Bonding is een tandheelkundig proces waarbij de tand of kies wordt voorbereid op het plaatsen van een (plastische) restauratie of in de volksmond een witte vulling. Na het weghalen van cariës wordt de caviteit, het 'gaatje', voorbereid op het aanbrengen van de bonding.
- De oppervlaktes moeten schoon zijn, dus vrij van bloed en geïnfecteerd dentine. - Het te behandelen oppervlak moet bij de meeste bondingsystemen droog worden gehouden, maar ook niet té droog.
Bloed en speeksel zijn funest voor een goede hechting, omdat eiwitten een goede penetratie van de kunststof hars belemmeren.
De tandarts brengt een bandje of stripje aan. Hierdoor kan aan bovenstaande voorwaarden worden voldaan. Daarnaast wordt een rubberdam aangebracht of een of meerdere watjes. Dit moet voorkomen dat het te behandelen oppervlak tijdens de behandeling met bloed of speeksel in aanraking komt.
Het oppervlak wordt chemisch opgeruwd met een zuur. Het meest gebruikte zuur is een fosforzuuroplossing van 35 tot 50%. Zwakkere zuren, zoals citroenzuur of melkzuur worden ook gebruikt. Het middel moet minimaal 15 seconden inwerken, maximaal 60 seconden. Het zuur wordt weggespoeld met water en het overmaat aan water wordt weggehaald (zodat het oppervlak nog wel vochtig blijft).
Het glazuuroppervlak is na het etsen ruwer, groter van oppervlak en heeft een hogere oppervlakte-energie. Dat laatste is belangrijk, omdat de kunsthars dan beter in het oppervlak penetreert. Het onderliggende dentine heeft meer organisch materiaal, dat neerslaat na het etsen.
Met een primer wordt de organische laag die neerslaat na het etsen van het dentine geïmpregneerd. Hierdoor kan de kunststofhars beter deze laag binnendringen. De primer maakt van het hydrofiel (waterminnend) oppervlak een hydrofoob (waterafstotend) oppervlak. De organische laag veert dan weer op én laat de kunststoflaag makkelijker door, tot in de kanaaltjes van het dentine: de tubili.
De kunststofhars wordt op het oppervlak aangebracht. Dit zijn meestal stoffen op basis van acrylaten. De bonding verspreidt zich vrij snel en zeer gemakkelijk over de behandelde delen. De uitharding is chemisch of wordt door licht geïnitieerd.
Het is belangrijk dat de hechting sterk is. Kunststoffen krimpen immers als ze uitharden. De druk die door het krimpen van composiet (de witte vulling), op het oppervlak en het materiaal wordt uitgeoefend is niet groter dan 18 MPa(18 megapascal). Deze druk wordt ook wel krimpspanning genoemd. Een te grote krimpspanning kan pijn veroorzaken bij de patiënt. Indien de bonding goed is uitgevoerd kan de hechtlaag een druk van maximaal 20 tot 22 MPa verdragen.
De oppervlaktelaag van de bonding hardt niet uit, ook niet na het belichten. Deze laag noemt men de door zuurstof geïnhibeerde laag. Deze laag is erg handig, omdat het vulmateriaal uiteraard ook moet hechten. Na het aanbrengen van de vulling hardt ook deze laag uit, zodat de hechting van het vulmateriaal aan het tandmateriaal compleet is.
Bomen is een manier van voortstuwen van een boot in ondiep water. Een lange staak of (vaar)boom wordt hiertoe in het water in de bodem gestoken, en het schip wordt vooruitgeduwd.
Deze vorm van voortbewegen werd vooral gebruikt op de kleinere scheepjes die niet de beschikking hadden over een zeil of motor, op smalle wateren waar niet geroeid kon worden, of als er staande over een hoge last moest worden gekeken. Dit wordt ook vaak punteren genoemd, om dat deze manier veel gebruikt wordt voor de punter en aanverwante scheepjes. Op deze scheepjes gebeurde het bomen staande op een klein achterplechtje (stuurbank) of bij het ontbreken hiervan op een plank die over het boeisel was gelegd. De persoon die de boom hanteeerde stond stil en met zijn gelaat in de vaarrichting. Omdat bij deze manier van voortbewegen een roer overbodig is waren veel kleine scheepjes daar ook niet mee uitgerust.
Bomen - foto uit de oude doos
Op de traditionele zeilschepen van de Zuiderzee werd er geboomd als er geen wind stond. Daartoe werd vaak het zwaard afgenomen en op de plecht en de deken (bovenzijde van de bun) gelegd, de man die moest bomen kon zodoende de boom op de plecht insteken en lopend tot op de deken het schip duwen. Bij zeilschepen werd de boom bewaard door hem langs een van de stagen op te hangen.
Op de vrachtschepen werd alleen geboomd als er niet kon worden gejaagd of met een vastgezette boom vanaf de kant worden geduwd (wegen of truilen). Omdat deze schepen vaak een gangboord hadden kon de persoon die moest bomen een groot deel van de scheepslengte gebruiken. Dit gebeurde met de rug naar de boeg en het schip werd als het ware met de voeten vooruit geduwd. Hierbij was het dus wel noodzakelijk dat er iemand anders aan het roer stond.
bomen met z'n tweeën
De onderkant van de vaarboom, de voet, bestaat uit de hak (het uiteinde van de hoofdstok) en de iets kortere teen, een aan de hoofdstok bevestigd iets gekromd stukje hout van ongeveer twintig centimeter, dat het bomen vergemakkelijkt in een modderige bodem. Als de bodem hard of steenachtig is, kan de teen beschadigd worden of zelfs los raken en moet de hak worden gebruikt om het schip voort te stuwen.
Het woord Bombrood is, met name in voormalige vissersdorpen en -steden, een nog herkenbaar, zij het verouderd, begrip. Het betreft een vorm van beloning die werd verstrekt aan die man of jongen die een echtgenote of een moeder op de hoogte bracht van de thuiskomst van haar man of zoon die visser was.
Vooral destijds, vóór 1940, toen aan boord van vissersschepen nog geen sprake was van communicatiemiddelen, had het thuisfront er geen notie van, wanneer een op zee vissend gezinslid terug zou keren. Nu hadden bepaalde mannen en jongens die op strategische plaatsen konden uitzien naar vanuit zee naderende vissersschepen voldoende kennis van zaken om een dergelijk schip te identificeren. Elk schip had nu eenmaal bepaalde eigen kenmerken zoals een eigen vorm of bouw, dan wel opmerkelijke zeilen of tuigages of twee door kleur opvallende masttoppen wat dit vaartuig onderscheidde van andere schepen; een verrekijker verrichtte daarbij goede diensten. En zodra nu duidelijk was om welk schip het ging, haastte de boodschapper zich allereerst naar het huis van de schipper - de gezagvoerder van het desbetreffende vissersschip - om de schippersvrouw op de hoogte te brengen van de komst van haar man. Tegenover het brengen van zo'n blijde boodschap stond een beloning, die 'bombrood' werd genoemd.
Met name de kustdorpen aan de Noordzee kenden nog tot aan het eind van de 19de eeuw een zogeheten bomschuit als gangbaar vissersschip. Deze platboomde schepen konden bij terugkeer aanlanden op het strand en ook in hun geval zagen kenners al van verre welke bomschuit naderde. Omdat het hier om bomschuiten of, zo men ze ook vaak noemde, om bommen ging, werd het woord bombrood door velen gerelateerd aan een dergelijke bom. Men kende echter in visserssteden als Vlaardingen en Maassluis eveneens het bombrood, terwijl de bom of bomschuit daar als gangbaar vissersschip in het geheel niet in gebruik was.
Overigens kende Vlaardingen, en wellicht ook Maassluis, destijds een zogenaamde torenkijker, een man die in de toren van de plaatselijke kerk uitkeek naar vissersschepen die de Waterweg in kwamen varen. Bij signalering ervan hees hij in de toren op de torentrans een bal, stelde daarna vast welk schip en schipper het betrof en ging vervolgens snel op weg voor het brengen van de goede tijding en het incasseren van het bombrood.
Men kende in vroeger jaren zogenaamde boden, in feite berichtgevers, die door opdrachtgevers over kortere of langere afstanden op pad werden gestuurd om schriftelijke berichten of mondelinge boodschappen over te brengen. Hun reizen ging te voet, per paard, per koets of per beurtschip, afhankelijk van af te leggen afstanden en begaanbare wegen. De opdrachtgever betaalde een bode, maar daarnaast was het regel dat de ontvanger van een bericht of boodschap zo'n bode bij aankomst enkele boterhammen verstrekte, zogenaamd bodenbrood. In de loop der jaren is het geven van brood overgegaan in het schenken van een gift of een fooi, terwijl het woord zelf door samentrekking en klinker- en medeklinkerwisselingen is gewijzigd van het vroegere bodenbrood naar het woord bombrood zoals men dat nu nog kent.
Een bombe is een elektromechanisch gereedschap gebruikt door Britse cryptologen tijdens de Tweede Wereldoorlog als hulpmiddel voor het breken van de Enigma-codeermachines van de Duitsers. De bombe werd ontworpen door Alan Turing met belangrijke aanvullingen van Gordon Welchman.
Britse bombe (Bletchley Park museum) auteur : Sarah Hartwell CC 3.0
Het ontwerp is gebaseerd op de door de Pools cryptoloog Marian Rejewski omstreeks oktober 1938 ontwikkelde bomba kryptologiczna (cryptologische bom) of kortweg bomba. De ontwerpen voor deze machine werden door het Poolse Biuro Szyfrów op de Pools-Frans-Britse conferentie van 24 juli tot 27 juli 1939 in Pyry, ten zuiden van Warschau overgedragen aan de geallieerden.
De standaard Enigma-machine gebruikte drie rotoren welke elk op 26 verschillende posities gezet konden worden. De bombe probeerde elk van deze posities en voerde daarop een test uit. Vrijwel alle 17.576 (26x26x26) posities konden door de test uitgeprobeerd worden waarna de overgebleven mogelijke oplossingen met de hand onderzocht werden. Voor het gebruik van de bombe had de cryptoanalist echter wel een zogenaamde crib nodig, een stukje versleutelde tekst waarvan het klaarschrift geraden kon worden.
replica van een bombe in het Bletchley Park museum auteur : Matt Crypto / Tom Yates CC 3.0
De eerste bombe werd in maart 1940 op Bletchley Park geïnstalleerd. Vanaf 1943 werden ook in de Verenigde Staten bombes geïnstalleerd. De laatste alhier geassembleerde bombe wordt heden ten dage tentoongesteld in het National Cryptologic Museum.
De Britse bombes werden meestal bediend door de dames van het Women's Royal Naval Service (WR(e)NS). De Amerikaanse meestal door de dames van het Women's Army Corps (WACs) en het Women Accepted for Volunteer Emergency Service (WAVES).
De bombay is een kattenras met een glanzende zwarte vacht en grote, goudkleurige ogen. Omdat de Indiase zwarte luipaard net zo'n zwart glanzende vacht had als deze kat, is de Bombay naar een Indiase stad genoemd.
Vachtkleur : Altijd zwart met af en toe wat witte haartjes op de onderbuik of op de pootjes.
Engels : Bombay cat Duits : Bombay-Katze Frans : Le Bombay
De bombay ontstond in de jaren 1950 in de Verenigde Staten, toen geprobeerd werd een zuiver zwarte burmees te fokken. De bruine burmees werd gekruist met een zwarte Amerikaanse korthaar, waarna de Bombay in 1976 als een variëteit op tentoonstellingen werd aanvaard. Het Amerikaanse paartje Opium en Bagheera werd in 1989 naar Frankrijk gestuurd om de Europese lijn op te zetten en daarom is het ras aan beide kanten van de Atlantische Oceaan identiek. In Engeland werd de zwarte Britse korthaar echter gekruist met de burmees (hoewel er later een werd gekoppeld aan een Amerikaanse bombay). Het resultaat ging deel uitmaken van het fokprogramma van de Aziatische groep.
De bombay heeft het opvallende karakter van de burmees, snort voortdurend en is sterk en gezond. De kat is middelgroot en zijn ronde kop lijkt te groot voor zijn lijf. Hij heeft een korte stompneus, stevige kin en grote oren met ronde punten. Alles aan de bombay zwart: van de vachtharen, die van wortel tot punt gitzwart moet zijn, tot aan de neus en voetkussentjes.
Een bombarde (van het Grieks bombos: gedreun, geraas) of pothond is een belegeringswapen dat voor het eerst, in het Westen, in de 14e eeuw wordt gebruikt. Het heeft de vorm van een holle cilinder die erg op een langwerpige ton verstevigd met ijzeren hoepels lijkt; de bombarde wordt geladen via de loop. Later worden dergelijke wapens kanon genoemd.
bombarde aan het kasteel van Malbork - (Polen) auteur : Palladinus CC 3.0
Het wapen wordt op een massief houten blok geplaatst en vuurt projectielen van ijzer of steen af die worden voortgestuwd door de kracht van het ontploffend buskruit. Het laden van een bombarde neemt heel wat tijd in beslag en is niet zonder gevaar voor zijn bedieners.
Het oudste bewijs voor het gebruik van dit wapen is een reliëf, gemaakt door Boeddhistische monniken in China in 1128. In het Westen verschenen ze onder meer bij het beleg van Metz in 1324 en bij de strijd tussen de Engelsen en de Schotten in 1327 op de slagvelden.
bombarde in het Musee de l'Armee (Parijs) auteur : PHGCOM CC 3.0
In maart 1375 kreeg Jehan le Mercier, een van de raadslieden van de Franse koning Karel V de opdracht om een grand canon de fer te fabriceren. Op het marktplein van Caen liet hij drie smederijen bouwen. Men gebruikte 2.300 pond ijzer. De loop van de bombarde bestaat uit langwerpige ijzeren banen die aan elkaar worden gesmeed; het geheel wordt versterkt met ijzeren banden. Het wapen wordt met 90 pond touw stevig vastgebonden en ingepakt in aan elkaar genaaide huiden ter bescherming tegen regen en vocht.
Het woord bombardement herinnert aan dit middeleeuws wapen.
Een wapen dat hier erg op lijkt is de carronade, dat werd ontwikkeld door de Schotten in de 18e eeuw.
Een bombarde is een blaasinstrument uit de familie van de schalmei dat tegenwoordig nog in Bretagne in de volksmuziek gebruikt wordt, meestal in combinatie met een lokale vorm van de doedelzak, de biniou. Beide instrumenten zijn bijzonder luid en vooral geschikt voor het begeleiden van volksdansen in de open lucht.
Engels : Bombard, Talabard Duits : Bombarde Frans : Bombarde