De Bronx Zoo (oorspronkelijk Bronx Zoological Park and the Bronx Zoological Gardens) is een dierentuin gelegen in het Bronx Park in New York City.
Het is de grootste stadsdierentuin in de Verenigde Staten en beslaat 107 hectare, de dierentuin ligt ten zuiden van de New York Botanical Garden.
In 2010 huisvestte de dierentuin meer dan 4000 dieren van 650 soorten, waarvan vele bedreigde diersoorten.
Één van de ingangen van de Bronx Zoo
auteur : Stavenn CC 2.0
Het land was van de Universiteit van Fordham toen de dierentuin en de New York Botanical Garden er zich op vestigde.
Fordham verkocht het voor $ 1.000 aan de stad met als voorwaarde dat het lang zou gebruikt worden voor een dierentuin en tuin, dit was om een natuurlijke buffer te maken tussen de campus en de stedelijke expansie die naderde.
Plattegrond van de Bronx Zoo
afbeelding op www.kwaree.com
In de jaren tachtig van de negentiende eeuw kwam de stad met een idee voor het land om er een park van te maken.
In de jaren negentig charterde de stad de New York Zoological Society (later hernoemd naar de Wildlife Conservation Society) om een dierentuin op te richten.
Toenmalig directeur William Hornaday voedert een grote koedoe (1920)
vrije foto
De dierentuin opende voor het publiek op 8 november 1899, het park bevatte destijds 843 dieren.
Heins & LaFarge ontwierp de originele gebouwen als deel van een serie Beaux-Arts paviljoens.
Momenteel lopen er allerlei tentoonstellingen, zowel indoor als outdoor.
De Bronx Zoo wordt ook continue aangepast en gemoderniseerd aan de dagelijkse noden.
De bronskopeend (Anas falcata) is een decoratieve siereend, die gemakkelijk te houden is.
De verspreiding van de bronskopeend is Midden-Siberië tot Noord-Japan in moerassen, woudzone, 's winters op rijstvelden en vaak in zoetwatermeren.
De bronskopeend komt als dwaalgast voor in Nederland en, België.
Engels : Falcated Duck, Falcated Teal Duits : Sichelente Frans : Le Canard à faucilles
Bronskopeend - mannetje
auteur : Tony Hisgett CC 2.0
Kleiner dan de wilde eend.
De woerd heeft een kastanjerode kruin.
De voorkant van de kop en de wangen met brons-purperen weerschijn, brede groene band begint bij het oog en gaat over in de langgerekte kap achter op de kop.
Keel en de voorhals zijn wit met een zwarte halsband.
Rug en borst zijn wit met zwarte, geschubde bandering.
De vleugeldekveren zijn lichtgrijs met witte punten.
Aan beide kanten van de staart zitten sikkelvormige, zwart-witte, afhangende vleugelveren.
Onderstaartdekveren zijn zwart met een grote roomkleurige zijvlek.
De flanken en de buik zijn zwart-wit gestreept.
Het vrouwtje ziet er bijna hetzelfde uit als de wilde eend maar met enigszins verlengde halsveren.
Anas falcata -vrouwtje
auteur : Dick Daniels CC 3.0
De bronskopeend is een decoratieve siereend en heeft niet veel verzorging voor nodig.
Voor een groot deel herbivoor.
Bij het houden van meerdere paren wordt gemeenschappelijk gebaltst door zowel woerden als vrouwtjes.
Het fokken is niet moeilijk waar tegenwoordig alleen gefokte vogels worden aangeboden, die zelfs bij rijk beplante tuinvijvers broeden.
De nesten zijn vaak iets van het water verwijderd tussen de struiken, niet in broedhokken of nestkasten.
De legtijd is half mei tot half juni.
Het legsel zijn meestal 6 tot 10 bruinig gele eieren.
De broedduur is 25 tot 26 dagen.
Jongen zijn na een jaar al geslachtsrijp.
Bronskleurig eekhoorntjesbrood (Boletus aereus) is een boleet uit de familie Boletaceae die veel gegeten wordt in Baskenland en Italië.
Bronskleurig eekhoorntjesbrood komt vooral in Centraal- en Zuid-Europa veel voor.
In koudere klimaten zoals dat in Nederland en België, is zijn voorkomen zeldzaam.
Engels : Boletus aereus Duits : Bronze-Röhrling, Schwarzhütige Steinpilz Frans : le bolet bronzé, Cèpe tête-de-nègre
Het bronskleurig eekhoorntjesbrood heeft zijn ietwat verouderde naam te danken aan de tint van zijn hoedje, dat chocoladekleurig en soms bijna zwart is.
Hij is vroegrijp en komt veelvuldig voor in de loofbossen van Zuid-Europa, want hij is dol op warmte en licht.
Kenmerkend voor deze paddestoel is de kastanje- tot zwartbruine hoed die opvallend contrasteert met de wittige poriën van jonge exemplaren.
De hoed is vijf tot twintig cm breed, halfbolvormig, uitgespreid tot bijna vlak, heeft dik vlees en vertoont vaak rimpels.
Het oppervlak is eerst fluwelig, later glad, en kastanje-, donker- tot zwartbruin.
De buisjes hebben wittige tot bleke poriën totdat de paddestoel volgroeid is, daarna kleuren ze groengeel om uiteindelijk bruinig te worden.
De steel, vijf tot twaalf cm lang en twee tot zes cm dik, is eerst bol, later knots- of cilindervormig en bruin tot roodbruin.
Bovenaan de steel voor tweederde deel bedekt met een fijn netpatroon in dezelfde kleur als de hoed.
Het vlees is dik en aanvankelijk heel stevig, later wordt het zachter.
Op een breukvlak verandert het niet van kleur.
Het is vrijwel reukloos als het vers is en ruikt naar cumarine bij verdroging, de smaak in overheerlijk.
Deze soort kunt u van mei tot oktober ontmoeten onder eiken, minder vaak onder beuken en kastanjes en alleen maar in gebieden met een thermofiele flora.
Hij groeit zowel in het laagland als in heuvellandschap, maar komt zelden algemeen voor.
Vanwege de heerlijke smaak leent dit eekhoorntjesbrood zich voor allerlei culinaire doeleinden.
Het lekkerst zijn de gedroogde paddestoelen, omdat het aroma door het droogproces wordt versterkt.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.worldexplorer.be
- tinternet
Deze kikker wordt niet langer dan 6 centimeter en de kleur van de rug en poten is roodbruin, de buik is wit en over het hele lijf zitten kleine, zwarte wratjes.
Vanwege het gedrongen lichaam en stompe kop denkt men eerder aan een pad-achtige als men deze kikker ziet.
De bronskikker houdt van klimmen, en zit meestal in bomen of struiken langs beken en rivieren en blijft altijd in de buurt van water.
De pupil is horizontaal en deze soort komt voor in Ecuador, in vochtige regenwouden in bergachtige streken en vaak bij watervallen en rotswanden.
Het is een nachtactieve soort die zich overdag verstopt tussen bladeren van planten en tijdens de schemering gaat jagen op insecten, wormen en andere kleine ongewervelden.
Bij het lokken van het vrouwtje maakt het mannetje harde blaffende geluiden die wel duidelijk hoorbaar zijn, maar in vergelijking met familiegenoten qua geluid meevallen.
Deze kikker heeft een enorm territorium waar vaak het hele leven in wordt doorgebracht en soortgenoten bevochten worden als ze te dichtbij komen, vooral geslachtsgenoten.
Brons is een legering van koper en tin (ca. 10 tot 30%).
De legering heeft een roodachtige tot gelige kleur, afhankelijk van het tingehalte.
Door corrosie ontstaat een groene oxidelaag.
Engels : Bronze Duits : Bronze Frans : Le bronze
Bronzen spiegel met draakmotief (Tang Dynastie)
auteur : Gary Lee Todd CC 3.0
De ontdekking van brons maakte het mogelijk voor mensen om metalen objecten te creëren die beter waren dan dat daar voor mogelijk was.
Gereedschappen, wapens, uitrustingen, en verschillende materialen om dingen mee te bouwen, zoals gedecoreerde tegels, gemaakt van brons waren harder en sterker dan steen en koper, de voorlopers van brons.
Aanvankelijk werd brons gemaakt van koper en arsenicum.
Later gebruikte men tin, wat het enige type brons werd in de late 3de eeuw voor christus.
Tin brons was beter dan arseen brons omdat het gemakkelijker was om het te maken (Omdat tin beschikbaar was als een metaal) en het sterker en makkelijker toe te passen was bij het maken van brons producten.
Ook, in tegenstelling tot arseen, is tin niet giftig.
Het eerste tin-bevatte brons wijst terug naar de late vierde eeuw voor christus in Susa (Iran) en een aantal oude delen in China, Luristan (Iran) en Mesopotamië (Irak).
Koper en tin ertsen worden zelden samen gevonden (Op een oud deel in Thailand en een deel in Iran na).
Dit heeft altijd de ruilhandel beïnvloed voor onder andere brons werken.
In Europa was de grote bron voor tin in Groot-Brittannië op de stortplaats voor ertsen in Cornwall, welke verhandeld werden tot Phoenicia in de oosterse mediterraan.
Desondanks brons in het algemeen harder en sterker is dan ruig ijzer, met vickershardheid van 60-258 tegen 30-80, de bronstijd werd al snel de ijzertijd, dit gebeurde omdat ijzer makkelijker te vinden en makkelijker te verwerken was.
Brons werd nog steeds gebruikt in de ijzertijd, bijvoorbeeld door officieren in het romeinse leger die bronzen zwaarden hadden.
Soldaten hadden ijzereren zwaarden.
Brons is door de toevoeging van tin harder en minder buigzaam dan koper en heeft een kleinere buigsterkte, het heeft een grote dichtheid waardoor het in de bouw en constructie weinig toepassingen heeft, wel kan het makkelijk gegoten worden.
Door de toevoeging van de tin heeft het een lager smeltpunt dan puur koper.
Bronzen beeld van Jason Thompson - Dagdromer
auteur : Samiam26 CC 3.0
De periode in de geschiedenis waarin de mensheid op grote(re) schaal gebruikmaakte van voorwerpen gemaakt van brons, heet traditioneel de bronstijd.
Brons is het eerste metaal (op enkele eerdere voorwerpen van koper uit het neolithicum na) dat in de lage landen door de mens werd gebruikt, ter vervanging van steen in het paleolithicum.
Het is een taai en corrosiebestendig materiaal, dat zich goed leent voor bewerking.
Een bronzen oppervlak krijgt na een zekere tijd een groen patina.
Bronzen voorwerpen, van heel kleine tot heel grote, worden gegoten volgens de bronsgiettechniek.
Kerkklokken zijn (net als vele standbeelden) vrijwel altijd van brons.
Kerkklokken hebben in verhouding met ander gegoten bronzen voorwerpen (10%) een hoger percentage aan tin (20%).
Brons wordt soms verward met messing, vooral wanneer het materiaal verweerd is.
Nieuwe bronzen objecten zijn gemakkelijker te onderscheiden aan de kleur.
Messing is wat geel van kleur en brons is meer rood/roze van kleur.
De bronforel (Salvelinus fontinalis) is een vis die oorspronkelijk voorkwam in Noord-Amerika van de Hudsonbaai en noordoost Canada tot de bovenlopen van de Mississippi en de oostkust van de VS van de staten New Jersey tot Noord-Georgia.
Engels : brook trout, eastern brook trout, speckled trout, squaretail, coaster trout, coasters Duits : Bachsaibling Frans : Le saumon de fontaine, omble de fontaine, truite mouchetée
Bronforel
auteur : Karelj - vrije foto
Deze vissoort is op grote schaal geïntroduceerd in de rest van Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Azië, Europa en Zuid-Afrika, meestal in bergbeken.
Er zijn zichzelf instandhoudende populaties ontstaan onder andere op Corsica, Tsjechië en Zuid-Duitsland.
Bronforel
auteur : Engbretson, Eric - vrije foto
De gemiddelde lengte van deze vis is ca. 26 cm, de maximumlengte 86 cm en het maximumgewicht 9,4 kg.
In het oorspronkelijke verspreidingsgebied komen zowel anadrome (een anadrome vis is een vis die vanuit zee de rivieren optrekt om te paaien.) populaties voor als wel populaties die alleen in zoetwater blijven.
Uitgezette exemplaren komen voor in de Geul en Maas.
De bronforel kan zich in Nederland niet voortplanten.
Hij voedt zich met kleine waterbeestjes (macrofauna), soms kleine visjes.
Er bestaan ook bij opkweken kunstmatig verkregen (onvruchtbare) bastaarden met de forel, de zogenaamde tijgerzalm of tijgerforel (vanwege de fraaie tekening).
Daar waar gezonde populaties van de wilde forel aanwezig zijn met hetzelfde formaat als de bronforel, zal de wilde forel domineren over deze exoot.
Deze vissoort staat in de (Nederlandse) Visserijwet.
Het vangstseizoen is van 1 oktober tot en met 31 maart gesloten, verder geldt een minimummaat van 25 cm.
Nicolas Brondoit was schoenmaker van beroep, maar maakte rond 1900 zijn eerste viertakt-inbouwmotoren die door Bayard als hulpmotor in fietsframes werden gemonteerd.
Tussen 1902 en 1918 produceerde Brondoit voornamelijk stationaire motoren.
Brondoit - 1922
foto op www.motos-france.de
SA Brondoit & Cie werd pas in 1919 opgericht.
Onder de naam Ideal-Brondoit werden 97 cc tweetakt-hulpmotortjes op de markt gebracht.
Vanaf 1925 ging het bedrijf lichte en goedkope 250 cc motorfietsen en gemotoriseerde tandems produceren.
Hoewel de merknaam weer "Brondoit" was, komt men op onderdelen toch het woord "Ideal" tegen.
Brondoit - 1922
foto op www.motos-france.de
In 1927 werd het bedrijf overgenomen door Paul le Bussy.
Naast de 250 kwam er nu ook een 350 cc-model, en in 1928 zelfs een 500 cc met een Zwitserse MAG-motor.
Le Bussy verongelukte in 1928, waarna het bedrijf korte tijd door zijn broer Georges werd geleid.
In 1929 werd het bedrijf verkocht aan Olivier Joly, een motorrevisiebedrijf.
Bromelia's zijn een van de meer recente plantgroepen die zijn ontstaan in het einde van het Krijt, ruim 65 miljoen jaar geleden.
Fossiele bromelia's zijn gedateerd op 30 miljoen jaar geleden.
grootste aantal primitieve soorten wordt in de hoge Andes van Zuid-Amerika gevonden.
De West-Afrikaanse soort Pitcairnia feliciana is de enige bromelia, die niet inheems in Amerika en is gedacht Afrika te hebben bereikt via lange-afstands versnippering ongeveer 12 miljoen jaar geleden.
bloem van de Pitcairnia feliciana
auteurs : Brunken, U., Schmidt, M., Dressler, S., Janssen, T., Thiombiano, A. & Zizka, G. 2008. West African plants - A Photo Guide. www.westafricanplants.senckenberg.de. - Forschungsinstitut Senckenberg, Frankfurt/Main, Germany.
Mensen gebruiken bromelia's al duizenden jaren.
De Inca's, Azteken, Maya's en anderen gebruikten ze uitgebreid voor voedsel, bescherming, vezels en ceremonies, net zoals ze vandaag de dag nog steeds worden gebruikt.
Europese interesse begon toen de Spaanse veroveraars terug kwamen met de ananas, die werd zo populair als een exotische vrucht dat het beeld van de ananas snel werd ingepast in de Europese kunst en beeldhouwkunst.
In 1776 werd de soort Guzmania lingulata geïntroduceerd in Europa, dit veroorzaakte een sensatie bij de tuinders die nog nooit een dergelijke plant hadden gezien.
In 1828 werd Aechmea fasciata ingevoerd in Europa, gevolgd door Vriesea splendens in 1840.
Deze planten werden zo succesvol dat ze nog steeds een van de meest geteelde bromelia-soorten zijn.
Vriesea splendens van de bromeliafamilie
auteur : Semolo75 - vrije foto
In de jaren 1800 begonnen kwekers in België, Frankrijk en Nederland planten te kruisen voor de groothandel.
Veel exotische cultivars werden geproduceerd tot de Eerste Wereldoorlog, waarin kruisprogramma's stopten, wat leidde tot het verlies van sommige cultivars.
De planten ervoeren een toename in populariteit na de Tweede Wereldoorlog.
Sindsdien hebben de Nederlandse, Belgische en Noord-Amerikaanse kwekerijen een uitgebreide kweek van bromelia's.
Hechtia texensis van de bromeliafamilie
auteur : Stan Shebs CC 3.0
Hoewel de ananas het enige lid van de familie gekweekt voor levensmiddelen is, is het geslacht Bromelia het enige andere bromelia-geslacht met eetbare vruchten.
De vruchten smaken een beetje als ananas, maar worden als minder lekker ervaren en er zitten niet veel vruchten aan elke plant.
Ananasstengels zijn een bron van het eiwit-splitsende enzym bromelaïne, gebruikt om vlees malser te maken.
Omdat verse ananas ook bromelaïne bevat, kan het niet gebruikt worden in gerechten met gelatine omdat het enzym de eiwitten (en dus de gelatine) afbreekt.
Guzmania conifera van de bromeliafamilie
auteur : Raimond Spekking - CC 3.0
Tevens worden verschillende soorten waaronder Neoglaziovia variegata, een rietachtige plant waarvan de bladeren tot 1,2 meter lang zijn, gecultiveerd als een bron van vezels.
Ze bevatten een vezel bekend als caroa, die wordt gebruikt voor het maken van touw, stof, netten en verpakkingsmateriaal.
Spaans mos (Tillandsia usneoides) bevat een harde, draderige kern die ooit werd gebruikt als materiaal voor de opvulling van bekleding.
Vele andere bromelia's zijn populaire siergewassen, die zowel worden gekweekt als kamerplant in gematigde streken en als tuinplant in warmere streken.
In een toenemend aantal tropische landen is de bromelia als tuinplant op zijn retour, omdat de ziektenverspreidende tijgermug aan het water in een bromelia voldoende heeft om zich voort te planten.
De bromeliafamilie (Bromeliaceae) is een familie van eenzaadlobbige planten.
De familie ontleent zijn naam aan het geslacht Bromelia.
Het zijn vaak epifytische en epilithische planten die vanwege de fraaie bloemen ook wel als kamerplant gekweekt worden, onder de algemene naam bromelia.
De bekendste vertegenwoordiger is toch wel de ananas (Ananas comosus).
Vaak wordt de familie onderverdeeld in drie onderfamilies: Bromelioideae, Pitcairnioideae en Tillandsioideae.
Engels : Bromeliaceae, the bromeliads Duits : Bromeliengewächse, Bromeliaceae, Ananasgewächse Frans : Les Broméliacées, Bromeliaceae
Ananas comosus van de bromeliafamilie
auteur : MANOJTV CC 3.0
Bromelia's zijn een sterk gevarieerde groep van organismen, aangepast aan een aantal klimaten.
Het blad heeft veel verschillende vormen, van dunne naalden tot breed en plat, symmetrisch of onregelmatig, puntig of zacht.
De bladeren groeien meestal in een rozet.
Veel bromelia's slaan water op in een soort vijvertje middenin hun rozet, maar er zijn ook geslachten zoals de wortelloze, grijsbladige Tillandsia die alleen via het blad water opneemt en de succulente soorten die in de woestijn voorkomen.
Wortelvormen variëren naar gelang van het soort plant.
Terrestrische bromeliasoorten, zoals de Ananas comosus en Puya chilensis hebben complexe systemen die water en voedingsstoffen verzamelen via de wortels, terwijl epifytische en epilithische bromelia's zich alleen met draad-achtige wortels hechten aan bomen of rotsen.
Guzmania berteroniana van de bromeliafamilie
auteur : Scott Zona CC 3.0
Veel cultivars hebben bonte bladeren met groene, paarse, rode, gele, witte en crème kleuren.
De bloeiwijzen van bromelia's zijn ook beschouwd als aanzienlijk diverser dan die van enige andere plantenfamilie.
Sommige bloempieken kunnen een hoogte van 10 meter bereiken, terwijl anderen slechts bloemen hebben van enkele millimeters.
Sommige bromelia's zijn licht geurend terwijl anderen sterk geurend zijn.
De geur van de bloemen van Tillandsia cyanea lijkt op die van kruidnagel.
De grootste bromelia is Puya raimondii (ter grootte van een boom) en de langste het Spaans mos (Tillandsia usneoides).
Alcantaraea imperialis van de bromeliafamilie
foto : Accardo Filho CC 3.0
De bromeliafamilie is alom vertegenwoordigd in het natuurlijke verspreidinsgebied in Amerika.
Bromelia's horen thuis in de tropische en subtropische gebieden van Zuid-, Midden- en Noord-Amerika.
Zij kunnen gevonden worden op een hoogte van zeeniveau tot 4200 meter hoogte, van woestijnen tot regenwouden.
Ongeveer de helft van de soorten zijn epifytisch, sommige zijn lithofytisch, en sommige zijn terrestrisch.
Dergelijke planten kunnen worden gevonden in de Andes-hooglanden, van het noorden van Chili tot Colombia, in de Peruaanse kust-woestijnen, in de nevelwoud regio's van Zuid- en Centraal-Amerika, en in het tropische klimaat van de regio Florida.
Slechts één soort (Pitcairnia feliciana) wordt gevonden in West-Afrika.
Deze stamt waarschijnlijk af van zaden die door trekvogels verspreid zijn.
Puya raimondii, de grootste van de bromeliafamilie
auteur : Uta Freund - vrije foto