De buideleekhoorn (Gymnobelideus leadbeateri) is een klimbuideldier uit de familie der buideleekhoorns (Petauridae).
Het is de enige soort van het geslacht Gymnobelideus, dat het nauwst verwant is aan de suikereekhoorns (Petaurus).
Engels : Leadbeater's possum Duits : Hörnchenbeutler Frans : Le phalanger de Leadbeater
buideleekhoorn (Gymnobelideus leadbeateri)
foto : Dan Harley op www.australiangeographic.com.au
Deze soort is van boven olijfgrijs, van onder vuilwit.
Over de rug, van de neus tot de staart, loopt een donkere streep.
De wangen en de keel, die beide de kleur van de onderkant hebben, worden gescheiden door een andere donkere streep.
De staart is dik en behaard.
De kop-romplengte bedraagt 150 tot 170 mm, de staartlengte 150 tot 180 mm en het gewicht 100 tot 160 g.
Deze soort is 's nachts actief en leeft in bomen.
De buideleekhoorn bouwt een nest in een boomholte.
Geschikte nestholtes bevinden zich over het algemeen in bomen van meer dan 120 jaar oud.
Het dier eet geleedpotigen en acaciasap.
In de winter en de lente worden de jongen geboren (meestal twee per worp).
een baby buideleekhoorn (gewicht 25gr)
foto : Emma Campbell op www.australiangeographic.com.au
Deze soort komt voor ten noordoosten van Melbourne (Victoria) in eucalyptusbossen.
De buideleekhoorn is een bedreigde diersoort.
De soort werd niet gezien tussen 1909 en 1961 en momenteel bevindt driekwart van zijn leefgebied in bossen die bedoeld zijn voor houtproductie.
Slechts drie procent van het leefgebied van de buideleekhoorn ligt in natuurreservaten.
De Oosterscheldekering is een waterkering in Nederland.
Het is het grootste onderdeel van de Deltawerken.
Het is tevens een 8 kilometer lange wegverbinding tussen Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland, deel van de N57.
Deze waterkering is een afsluitbare stormvloedkering en bevat grote schuiven die bij zware storm, al dan niet in combinatie met een springvloed, gesloten kunnen worden, zodat het hoogwater niet de Oosterschelde binnen kan komen.
Bij een verwachte waterstand van +3,00 m NAP zullen de schuiven gesloten worden door mensen in de bedieningskamer in het Ir. J.W. Topshuis op Neeltje Jans.
Als er niemand aanwezig is, zullen de schuiven bij +3 m automatisch sluiten.
Sinds de ingebruikname zijn de schuiven 24 maal gesloten geweest, afgezien van testsluitingen.
Voor de afsluiting van de Oosterschelde is voor deze complexe oplossing gekozen teneinde het watermilieu in de Oosterschelde zout als zeewater te kunnen houden.
Oorspronkelijk wilde men de Oosterschelde volledig afdammen.
Eind jaren 1960 werd hiermee begonnen.
Hiervoor werden enkele kunstmatige eilanden aangelegd, waaronder Roggenplaat (1969), Neeltje Jans (1970) en Noordland (1971).
Eind 1973 was al vijf van de negen kilometer van de Oosterschelde afgedamd.
In het begin van de jaren 70 van de vorige eeuw ontstond er echter een massaal protest vanuit de visserij, de kwekers van schelpdieren, zeezeilers en later ook milieuorganisaties.
De eerstgenoemde gebruikers verwachtten hun beroep te verliezen; de zeezeilers zouden hun inwaarts gelegen thuishavens (Veere en Zierikzee) niet meer kunnen gebruiken.
De milieuorganisaties vreesden dat de Oosterschelde bij afsluiting een dood water zou worden, en pleitten voor dijkverzwaring als oplossing voor de veiligheid.
De PPR steunde hen en dreigde uit het kabinet-Den Uyl te treden.
De werkzaamheden werden hierop in juli 1974 tijdelijk stopgezet in afwachting van een definitief besluit.
De regering benoemde een Commissie Klaasesz, die advies moest uitbrengen.
Uiteindelijk werd in 1976 besloten om over de resterende vier kilometer lengte schuifdeuren aan te brengen.
Deze deuren staan normaliter open, maar kunnen bij storm dicht. De instroom van zout water en de getijden in de Oosterschelde zijn daarmee behouden, maar wel aan banden gelegd.
Dit laatste wordt nog onderstreept door de tekst die op de gedenksteen op Neeltje Jans is aangebracht: "Hier gaan over het tij: de maan, de wind en wij".
De bouw werd hervat in april 1976.
Om de waterkering te kunnen bouwen werd gebruikgemaakt van het al aangelegde kunstmatige eiland Neeltje Jans.
Hier werden de enorme betonnen pijlers gemaakt, die vervolgens naar de juiste plaats werden gevaren met een speciaal daarvoor gemaakt schip: hefschip "Ostrea".
Ostrea is Latijn voor Oester.
Onder deze pijlers waren matten aangebracht, die het verschuiven van het zand in de zeebodem moesten tegengaan.
Voor het leggen van deze matten werd ook een speciaal schip gemaakt, de "Cardium".
Voordat de pijlers en de drempels geplaatst werden, werd de zanderige bodem verdicht met een speciale techniek waarbij palen, die de grond in werden getrild (en vervolgens weer werden teruggetrokken), de ondergrond moesten verstevigen.
Het schip dat daarvoor gebouwd werd is de "Mytilus".
Op 26 juni 1986 werd de laatste schuif geplaatst.
De weg over de kering ging echter pas open in november 1987.
De stormvloedkering werd op 4 oktober 1986 geopend (eigenlijk gesloten) door Koningin Beatrix, die daarbij de bekende woorden "De stormvloedkering is gesloten.
De Deltawerken zijn voltooid. Zeeland is veilig" sprak.
Dit was niet helemaal correct, zoals in 1997 bleek toen zij nogmaals kon vertellen dat de Deltawerken voltooid waren, nu bij de "opening" van de Maeslantkering bij Hoek van Holland.
Prinses Juliana opende op 5 november 1987 de weg over de stormvloedkering.
De Oosterscheldekering is na het kabinetsbesluit door technische tegenvallers veel duurder geworden dan oorspronkelijk was begroot.
Voor de aandrijving van de schuiven is ten slotte gekozen voor hydraulische cilinders.
Deze cilinders zijn niet enkel in staat om de schuiven op te trekken, maar ook om deze als dat nodig is naar beneden te drukken.
Deze cilinders steken boven de pijlers uit; aan de hoogte van de cilinder kan men zien hoe diep de Oosterschelde ter plaatse is.
Het bedrijf Hydraudyne (tegenwoordig Bosch Rexroth) leverde onder andere deze hydraulische cilinders voor de Oosterscheldekering en hierbij werd er een recordaantal van 56 kilometer hydraulisch leidingwerk gebruikt.
De pijlers zijn 30 tot 40 meter hoog, met een gewicht van maximaal 18.000 ton.
Ze zijn gemaakt van beton, van binnen hol en na plaatsing gevuld met zand.
De schuiven zijn circa 42 meter lang met een hoogte tussen de 6 en 12 meter.
Het gewicht van de schuiven ligt tussen de 260 en 480 ton.
Trivia
De Italiaanse Dance-groep Paps'N'Skar heeft in 1999 de Oosterscheldekering en het Waterpavilioen in Deltapark Neeltje Jans (toen nog in aanbouw) gebruikt als decor voor hun videoclip van de single "You Want My Love".
De voorouders van de buideldieren en placentale zoogdieren splitsten zich waarschijnlijk van elkaar af in het Jura.
Het oudst bekende fossiel komt echter uit het Krijt.
Sinodelphys szalayi leefde 125 miljoen jaar geleden in de huidige Chinese provincie Liaoning.
Mogelijk hebben de buideldieren zich vanuit Eurazië verspreid naar Noord-Amerika.
Het oudst bekende Noord-Amerikaanse buideldier, Kokopellia juddi, leefde ongeveer 100 miljoen jaar geleden in Utah.
Het Krijt van Noord-Amerika laat een grote soortenrijkdom zien, met verscheidene families in het Laat-Krijt.
In deze periode ontstonden onder andere de buidelratten (Didelphimorphia).
De buideldieren stierven hier uit in het Mioceen, 15 tot 20 miljoen jaar geleden.
Via landbruggen verspreidden de Noord-Amerikaanse buideldieren zich weer naar andere continenten, Europa en Zuid-Amerika.
De Noord-Amerikaanse buideldieren vestigden zich in het Eoceen in Europa en verspreidden zich vervolgens naar Noord-Afrika en Oost-Azië.
Alhoewel deze kolonisatie niet leidde tot veel soorten, stierven de buideldieren hier pas uit in het Mioceen.
Tegenwoordig zijn er geen inheemse buideldieren in Europa, Afrika en het Aziatische vasteland.
reconstructie van de Sinodelphys szalayi
afbeelding door Mark A. Klingler/CNMH op wonderfulseaworld.blogspot.be
Zuid-Amerika
Een buideldier wordt veel vroeger geboren dan de meeste andere zoogdieren, meestal ongeveer dertig dagen na de bevruchting, en bij de spitsneusbuideldas zelfs al na 10 dagen.
Het jong klautert dan tussen de haren van de moeder door naar de tepel.
Het diertje is op dat moment niet groter dan een kleine worm.
Als het de tepel niet snel bereikt zal het sterven.
Eenmaal aan de tepel reist het jonge dier met de moeder mee.
Als het jong van een buideldier met buidel groot genoeg is verlaat het de buidel, maar het zal er terugkomen om te drinken en uit te rusten.
Wanneer het jong niet meer in de buidel past, drinkt het toch nog een tijdlang de melk en duikt daarbij met zijn snuit in de buidel.
afbeelding van de borhyaena
afbeelding op carnivoraforum.com
Antarctica & Australië
Genetisch onderzoek bevestigt dat de Australische buideldieren afstammen van Zuid-Amerikaanse dieren.
Aan het begin van het Paleoceen waren Zuid-Amerika, Antarctica en Australië nog met elkaar verbonden, het laatste overblijfsel van het supercontinent Gondwana.
Van Antarctica zijn weinig fossielen bekend.
Op Seymour Island zijn fossielen gevonden van buideldieren uit het Eoceen en zijn verwant aan soorten die op dat moment in Zuid-Amerika voorkwamen.
Toentertijd had Antarctica een warm, vochtig klimaat en groeiden er Nothofagus-bomen.
Australië was via Antarctica verbonden met Zuid-Amerika, tot het zich ongeveer 45 tot 55 miljoen jaar geleden losmaakte.
Over de eerste Australische buideldieren is weinig bekend.
Het oudst bekende buideldier van Australië is Djarthia murgonensis, die 55 miljoen jaar oud leefde in Zuidoost-Queensland.
Uit de daaropvolgende 30 miljoen jaar zijn geen fossielen bekend.
De eerstvolgende vondsten, daterend uit het late Oligoceen en vroege Mioceen, laten zien dat de buideldieren zich hebben ontwikkeld tot een zeer diverse fauna, waaronder leden van alle grote hedendaagse Australische buideldierenordes.
Op dat moment was Australië voornamelijk bedekt met bossen.
Gedurende het Mioceen werden graslanden echter dominant in Australië, wat kansen bood aan grazende groepen als de kangoeroes, waarvan verscheidene soorten ontstonden.
De boombewonende soorten moesten uitwijken naar de kustwouden en de bossen van Noordoost-Queensland en Nieuw-Guinea, waar het pas gevormde hoogland een klimaat creëerde dat geschikt was voor de groei van regenwouden.
buidelleeuw (Thylacoleo carnifex)
afbeelding : Nobu Tamura CC 3.0
Uitsterven van de megafauna
In het Pleistoceen leefde in Australië een megafauna, waaronder Diprotodon, met een geschat gewicht van 2 ton het grootste buideldier ooit, Procoptodon, een kangoeroe van 2 m hoog, en Thylacoleo, de buidelleeuw.
Deze stierven tussen 51.000 tot 38.000 jaar geleden uit, tijdens de komst van de Aborigines.
Mogelijk was de combinatie van klimaatverandering en overbejaging door de mens de oorzaak van het uitsterven van de megafauna.
Virginia (Nederlands verouderd: Virginië) is een van de staten van de Verenigde Staten.
De standaardafkorting voor de "The Old Dominion", zoals de bijnaam luidt, is VA.
De hoofdstad is Richmond. Virginia is een van de vier staten, samen met Kentucky, Massachusetts en Pennsylvania, die zich een gemenebest (commonwealth) noemen.
Dit is alleen een deel van de historische naam van de staat, en heeft verder geen juridische betekenis.
Virginia was een van de dertien koloniën die in de 18e eeuw in opstand kwamen tegen de Britse overheersing.
Op 25 juni 1788 werd Virginia formeel, als tiende, een staat van de Verenigde Staten.
Virginia is de eerste kolonie van de dertien kolonies van Amerika.
De naam Virginia verwijst naar de "Virgin Queen" ("Maagdelijke Koningin") Elizabeth I van Engeland.
Oorspronkelijk duidde de naam een veel groter gebied aan, te weten het gebied dat door Sir Walter Raleighs expeditie van 1584 geëxploreerd werd.
In 1607 werd Jamestown gesticht, de oudste permanente Engelse nederzetting in de Nieuwe Wereld die nog steeds bestaat.
Koning Karel II gaf Virginia, dat de monarchie trouw was gebleven gedurende de Engelse Burgeroorlog, de bijnaam "The Old Dominion".
De kolonie had zijn eerste economische opbloei te danken aan de tabaksteelt.
In de late 18e eeuw begon katoen het belangrijkste exportproduct te worden.
Voor de tabaksteelt wierven de planters allereerst blanke arbeiders aan ("indentured labourers"), die gedurende hun contractperiode in status niet veel van slaven verschilden, maar na zeven jaar hun volledige vrijheid kregen en dan meestal zelf een boerenbedrijfje begonnen.
Omstreeks 1700 gingen de planters echter overwegend gebruikmaken van ingevoerde zwarten, die levenslang in slavernij bleven verkeren.
Virginia werd zo een slavenstaat, waar 30 tot 40 % van de bevolking uit zwarte slaven bestond.
Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog koos Virginia de kant van de Geconfedereerde Staten van Amerika, waarna het westen van de staat zich afscheidde en West Virginia vormde.
In Virginia vond onder meer de Eerste Slag bij Bull Run plaats.
De eerste president, George Washington, was eigenaar van Mount Vernon, een plantage in Virginia die nu een museum is.
De staat Virginia beslaat 110.785 km², waarvan 102.549 km² land.
Het hoogste punt van de staat is Mount Rogers, dit ligt op 1746 m.
De gemmidelde hoogte van de staat bedraagd 290m.
Virginia grenst in het noordwesten aan West Virginia, in het noordoosten aan Maryland en het District of Columbia, in het westen aan Kentucky en in het zuiden aan Tennessee en North Carolina.
Het westen van de staat wordt gedomineerd door de Appalachen, het oosten daarentegen is vrij vlak.
De grens met Maryland valt gedeeltelijk samen met de rivier de Potomac, die uitkomt in Chesapeake Bay.
Het zuidoosten van de staat ligt aan deze baai en aan de Atlantische Oceaan.
Een gedeelte van het Delmarva-schiereiland, aan de andere kant van de baai, behoort tot Virginia maar is er niet via land mee verbonden.
In 2012 (2012 Population Estimates. United States Census Bureau, Population Division) telde Virginia 8.185.866 inwoners (79,8 per km²) waarvan ongeveer 69% van de bevolking in een stedelijk gebied woont.
De belangrijkste agglomeraties zijn Norfolk, de hoofdstad Richmond en het aan Washington D.C. vastgegroeide Arlington.
94,6% Van de Virginians spreekt Engels, de overige 5,9% is Spaans sprekend.
Het gemiddelde inkomen van een gezin bedraagd 61.044$ (2012).
76% Van de bevolking is Christelijk, waarvan 27% baptist, 11% rooms katholiek en 8% methodist.
Wegens de korte afstand tot Washington DC zijn er in Virginia relatief veel instellingen van de federale overheid te vinden.
In Langley staat bijvoorbeeld het hoofdkwartier van de CIA.
Virginia is onderverdeeld in 95 county's en 39 zogenaamde onafhankelijke steden.
Dat zijn steden die niet tot een van de county's behoren.
Aan het hoofd van de uitvoerende macht van de staat staat een gouverneur, die direct gekozen wordt door de kiesgerechtigden in de staat.
In 2010 is Bob McDonnell van de Republikeinse Partij verkozen tot gouverneur van de staat Virginia.
De wetgevende macht bestaat uit het Huis van Afgevaardigden van Virginia (Virginia House of Delegates) met 100 leden en de Senaat van Virginia (Senate of Virginia) met 40 leden.
Buideldieren (Metatheria of Marsupialia) zijn een infraklasse van zoogdieren waarvan de vrouwtjesdieren twee baarmoeders hebben.
Vaak, maar lang niet altijd, bezitten vrouwtjesdieren een buidel.
Deze buidel is een soort huidplooi, waarin de tepels van het dier liggen en het jong in wordt gedragen.
Tot de bekendere buideldieren behoren onder andere de kangoeroes, de koala, de Tasmaanse duivel en de buidelratten.
De meeste buideldieren komen voor in Australië, Nieuw-Guinea en oostelijk Indonesië.
Drie families, waaronder de buidelratten, komen enkel voor in de Nieuwe Wereld.
Van de meer dan 340 soorten buideldieren komen de meeste (ongeveer 240) voor in Oceanië: in Australië, op Nieuw-Guinea en op de Molukken en Sulawesi.
Ook in Amerika komen buideldieren voor.
Een buideldier wordt veel vroeger geboren dan de meeste andere zoogdieren, meestal ongeveer dertig dagen na de bevruchting, en bij de spitsneusbuideldas zelfs al na 10 dagen.
Het jong klautert dan tussen de haren van de moeder door naar de tepel.
Het diertje is op dat moment niet groter dan een kleine worm.
Als het de tepel niet snel bereikt zal het sterven.
Eenmaal aan de tepel reist het jonge dier met de moeder mee.
Als het jong van een buideldier met buidel groot genoeg is verlaat het de buidel, maar het zal er terugkomen om te drinken en uit te rusten.
Wanneer het jong niet meer in de buidel past, drinkt het toch nog een tijdlang de melk en duikt daarbij met zijn snuit in de buidel.
beerkoeskoes
foto vbalen op www.nationalgeographic.nl
Binnen de zoogdieren worden drie hoofdgroepen onderscheiden: de cloacadieren of eierleggende zoogdieren, met het vogelbekdier en de mierenegels, de buideldieren en de placentale zoogdieren, de grootste zoogdiergroep.
De onderlinge relatie tussen deze groepen was lang een discussie onder taxonomen.
Op basis van morfologisch en moleculair-genetisch bewijs worden de placentale zoogdieren en buideldieren tegenwoordig als zustergroepen beschouwd en gezamenlijk in de onderklasse Theria ingedeeld.
fotocollage van buideldieren
foto op evodisku.multiply.com
Er zijn meer dan 340 soorten buideldieren bekend.
De laatste tijd neemt het aantal (beschreven) soorten snel toe, omdat nieuwe inzichten ervoor zorgen dat men steeds meer soorten onderscheidt.
De levende soorten worden verdeeld over zeven ordes:
Opossummuizen (Paucituberculata)
Opossums (Didelphimorphia)
Microbiotheria (de monito del monte is de enige levende soort)
Roofbuideldieren (Dasyuromorphia)
Buideldassen (Peramelemorphia)
Buidelmollen (Notoryctemorphia)
Klimbuideldieren (Diprotodontia)
Daarnaast bestaat er nog een aantal uitgestorven ordes, waarvan die van de Sparassodonta de bekendste is.
Cornflakes of maisvlokken is de benaming voor een gebakken mengsel dat traditioneel bestond uit tarwe, havermout, maismeel, suiker en vitamines, verwerkt als flinterdunne platte koeken en door de arts Harvey Kellogg op de markt werd gebracht.
Cornflakes worden meestal gegeten bij het ontbijt door toevoeging van koude melk en desgewenst honing, suiker of andere bestanddelen.
Het gerecht vindt zijn oorsprong in Noord-Amerika.
Het woord corn betekent mais in het Amerikaans-Engels.
Cornflakes worden gemaakt door de drie hoofdingrediënten (gekookte mais, suiker en vitamines) en eventuele andere ingrediënten samen te voegen en daar een deeg van te bereiden.
Dit deeg wordt dan platgerold en geroosterd tot het de vorm van vlokken (flakes) heeft.
In 1897 startte Zevendedagadventist John Harvey Kellogg samen met zijn broer Will Keith Kellogg, de Sanitas Food Company om hun graanproducten op de markt te brengen.
Het standaardontbijt in die dagen voor de rijken bestond uit eieren en vlees; voor de armen was het griesmeel, meelproducten, vlokken en andere gekookte granen. John en Will kregen uiteindelijk ruzie over het toevoegen van suiker aan de ontbijtgranen en in 1906 opende Will zijn eigen bedrijf genaamd de Battle Creek Toasted Corn Flake Company -- de latere Kellogg Company. John Kellogg startte toen de Battle Creek Food Company om sojaproducten te ontwikkelen en verkopen.
Buideldassen (Peramelemorphia) zijn een orde van buideldieren die voorkomt in Australië en Nieuw-Guinea, inclusief een aantal nabijgelegen eilanden, zoals Ceram en Kiriwina.
Deze orde omvat ruim twintig soorten.
In Australië worden deze dieren (met uitzondering van de langoorbuideldassen) aangeduid als "bandicoot", een term uit het Telugu die oorspronkelijk voor het knaagdierengeslacht Bandicota werd gebruikt.
Engels : Peramelemorphia, bandicoot, bilbies Duits : Nasenbeutler, Beuteldachse Frans : Les péramélémorphes, bandicoots, bilbies
Buideldassen zijn kleine tot middelgrote, op de bodem levende dieren.
Ze hebben over het algemeen een lange, spitse snuit.
Doordat de achterbenen langer zijn dan de voorbenen, hebben de dieren een huppelende gang.
Ze gebruiken de klauwen aan de voorbenen om naar eten te graven.
Ze hebben 46 tot 48 hoogkronige tanden.
Net als bij de klimbuideldieren zijn de tweede en derde teen aan de achtervoet vergroeid, waardoor het lijkt alsof er uit één teen twee klauwen komen.
Hoewel alle buideldassen op de grond leven, zijn ze te vinden in habitats zo verschillend als woestijnen en tropische regenwouden.
langoorbuideldas (Macrotis)
foto : Blue Bear op www.acuteaday.com
Meer dan andere buideldiergroepen zijn de buideldassen in gevaar gebracht door de Europese kolonisatie van Australië.
Door de jacht door vossen en katten, door concurrentie van schapen en hazen en door vernietiging van het leefgebied zijn al drie soorten uitgestorven (de varkenspootbuideldas, de kleine langoorbuideldas en de woestijnbuideldas); veel andere soorten zijn bedreigd.
Buideldassen zijn alleseters; ze eten insecten en kleine gewervelden als hagedissen en muizen, maar ook vruchten, zaden en ander plantaardig materiaal.
Ze gebruiken hun lange snuit om voedsel te vinden in zelfgegraven gaten of op de bodem.
Gewone kortneusbuideldas (Isoodon obesulus)
foto Ian McCann op www.biodiversitysnapshots.net.au
Behalve in de paartijd zijn buideldassen strikt solitair; ze reageren agressief op soortgenoten.
Vele soorten markeren hun territoria met geursporen.
Naast hun reukzin is ook hun gehoor belangrijk.
Buideldassen zijn voornamelijk 's nachts actief; overdag slapen ze in zelfgegraven holen, legers of grasnesten.
Ook holle boomstammen en verlaten konijnennesten worden wel gebruikt.
Als ze in hun nest door een vijand worden verrast, proberen ze op een onberekenbare en woeste wijze te ontkomen.
Doordat de aanvaller verward wordt, lukt het hen meestal te ontkomen.
Grote kortneusbuideldassen (Isoodon macrourus)
foto : ozwildlife CC 3.0
Buideldassen hebben over het algemeen een zeer korte draagtijd, vaak niet meer dan twee weken.
Anders dan bij andere buideldieren is er een primitieve placenta aanwezig.
De goed ontwikkelde buidel heeft een naar achteren gerichte opening.
Vaak hebben de jongen klauwen om de buidel te bereiken die later weer uitvallen.
Hoewel vrouwtjes zes tot tien mammae hebben, worden er meestal maar twee tot vijf jongen geboren.
Er worden tegenwoordig vier families van buideldassen erkend, waarvan een fossiel, een recent uitgestorven en twee nog levend.
Thylacotinga bartholomaii, een Eoceen fossiel, vormt mogelijk een vijfde familie.
De fossiele familie Yaralidae wordt als een aparte superfamilie, Yaraloidea, tegenover de recente Perameloidea geplaatst.
De indeling van de recente buideldassen is enkele malen veranderd; de huidige indeling is voornamelijk op genetische gegevens gebaseerd.
Een schrijfmachine (in de volksmond ook typemachine genoemd en vroeger ook wel tikmachine) is een mechanisch schrijfinstrument, meestal voorzien van druktoetsen waarmee schrifttekens op papier gezet kunnen worden.
Vóór de uitvinding van de schrijfmachine in de 19e eeuw werden brieven en ook officiële documenten met de hand geschreven, vaak door klerken.
Aanvankelijk gold het niet als beleefd om een schrijfmachine te gebruiken voor een brief.
Tot in de tweede helft van de twintigste eeuw schreef men sollicitatiebrieven, brieven aan het Koninklijk Huis en brieven aan vrienden met de hand.
Men kan dat paradoxaal noemen, aangezien menig handschrift slecht leesbaar is.
Een uitgever van boeken, daarentegen, accepteerde van de auteur uitsluitend machineschrift.
Sinds de opkomst van de pc, en vooral van de tekstverwerker, is de schrijfmachine vrijwel volledig in onbruik geraakt.
Voordelen van de tekstverwerker zijn dat er ingebouwde foutcorrectie is, dat fouten gemakkelijk onzichtbaar verbeterd kunnen worden en dat men gemakkelijk meerdere vrijwel identieke brieven kan schrijven.
Verschillende landen in de wereld eisen de eer op dat hun landgenoot de uitvinder was van de schrijfmachine.
De Engelsen menen dat Henry Mill reeds in 1714 een octrooi kreeg voor een apparaat dat op een schrijfmachine lijkt.
De Italianen zijn van mening dat het Pellegrino Turri was.
Hij vervaardigde zijn machine, die helaas verloren is gegaan, in 1808.
Ook de Italiaan Giuseppe Ravizza maakte tussen 1837 en 1855 al enkele verschillende modellen.
De Fransen beschouwen Xavier Progin als de uitvinder, omdat hij in 1837 zijn 'Plume Typografique' presenteerde.
De Oostenrijkers menen dat de eer is weggelegd voor Peter Mitterhofer (1864) en de Russen noemen M. Alissoff als uitvinder.
De Verenigde Staten blijven niet achter in deze rij van uitvinders en menen dat William Austin Burt zijn houten schrijfmachine gebruikte voor een eerste (en bewaarde) brief aan zijn vrouw.
De enige echte, als eerste in meervoudige productie genomen schrijfmachine werd in 1867 uitgevonden door Christopher Latham Sholes, Carlos Glidden en Samuel W. Soule.
Ze verkregen het patent op hun machine op 23 juni 1868.
Zij werkten als team nauw samen in een werkplaats in Milwaukee.
Het patent uit 1868 werd verkocht en kwam terecht bij E. Remington and Sons (die oorspronkelijk naaimachines en wapens fabriceerden).
Deze eerste commerciële schrijfmachine werd door Remington gemaakt op 1 maart 1873 in Ilion, New York.
Naast de kantoorschrijfmachines, die zwaar en degelijk waren, kwamen op den duur ook draagbare schrijfmachines in de handel, bedoeld voor bijvoorbeeld vertegenwoordigers, journalisten en in het leger.
Deze waren licht, minder degelijk en de typekwaliteit was een stuk slechter.
Ook was het werken op deze draagbare machines weinig comfortabel.
Charon is de grootste natuurlijke satelliet van de dwergplaneet Pluto.
Charon is ontdekt in 1978 bij het United States Naval Observatory Flagstaff Station.
Sinds de ontdekking van de twee andere manen van Pluto in 2005 (Nix en Hydra), kan Charon ook (134340) Pluto I worden genoemd.
In juli 2015 zal de New Horizons Pluto en Charon bereiken.
Charon moet niet worden verward met de centaur 2060 Chiron.
Charon is ontdekt door de astronoom James Christy op 22 juni 1978 toen hij de foto's van Pluto van een aantal maanden daarvoor, inspecteerde.
Christy zag dat een kleine uitrekking soms te zien is.
Op 7 juli 1978 werd de ontdekking bekendgemaakt.
Later werd de uitrekking bevestigd op foto's uit 1965.
Erop volgende observaties van Pluto stelden vast dat de uitrekking wordt veroorzaakt door een kleinere maan die om Pluto draait.
De periodiciteit van de uitrekking kwam overeen met de rotatietijd van Pluto.
Dit betekende dat de maan synchroon is met Pluto.
De diameter van Charon is ongeveer 1207 kilometer.
Dat is iets meer dan de helft van die van Pluto.
In tegenstelling tot Pluto, die bedekt is met bevroren stikstof en methaan, is Charon vooral bedekt met waterijs.
Ook heeft Charon geen atmosfeer.
In 2007 vond het Gemini-observatorium ook ammoniak en waterkristallen op het oppervlak van Charon.
Dit suggereert de aanwezigheid van actieve cryovulkanen of cryogeisers.
Met het volume en de massa van Charon kan de dichtheid worden berekend.
Daarmee kon worden vastgesteld dat Charon vooral uit waterijs bestaat.
Ook heeft Charon minder gesteente dan Pluto.
Dit ondersteunt de theorie dat Charon is ontstaan door een gigantisch botsing op Pluto.
Er zijn twee theorieën over de interne structuur van Charon: de eerste is dat Charon bestaat uit verschillende lagen, zoals Pluto: een rotsachtige kern met daaromheen een mantel die vooral bestaat uit ijs.
Anderen denken dat Charon niet uit lagen bestaat.
Elke 6,387 dagen draaien Pluto en Charon om elkaar heen.
Door 'gesynchroniseerde rotatie' (Engels: 'tidal locking') tonen Charon en Pluto altijd dezelfde kant naar elkaar (door ditzelfde fenomeen zien wij ook altijd maar een kant van de maan).
De gemiddelde afstand tussen Charon en Pluto is 19.570 kilometer.
Door de ontdekking van de maan kon de gezamenlijke massa van Pluto en Charon berekend, maar de massa van de twee objecten apart kon alleen worden geschat.
Door de bedekking van een ster kon ook de grootte worden berekend.
De massa van de objecten kon pas worden berekend toen in 2005 twee manen, Nix en Hydra werden ontdekt.
Hierdoor werd berekend dat Charon ongeveer 11,65% de massa van Pluto en een dichtheid van 1,65 ± 0,06 g/cm3 heeft.
Dit suggereert een compositie van 55 ± 5% gesteente en 45% ijs.
Pluto is iets dichter en bestaat voor ongeveer 70% uit gesteente.
Volgens simulaties van 2005 door Robin Canup kan Charon zijn ontstaan door een gigantische botsing, ongeveer 4,5 miljard jaar geleden.
Ook de maan is op deze manier ontstaan.
Waarschijnlijk botste een groot object uit de Kuipergordel tegen Pluto met een hoge snelheid, waardoor het object zelf werd vernietigd en een deel van de mantel van Pluto werd weggeslagen.
Wat werd weggeslagen vormde uiteindelijk de maan om Pluto.
Maar volgens de simulaties zou Charon ijsachtiger en Pluto rotsachtiger moeten zijn dan in werkelijkheid.
Nu wordt er gedacht dat Pluto en Charon twee objecten in het Zonnestelsel waren en dat deze in botsing kwamen.
Die botsing was niet krachtig genoeg om één van de twee objecten te vernietigen.
Later begonnen de twee objecten om elkaar heen te draaien.
Het massamiddelpunt van Pluto en Charon ligt buiten beide objecten.
En omdat geen van de objecten duidelijk om de andere draait en Charon 11,65% de massa van Pluto heeft, wordt Charon gezien als meer dan een gewone maan van Pluto.
Een draft proposal van de term planeet voor de definitie vanaf 2006 was 'een object dat om de Zon draait en groot genoeg is voor hydrostatisch evenwicht'.
Hierdoor zou Charon als planeet kunnen worden gezien, omdat een natuurlijke satelliet een object is waarbij het massamiddelpunt in het grootste object ligt.
Nu wordt Pluto een dwergplaneet genoemd, maar de formele betekenis van 'natuurlijke satelliet' kwam er niet.
Charon was eerst bekend onder de naam S/1978 P 1.
Op 24 juni 1978 noemde Christy, de ontdekker van de maan, haar Charon, naar de bijnaam van zijn vrouw, "Char".
Hoewel collega's de naam Persephone voorstelden, bleef Christy bij de naam Charon, omdat Charon bij toeval ook een Griekse mythologische figuur is.
Charon was de veerman uit de onderwereld die de doden over de rivier de Styx leidde.
Charon was verwant aan Hades.
De Romeinse naam van Hades is Pluto.
Op 3 januari 1986 werd de uiteindelijke naam bekendgemaakt.
artikel gedeeltelijk overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
De zomer is een van de vier seizoenen, door de meteorologie gedefinieerd als de maanden juni, juli en augustus op het noordelijk halfrond, en december, januari en februari op het zuidelijk halfrond.
Het astronomisch bepaalde begin van de zomer is de zomerzonnewende (rond 21 juni op het noordelijk halfrond en rond 21 december op het zuidelijk halfrond).
De zon gaat dan door het zomerpunt, de zon bereikt die dag de hoogste stand boven de horizon en de dag duurt het langst.
De zomer eindigt met de herfst-equinox (rond 23 september op het noordelijk halfrond en 20 maart op het zuidelijk halfrond).
De oorsprong van de naam is niet bekend.
Wel is hij afgeleid van het Middelnederlands somer en verwant aan het Oudsaksisch, Oudhoogduits en Oudnoors sumar.
Om praktische redenen begint de meteorologische zomer eerder, op 1 juni op het noordelijk halfrond en op 1 december op het zuidelijk halfrond.
Deze duurt dan tot 1 september respectievelijk 1 maart.
De zomer kenmerkt zich op het noordelijk halfrond door relatief hoge temperaturen, langer daglicht en het zo nu en dan voorkomen van onweer.
Verder is er in het eerste deel van de zomer veel bloeiende natuur.
De zomer is ook het seizoen met de voor de meeste mensen langste vakantie van het jaar: de zomervakantie.
Op het zuidelijk halfrond valt op hetzelfde moment een tegenovergesteld beeld waar te nemen.
artikel gedeeltelijk overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
De foutmelding Error 404 of Pagina niet gevonden is een foutmelding die je tegenkomt als een pagina niet meer bestaat.
Microsoft schat in dat 2-10% van het totale verkeer van een site op een foutpagina komt.
Zonde! Dit hoeft niet nodig te zijn.
Vergeet je 404 pagina niet en gebruik de 5 ingrediënten in dit artikel om deze verloren pagina te optimaliseren.
Het is belangrijk dat een bezoeker met een positief gevoel door je site navigeert.
Je wilt geen geïrriteerde bezoeker, die wordt afgeschrikt door een lege pagina.
Deze heeft namelijk geen idee wat er is gebeurd.
Zonder pardon, verlaat deze bezoeker je site direct als dit gebeurt.
Probeer daarom sympathie op te wekken, zodat een bezoeker denkt kan gebeuren en voorkom hiermee dat iemand geïrriteerd raakt.
Je kan dit doen door bijvoorbeeld humor te gebruiken.
Houd hierbij wel duidelijk je doelgroep voor ogen.
De doelgroep moet de humor niet verkeerd kunnen interpreteren.
Sympathie opwekken is stap één.
Stap twee is de bezoeker verder helpen.
Dit doe je door ook deze verloren pagina zo gebruiksvriendelijk mogelijk te maken.
De bezoeker moet het idee hebben dat hij op de juiste site is beland.
De 404 pagina moeten daarom lijken op de rest van de website, zodat bezoekers weten dat ze nog steeds op een deel van je site zijn.
Laat de huisstijl en bedrijfsnaam terugkomen.
Laat het logo zien en zorg natuurlijk dat het logo ook een link naar de homepage is.
Bezoekers moeten begrijpen wat er gebeurt en niet worden afgeschrikt met grote rode letters: STOP u heeft een fout gemaakt.
Geef de gebruikers niet het idee dat zijzelf een fout hebben gemaakt. Een 404 fout komt namelijk zelden door een typfout in de URL. De meeste fouten ontstaan doordat een pagina (of website) niet meer bestaat of doordat de pagina waar je vandaan komt een gebroken link bevat. Geef de foutmelding netjes weer en schrik gebruikers niet af.
Bied bijvoorbeeld zelf eerst excuses aan voor het ongemak.
Leg de oorzaak van de fout uit. Geef aan waarom de bezoeker op de foutpagina belandt en wat er is gebeurd. Maak duidelijk hoe dit kan worden opgelost.
Houd het wel kort en krachtig. Voorkom een saaie lap tekst.
De bezoeker moet zo snel mogelijk kunnen vinden wat hij zoekt.
Zorg dat ook op de 404 je hoofdnavigatie zichtbaar is, zodat de gebruiker mogelijkheden heeft om verder te navigeren.
Laat de footer zien, zodat de bezoeker ook daar kan scannen waar hij eigenlijk wil zijn.
Geef een lijst van meest bezochte paginas op de website of geef linkjes naar de belangrijkste onderdelen van je site die het renavigatieproces voor gebruikers eenvoudiger maakt.
Geef een zoekfunctie, zodat gebruikers alsnog gemakkelijk kunnen verder zoeken
Maak het mogelijk om contact op te nemen, bijvoorbeeld door contactgegevens te tonen of live chat aan te bieden op de pagina.
Overweeg de 404 foutpagina te redirecten naar de homepage. Dit kan handig zijn, maar afhankelijk van het type site kan een bezoeker ook in de war raken, omdat hij iets anders verwacht.
Gebruik je 404 pagina als unieke sales kans en verras je bezoeker positief.
Beloon je bezoekers voor het doorgeven van een melding.
Je (potentiële) klanten zijn, net als jij, drukke mensen die niet snel de moeite nemen om een fout door te geven aan de klantenservice.
Maar krijg je een beloning voor het doorgeven, dan zou dit een stimulans kunnen zijn om het wel te doen.
Geef bijvoorbeeld 5% korting of een kortingscode. Je kan door een 404-kortingsactie een twijfelaar (iemand die producten gaat vergelijken) om zetten in een koper. Deze persoon zal deze korting gebruiken in zijn zoektocht naar een product. De kans op retentie is dus groter. De korting die je weggeeft weegt vaak niet op tegen de klant die je anders kwijt zou zijn.
Wil je geen korting geven, kondig dan bijvoorbeeld nieuwe producten aan die binnenkort verkrijgbaar zijn op je site.
Kortom, ga aan de slag en neem je eigen 404 kritisch onder de loep, want dat het een conversie verhogend effect heeft, bewijst Mountain-equipment.
Door de 404 te optimaliseren is de conversie met 3,56% gestegen. (www.getelastic.com)
Garfield is een strip gecreëerd door Jim Davis met in de hoofdrol de gelijknamige kat Garfield, zijn baasje Jon Arbuckle en de hond Odie.
In Nederland verschijnt de strip dagelijks in de Telegraaf en in Vlaanderen in De Standaard en Het Nieuwsblad.
De strip bestaat uit 3 plaatjes en de zondagstrip is meestal 6 7 plaatjes.
Garfield is een wereldwijd bekende strip.
De strip staat zelfs in het Guinness Book of Records als meest verspreide strip ter wereld.
Het succes leidde tot de creatie van een televisieserie, verschillende animatiespecials, een reeks videospellen, twee live-action films en een hoop merchandising.
De strip verscheen voor het eerst op 19 juni 1978.
Om deze reden wordt 19 juni ook beschouwd als Garfields verjaardag.
De strips op 19 juni gaan altijd over Garfield die zijn verjaardag viert.
Destijds verscheen de strip in 41 Amerikaanse kranten in onder andere Boston, Dallas en Chicago.
Garfields populariteit steeg snel, zelfs voorbij de grenzen van de Verenigde Staten.
Tegenwoordig is Garfield wereldwijd bekend en verschijnt de strip in meer dan 2000 kranten.
Toen striptekenaar Jim Davis graag een strip wilde verkopen aan een landelijke stripmagnaat probeerde hij eerst uit te zoeken wat voor soort strips aansloegen bij het grote publiek.
Dit omdat zijn vorige strip, Gnorm Gnat, niet goed genoeg was voor landelijke verspreiding.
Het viel Jim Davis op dat er geen strips waren met katten in de hoofdrol.
Jim begon hierop met het maken van schetsen van katten gebaseerd op herinneringen aan zijn jeugd op de boerderij.
De schets die hem het meest aansprak was die van een enorm dikke kat die hij bij het tekenen de naam Garfield had gegeven (vernoemd naar zijn opa James Garfield Davis die op zijn beurt weer is vernoemd naar James Garfield, de 20e president van de V.S).
Garfields uiterlijk en gedrag zijn flink veranderd sinds de eerste strip.
Oorspronkelijk was hij zeer dik met blubberige wangen en smalle ronde ogen.
Later werd hij magerder in omvang en zijn ogen vergroot.
In 1981 begon Garfield rechtop te lopen, maar zijn achterpoten waren toen nog niet buitengewoon groot zoals nu.
In 1983 verscheen Garfield voor het eerst zoals we hem nu nog kennen : met grote ovale ogen en rechtop lopend op relatief grote achterpoten.
De strip maakt vooral grappen over huisdieren, hun eigenaren en hoe huisdieren eigenlijk de baas zijn in huis.
Garfield worstelt verder ook met menselijke problemen zoals diëten, een hekel aan maandagen en verveling.
Toen Garfield begon te veranderen qua uiterlijk veranderde ook de humor in de strips.
Garfield begon nu bijvoorbeeld grappen te maken over Jons stompzinnigheid en het feit dat hij nooit een afspraakje kan krijgen.
Hierdoor kreeg de strip meer een sitcomachtig uiterlijk.
Sommige fans vonden dat de kwaliteit van de grappen hierdoor wat achteruit ging.
Jim Davis nam zich sinds de mislukking van zijn vorige strip, Gnorm Gnat, voor om alle lezers te betrekken bij Garfield door de grappen wijd en de humor algemeen en voor iedereen begrijpelijk te houden.
Als gevolg hiervan vermijdt de strip sociale of politieke grappen.
In de beginjaren van de strip kwamen nog wel een paar grappen voor over onderwerpen als inflatie en vakbonden.
Ook rookte Jon in deze eerste strips nog regelmatig pijp en las een vrijgezellenblad.
De karakters en situaties in Garfieldstrips zijn onveranderd gebleven gedurende de laatste paar jaar.
Hoewel Garfield elk jaar zijn verjaardag viert, worden de personages lichamelijk niet ouder.
Garfield begrijpt alles wat mensen zoals zijn baasje Jon zeggen, maar kan zelf niet praten.
Zijn tekst, en die van andere dieren, staat altijd in denkballonnetjes.
Hoewel Jon Garfield niet kan verstaan heeft hij (naar zijn gezichtsuitdrukkingen te oordelen) wel in de gaten wanneer Garfield kritiek op hem heeft.
Odie begrijpt ook wat Jon zegt en kan ook Garfield verstaan, maar hij kan niet terugpraten behalve dan door te blaffen.
Met andere dieren (zoals Nermal, Arlene, spinnen en muizen) kan Garfield wel een gesprek voeren.
Garfield is blijkbaar ook in staat te schrijven aangezien hij al een aantal maal brieven heeft getypt die Jon ook kon lezen en begreep (zoals zijn verlanglijstje voor de Kerstman).
Dit gebeurt echter maar zelden.
Zoals vele strips wordt Garfield niet specifiek getekend en geschreven door zijn bedenker Jim Davis.
Jim Davis' bedrijf, Paws Inc., heeft een aantal striptekenaars en schrijvers in dienst die het meeste werk doen wat betreft het maken van de strip, terwijl Jim Davis zelf de eindversie keurt en ondertekent.
Op 7 juni 1999 begonnen kranten de Garfieldstrips in kleur af te drukken.
Voor zijn werk in de strips kreeg Jim Davis in 1981 en 1985 de "National Cartoonist Society Humor Strip Award".
In 1989 kreeg hij de "Reuben Award".
artikel gedeeltelijk overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
De Leeuw van Waterloo (Frans: Butte du Lion) is een herdenkingsmonument voor de Slag bij Waterloo (1815) en werd op bevel van koning Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden opgericht ter ere van zijn zoon, de prins van Oranje.
Een reusachtige leeuw troont op een kunstmatige heuvel 45 meter boven de omringende vlakte uit.
Het monument staat op het grondgebied van de gemeente Eigenbrakel in de Belgische provincie Waals-Brabant.
De Slag bij Waterloo was een veldslag bij Waterloo (gelegen in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden sinds 13 februari 1815, vandaag in België).
Napoleon Bonaparte werd hier op 18 juni 1815 definitief verslagen door een combinatie van Britse/Nederlandse, Hannoveraanse en Pruisische legers, onder leiding van respectievelijk de hertog van Wellington en Blücher.
Waterloo, 1815. Een sleuteldatum in de geschiedenis van Europa.
Op 16 juni van dat jaar kwam het in Ligny tot een eerste treffen tussen het Franse leger van Napoleon en de troepen van de Europese coalitie gevormd door Engeland, Nederland en Pruisen.
De troepen van Napoleon hadden in eerste instantie de overhand.
Maar Wellington, de bevelhebber van de geallieerde troepen, hergroepeerde zijn manschappen en installeerde zijn hoofdkwartier in Sint-Jansberg, vlakbij Waterloo.
Op 18 juni formeerden de soldaten zich voor de slag.
Aan het eind van de dag won de coalitie het pleit dankzij een ultieme aanval van de Pruisische troepen op de flank van het Franse leger.
Napoleon en zijn troepen werden tot de terugtocht gedwongen.
De verslagen keizer werd gevangengenomen en verbannen naar het eiland Sint-Helena.
Trots op de Nederlandse bijdrage aan de overwinning besloot de nieuwe koning Willem I tot de oprichting van een monument op de vlakte van Waterloo, op de vermoedelijke plek waar de prins van Oranje tijdens de slag gewond raakte.
De constructie vond plaats tussen 1823 en 1826.
Er was 290.486 m³ zand nodig om een 40 meter hoge heuvel op te richten.
Op de top daarvan werd een 28 ton zware leeuw uit gietijzer geplaatst op een sokkel van 4,5 meter.
De leeuw zelf is een ontwerp van de Mechelse beeldhouwer Jean-Louis van Geel.
Een ondergrondse ring van bakstenen ondersteunt het monument.
De ontwerper van het geheel was architect Charles Vander Straeten, particulier architect van de Prins van Oranje en uiteindelijk (Rijks-)Architect der Koninklijke Paleizen en Landsgebouwen (eerst enkel in de Zuidelijke Provinciën, later in het gehele Verenigde Koninkrijk der Nederlanden).
Vander Straeten was onder meer ook verantwoordelijk voor de bouw van het kroonprinselijk Paviljoen van Tervuren (later verwoest), de verbouwing van het Koninklijk Paleis te Brussel (later weer verbouwd), het paleis van Prins Frederik in Den Haag (Korte Voorhout, verwoest) en de verbouwing van het Mauritshuis in dezelfde stad.
Na het beklimmen van een trap met 226 treden hebben de bezoekers een mooi uitzicht op de plaats van de veldslag en de omringende gemeenten Eigenbrakel, Genepiën, Plancenoit en Waterloo.
Elk jaar wordt aan de voet van de heuvel de slag bij Waterloo door reënactors in historisch correcte uniformen opnieuw opgevoerd.
artikel gedeeltelijk overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Consumptie-ijs (meestal gewoon ijs genoemd) is een gerecht of lekkernij dat in bevroren toestand wordt gegeten, vaak als dessert.
Anders dan vaak wordt gedacht is de consumptie van ijs per hoofd van de bevolking in Europa niet het hoogst in warme mediterrane landen, maar juist in noordelijk gelegen landen als Zweden en Finland.
IJs is volgens de Belgische wetgeving onder vier categorieën weergegeven: roomijs, melkijs, waterijs en slagroomijs.
Roomijs is een substantie die door bevriezing een vaste of vastachtige substantie wordt, die in bevroren toestand voor consumptie is bestemd en in hoofdzaak is samengesteld uit room, melk en suiker en als bijkomend ingrediënt slechts een of meer van de volgende voedingswaren mogen zijn toegevoegd: koffie, chocolade (en dergelijke), vruchten (inclusief: confituren, jams, noten, notenpasta's vruchtensiropen), karamelsaus, honing, vanille (stokjes, essence), keukenzout, alcoholische dranken, voedingscaseïne/weipoeder, aromaten (behalve kunstmatige aromaten) en ethylvanilline.
Roomijs moet ten minste 5% melkvet bevatten.
Het mag geen melkvreemde vetten bevatten.
Melkijs is roomijs, maar met een lager melkvetgehalte.
Vaak wordt melkijs gewoon ingedeeld bij roomijs.
Waterijs is een massa die door bevriezing een vaste of pasta-achtige substantie wordt, welke in bevroren toestand voor consumptie is bestemd en in hoofdzaak is samengesteld uit vetvrije melk, droge stof, melkvet, suikers en drinkwater, en als bijkomende ingrediënten slechts een of meerdere van volgende voedingswaren:
een van de meest gekende waterijsjes zijn rakketen.
Slagroomijs lijkt erg op roomijs, maar heeft een iets hoger vetgehalte.
Dit komt doordat er slagroom aan toegevoegd is, in plaats van de minder vethoudende room.
Vroege vormen van consumptie-ijs waren vierduizend jaar geleden al bij de Chinezen bekend.
Ook in het Perzische Rijk werd ijs geserveerd.
De Romeinen zouden voor het eerst hebben gesproken van een sorbet.
Ze waren er verzot op en serveerden hun gasten diverse ijsgerechten bereid met sneeuw, gemengd met honing, rozenwater en fruit.
Tijdens de overgang van de Romeinen naar de middeleeuwen ging veel van de kennis inzake de ijsbereiding verloren.
De Arabieren namen de geheimen over en verfijnden ze.
Het is ook geen toeval dat Sicilië, dat aan de grens van het Arabische rijk lag, de traditie van ijs overnam.
Marco Polo zou de eerste Europeaan zijn geweest die naar het westen recepten meebracht van ijs dat werd gemaakt door middel van kunstmatige bevriezing.
Hij nam deze techniek over van de Chinezen, die een mengsel van water en salpeter gebruikten om het water kunstmatig te bevriezen.
Al gauw verspreidde de lekkernij zich over Italië.
Voor de geschiedenis van het roomijs moeten we terugkeren naar het begin van de Renaissance (vroege 15e eeuw).
De techniek van koelen bestond al, maar werd steeds verder verfijnd.
Steeds meer grondstoffen kwamen voorhanden door handel met de kolonies.
De Siciliaanse poelier Ruggeri won met een creatie van "een bevroren zoetigheidje" op een roemrijke wedstrijd van de Catharina de' Medici.
Hij was op slag beroemd en gevraagd door alle grote vorstenhoven.
Hij was het zo beu dat hij het recept naar Catharina de' Medici opstuurde, verborgen in een beeldje, met de mededeling dat hij liever terugkeerde naar zijn beroep als poelier.
Roomijs werd zo populair in Italië, dat het vroeg om een grootschalige bereiding.
In 1686 vestigde de Siciliaan Procopio Coltelli zich in Parijs en begon er een semi-industriële ijsfabriek.
Al gauw was zijn salon internationaal bekend.
Een kleine honderd jaar na de oprichting verkocht de ijssalon maar liefst tachtig verschillende smaken ijs.
Napoleon, Chopin, Balzac en Voltaire kwamen er over de vloer.
Room- en melkijs raakte erg geliefd.
Weldra bestond het in een hele waaier van smaken en kleuren, gecombineerd met allerlei sauzen en toppings.
Consumptie-ijs viel ook bij de Amerikanen in de smaak, en zij vonden als eerste een ijsmachine uit.
De eerste fabriek voor consumptie-ijs werd gebouwd in Baltimore.
De populaire hoorntjes zijn waarschijnlijk in de loop van de 19e eeuw ontstaan.
De commercialisatie in Europa moest wachten tot na de Tweede Wereldoorlog, toen de eerste diepvriezers verschenen en de eerste grote ijsfabrieken werden opgericht.
IJs kan op diverse manieren worden opgediend.
Bijvoorbeeld in een kom of op een bord.
Daarnaast wordt ijs ook in bakjes, hoorntjes en wafeltjes gestopt of aan ijsstokjes geregen.
artikel gedeeltelijk overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Pepsi-Cola, beter bekend als Pepsi, is een koolzuurhoudende frisdrank die door PepsiCo wordt vervaardigd. Het is de belangrijkste concurrent van rivaal Coca-Cola in de frisdrankenmarkt.
Pepsi-Cola werd in het begin van de jaren 1890-1899 in New Bern (North Carolina) ontwikkeld door apotheker Caleb Bradham en werd oorspronkelijk Brad Drink genoemd, naar de achternaam van de maker.
Het werd gemaakt van sprankelend water, suiker, vanille, zeldzame oliën, pepsine en kolanoten.
Aangezien Pepsi aanvankelijk bedoeld was om maagpijnen te genezen, noemde Bradham het drankje Pepsi, afgeleid van de aandoening dyspepsie.
De naam werd een handelsmerk op 16 juni 1903.
Caleb Bradham had net als veel andere apothekers rond de eeuwwisseling een sodamachine in zijn apotheek, waar hij zijn klanten de dranken liet proeven die hij zelf creëerde.
Dit is dan ook de plaats waar Pepsi voor het eerst werd geschonken.
Na zeventien jaar succes gaf Caleb Bradham er de brui aan.
Hij geloofde dat de suikerprijzen zouden toenemen en gokte op de goederenmarkt.
Prijzen van de suiker daalden echter en Pepsi-Cola ging failliet in 1923.
In 1931 werd het bedrijf aangekocht door de firma Loft Candy Company.
De directeur van dat bedrijf, Charles G. Guth, stelde later de populaire frisdrank opnieuw samen.
Pepsi bereikte succes door zijn drank in hergebruikte bierflessen te verkopen, waardoor het bedrijf grotere flessen kon verkopen tegen lagere kosten dan Coca-Cola.
Pepsi werd zo als frisdrank van de lagere klasse gezien.
In 1940 schreef Pepsi geschiedenis door de eerste nationale reclame jingle uit te zenden.
De jingle, getiteld "Nickel Nickel", was een reclame voor Pepsi-Cola, verwijzend naar de lage prijs.
De reclamecampagne was een groot succes en werd uitgezonden in 55 talen.
In de jaren vijftig gooide Pepsi alles in de strijd in een poging zijn imago te verbeteren.
Het bedrijf kocht vele televisie-advertenties en begon met zijn lange traditie van het inhuren van beroemdheden om zijn product aan te prijzen.
Pepsi groeide en werd een geduchte rivaal van Coca-Cola, maar lag nog steeds op de tweede plaats.
In het begin van de jaren tachtig begon Pepsi een reeks reclames waarin het zijn product met dat van Coca-Cola vergeleek en "aantoonde" dat de mensen hun product boven dat van de concurrent verkozen.
In deze reclamespots moesten geblinddoekte mensen twee glazen cola drinken, waarbij zij steevast kozen voor Pepsi Cola.
Deze campagne kwam bekend te staan als de "Pepsitest".
Coca-Cola had op dat ogenblik te kampen met een daling van de verkoop, en maakte een fout door zijn formule in te ruilen.
Tijdens deze periode was een zeer grote concurrentie tussen de twee bedrijven.
Deze concurrentiestrijd is in de marketingwereld bekend komen te staan als de "Cola-oorlog".
In 1984 maakte Pepsi een reclamespotje met Michael Jackson.
In het spotje zingt hij op de melodie van Billie Jean een speciaal voor Pepsi geschreven tekst.
Aldus in 1987 deed Pepsi een nieuwe spot met Michael Jackson met een speciaal geschreven tekst van Bad.
In 1992 deed Michael Jackson voor de laatste keer een reclame spot voor Pepsi met een speciaal geschreven tekst van I'll Be There.
In de jaren negentig richtte Pepsi zich steeds meer op de jeugd, niet in de minste plaats met zijn reclamecampagne GeneratioNEXT.
In internationale reclamecampagnes maakten onder meer David Beckham en popsterren als Britney Spears, 5ive, de Spice Girls, S Club 7, Jennifer Lopez en Beyoncé Knowles reclame voor het drankje.
In 2004 lag het Amerikaanse marktaandeel van Pepsi op 31,7%, terwijl dat van Coca-Cola 43,1% was.
Voor de Nederlandse markt wordt Pepsi sinds 1954 in licentie geproduceerd door Vrumona.
In tegenstelling tot Coca-Cola wordt de smaak van Pepsi-Cola aangepast aan het gebied waar het verkocht wordt.
De precieze samenstelling verschilt per verkoopregio.
De originele Pepsi-Cola formule was beschikbaar in gerechtelijke documenten in de tijd dat the Pepsi-Cola Company failliet ging in 1929.
De originele formule bevatte geen cola of cafeïne.
Cola krijgt zijn donkerbruine kleur door de toevoeging van de kleurstof E150d, gemaakt van karamel.
Bij de productie van deze kleurstof, waarbij sulfieten en ammoniak worden gebruikt, komt 4-methylimidazool (4-MEI) vrij.
Dit is een van de stoffen die ontstaan bij het bakken of roosteren van voedsel. Volgens Amerikaans onderzoek is het bij muizen en ratten kankerverwekkend.
Om de hoeveelheid binnen te krijgen waarvan de knaagdieren ziek werden, zou men volgens de Amerikaanse keuringsdienst FDA dagelijks minstens duizend blikjes cola moeten drinken.
De Amerikaanse staat Californië heeft desondanks de fabrikanten van cola verplicht een gezondheidswaarschuwing op de blikjes te zetten.
Om dat te voorkomen heeft Pepsi in 2012 zijn Amerikaanse fabrikanten gevraagd de hoeveelheid 4-MEI te verlagen.
Ook concurrent Coca Cola heeft dat gedaan.
Een bliksemafleider of donderroe(de) is een installatie die dient om schade door blikseminslag te voorkomen, door de energie van de bliksem naar de grond te geleiden.
De bliksemafleider is uitgevonden door Benjamin Franklin na een op 15 juni 1752 uitgevoerd experiment met een vlieger en nat vliegertouw tijdens een onweersbui.
In Nederland werd de eerste bliksemafleider in 1782 geplaatst door Cornelis Krayenhoff op de toren van de Grote of Martinikerk van Doesburg.
Een bliksemafleider bevindt zich doorgaans op het hoogste punt van een gebouw en biedt in het geval van een blikseminslag de stroom van enkele duizenden ampères groot een laag-impedant pad naar de bodem (aarding).
Op deze wijze wordt voorkomen dat de grote stroom zich een andere weg zoekt met meer weerstand, waarbij zoveel energie wordt afgegeven dat brand of andere schade ontstaat.
Door de lage zelfinductie en weerstand van de bliksemafleider wordt getracht te voorkomen dat er zich te veel spanning opbouwt bovenop het dak.
De bliksemafleider is puntig op het dak om de bliksem naar zich toe te trekken met behulp van een door de puntvormige uitloper plaatselijk verhoogd elektrisch veld.
De rest van de bliksemafleider is dik genoeg om de grote stroom te kunnen afvoeren.
Scherpe bochten worden vermeden om te voorkomen dat de stroom in de bocht als gevolg van een verhoogd veld alsnog van de koperdraad op iets anders overspringt.
Noemenswaardig is de secundaire bliksemschade.
De grote stroom van de blikseminslag kan in afzonderlijke in het huis aanwezige draadlussen voldoende stroom en spanning opwekken om alsnog schade te veroorzaken.
Bij hoogspanningsmasten worden de stroomvoerende geleiders beschermd door één of meerdere aarddraden.
Deze hebben de taak om de bliksem af te vangen en via de masten naar de aarde te voeren.
Daarbij ontstaat soms toch een kortsluiting omdat de grote bliksemstromen grote spanningen op de hoogspanningsmasten veroorzaken.
Dit veroorzaakt een overslag over de isolatoren van de stroomvoerende circuits.
Dit is vooral problematisch als meerdere circuits aan de mast tegelijkertijd getroffen worden.
Schuurpapier bestaat in de regel uit scherpe kantige deeltjes in verschillende fijnheid van een harde stof, bijvoorbeeld glas, granaat of carborundum, gelijmd op papier of linnen.
Het wordt gebruikt om te schuren, ofwel wat materiaal van oppervlakken af te nemen, met name om een gladder oppervlak te krijgen voor schilderwerk, lakwerk of oppervlakte-analyse, maar ook om een glad oppervlak op te ruwen voor verlijming of om wat materiaal op gecontroleerde wijze te verwijderen, bijvoorbeeld het verwijderen van oude verflagen.
De eerste vermelding van schuurpapier betreft het 13e eeuwse China waar geplette schelpen, zaden en zand met natuurlijke gom op perkament werden geplakt.
Op 14 juni 1834 verkreeg Isaac Fischer jr. uit Springfield (Vermont) vier patenten op schuurpapier.
Zijn schuurpapier kon alleen droog worden gebruikt, en het stof veroorzaakte loodvergiftiging bij de arbeiders die er mee moesten werken.
De Minnesota Mining and Manufacturing Company, tegenwoordig bekend als 3M, vond begin jaren twintig van de 20e eeuw schuurpapier uit dat ook voor nat schuren kon worden gebruikt.
In het verleden werden natuurlijke materialen als puimsteen en haaienvel gebruikt om de ondergrond op te ruwen.
De uitdrukking "afhaaien", die door oudere schilders nog veelvuldig wordt gebruikt, is hiervan afkomstig.
Er zijn talloze soorten schuurpapier, afhankelijk van de toepassing, waarbij er onderscheid bestaat :
in de gebruikte onderlaag: papier, kunststof, textiel (dit laatste wordt dan vaak schuurlinnen genoemd);
in de gebruikte lijmsoort: (vooral of deze watervast is of niet; watervaste lijm en onderlaag kunnen bij natschuren worden gebruikt, anders is het schuurpapier alleen voor droogschuren geschikt;)
in de korrelgrootte van het slijpmiddel: meestal aangeduid met een getal, waarbij een hoger getal een fijner schuurpapier aangeeft: 24 of 40 is grof, 600 is fijn; voor toepassing in de metaallakindustrie zijn fijnheden tot 12.000 verkrijgbaar. Het getal komt van het zeven van het materiaal. Theoretisch geeft het aan hoeveel mazen per vierkante inch van de zeef te vinden zijn. Fijnere korrelgroottes worden van elkaar gescheiden in water, waarbij grovere korrels eerder bezinken dan fijnere.
in het materiaal van het slijpmiddel: van scherp zand of glaspoeder (de Engelse naam voor schuurpapier is nog steeds sandpaper) tot het veel hardere korund of het zeer harde carborundum.
in de vorm van de drager: gewone schuurpapiervellen, of op maat gesneden voor de schuurzool van de elektrische schuurmachine of in de vorm van banden voor de bandschuurmachine.
in de dichtheid van het slijppoeder op de onderlaag: met name bij machinaal schuren moeten de korrels niet te dicht op elkaar zitten, omdat dan de ruimte ertussen snel vol gaat zitten met schuurstof waardoor het papier snel onbruikbaar wordt.
Trivia
De Koreaanse componiste Cho Eun-Hwa schrijft schuurpapier voor in haar orkestpartituur "Agens" (2008) voor orkest en viool. Dit was het verplichte werk in de finale van de Koningin Elisabethwedstrijd 2009. Het schuurpapier wordt "bespeeld" door een slagwerker.
De Pioneer 10 (ook wel Pioneer F genoemd) is een onbemande ruimtesonde van 258 kg van de NASA, die op 2 maart 1972 werd gelanceerd als onderdeel van het Pioneerprogramma.
Het doel van de missie was het verkennen van de buitenste delen van ons zonnestelsel.
De Pioneer 10 was de eerste sonde naar de planeet Jupiter, die op 3 december 1973 het dichtst werd benaderd, en ging als eerste door de planetoïdengordel.
Ook was de Pioneer 10 de eerste sonde die het zonnestelsel verliet op 13 juni 1983 toen hij Neptunus achter zich liet (toen de buitenste planeet door elliptische baan van Pluto).
Tot 17 februari 1998 was de Pioneer 10 het verst verwijderde object door mensen gemaakt in de ruimte.
Die dag echter werd de toen bereikte afstand van 69,419 AE door Voyager 1 geëvenaard.
Sindsdien heeft Voyager ieder jaar zijn voorsprong uitgebouwd met ongeveer 1,016 AE per jaar.
De Pioneer 10 reist richting de ster Aldebaran in het sterrenbeeld Stier (Taurus) waar hij over meer dan 2 miljoen jaar zou moeten aankomen.
Er vindt geen communicatie meer plaats met de sonde.
Het laatste contact was in 2003 en een laatste poging om alsnog contact te leggen in 2006 faalde.
Stadsrechten waren in het middeleeuwse Europa bijzondere rechten en privileges die aan een plaats werden toegekend.
In Europa komen stadsrechten voornamelijk voor in de gebieden waar de Romeinse politieke structuur compleet werd weggevaagd na de volksverhuizingen van de vroege middeleeuwen.
In Spanje, Itali� en Zuid-Frankrijk is het fenomeen minder duidelijk aanwezig, omdat hier veel steden, weliswaar kleiner, intact bleven.
Hoewel hieronder vaak meerdere rechten (zoals marktrecht, tolrecht en het recht om stadsmuren te bouwen) worden verstaan, ging het in essentie om het recht van de stad op eigen rechtspraak.
Aan burgers werd het recht verleend hun zaak te bepleiten voor een rechtbank van "gelijken" in plaats van onderworpen te zijn aan het recht van de landheer.
Feitelijk is er dus sprake van stadsrecht en niet van stadsrechten.
In een afzonderlijk privilege kon ook het recht op wetgeving (keur) worden verstrekt en het recht om de eigen schout en stadsbestuurders te benoemen.
Stadsrechten waren een fase in de ontwikkeling van het juridisch systeem in Europa.
Met het verdwijnen van het feodaal stelsel en het toenemende belang van de centrale (rechts-) staat kwam er ook een einde aan het stadsrecht.
Er bestonden vergelijkbare rechten in oude culturen, met name die van Mesopotami�, waar men de kidinnutu (een wettelijke status in het oude Mesopotami� die wel te vergelijken is met de latere stadsrechten) kende.
Vanaf het jaar 1000 werden privileges door landsheren aan nederzettingen verstrekt (soms ook keure genoemd).
Het ging hier om voorrechten en autonomie, bijvoorbeeld met betrekking tot de rechtspraak of het houden van markten.
Het verkrijgen van stadsrechten kon op grofweg twee manier gebeuren:
Het initiatief kon liggen bij de plaatselijke heer die, veelal gedwongen door geldnood, een privilege te koop aanbood. Dit patroon kwam vooral voor in economisch minder ontwikkelde gebieden, zoals het Sticht, Groningen, Friesland en het Holland. Ook in de 16e eeuw, het einde van de traditionele stadsrechten in de Lage Landen, is het een veelvoorkomend fenomeen.
Het initiatief kon liggen bij de nederzettingen zelf. Deze boden de heer hoge geldbedragen in ruil voor bepaalde rechten. Dit patroon is vooral in Vlaanderen, Brabant, Gelre en Zeeland wijdverbreid geweest, waar veel rijke en dichtbevolkte steden lagen. Stadsrechten waren zowel een positieve als een negatieve ontwikkeling voor de feodale heren. Positief omdat zij inkomsten opleverden, hoewel vaak eenmalig - en negatief omdat de lokale heer een deel van zijn macht kwijtraakte.In de loop der tijd verschoof de macht binnen de graafschappen en hertogdommen in de Nederlanden langzaamaan van de adel naar de burgerij, te beginnen in Vlaanderen, waar de graaf al ten tijde van de Guldensporenslag feitelijk tot een speelbal van de steden Gent, Brugge en Ieper was geworden.
Naarmate meer steden stadsrechten verkregen, ontstond er een streven naar uniformiteit door de grote hoeveelheid afwijkende rechten die waren verleend.
In latere perioden is dan ook te zien hoe nieuwe steden het 'rechtspakket' van een oudere stad krijgen toegewezen.
Ook kon het gebeuren dat de rechten omgeschreven werden naar die van een andere stad.
Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij 's-Hertogenbosch, dat op een gegeven moment stadsrechten kreeg naar het recht van Leuven.
Daarbij golden de rechten van de oudste of voornaamste stad binnen een gewest (graafschap, hertogdom of bisdom) meestal als voorbeeld voor de rechten van andere steden in dat gewest.
Wanneer in een dochterstad juridische onenigheid ontstond, ging men op "stedenvaart" naar de moederstad om daar uitleg van het recht te vragen.
In de laatste honderd jaar van het traditionele stadsrecht, ruwweg de 16e eeuw, had de adel reeds grotendeels aan macht ingeleverd.
Desalniettemin probeerden deze edelen nog wel het meeste profijt uit de privilegehandel te halen, zodat nog veel steden in deze periode hun rechten sneller en relatief goedkoper verkregen dan voorheen.
Stadsrechten hadden betrekking op zaken als:
Privileges :
Stadsmuren: het recht om een muur rondom de stad te bouwen.
Marktrecht: het recht om markt te houden (en daarvoor te laten betalen).
Stapelrecht: het recht om bepaalde handelsgoederen als eerste te mogen stapelen en verkopen.
Tolrecht: het recht om tol te heffen, eigen burgers waren daarvan veelal vrijgesteld wat bijdroeg tot de aantrekkelijkheid als vestigingsplaats.
Muntrecht: enkele steden waren vrij hun eigen geld te slaan.
Waagrecht: het recht om goederen te wegen in een waag.
Bestuur :
Stadsbestuur: de gegoede burgerij kon soms zelf de bestuurders kiezen die in de stadsraad zitting moesten nemen.
Rechtspraak en wetgeving: Binnen aangegeven grenzen was de stad vrij om zelf wetgeving en rechtspraak uit te oefenen. De stad werd hierdoor bestuurlijk uit het omliggende land gelicht waar de wetgeving van de landheer gold. Burgers hadden het recht voor een eigen rechtbank te verschijnen. Bijzonder aan deze recht vorm van rechtspraak was dat ze persoonlijk was; het soort recht was afhankelijk van persoon in kwestie, niet het grondgebied waarin deze persoon zich bevond. Dat betekende dat wanneer een inwoner van, bijvoorbeeld, Breda een moord beging in Antwerpen, hij berecht werd volgens het recht van Breda, niet dat van Antwerpen.
Belastingen: Het stadsbestuur verwierf het recht om binnen de eigen grenzen belastingen op te leggen aan ingezetenen.
Het gebied buiten een stad kon soms landrecht krijgen.
Zo kregen Kennemerland en West-Friesland van de graven van Holland een landrecht.
Doorgaans gold wel dat stadsrecht voor landrecht ging. Een wigbold was een gebied buiten een stad waar het stadsrecht gold.
De benaming kwam voor in Oost-Nederland en sommige Duitse streken.
De privileges van marktrecht (engels>markettown) en rechtspraak zonder wetgeving werden ook veelvuldig aan andere plaatsen, dorpen vergeven.
Zo kon buiten de steden ook op kleinere schaal gehandeld en rechtszekerheid geboden worden.
Met de groei van de centrale staat kwam er langzaam een einde aan het fenomeen van het stadsrecht.
In de noordelijke Lage landen werden de laatste stadsrechten feitelijk verleend in 1586 (Willemstad, Noord-Brabant).
In de periode van het bestaan van de Republiek verwierf alleen Blokzijl (1672) nog een stadsrecht (deze werden in 1675 weer ingetrokken aangezien deze onbevoegd verleend waren door Prins Willem III).
Na de Bataafse Omwenteling (1795) werden gemeentes naar Frans voorbeeld vormgegeven en werd het stadsrecht bij wet afgeschaft.
Hoewel gedeeltelijk hersteld na 1813 kregen steden niet volledig de bevoegdheden terug die zij voordien bezeten hadden : rechtspraak en wetgeving werden steeds meer een zaak van het centraal gezag.
Na de grondwet van 1848 en de gemeentewet van 1851 is het verschil tussen dorpen en steden definitief komen te vervallen.
De gemeentewet regelt dat lokale (gemeentelijke) besturen nog ruimte hebben voor eigen beleid, maar binnen de door het centrale gezag gestelde kaders en voorwaarden.
Hoezeer dit gezag zich doet gelden op lokaal niveau blijkt bijvoorbeeld uit de inwerkingtreding van de zogeheten Financiële-verhoudingswet waarvan de eerste tekst stamt uit 1897 en welke in de loop der jaren meerdere malen is herzien.
Deze wet streeft ernaar dat elke Nederlander in elke gemeente een vergelijkbaar basisvoorzieningenniveau kan verwachten.
Stadsrechten die in het begin van de 19e eeuw nog zijn gegeven (voor het laatst in 1825 aan Delfshaven, Delfzijl en Winschoten) zijn niet te vergelijken met die uit de Middeleeuwen en meer symbolisch van aard.
Door sommigen worden Den Haag en Assen niet beschouwd als stad, omdat deze plaatsen hun stadsrechten kregen tussen 1810-1813, ten tijde van de inlijving van de Nederlanden bij Frankrijk.
Maar zelfs in de moderne geschiedenis zijn er nog (symbolisch) stadsrechten verleend.
In 1992 viel die eer namelijk ten deel aan Emmeloord.
De Buick Model C-36 en Model C-37 waren bijna identiek aan hun voorgangers uit 1914.
De C-36 was de eerste Buick met een verborgen (niet zichtbaar) reservewiel.
1915, Buick Model C-36
foto Sarah Razak op www.flickr.comCC2.0
De Model C-36 was een tweedeurs roadster voor twee personen.
Dit Model was verkrijgbaar in de kleuren grijs met blauw-zwart chassis en wielen of volledig blauw-zwarte uitvoering.
De wielbasis was 2845mm, het gewicht van de Model C-36 bedroeg 1268kg.
De productie bedroeg 2.849 stuks.
De Model C-36 werd verkocht voor 1.185$.
1915, Buick Model C-37
foto: Jeff Lipnichan op www.karmannghias.org
De Model C-37 was een vierdeurs touring voor vijf personen.
Verkrijgbaar in grijs met blauw-zwarte wielen en chassis, of volledig blauw-zwarte uitvoering.
Het gewicht van de Model C-37 was 1352kg.
Van de Model C-37 werden 12.450stuks geproduceerd.
Dit model werd in 1914 verkocht voor 1235$.
De Buick Model C-36/C-37 werd aangedreven door een 3.6liter (3621cc) vier-cilinder (twee kleppen per cilinder) motor welke 37pk leverde.
Marvel E 10-502 carburatoren.
De versnellingsbak had 3 manuele versnellingen + versnelling achteruit.
Mechanische remmen op twee wielen.
Houten wielen
Bron : - tinternet
Standard Catalog of Buick 1903 - 2004