop van de school.
Local Lad: De regerende kampioen van het flipper-toernooi.
The Acid Queen: Een "zigeunerin" die hallucinogene substanties verhandelt.
The Doctor: Een dokter die probeert Tommy te genezen.
Sally Simpson: Één van Tommy's discipelen.
Het verhaal over het autistische kind Tommy is een metafoor: de veronderstelling is dat we vijf zintuigen hebben, maar blind zijn voor de realiteit. Tommy staat symbool voor onze eigen onvolkomenheden.
Op de originele albumversie is het verhaal vrij losdradig en werden de nummers vaak post facto door Townshend in interviews aaneen geknoopt. Nadat er andere versies van het album verschenen, werden de verschillende 'gaten' opgevuld en werden er bepaalde dingen veranderd (de tijdlijn werd veranderd naar de Tweede Wereldoorlog en 1951 in sommige versies, en in de filmversie vermoordt de minnaar de man in plaats van andersom).
Pete Townshend droeg de dubbelelpee op aan zijn Indiase goeroe Meher Baba.
De brand in de Innovation was een ramp op maandagmiddag 22 mei 1967 in het Brusselse filiaal van de Belgische grootwarenhuisketen Innovation (nu Galeria Inno).
Er vielen 323 doden en 150 mensen raakten gewond, al bestaat zelfs over het precieze aantal slachtoffers twijfel.
Men vermoedt dat er rond de 800 aanwezigen waren.
Het warenhuis was gevestigd in een doolhof van verschillende gebouwen.
Vooral veel mensen in het achterste gebouw, waar het zelfbedieningsrestaurant was gevestigd, hadden pas laat in de gaten dat er brand was en konden geen kant op toen het vuur hen bereikte.
De brand werd rond 13:20 opgemerkt door een verkoopster in een kleine opslag voor kinderkledij op de eerste verdieping.
Toen de brandweer kwam was het vuur al aan de centrale koker waardoor het steeds met zuurstof gevoed werd.
Mensen sprongen uit de ramen en brandweer en omwonenden probeerden hen te redden door dekens te spannen en ladders te zetten.
Eén man overleefde een sprong van de derde verdieping zonder noemenswaardige verwondingen.
Rond 15:15 stortte een gedeelte van de winkel in.
De oorzaak van de brand is zelfs na uitgebreid onderzoek onbekend gebleven.
Er werd gedacht aan brandstichting: in de Innovation was net een Amerikaanse week bezig, wat tot protesten leidde; het was immers de tijd van de Vietnam-oorlog.
Bewijs van kwaad opzet is echter niet gevonden.
Er kon wel geconcludeerd worden dat de blusinstallatie in het warenhuis ontoereikend was.
De architectuur (een soort amfitheaterbouw rond een centrale ruimte met de trappen) heeft alleszins bijgedragen tot de snelle vuurontwikkeling.
Ook het feit dat het brandalarm afging op het tijdstip dat dagelijks de bel voor het middageten van het personeel luidde, leidde ertoe dat velen niet beseften wat er aan de hand was.
Vijf jaar na de brand kreeg België een zeer strenge wetgeving op brandveiligheid in winkels.
Innovation opende in 1970 op dezelfde plaats een nieuw warenhuis.
Albrecht Dürer (Neurenberg, °21 mei 1471 - aldaar, 6 april 1528) was een Duits kunstschilder, tekenaar, maker van houtsneden en kopergravures, kunsttheoreticus en humanist uit de Noordelijke renaissance.
De opkomst van de prentdrukkunst, die parallel loopt aan de ontwikkeling van de boekdrukkunst, maakt van Albrecht Dürer de populairste en invloedrijkste Noord-Europese kunstenaar uit deze periode.
Zijn atelier specialiseert zich in druktechnieken.
Met name de kopergravure maakt een grote oplage mogelijk.
Dürer is vooral bekend om zijn veelzijdigheid.
Hij is de bezeten reiziger door Europa en Italië, niet alleen op zoek naar beelden van de renaissance, maar ook naar natuurlijke fenomenen, die hij met veel aandacht vast weet te leggen.
Naast een meesterlijk schilder is hij ook een geniaal graveur en schepper van houtsneden. Ook daar blijkt de invloed van de Gotiek.
Dürer was ook meetkundige.
Dürer is geboren in Neurenberg als de derde zoon van een Hongaarse goudsmid en Barbara Holpe.
Van beiden heeft hij een portret geschilderd.
In 1485 gaat hij in de leer bij zijn vader.
Het oudst bekende werk van Dürer is echter geen edelsmeedkunst maar een zelfportret uit 1484.
Toen zijn talent voor tekenen evident werd deed zijn vader hem in 1484 in de leer bij de schilder en boekillustrator Michael Wolgemuth, waar hij onder andere houtgravuretechnieken leerde.
Na zijn gezellentijd ondernam Dürer reizen naar onder andere de Nederlanden (1520-1521), Zwitserland en - bijzonder belangrijk - Italië.
Dürer was een van de eerste Noord-Europese kunstenaars die de sfeer van de Italiaanse renaissance tijdens een verblijf in Italië onderging.
De belangrijkste invloeden op zijn werk zijn die van Mantegna en Pollaiuolo geweest, later kwam hij onder invloed te staan van de Venetiaan Giovanni Bellini.
Niet alleen door de toepassing van het centraal perspectief, schildertechniek maar ook filosofisch-cultureel is Dürer voor de Noord-Europese kunst een doorbraak.
Voor het eerst heeft een Noorderling, doordrenkt door het Italiaanse humanisme van Michelangelo en Dante, de moed zichzelf in een frontale zelfverzekerde pose op een doek te plaatsen.
Het zelfportret van de schilder is niet alleen een persoonlijk maar ook een cultuurhistorisch document.
Het bekendste is Dürer echter geworden door zijn houtsneden.
Hij profiteerde van de tamelijk jonge techniek in zijn tijd om zijn werk over heel Europa te kunnen verspreiden.
Zelfs in Italië, toch het belangrijkste kunstland indertijd, had hij belangrijke invloed bijvoorbeeld op de schilder Pontormo.
De biograaf Vasari kraakt Pontormo af voor het te excessief gebruik van Dürers vormentaal maar wijst er ook op dat Jacopo in ieder geval niet de enige was die zijn voorbeelden zo af en toe volgde.
Het gaat hier om de houtsnedes van de Grote en de Kleine Passie van Albrecht Dürer uit 1498 en 1511.
Ook zijn Apocalyps-serie met onder meer Die vier apokalyptischen Reiter is bekend.
Deze serie is een belangrijke invloed op het werk van de Engelse dichter-graficus William Blake.
Tevens heeft hij zich beziggehouden met het ontwerpen van versterkingen voor steden.
In 1527 verscheen zijn boek Etliche Unterricht zur Befestigung der Stadt, Schloss und Flecken.
Hierin wordt beschreven hoe stadsmuren beter bestand gemaakt konden worden tegen het toen moderne kanonnenvuur.
Hij stelde voor om grote, halfronde, naar buiten uitspringende torens te bouwen.
Inwendig werden zij voorzien van overwelfde ruimten, eventueel onderverdeeld in meerdere verdiepingen.
In deze ruimten konden het geschut en de bediening gedekt worden opgesteld.
Zij worden over het algemeen beschouwd als voorlopers van het bastion.
Door de enorme afmetingen van deze bouwwerken en de hoge kosten die men moest maken om een stad volgens Dürers methode te bevestigen, is zijn methode zelden op grote schaal in de praktijk gebracht.
Van de Nederlandse steden wordt aangenomen dat Sittard op een versimpelde manier volgens de Dürermethode was versterkt.
Fort Sanderhout, naast de voormalige Putpoort, is een overblijfsel van een bastei.
Tevens was Dürer schermleerling, en heeft in 1512 een boek uitgegeven waarin een groot aantal voorbeelden van het gebruik van diverse wapens worden gegeven.
Hierbij is aandacht voor bastaardzwaard, "Messer", rondeeldolk en worsteltechnieken.
Spirit of St. Louis was Charles Lindberghs vliegtuig waarmee hij op 20 en 21 mei 1927 de Atlantische Oceaan overvloog.
Lindbergh vertrok op 20 mei vanaf Roosevelt Airfield in Long Island en landde een dag later in Parijs, op Le Bourget Aerodrome.
De vlucht had 33 uur en 30 minuten geduurd.
Hij was daarmee de eerste in de geschiedenis die deze non-stopvlucht maakte.
De Spirit of St. Louis staat tentoongesteld in het National Air and Space Museum in Washington.
Er zijn in de loop der tijd diverse replica's gemaakt, die in verschillende musea zijn terug te vinden.
Het toestel, een Ryan NYP (acroniem voor New York - Paris) was speciaal voor deze vlucht ontworpen op basis van een Ryan M-2 door Donald Hall van Ryan Airlines en werd gebouwd in San Diego.
Toch werd het toestel vernoemd naar Saint Louis in Missouri, omdat de sponsors afkomstig waren uit deze stad.
Het gehele project was geïnspireerd door hoteleigenaar Raymond Orteig, die een prijs van $ 25.000 had uitgeloofd voor de eerste vlieger die non-stop van New York naar Parijs zou vliegen.
Deze Orteigprijs werd dan ook door Lindbergh en zijn team gewonnen.
Lindbergh had aanvankelijk gekozen om zijn poging te wagen in een Bellanca WB-2; de leverancier daarvan wilde zich echter teveel mengen in de planning van de vlucht en drong zelfs aan dat er een passagier zou meegenomen worden.
Daarop besloot Lindbergh een andere fabrikant te zoeken en kwam zo bij Ryan terecht.
Hall, Lindbergh en de monteurs van Ryan bouwden het toestel - een eenzitter met een propellermotor - in slechts 60 dagen.
In het voorjaar van 1927 waren er diverse concurrerende projecten die op de prijs uit waren.
De spanwijdte van de M-2 werd flink vergroot voor voldoende liftvermogen om het gewicht van toestel, ruim 1700 liter brandstof, piloot en apparatuur te kunnen dragen.
Omdat Lindbergh geen aanpassingen wilde in de staart- en vleugelroeren ontstond een onstabiel toestel, met nerveus vlieggedrag.
Men zegt dat Lindbergh dit zo had gevraagd, zodat hij tijdens de vlucht niet in slaap zou vallen.
De motor werd een Wright Whirlwind J-5C, het type dat ook de M-2 aandreef.
Lindbergh bezuinigde op alles wat gewicht aan het toestel zou toevoegen: zo werd er geen radiozender geïnstalleerd.
Het toestel werd het best gestroomlijnde vliegtuig van die dagen.