De King James Version van de Bijbel is een Engelse Bijbelvertaling uit 1611, gepubliceerd op last van koning Jacobus I van Engeland. Deze officiële Engelse bijbel moest het gebruik van voorgaande vertalingen vervangen. Deze vertaling heette officieel "geautoriseerd" te zijn, vandaar dat ook wel de naam Authorized Version wordt gebruikt. Later zijn een aantal nieuwe edities gepubliceerd, een bekende is uit 1769. De King James Version is grotendeels gebaseerd op de Geneva Bible uit 1599, welke op zijn beurt voor 80% de tekst van William Tyndale's Nieuwe Testament bevat. De totstandkoming van de King James Version deed de Synode van Dordrecht (1618-1619) besluiten ook in Nederland tot een officiële Bijbelvertaling te komen, dit werd de Statenvertaling. Er zijn diverse pogingen ondernomen om de tekst van de King James Version te moderniseren. Vermeldenswaardig zijn de revisie door Noah Webster in 1833 (Webster Bible), de New King James Version, de 21th Century King James, Modern King James acc. Green.
Autipas
De Autipas is een Nederlands pasje waarmee een persoon met een stoornis uit het autismespectrum kan aangeven dat hij of zij een autistische stoornis heeft. Het pasje zit in een hoesje met daarop meer informatie over een autistische stoornis. De autipas is ontstaan toen in maart 2007 een autistische vliegtuigspotter op Schiphol door de marechaussee werd aangesproken. Deze rende in paniek weg en werd uiteindelijk in de boeien geslagen en als crimineel afgevoerd. Als hij de Autipas had kunnen laten zien, was het niet zo uit de hand gelopen. De pas is naar initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Autisme, het Autisme Fonds en het Landelijk Netwerk Autisme ontwikkeld naar Brits voorbeeld. Het pasje kan helpen wanneer een persoon met autisme het moeilijk vindt om uit te leggen wat het precies is of bij aanraking met hulpverleningsdiensten. Ook kan het pasje helpen om bij veel mensen met autisme de huiver weg te helpen om de straat op te gaan of een tripje te ondernemen.
voorbeeld van een autipas
Auto
Een auto of automobiel (van Grieks auto- ("vanzelf") en Latijn mobile ("bewegend") is een zelfstandig voortbewegend voertuig om personen, goederen en/of dieren te verplaatsen. Daar de auto ontwikkeld is uit o.a. het rijtuig, werden vroeger de carrosserieën van auto's gemaakt van hout, leder en riet (voor zover bekend alleen de Hanomag 2/10 PS (ook wel Kommissbrot), Beacon en de Bisacar), tegenwoordig wordt meestal metaal of kunststof gekozen.
replica Hanomag 2/10 PS Kommissbrot(1925)
Het woord automobiel is een Frans leenwoord en komt van automobile. Dit komt weer uit het Grieks en Latijn. Het eerste auto komt van het Griekse αυτος en betekent zelf. Het tweede mobile komt van het Latijnse movere en betekent bewegen. De automobiel zoals wij hem nu kennen ontstond geleidelijk uit de rijtuigen die getrokken werden door paarden en de fiets en de zogenaamde Ottomotor.
De allereerste voorloper van de auto's waren wellicht de zeilwagens, die in de 18e eeuw in Europa onder gunstige omstandigheden reeds een zeer behoorlijke snelheid konden bereiken. Er zijn zelfs bronnen, die aangeven dat er onder de Egyptische farao Amenemhat III, in het tweede millennium vóór Christus, al zeilwagens bestonden.
Voordat de moderne verbrandingsmotor werd toegepast, gebruikte men eerst nog stoommachines. Eén van de bekendste ontwerpers van de stoomauto is Nicolas Joseph Cugnot (1725-1804). Deze officier gebruikte zijn stoomauto (1765) voor opdrachten binnen het leger.
Stoomvoertuig van Cugnot uit 1771, Musée des Arts et Métiers, Parijs
Ook Gurney ontwierp een stoomauto in 1832 voor de verbinding tussen Gloucester en Cheltenham in Engeland. De gangbare snelheid was toen ongeveer 25 kilometer per uur.
model van Stoomvoertuig van Gurney, Science Museum London
Eenzelfde ontwikkeling was te zien in Nederland waar Sibrandus Stratingh uit Groningen in 1834 een (succesvol) experiment deed met een stoomauto.
Stoomvoertuig van Stratingh
Tot aan de uitvinding van de verbrandingsmotor ontwikkelde de stoomauto zich geleidelijk, maar hij kon niet op tegen de verbrandingsmotor. De voordelen van deze motor waren voornamelijk een veel lager gewicht en minder brandstofverbruik voor meer vermogen. Hiermee was de opmars van dit type motor niet meer te stuiten.
In 1862 bouwde Etienne Lenoir zijn eerste auto met verbrandingsmotor. Pas toen de Duitser Nikolaus Otto in 1878 verbeteringen aanbracht werd de gasmotor van Lenoir een commercieel succes. De finishing touch werd geleverd door Gottlieb Daimler met zijn patent op de eerste succesvolle hogesnelheidsverbrandingsmotor (1885). De grootste verbeteringen aan de zware oliemotor zijn gedaan door Rudolf Diesel uit Duitsland, die zijn eerste patenten nam in 1892. Tegen het einde van de negentiende eeuw was de verbrandingsmotor de grote concurrent van de stoommachine in industrie en transport.
Carl Benz bouwde in 1885 de (driewiel-)auto uitgerust met een benzinemotor. Dit voertuig was de start voor de ontwikkeling en doorbraak van dit type verbrandingsmotoren.
de eerste auto met benzinemotor(1885)
De eerste in België gebouwde auto was de Vincke (1894) en de eerste in Nederland gebouwde auto de Eysink (1897). De eerste personenauto in Nederland was een Benz van hoffotograaf Adolphe Zimmerman uit Den Haag.
Type personenauto
Sedan; een auto met een apart compartiment voor bagage, motor en inzittenden en 2 of 4 deuren.
Hatchback; een auto met een apart compartiment voor motor en inzittenden. Bagage wordt in dezelfde ruimte vervoerd als de inzittenden ook wel aangeduid als 3 of 5 deurs.
Stationwagon; een auto die wat grootte betreft vaak evenlang als de sedan uitvoering is en wat vorm betreft een verlengde hatchback.
Terreinauto; een auto die door middel van 4 wiel aandrijving, sperdifferentieel alswel hoge en lage gearing geschikt is om off-road te rijden.
SUV; ook wel sports utility vehicle is een terreinauto waarbij rijeigenschappen en comfort zijn geoptimaliseerd voor gebruik op het asfalt.
MPV; ook wel Multi-Purpose Vehicle, een auto geschikt voor meerdere personen en doeleinden. Bagage wordt in het gedeelte van de inzittenden geplaatst.
Coupé; een (meestal op een sedan gebaseerde sportieve) uitvoering van een auto, met een daklijn die achter de voorstoelen begint af te lopen richting kofferbak.
Cabriolet; een auto waarvan het dak verwijderd kan worden zodat een open auto ontstaat. Het moet wel een stoffen dak zijn, want tegenwoordig heb je ook veel modellen met een stalen vouwdak en dan spreek je over een Coupé-Cabriolet (vaak CC genoemd, zoals de 207CC), feitelijk een soort Crossover.
Sportwagen; een meestal op een raceauto gebaseerde straatauto met veel vermogen.
Crossover; zo worden uitvoeringen genoemd die niet echt in een hokje te plaatsen zijn een dus een beetje van verschillende modellen zijn. Bij voorbeeld de Nissan Qashqai (kruising MPV en SUV). Feitelijk is de MPV ook een crossover tussen Stationwagon en SUV, maar dit werd zo'n populair model dat het een eigen benaming kreeg. Tegenwoordig worden er steeds meer mengelmoesjes van stijlen gebruikt, zoals SSUV (Super Sports Utility Vehicle), CUV (Crossover Utility Vehicle). Vaak is dit marketingjargon.
Mule dit is een type auto dat niet te koop is. Het is namelijk een voorloper van een nieuw model, maar met een 'oude' koets eroverheen.
Prototype, een meestal handgemaakt eerste model, soms om meningen te peilen, voor een nieuw te maken model auto.
Authentieke Partij van de Mexicaanse Revolutie(PARM)
De Authentieke Partij van de Mexicaanse Revolutie (Spaans: Partido Auténtico de Revolución Mexicana, PARM) was een Mexicaanse politieke partij. De partij is opgericht in 1954 door Jacinto B. Treviño en andere militairen uit onvrede met het beleid van de Institutioneel Revolutionaire Partij (PRI). Ze meenden dat de PRI de idealen van de Mexicaanse Revolutie verkwanseld had. Daarom is de PARM een links-nationalistische partij. Aangezien veel gepensioneerde generaals zich aansloten bij de PARM werd de partij in de volksmond wel het 'bejaardentehuis voor generaals' genoemd. De partij was het sterkst aanwezig in Tamaulipas, Nuevo León, Jalisco en het Federaal District. Hoewel de PARM nooit meer dan tien procent van de stemmen heeft weten te halen, was het wel gedurende lange tijd een van de weinige partijen die naast de PRI, die Mexico feitelijk als eenpartijstaat bestuurde, in de kamer van afgevaardigden vertegenwoordigd was. De PARM functioneerde als 'satellietpartij' van de PRI; de partij steunde doorgaans de PRI-presidentskandidaten in ruil voor parlementaire vertegenwoordiging. In 1982 wist de partij geen zetels te halen en verloor het haar erkenning, maar die wist het in 1984 te herkrijgen. In 1988 brak de PARM definitief met de PRI. In dat jaar steunde de partij de kandidatuur van Cuauhtémoc Cárdenas. Cárdenas, die de PRI had verlaten, voerde het Nationaal Democratisch Front (FDN), een coalitie van linkse partijen aan. Omdat geen van deze partijen officieel erkend was dreigde Cárdenas zich geen kandidaat te kunnen stellen. De PARM besloot echter Cárdenas als presidentskandidaat te steunen. Hij verloor de verkiezingen uiteindelijk aan PRI-kandidaat Carlos Salinas, volgens velen na grootschalige fraude. Na de verkiezingen brak de PARM met Cárdenas en ging niet op in diens nieuwe Partij van de Democratische Revolutie (PRD). Sindsdien ging het bergafwaarts met de PARM. In de verkiezingenvan 1994 raakte de partij haar laatste zetels en daarmee haar herkenning kwijt. De partij wist in 1999 voor de laatste keer haar erkenning te herkrijgen. PARM-kandidaat Porfirio Muñoz Ledo haalde bij de presidentsverkiezingen van 2000 nog slechts 0,43% van de stemmen, waarna de PARM definitief ophield te bestaan.
Authenticiteit is een technische term in de existentialistische filosofie. In deze filosofie wordt het bewuste zelf gezien als iets dat een adequaat begrip moet vormen van het zijn in de materiële wereld en van het omgaan met externe krachten en invloeden die erg verschillend en anders zijn dan zichzelf. Authenticiteit is de mate waarin iemand trouw is aan zijn eigen persoonlijkheid, geest, of karakter, ondanks deze externe impulsen. Existentialisten zien dit proces op verschillende wijzen.
Verschillende zienswijzen Het is moeilijk te bepalen wat de oorsprong is van de contemporaine notie van authenticiteit. Schrijvers die zich met het onderwerp authenticiteit hebben beziggehouden, hebben vaak geprobeerd hun visies te funderen in werken uit vele historische perioden. Seculiere en religieuze noties van authenticiteit hebben eeuwenlang gelijktijdig bestaan onder verschillende vermommingen; misschien is de vroegste versie van authenticiteit die onverminderd populair blijft 'Socrates' leer dat "het ononderzochte leven niet het leven waard is". In de twintigste eeuw hebben discussies over authenticiteit zich voornamelijk geconcentreerd rond de groep schrijvers die we existentialistisch noemen, waar de term ook ontstond. Bekende prominenten onder deze zijn: Søren Kierkegaard Martin Heidegger Jean-Paul Sartre Door deze schrijvers wordt het bewuste zelf beschouwd als iets dat zich een adequaat begrip moet vormen van het zijn in de materiële wereld en van het omgaan met externe krachten en invloeden die erg verschillen van zichzelf; authenticiteit is één wijze waarop het zelf handelt en verandert in reactie op deze impulsen. Authenticiteit is vaak "op de grenzen" van de taal; het is vaak negatief gedefiniëerd als de negatieve ruimte rond onauthenticiteit, met verwijzing naar voorbeelden van onauthenticiteit. Sartre's romans zijn waarschijnlijk de gemakkelijkste toegang tot deze wijze van het beschrijven van authenticiteit: ze bevatten vaak karakters en anti-helden die hun handelen baseren op externe druk -- de druk om zich als een bepaald soort persoon voor te doen, de druk om een specifieke levenswijze aan te nemen, de druk om de eigen morele en esthetische bezwaren te negeren om een comfortabeler bestaan te creëren. Zijn werk omvat ook karakters die de oorzaken en redenen van hun eigen handelen niet kennen of begrijpen, of die cruciale feiten over hun eigen levens negeren om ongemakkelijke waarheden te vermijden; dit verbindt zijn werk met de filosofische traditie. De "verwarrende" ervaring van absolute vrijheid is volgens Sartre de noodzakelijke voorwaarde voor de staat van authenticiteit, maar kan zodanig onplezierig zijn dat het mensen leidt tot onauthentieke levenswijzen.
Door alle schrijvers wordt authenticiteit gezien als een zeer algemeen concept, dat niet verbonden is aan een singuliere politieke of esthetische ideologie. Dit is een essentiële eigenschap van authenticiteit: omdat het een persoon's relatie met de wereld betreft, kan het niet verworven worden door simpelweg een verzameling acties te herhalen, of een set posities in te nemen. Op deze wijze is authenticiteit verbonden met creativiteit: de impuls tot handelen moet vanuit de persoon zelf komen, en niet extern worden opgelegd. Heidegger voert deze notie tot het extreme, door in zeer abstracte termen te spreken over levensvormen; zijn terminologie werd overgenomen en gesimplificeerd door Sartre in zijn filosofische werken. Kierkegaard's werk (zoals de "Lofrede op Abraham" uit zijn Vrees en Beven) concentreert zich vaak op bijbelse verhalen die (natuurlijk) niet direct te imiteren zijn. Sartre, zoals boven genoemd, concentreerde zich op onauthentiek bestaan om daarmee de schijn van de beschrijving van normatieve levenswijzen te vermijden. De meeste schrijvers over onauthenticiteit in de twintigste eeuw vonden de dominante culturele normen onauthentiek; niet alleen omdat ze opgelegd leken te zijn, maar ook omdat ze, van nature, mensen noodzaakten zich onauthentiek te gedragen ten opzichte van hun eigen verlangen, de ware redenen voor het handelen verdoezelend. Adverteren, in zoverre het poogde mensen een reden te verschaffen om iets te doen die ze nog niet bezaten, was een standaardvoorbeeld van de wijze waarop de Westerse cultuur het individu vervormde ten bate van externe redenen. Rassenrelaties worden gezien als een andere beperking van authenticiteit, aangezien ze het individu verplichten zich met anderen te associëren op grond van externe eigenschappen. Een vroeg voorbeeld van de verbinding tussen onauthenticiteit en kapitalisme werd door Karl Marx gecreëerd, wiens noties van "vervreemding" verwant is aan het latere discours over het wezen van onauthenticiteit. Zodoende hebben degenen die gepreoccupeerd waren met authentiek leven vaak ongewone levens geleid, die afweken van de culturele normen; de opkomst van de tegencultuur in de jaren '60 in Europa en Amerika werd door velen gezien als een nieuwe kans om een authentiek bestaan te leven. Velen, echter, hebben erop gewezen dat iemand die ongewoon leeft, niet noodzakelijk in een authentieke bestaanswijze is. De relatie tussen de schending van culturele normen en authenticiteit is echter sterk en reëel, en zet zich ook heden ten dage nog onverminderd voort: onder artiesten die expliciet de conventies van hun beroep schenden, bijvoorbeeld. De relatie tussen onauthenticiteit en kapitalisme is vervat in de notie van "uitverkoop", die gebruikt wordt om een artiest te beschrijven wiens werk onauthentiek is geworden na verwerving van commerciëel succes en een zekere daaraan inherente integratie in een onauthentiek systeem. Als authenticiteit alleen in zeer abstracte termen beschreven kan worden, of slechts op negatieve wijze (onauthenticiteit), wat kan er dan rechtstreeks over gezegd worden? Alle schrijvers zijn het er over eens dat authenticiteit onder meer het volgende is: Iets dat nagejaagd kan worden als een doel dat intrinsiek is in "het goede leven". Intrinsiek moeilijk te realiseren, deels door de sociale druk om onauthentiek te leven, deels door een persoon's eigen karakter. Een staat van openbaring, waarin iemand zichzelf en anderen, soms zelfs dingen, op een radicaal nieuwe wijze beschouwd. Toegevoegd zou kunnen worden dat de meeste, hoewel niet alle, schrijvers overeengekomen zijn dat authenticiteit ook: Zelf-kennis vereist. Iemand's relaties met andere mensen radicaal verandert. Een eigen set morele verplichtingen met zich meebrengt. Gerealiseerd kan worden, onafhankelijk van ras, geslacht of klasse. De notie van authenticiteit past ook in de utopische ideologie, in zoverre als velen geloven dat een utopie: Authenticiteit onder haar burgers behoeft, of Fysieke en economische barrières zou verwijderen, om authenticiteit na te kunnen streven.
Kritiek op authenticiteit Authenticiteit heeft paradoxale elementen.
Sartre illustreerde deze in uiteenlopende werken, door te wijzen op het conflict dat kan ontstaan tussen het zien van zichzelf als een wezen dat uniek is en verschillend van de rest van de wereld, en het bestaan van dit zelf in een wereld die evident andere en soortgelijke wezens bevat.
Wanneer authenticiteit als een doctrine wordt bezien, heft het zichzelf op, omdat het hierdoor wordt geclassificeerd en deel wordt van het niet-zelf, mogelijk zelfs een object van methodische studie onder anderen; het wordt in wezen een gedeelde (externe) ideologie. Dit is tegengesteld aan de notie van een individueel zelf dat zijn eigen wezen onafhankelijk van concurrerende externe ideologieën zoekt.
Een andere kritiek is dat de oplossing van Sartre's problemen tot een compromis noodzaakt, dat het mogelijk maakt voor alle unieke individuen om op een wijze samen te bestaan die voor allen acceptabel is. Daarvoor is een gedeelde ethiek of moraal nodig, die de authenticiteit beperkt.
Omdat authenticiteit zo'n ongrijpbaar concept is en nooit bevredigend gedefiniëerd kan worden, kan het worden gezien als een bedreiging van rationaliteit of Verlichtingsideeën over de doorzichtigheid van wetgeving.
Referenties
Lionel Trilling (1974), Sincerity and Authenticity. Harvard: Harvard University Press. ISBN 0 192 81166 5
Charles Taylor (1992), The Ethics of Authenticity. Harvard: Harvard University Press. ISBN 0 674 26863 6
Over Walter Kaufmann, een filosoof wiens leven zich in toenemende mate concentreerde op een zoektocht naar authenticiteit.
(NOOT van waaroemni) En nu een boterham met choco (of pindakaas).