De babiroessa's of hertzwijnen (Babyrousa) vormen een geslacht van varkensachtige hoefdieren. De babiroesa (Lat: Babyrousa babyrussa, Ind: babirusa) is een zeer primitieve varkensachtige en komt alleen op Sulawesi en een paar Molukse eilanden voor. Het dier wordt gewoonlijk tot de varkens gerekend. Het feit dat de babiroesa 30 miljoen jaar in isolatie heeft geleefd en geen gemeenschappelijke voorouder heeft met varkens wordt hierbij voor het gemak over het hoofd gezien.
Babiroesa
De babiroesa is kleiner dan vele andere wilde varkens. Een volwassen mannetje is ongeveer 1 m lang (zijn staart niet meegerekend), ongeveer 65-80 cm hoog en weegt rond de 100 kg. Per gebied zijn er af en toe kleine verschillen te zien in beharing en oogkleur. Het meest kenmerkend aan de babiroesa zijn de zeer lange en grillig gevormde hoektanden van de bovenkaak. Vanwege deze over het hoofd gekrulde tanden wordt het dier ook wel het hertenzwijn genoemd. De tanden kunnen bij een mannetje tot 31 cm worden, bij de vrouwtjes blijven ze kleiner. Pas in 1982 werd duidelijk waarvoor ze dienen; in dat jaar was een bioloog getuige van een gevecht tussen 2 mannetjes. De boventanden haakten om de dolkachtige ondertanden en ontwapenden de tegenstander.
Babiroesa
Babiroesa leven in groepen van 4 of 5, meestal een mannetje met vrouwtjes en hun jongen. Ze prefereren de moerassige delen van de jungle en zijn goeie zwemmers. Babiroesa kunnen rivieren en zelfs grote stukken zee oversteken. Door hun tanden kunnen ze geen voedsel uit de grond te wroeten zoals gewone varkens. Ze voeden zich daarom met planten die aan de oppervlakte groeien en met fruit, insekten en vlees.
Babiroesa baby (zoo Houston)
Helaas wordt het gebied waar de babiroesa voorkomt steeds kleiner. Dichte bossen in het noorden en het midden van Sulawesi en een paar Molukse eilanden zijn de enige plaatsen waar ze nu nog leven. Ondanks dat de soort al sinds 1931 beschermd wordt, wordt er nog op grote schaal op het beest gejaagd. Voor de lokale bevolking is het vlees van het hertezwijn een delicatesse beschouwd, en de schedel van het dier wordt vaak aan souvenirwinkels verkocht. Omdat de babiroesa in tegenstelling tot varkens geen gespleten hoeven heeft beschouwen moslims het dier als rein en dus eetbaar. Naast de mens heeft de babiroesa weinig vijanden.
Babesiosis, ook babesiose, tekenkoorts of piroplasmose genoemd, is een infectie die wordt veroorzaakt door de parasiet Babesia. Babesiosis en de Lymeziekte worden allebei door dezelfde teek overgebracht, de Ixodes ricinus. Het gebeurt maar zelden dat mensen worden geïnfecteerd.Een infectie bij dieren met deze parasiet komt het meest voor. Babesia leeft in rode bloedcellen en vernietigt ze. Dit leidt tot koorts, hoofdpijn en spierpijn. De afbraak van de bloedcellen kan bloedarmoede veroorzaken. Bij mensen van wie de milt is verwijderd, kan de infectie tot ernstige ziekte leiden met zelfs de dood als gevolg. In dit geval lijkt babesiosis op malaria. Dit gaat gepaard met hoge koorts, bloedarmoede, geelzucht, nierinsufficiëntie en donkere urine. Er zijn bij mensen ongeveer 30 gevallen bekend in West-Europa, vooral bij mensen zonder milt. Tot 1957 was dit slechts een probleem op diergeneeskundig vlak. Babesia microti veroorzaakte bij schapen en runderen 'roodwaterkoorts'. In 1957 werd een eerste patiënt gevonden in het voormalige Joegoslavië. De ziekte werd eerst bij miltloze patiënten beschreven, maar in 1968 werd Babesia vastgesteld bij een patiënt, op een eiland voor de kust van de Verenigde Staten, met een milt. Sindsdien zijn in de VS meerdere gevallen gevonden bij personen waar de milt niet verwijderd was. Bij veel van die patiënten werd hun weerstand zwaar verminderd door een andere ziekte, bijvoorbeeld bij personen met HIV.
Babingtoniet
Het mineraal babingtoniet is een inosilicaat bestaande uit calcium, ijzer en mangaan met de chemische formule Ca2(Fe, Mn)FeSi5O14(OH). Het is ongewoon omdat het ijzer(III) de aluminiumionen volledig vervangt, die zo typisch zijn voor de silicaten. Het is een erg donkergroen tot zwart doorschijnend (in dunne kristallen of splinters) mineraal met een trikliene kristalstructuur. Het komt voor samen met zeolietmineralen in holtes in vulkanisch gesteenten. Babingtoniet bevat zowel ijzer(II) als ijzer(III) en is licht magnetisch. Het heeft een hardheid op de schaal van Mohs van 5,5 tot 6 en heeft een soortelijk gewicht van 3,3. Het werd voor het eerst beschreven in 1824 door Arendal, Aust-Agder, Noorwegen en is genoemd naar de Ierse natuurkundige en mineraloog William Babington (1757-1833).