Boordgeld (ook wel: Scheepsgeld) zijn munten of biljetten die gemaakt zijn om te betalen aan boord van internationale scheepvaart.
Het ontstaan van het boordgeld is het directe gevolg van de geldzuivering vlak na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog.
Door de geldzuivering na de Tweede Wereldoorlog werd het niet toegestaan geld uit te voeren.
Voor betalingen aan boord van internationale scheepvaart werd daarom boordgeld uitgegeven door onder andere de firma's Stoomvaart Maatschappij Nederland en de Holland-Amerika Lijn.
Boordgeld van de SMN collectie Niek ter Wolbeek, Heerhugowaard
Na de bevrijding was er een enorme hoeveelheid van het zogenoemde oorlogsgeld in omloop, ook de hoeveelheid aan zwart geld was enorm.
Uiteraard stond er geen enkele bankgarantie tegenover al dat foute geld.
Het verbod tot uitvoer van Nederlands geld zou voor de internationale scheepvaart voor een groot probleem gaan zorgen, want juist in deze periode voeren veel schepen op Nederlands Indië voor het transporteren van grote aantallen militairen, emigranten en repatrianten.
boordgeld, equivalent van 5 gulden foto : munthandel Ritmeester
Tijdens deze reizen was het wel van groot belang dat er een betaalmiddel voor handen zou zijn, zodat men aan boord de nodige inkopen kon doen bij de CADI en/of de scheepswinkel, ook moest er betaald kunnen worden voor bepaalde diensten zoals bijvoorbeeld de kapper en de fotograaf.
Er werd dan ook een Noodbetaalmiddel in het leven geroepen en dit nieuwe geld werd heel toepasselijk boordgeld, of ook wel scheepsgeld genoemd.
Dit nieuw ontworpen noodgeld werd zowel in de vorm van biljetjes als munten uitgegeven.
De biljetjes kregen het principe van een waardebon, dat wil zeggen dat men ze na afloop van de reis weer kon inwisselen voor de gangbare valuta, dit gold natuurlijk ook voor de munten.
De Koninklijke Rotterdamsche Lloyd was echter de enige maatschappij die geen munten heeft uitgebracht.
De uitvoering van de biljetjes was simpel van opzet en de waarde van de coupures liep op van 1 cent tot 25 gulden.
De lagere coupures van 5 cent, 10 cent, 25 cent en 1 gulden waren het meest voorkomend in het scheepsbetalingsverkeer.
Van de Stoomvaart Maatschappij Nederland zijn in 1947 munten geslagen van 5, 10, 25 (rond), 25 (vierkant), 50 cent, 1, 2½ gulden, en in 1948 van 5 gulden.
De munt van 5 gulden was de eerste Nederlandse bimetalen munt.
Van de Holland-Amerika Lijn zijn munten bekend van 5, 10 en 25 cent.
Ook op een aantal Duitse schepen heeft boordgeld gecirkuleerd.
Papieren boordgeld van de Koninklijke Rotterdamse Lloyd
enkel geldig op een bepaald troepentransport collectie Niek ter Wolbeek, Heerhugowaard
Oktober is de tiende maand van het jaar in de gregoriaanse kalender en heeft 31 dagen.
De naam komt van het Latijnse octo voor acht.
Oktober was oorspronkelijk de achtste maand van het jaar, omdat tot 153 v.Chr. het Romeinse kalenderjaar in maart begon.
Oktober wordt ook wel de wijnmaand genoemd en geldt sinds de 16e eeuw als de rozenkransmaand.
Weerspreuken
♥ Is oktober warm en fijn, het zal een scherpe winter zijn; maar is hij nat en koel, t is van een zachte winter t voorgevoel.
♥ Warme oktober dagen, februari vlagen.
♥ Blinkt oktober in zonnegoud,de winter volgt dan snel en koud.
♥ Brengt oktober veel vorst en wind, zo zijn januari en februari zeer mild.
♥ Is oktober warm en fijn, het zal een scherpe winter zijn.
♥ Oktober vijs, november grijs, december ijs.
♥ Brengt oktober vorst en sneeuw, men hoort des winters klaaggeschreeuw.
♥ Oktober weer komt in maart terug.
♥ In oktober veel regen, voor het kerkhof altijd zegen.
♥ Oktober brengt ons wijn en zonnige dagen, maar ook jicht en andere plagen.
♥ Als het regent op Sint Bavis(1/10), regent het op Kerstmis.
♥ Vergeet niet te bidden op St. Placied(5/10), of het zal regenen dat het giet.
♥ Wie Bruno(6/10) tart, zijn koren wordt zwart.
♥ St. Pelagie(8/10), zonder hagel zie je haar nie.
♥ Regen met St. Denijs(9/10), voorspelt een natte winter en weinig ijs.
♥ Treedt Gommarus(11/10) met droogte in, de zomer zal nat zijn in het begin.
♥ Met Sint Gal(16/10), blijft de koe op stal.
♥ Doe met Ursula(21/10) de oogst naar binnen, anders komt Judas(28/10) met sneeuw voor de pinnen.
♥ Met St. Severijn(23/10), zal de eerste kou er zijn.
♥ Op de laatste oktober, houdt de natuur zich sober.
♣ Oudnederlandse/puristische naam: wijnmaand
♣ Romeinse naam: October
♣ Joodse naam: Maresjiwan
♣ De sterrenbeelden van deze maand zijn Weegschaal en Schorpioen
♣ Oktober begint op dezelfde dag van de week als januari, behalve in schrikkeljaren
♣ Ook dit jaar wordt oktober uitgeroepen tot de Maand van de Energiebesparing
♣ In Leiden werdt op 13 mei 1886 werd de 3 October Vereeniging opgericht
♣ Iedere laatste maandag in oktober een nationale vrije dag in Ierland
Weerextremen in België sinds begin van de metingen in Ukkel
- vanaf 1833 voor gemiddelde temperatuur en neerslaghoeveelheid
- vanaf 1887 voor zonneschijnduur in Ukkel. 1881 - Met gemiddeld 5,8°C is het de koudste maand oktober sinds het begin van de metingen (normaal 10,5°C). 1932 - Met 227,1 mm neerslag is het een bijzonder natte maand (normaal 70,8 mm). 1959 - Er zijn maar 2 regendagen deze maand oktober (normaal 15 dagen). 1965 - De zonnigste maand oktober, met 258 uur zonneschijn (normaal 130 uur). 1974 - Met 30 regendagen is het een kletsnatte oktobermaand. 1975 - Het is de droogste maand oktober ooit met slechts 5,2 mm neerslag, (normaal 70,8mm). 1998 - Deze maand oktober schijnt de zon slechts 43 uur. 2001 - De gemiddelde temperatuur van deze maand oktober bedraagt voor Ukkel 14,4 °C, (normaal 10,5°C).
Weerextremen in Nederland gemeten op het KNMI-station in De Bilt vanaf 1901
1902 - Een somberre maand oktober, slechts 43,6 uur zonneschijn. 1920 - Tijdens de maand oktober schijnt de zon 189,1 uur in De Bilt. 1922 - De koudste maand oktober met slechts 6,5 °C. 1932 - Een kletsnatte oktober met 193,4 mm neerslag. 1953 - Een uitzonderlijk droge maand oktober met slechts 5,5 mm neerslag. 2001 - De warmste maand oktober tot nu toe, met een gemiddelde van 14,2 °C.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.meteo.be
- www.knmi.nl
Boonanza is een kaartspel voor 3 tot 5 spelers waarbij je bonen moet zaaien en verkopen/oogsten.
Het spel is ontworpen door Uwe Rosenberg onder de (Duitse) naam Bohnanza, wat een samentrekking is van de woorden "bonanza" en "Bohne" - het Duitse woord voor boon.
De spelers verzamelen goud door het beplanten en oogsten van bonenvelden.
Alleen door handig ruilen en vooruitzien maak je kans op de overwinning.
Auteur van het spel is Uwe Rosenberg en de eerste editie van het spel werd uitgebracht in 1997.
Engels : Bohnanza Duits : Bohnanza Frans : Bohnanza
Boonanza basis en uitbreiding
Er bestaan verschillende uitbreidingen (niet altijd in het Nederlands beschikbaar) waarmee de complexiteit of het aantal spelers aangepast kan worden.
Het is de bedoeling zoveel mogelijk thalers (spelmunten) te verkrijgen.
Dit doet men door zo efficiënt en strategisch mogelijk bonen te verbouwen.
Al deze bonen verschillen in waarde en in aantal.
De meest kenmerkende spelregel is dat de volgorde van de handkaarten niet mag gewijzigd worden.
Het op de juiste volgorde houden van de kaarten in je hand is een essentieel onderdeel van het spel.
Je moet er maar op vertrouwen dat je medespelers niet stiekem vals spelen!
boonanza het spel
Je moet goed vooruit denken om kaarten die je niet kunt gebruiken, te ruilen voordat ze vooraan komen te liggen.
Om kaarten te verkrijgen die je wel kunt gebruiken is snel reageren gewenst.
Je bent gedurende het hele spel actief.
De kaarten hebben humor, zoals bijvoorbeeld de 'Blaue Bohne'!
Wanneer je als meer ervaren spelers met een beginneling speelt, heb je het voordeel dat je kunt inschatten wat de waarde van een kaart in dit stadium van het spel is.
Niet onbelangrijk bij het ruilen!
Als je het spel vaak met dezelfde club mensen speelt, ontstaat een soort vaste ruilwaarde voor bepaalde kaarten.
De lol van het spel en de weg naar winst ligt in het handig ruilen: kaarten kwijtraken die je niet kunt aanplanten en kaarten verkrijgen die je wilt oogsten, en dat voor een voor jou gunstige koers.
Probeer daarom een beetje bij te houden hoeveel goud je medespelers (en jijzelf natuurlijk) binnen halen.
Het spel eindigt als de dichte stapel drie maal is doorgewerkt.
Iedereen telt zijn goud en degene met het meeste goud is de winnaar.
Variant:
Volgens de regels mag een kaart in een beurt slechts 1 keer van eigenaar wisselen.
Als variant hierop kunnen ook driehoeksruilen plaatsvinden, dus het doorruilen van net verworven kaarten naar een andere medespeler.
Naast het basis spel zijn er ook nog 2 uitbreidingen:
Boonanza: De Uitbreiding (3-7 spelers)
Boonanza: La Isla Boonita (2-7 spelers)
en een apart spel voor 1 of 2 spelers:
Boonanza: Al Caboon
Een boomwhacker is een modern percussie-instrument.
Het zijn meerkleurige holle plastic buizen die ten opzichte van elkaar harmonisch gestemd zijn.
Het instrument wordt bespeeld door hem tegen een andere boomwacker, tegen het lichaam of tegen een ander voorwerp te slaan.
Ook kan men hem met stokken bespelen, net als bij een xylofoon.
Engels : Boomwhacker Duits : Boomwhacker Frans : Boomwhacker
Boomwhackers basisinstrumenten
De lengte van de 'normale' buizen varieert tussen de 30,5cm en 61cm.
De lengte van de basoctaven varieërt tussen de 61cm en 122cm.
De Treble Extension Set is ongeveer 20cm lang.
Maar het bedrijf heeft over alles nagedacht en ervoor gezorgd dat ook kinderen ermee kunnen spelen.
De Boomwhackers zijn handzaam, en niet breder dan 4,5cm.
De kleuren zijn gebaseerd op het Chroma-Notes Colored Music System, de kleuren die je vaak op pianotoetsen ziet om het instrument te leren.
De boomwhacker ontstond vanuit de junk bands die percussiemuziek maakten met afvalmateriaal.
Hierin werd al op stukken plastic buis gespeeld.
Hieruit werden de boomwhackers door Craig Ramsell uit de Verenigde Staten verder ontwikkeld, en in 1995 voor het eerst commercieel verkocht.
Bij een boomwhacker kan men een een octaveringsdopje gebruiken, dat aan het eind van de buis wordt aangebracht.
Hierdoor daalt de toon met een octaaf.
octaveringsdopje bij een boomwhacker
Boomwhackers worden in toenemende mate gebruikt in het muziekonderwijs.
Om het aanleren van muziek te vergemakkelijken, wordt hierbij een vereenvoudigde grafische notatie gebruikt in plaats van het traditionele notenschrift.
Ook zijn er groepen die met boomwhackers optreden.
Vaak zijn ze hierbij een manier om het publiek bij het optreden te betrekken.
Boomwhackers heeft sinds haar bestaan al meer dan 5 miljoen sets verkocht.
De producten worden niet alleen in de Verenigde Staten verkocht, maar vinden gretig aftrek op alle continenten in meer dan 30 landen.
De instrumenten worden voor verschillende doeleinden gebruikt.
Behalve professionals, worden de instrumenten ook ingezet bij teambuildingcursussen en muziektherapie.
De boomvalk (Falco subbuteo) is een kleine valk van 30 à 35 cm en een vleugelspanwijdte van 73 à 80cm.
De boomvalk is verspreid over Europa en Azië.
Het is een trekvogel die grote afstanden aflegt en overwintert in Afrika.
Het is een broedvogel van open bossen en parken.
De noordgrens van het verspreidingsgebied in Europa ligt in Groot-Brittannië (waar de boomvalk geleidelijk steeds noordelijker voorkomt), Denemarken en Zuid-Zweden en Zuid-Noorwegen.
Engels : Eurasian Hobby, Hobby Duits : Baumfalke Frans : Le Faucon hobereau
Volwassen vogels zijn van boven leikleurig met een witte keel.
Van dichtbij kunnen de kastanjebruine broek en onderstaart worden waargenomen.
Mannetje en vrouwtje zien er gelijk uit, juvenielen (jonge dieren) zijn over het algemeen veel bruiner van kleur.
Het is een elegante roofvogel, die er met zijn langgepunte vleugels uit ziet als een grote gierzwaluw.
Boomvalken nestelen in de verlaten en vaak in dat zelfde jaar gemaakte nesten van kraaien en andere vogels en leggen twee tot vier eieren.
De boomvalk jaagt op grote insecten zoals libellen die overgebracht worden van klauwen naar bek en in de vlucht worden opgegeten.
Ook kleine vogels worden in de vlucht gevangen.
Zijn snelheid en vliegkunsten stellen hem in staat om zelfs zwaluwen te grijpen.
Huiszwaluw en boerenzwaluw hebben dan ook een specifieke boomvalk-alarmroep.
In het verleden kwam de boomvalk in Nederland vooral voor in de bossen op de zandgronden.
De soort doet het daar sinds de jaren 1980 minder goed.
In het half open (agrarisch) landschap wordt de soort echter steeds meer gezien.
Ook op de waddeneilanden doet de soort het relatief goed.
Het totaal aantal broedparen werd rond 2000 geschat op 750 tot 1000 paar.
Helaas is het netto resultaat een dalende trend tussen 1990 en 1995 en daarna waarschijnlijk een stabilisering.
De boomvalk staat weliswaar als veilig op de internationale rode lijst van de IUCN, maar door de achteruitgang in Nederland staat hij als kwetsbaar op de Nederlandse rode lijst.
De boomvalk staat niet op de Vlaamse rode lijst.
Het aantal broedparen in Vlaanderen wordt geschat op 500 en daarmee is het een vrij schaarse tot mogelijk vrij talrijke broedvogel.
De boomsprinkhaan (Meconema thalassinum) is een rechtvleugelig insect uit de familie sabelsprinkhanen (Tettigoniidae), onderfamilie Meconematinae.
De boomsprinkhaan is een algemene soort die in grote delen van Europa voorkomt en ook te vinden is in Nederland en België.
Daarnaast is de soort geïntroduceerd geraakt in de Verenigde Staten, met name in Long Island, vanwaaruit het zich inmiddels wat heeft uitgebreid.
Het is een bewoner van bomen en hogere struiken in verder open terreinen zoals heidevelden met bomengroepjes, stadsparken en tuinen.
Boomsoorten als de eik, de hazelaar en de beuk hebben de voorkeur.
Engels : Meconema thalassinum, drumming katydid, oak bush-cricket Duits : Gemeine Eichenschrecke Frans : Sauterelle des chênes
De boomsprinkhaan lijkt alleen op de verwante zuidelijke boomsprinkhaan, maar deze laatste soort is ongevleugeld en makkelijk te onderscheiden. Ook de (ongevleugelde) nimfen zijn te herkennen omdat deze al vier vleugels hebben in tegenstelling tot de zuidelijke boomsprinkhaan waarbij maar twee vleugels zichtbaar zijn.
De zuidelijke boomsprinkhaan komt binnen de Benelux slechts op enkele geïsoleerde plaatsen voor.
Meconema thalassinum
auteur: Eric Walravens
De boomsprinkhaan leeft voornamelijk van kleine, op planten levende insecten en is een overwegend nuttig dier.
De boomsprinkhaan is actief gedurende de maanden juli tot november, de mannetjes laten zich vooral horen tussen zeven uur 's avonds en drie uur in de nacht.
Het geluid bestaat uit een snorrend geroffel dat veroorzaakt wordt door met de poten op de ondergrond te trommelen.
Mannetjes bereiken een lengte van 12 tot 15 millimeter, de vrouwtjes zijn 11 tot 15mm lang.
De lichaamskleur is groen, op de kop, het halsschild en de vleugelbasis is een gele streep aanwezig, is geelachtig.
De mannetjes hebben lange, krekel-achtige cerci, die kleine tandjes hebben aan de basis.
Het vrouwtje is te herkennen aan de lange vrij smalle en nauwelijks gebogen legboor.
De boomsprinkhaan is een gevleugelde soort, de vleugels reiken tot achter de achterlijfspunt en zijn groen van kleur.
De vleugels hebben een lichtere beadering die doet denken aan de gaasvlieg (Chrysoperla carnea).
De boomslang (Dispholidus typus) is een slang uit de familie gladde slangen (Colubridae).
Zijn leefgebied is sub-Sahara Afrika.
Het is de enige soort uit het geslacht Dispholidus.
De naam stamt uit het Afrikaans en wordt in alle talen gebruikt, ook de Engelsen en Duitsers noemen deze soort boomslang.
Engels : Boomslang Duits : Boomslang Frans : Serpent des arbres, Boomslang
Boomslangen zijn verschillend ten opzichte van vele andere slangen in zoverre dat zij seksueel dimorf zijn.
De wijfjes behouden de kleurloos, bruin-grijze kleur die voor jonge boomslangen kenmerkend is, terwijl de mannetjes heldergroen zijn, sterkgelijkend op de oostelijke groene mamba (Dendroaspis viridis) een andere Afrikaanse gifslangensoort.
De lengte van een volwassen boomslang is maximaal ongeveer 1,80 meter, de slang heeft een korte, botte neus en grote ogen.
Boomslangen zijn voornamelijk arboreel (leven in bomen) en ze kunnen zich zeer snel bewegen.
In tegenstelling tot de meeste andere slangen planten ze zich voort in bomen en zijn ovipaar (eierleggend).
Hun voedsel omvat kameleons, boombewonende hagedissen, kikkers en zo nu en dan kleine zoogdieren, vogels en eieren van nestelende vogels die zij geheel doorslikken, zonder deze eerst in stukken te scheuren.
De meeste leden van de familie van gladde slangen (Colubridae) zijn onschadelijk, of hebben een relatief zwak vergif.
De boomslang echter heeft een zeer krachtig vergif dat het aflevert middels grote, diep gegroefde hoektanden ('fangs' wat slagtanden betekent), die net als de meeste andere giftige gladde slangen aan het achterste deel van de kaak zijn bevestigd.
Dit type van vergif apparatus wordt ophistoglyf genoemd.
De boomslang is de meest gevaarlijke van de slangen met deze methode van vergiflevering.
De beet van een boomslang kan fataal zijn en zijn als zodanig gemeld in tegenstelling tot beten van adders.
In 1957 stierf de bekende herpetoloog Karl Schmidt na te zijn gebeten door een boomslang.
D.S. Chapman verklaart dat tussen 1919 en 1962 er acht ernstige menselijke vergiftigingen door boomslangen hebben plaatsgevonden, waarvan twee uiteindelijk fataal.
Het South African Vaccine Producers (vroeger Zuidafrikaans Medisch Onderzoek Instituut) vervaardigt een antiserum voor boomslangvergif.
Het vergif van de boomslang is een haemotoxine.
Dit betekent dat het vergif de hemoglobine in de rode bloedcellen aanvalt en vernietigt, en het bloed in zijn slachtoffer vernietigt.
Het vergif van een boomslang maakt het stollingsproces van het bloed onklaar met als gevolg dat het slachtoffer vaak sterft aan talrijke interne en externe bloedingen.
Andere symptomen zijn: hoofdpijn, misselijkheid, slapeloosheid en geestelijke stoornissen.
De symptomen openbaren zich pas vele uren na de beet.
Aan één kant geeft dit tijd om een antiserum te regelen maar aan de andere kant loopt men het het gevaar dat de beet over het hoofd wordt gezien.
Vooral omdat net als bij andere slangen met een achter-slagtand, elke beet niet altijd eindigt met het inspuiten van het vergif.
Een volwassen slang heeft 4 tot 8 mg vergif.
5 mg schijnt voldoende te zijn om een mens te doden.
Een boomslang is een schuchtere slang zodat beten praktisch gezien slechts voorkomen als men probeert een slang te vangen of te behandelen.
De boompieper (Anthus trivialis) is een insectenetende zangvogel uit de familie piepers en kwikstaarten (Motacillidae).
In heel Europa komen boompiepers gedurende de zomermaanden voor, met uitzondering op IJsland en Ierland.
Engels : Tree Pipit Duits : Baumpieper Frans : Le Pipit des arbres
De boompieper lijkt op een mus, en wordt ongeveer 15 cm groot, heeft een geelachtige borst met donkere streepjes en roze poten.
Mannetjes en vrouwtjes zijn lastig uit elkaar te houden.
Verder is het verschil in uiterlijk met de graspieper niet zo groot.
Hoewel ze erg veel op graspiepers lijken, zijn hun gedrag en geluid toch wel duidelijk anders.
Ze zijn veel meer geneigd na het opvliegen neer te strijken op een struik.
Ze zijn ook wat steviger van figuur dan de graspieper en ze kunnen zich al staartwippend, niet zelden sluipend over de grond, uit de voeten maken.
Om dan als het niet anders kan op te vliegen.
Ze kunnen hier en daar talrijk voorkomen langs bosranden die aan heidevelden grenzen, open gedeelten en kaalslag aan de randen van allerlei bostypen.
Toch worden open vlakte vermeden.
Boompiepers komen in tegenstelling tot graspiepers vooral voor in gebieden met bomen.
De zangvlucht begint en eindigt doorgaans ook in een boom in plaats van op de grond.
Net als andere piepers bouwt ook de boompieper het nest goed verstopt op de grond.
De soort staat niet op de Nederlandse rode lijst, maar wel als bedreigd op de Vlaamse rode lijst.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.vogelvisie.nl/
- tinternet