Het woord Bombrood is, met name in voormalige vissersdorpen en -steden, een nog herkenbaar, zij het verouderd, begrip. Het betreft een vorm van beloning die werd verstrekt aan die man of jongen die een echtgenote of een moeder op de hoogte bracht van de thuiskomst van haar man of zoon die visser was.
Vooral destijds, vóór 1940, toen aan boord van vissersschepen nog geen sprake was van communicatiemiddelen, had het thuisfront er geen notie van, wanneer een op zee vissend gezinslid terug zou keren. Nu hadden bepaalde mannen en jongens die op strategische plaatsen konden uitzien naar vanuit zee naderende vissersschepen voldoende kennis van zaken om een dergelijk schip te identificeren. Elk schip had nu eenmaal bepaalde eigen kenmerken zoals een eigen vorm of bouw, dan wel opmerkelijke zeilen of tuigages of twee door kleur opvallende masttoppen wat dit vaartuig onderscheidde van andere schepen; een verrekijker verrichtte daarbij goede diensten. En zodra nu duidelijk was om welk schip het ging, haastte de boodschapper zich allereerst naar het huis van de schipper - de gezagvoerder van het desbetreffende vissersschip - om de schippersvrouw op de hoogte te brengen van de komst van haar man. Tegenover het brengen van zo'n blijde boodschap stond een beloning, die 'bombrood' werd genoemd.
Met name de kustdorpen aan de Noordzee kenden nog tot aan het eind van de 19de eeuw een zogeheten bomschuit als gangbaar vissersschip. Deze platboomde schepen konden bij terugkeer aanlanden op het strand en ook in hun geval zagen kenners al van verre welke bomschuit naderde. Omdat het hier om bomschuiten of, zo men ze ook vaak noemde, om bommen ging, werd het woord bombrood door velen gerelateerd aan een dergelijke bom. Men kende echter in visserssteden als Vlaardingen en Maassluis eveneens het bombrood, terwijl de bom of bomschuit daar als gangbaar vissersschip in het geheel niet in gebruik was.
Overigens kende Vlaardingen, en wellicht ook Maassluis, destijds een zogenaamde torenkijker, een man die in de toren van de plaatselijke kerk uitkeek naar vissersschepen die de Waterweg in kwamen varen. Bij signalering ervan hees hij in de toren op de torentrans een bal, stelde daarna vast welk schip en schipper het betrof en ging vervolgens snel op weg voor het brengen van de goede tijding en het incasseren van het bombrood.
Men kende in vroeger jaren zogenaamde boden, in feite berichtgevers, die door opdrachtgevers over kortere of langere afstanden op pad werden gestuurd om schriftelijke berichten of mondelinge boodschappen over te brengen. Hun reizen ging te voet, per paard, per koets of per beurtschip, afhankelijk van af te leggen afstanden en begaanbare wegen. De opdrachtgever betaalde een bode, maar daarnaast was het regel dat de ontvanger van een bericht of boodschap zo'n bode bij aankomst enkele boterhammen verstrekte, zogenaamd bodenbrood. In de loop der jaren is het geven van brood overgegaan in het schenken van een gift of een fooi, terwijl het woord zelf door samentrekking en klinker- en medeklinkerwisselingen is gewijzigd van het vroegere bodenbrood naar het woord bombrood zoals men dat nu nog kent.
Een bombe is een elektromechanisch gereedschap gebruikt door Britse cryptologen tijdens de Tweede Wereldoorlog als hulpmiddel voor het breken van de Enigma-codeermachines van de Duitsers. De bombe werd ontworpen door Alan Turing met belangrijke aanvullingen van Gordon Welchman.
Britse bombe (Bletchley Park museum) auteur : Sarah Hartwell CC 3.0
Het ontwerp is gebaseerd op de door de Pools cryptoloog Marian Rejewski omstreeks oktober 1938 ontwikkelde bomba kryptologiczna (cryptologische bom) of kortweg bomba. De ontwerpen voor deze machine werden door het Poolse Biuro Szyfrów op de Pools-Frans-Britse conferentie van 24 juli tot 27 juli 1939 in Pyry, ten zuiden van Warschau overgedragen aan de geallieerden.
De standaard Enigma-machine gebruikte drie rotoren welke elk op 26 verschillende posities gezet konden worden. De bombe probeerde elk van deze posities en voerde daarop een test uit. Vrijwel alle 17.576 (26x26x26) posities konden door de test uitgeprobeerd worden waarna de overgebleven mogelijke oplossingen met de hand onderzocht werden. Voor het gebruik van de bombe had de cryptoanalist echter wel een zogenaamde crib nodig, een stukje versleutelde tekst waarvan het klaarschrift geraden kon worden.
replica van een bombe in het Bletchley Park museum auteur : Matt Crypto / Tom Yates CC 3.0
De eerste bombe werd in maart 1940 op Bletchley Park geïnstalleerd. Vanaf 1943 werden ook in de Verenigde Staten bombes geïnstalleerd. De laatste alhier geassembleerde bombe wordt heden ten dage tentoongesteld in het National Cryptologic Museum.
De Britse bombes werden meestal bediend door de dames van het Women's Royal Naval Service (WR(e)NS). De Amerikaanse meestal door de dames van het Women's Army Corps (WACs) en het Women Accepted for Volunteer Emergency Service (WAVES).
De bombay is een kattenras met een glanzende zwarte vacht en grote, goudkleurige ogen. Omdat de Indiase zwarte luipaard net zo'n zwart glanzende vacht had als deze kat, is de Bombay naar een Indiase stad genoemd.
Vachtkleur : Altijd zwart met af en toe wat witte haartjes op de onderbuik of op de pootjes.
Engels : Bombay cat Duits : Bombay-Katze Frans : Le Bombay
De bombay ontstond in de jaren 1950 in de Verenigde Staten, toen geprobeerd werd een zuiver zwarte burmees te fokken. De bruine burmees werd gekruist met een zwarte Amerikaanse korthaar, waarna de Bombay in 1976 als een variëteit op tentoonstellingen werd aanvaard. Het Amerikaanse paartje Opium en Bagheera werd in 1989 naar Frankrijk gestuurd om de Europese lijn op te zetten en daarom is het ras aan beide kanten van de Atlantische Oceaan identiek. In Engeland werd de zwarte Britse korthaar echter gekruist met de burmees (hoewel er later een werd gekoppeld aan een Amerikaanse bombay). Het resultaat ging deel uitmaken van het fokprogramma van de Aziatische groep.
De bombay heeft het opvallende karakter van de burmees, snort voortdurend en is sterk en gezond. De kat is middelgroot en zijn ronde kop lijkt te groot voor zijn lijf. Hij heeft een korte stompneus, stevige kin en grote oren met ronde punten. Alles aan de bombay zwart: van de vachtharen, die van wortel tot punt gitzwart moet zijn, tot aan de neus en voetkussentjes.
Een bombarde (van het Grieks bombos: gedreun, geraas) of pothond is een belegeringswapen dat voor het eerst, in het Westen, in de 14e eeuw wordt gebruikt. Het heeft de vorm van een holle cilinder die erg op een langwerpige ton verstevigd met ijzeren hoepels lijkt; de bombarde wordt geladen via de loop. Later worden dergelijke wapens kanon genoemd.
bombarde aan het kasteel van Malbork - (Polen) auteur : Palladinus CC 3.0
Het wapen wordt op een massief houten blok geplaatst en vuurt projectielen van ijzer of steen af die worden voortgestuwd door de kracht van het ontploffend buskruit. Het laden van een bombarde neemt heel wat tijd in beslag en is niet zonder gevaar voor zijn bedieners.
Het oudste bewijs voor het gebruik van dit wapen is een reliëf, gemaakt door Boeddhistische monniken in China in 1128. In het Westen verschenen ze onder meer bij het beleg van Metz in 1324 en bij de strijd tussen de Engelsen en de Schotten in 1327 op de slagvelden.
bombarde in het Musee de l'Armee (Parijs) auteur : PHGCOM CC 3.0
In maart 1375 kreeg Jehan le Mercier, een van de raadslieden van de Franse koning Karel V de opdracht om een grand canon de fer te fabriceren. Op het marktplein van Caen liet hij drie smederijen bouwen. Men gebruikte 2.300 pond ijzer. De loop van de bombarde bestaat uit langwerpige ijzeren banen die aan elkaar worden gesmeed; het geheel wordt versterkt met ijzeren banden. Het wapen wordt met 90 pond touw stevig vastgebonden en ingepakt in aan elkaar genaaide huiden ter bescherming tegen regen en vocht.
Het woord bombardement herinnert aan dit middeleeuws wapen.
Een wapen dat hier erg op lijkt is de carronade, dat werd ontwikkeld door de Schotten in de 18e eeuw.
Een bombarde is een blaasinstrument uit de familie van de schalmei dat tegenwoordig nog in Bretagne in de volksmuziek gebruikt wordt, meestal in combinatie met een lokale vorm van de doedelzak, de biniou. Beide instrumenten zijn bijzonder luid en vooral geschikt voor het begeleiden van volksdansen in de open lucht.
Engels : Bombard, Talabard Duits : Bombarde Frans : Bombarde
Een bolschip of boltjalk is een type vissersschip van de voormalige Zuiderzee, behorende tot de familie van rond- en platbodemschepen. Het zogenaamde Groninger bolschip werd gebruikt voor het vervoer van turf, stro, mest, schuimaarde en aardappelen op de ondiepe kanalen van de Groninger Veenkoloniën.
De naam bol of bolle (oud Nederlands) komt zeer waarschijnlijk van het voormalige eiland Urk waar alle schepen met een ronde kop zo werden genoemd. In Friesland werden deze ronde schepen aken genoemd.
omgebouwd bolschip
Bolschepen werden rond 1900 gebouwd in Friesland, Groningen en Noord-Holland; op werven in Hindeloopen, Workum, Makkum, Enkhuizen en in Groningen bijvoorbeeld in Veendam.
Als type is de bolle een kleine blazer, van ongeveer 10 bij 3 meter. Het is gebouwd in de beste Friese traditie met een mooie ronde kop en een geveegd achterschip, even als de andere Friese aken. In tegenstelling tot de blazer die een doorlopend dek bezat, heeft de bol alleen een voordek en is ze minder hoog opgeboeid. Ze werden alleen in hout gebouwd.
De schepen werden gebruikt voor het vangen van platvis rond de diepere geulen van de Zuiderzee en de Waddenzee. Het meest gebruikte tuig hiervoor was het hoekwant.
bolschip in onderhoud
De schepen waren uitgerust met een bun om de vis levend te kunnen bewaren, dode bot was niets waard aan de afslag en werd meestal door de vissers en hun familieleden zelf opgegeten, net als de bijvangst van andere vissoorten die niet verkoopbaar waren. Na de afsluiting van de Zuiderzee viel het doek voor de bol. De weinige die over waren, werden voor de recreatievaart gebruikt, vaak met een onooglijk getimmerde kajuit. De laatste jaren zijn er echter weer werven die stalen bolschepen bouwen voor de recreatievaart. Die hebben ook een kajuit, en tonen door de aandacht voor de verhoudingen van dit soort schepen toch goed.
Het Fries Scheepvaartmuseum in Sneek heeft een model van een bolschip.
Over de precieze geschiedenis van dit bijzondere ras wordt in het duister getast. Rond 400 voor Christus vinden we de eerste aanwijzingen voor het bestaan van een klein wit hondje. Enkele Griekse en Romeinse schrijvers beschreven het hondje als Catulus Melitaeus. Ook zijn er grafstenen en vazen gevonden met de afbeelding van het witte hondje met het bijschrift Melitae. Melitae was vroeger de naam voor het eiland Malta.
De Bolognezers werden later vaak gebruikt als rattenvangers op schepen. Wellicht dat ze zich op deze manier hebben kunnen verspreiden over de wereld. De bolognezer zoals wij die nu kennen komt oorspronkelijk uit Bologna, Italië. Op schilderijen uit de 14e eeuw vinden we steeds vaker afbeeldingen van een klein wit hondje met een krullende vacht. Deze hondjes werden als een zeer waardevol geschenk gezien onder mensen van adel. Het hondje was klein en mooi, het kon makkelijk als een sierraad op de arm worden gedragen. We weten dat Cosimo de Medici (1389-1464) 8 van deze hondjes mee nam naar Brussel als kado voor verschillende adellieden.
Engels : Bolognese Duits : Bologneser Frans : Bichon Bolonais
bolognezer auteur : Carolien Jongejans
Philip de Tweede, koning van Spanje ontving er twee van de Duke d Este en bedankte met de woorden: these two little dogs are the most royal gifts one can make to an emperor .
Bolognezers zijn terug te vinden op schilderijen van Titiaan en Pieter Breughel. Korter geleden vinden we aanwijzingen dat er een ras bestond met de naam Barbet. Dit betekende de gebaarde. Het verkleinwoordje werd hier Barbichon, dat verbasterde tot Bichon. De Bolognezer behoort samen met de Malteser, de Havanezer en de Bichon Frisé tot de Bichongroep.
Pas in 1860 werd de Bolognezer erkend als een apart ras binnen deze groep. Daarvoor was de Bolognezer slechts een variant van de Malteser, het enige verschil was de gekrulde vacht inplaats van de zijdeachtige golvende vacht van de Malteser.
De standaard zoals we die nu kennen is gepubliceerd op 27 november 1989.
De Bolognezer is zeer zeldzaam. Er zijn op dit moment slechts 2 fokkers in Nederland. Landen waar we de Bolognezer iets vaker zien zijn Duitsland, Engeland, Italië en de VS. Verder zijn er enige fokkers in Tsjechië en Rusland.
De meeste bloedlijnen linken terug naar Italië. In onze hedendaagse geschiedenis is er één hond van bijzonder veel waarde geweest. Zijn naam was Tommy. Hij is een Bolognezer van de eerste generatie. Over zijn ouders is niets bekend. Hij heeft ook geen stamboom gehad. In Italië is het mogelijk een hond te showen zonder stamboom. Als deze voldoende resultaat heeft bereikt wordt deze erkend als rasvertegenwoordiger. Zo is het ook met Tommy gegaan.
Hij is ontdekt in een dierenwinkel en kwam waarschijnlijk uit Rusland of België. Tommy is enkele jaren geleden overleden op een leeftijd van 16 jaar. De meeste fokkers van tegenwoordig proberen terug te fokken naar het ideaalbeeld van deze ene hond.
bolognezer auteur : Ronald Berndt Ik, de auteursrechthebbende van dit werk, geef dit werk vrij in het publieke domein. Dit is wereldwijd van toepassing.
De Bolognezer valt onder de rasgroep Gezelschapshonden en dit is niet voor niets. Hier blinkt hij in uit. Dit hondje is het liefst in de buurt van zijn baasje. Hij zal alles doen om het deze naar de zin te maken. Het heeft een enigszins serieus karakter maar is zeker in voor een spelletje op zijn tijd. Het vermaakt zich het liefst met een stoffen speeltje. In het bos kan het uren zoet zijn met een tak of een denneappel. De Bolognezer deinst niet terug voor een urenlange wandeling, maar als daar geen tijd voor is is het geen probleem. Thuis zorgt hij zelf wel voor genoeg beweging.
Het is geen hondje om hele dagen alleen thuis te worden gelaten. Zonder gezelschap zal het zich alleen voelen. De Bolognezer is zeer intelligent en heeft het spreekwoord Wie niet sterk is moet slim zijn maar al te goed begrepen. De Bolognezer is waakzaam en zal bezoek beslist aankondigen. Eenmaal binnen zal de rust snel wederkeren. Het is beslist geen doorblaffer. De Bolognezer kan het goed vinden met kinderen en andere dieren. Wel dient zeer voorzichtig met hem om te worden gegaan. Te drukke dieren of kinderen kunnen hem angstig maken. Kleine kinderen dienen, evenals bij alle andere rassen en dieren, ten alle tijden in de gaten worden gehouden tijdens het spelen met de hond. De Bolognezer is een trouwe, aanhankelijke, vrolijke, speelse hond en is zeer gevoelig voor onplezierige situaties. Als u dit ras eenmaal heeft leren kennen, zal het uw hart stelen en nooit meer terug geven. Het is een trouwe kameraad en een prachtige verschijning.
Bron : - www.hondenplaza.nl - little white wonder (www.bolognese.nl)
De bolo is een in de Filipijnen voor veel doeleinden gebruikt kapmes, hoofdzakelijk voor in en rond het huis. Het is ca 50-60 cm lang, en veelal ruw gesmeed. De klassieke Bolo wordt gekenmerkt door een ronde buik in het lemmet. Het woord bolo wordt tevens in het algemeen gebruikt voor een groot aantal verschillende Filipijnse messen.
Engels : Bolo knife Duits : Bolo Frans : Bolo
Filipijnse messen auteur : EtW Dit werk vrijgegeven in het publieke domein door de auteur, Etw1000. Dit is wereldwijd van toepassing.
Verschillende type bolo's:
1 -De gewone bolo. Hoewel door zijn vorm iets beter geschikt voor hakken dan de machete, kan de bolo wel als machete worden beschouwd. 2 -De Haras. Specifiek voor het snijden van hoog gras. 3 -the Cutsilyo. Gewoonlijk gebruikt om varkens mee te doden door het opensnijden van de hals. 4 -Een wat kleinere Bolo 5 -De bolo-guna, specifiek voor het verwijderen van wortels 6 -De garab, om rijst te snijden 7 en 8 -de Sundang, of punt-bolo, in het tagalog ook wel Itak genoemd. Evenals de gewone bolo een mes voor vele doeleinden, zoals het openen van kokosnoten, maar het is ook een geducht wapen dat onder andere werd gebruikt in de oorlogen tegen de Spanjaarden en de Amerikanen.
De bolletjesvaren (Onoclea sensibilis) is een varen uit de bolletjesvarenfamilie (Onocleaceae). Het is de enige soort binnen het geslacht Onoclea, een zogeheten monotypisch geslacht.
De plant komt van nature voor in Oost-Azië en Noord-Amerika. Door cultivatie heeft de soort zich in Europa verspreid. In België en Nederland wordt de plant sinds enkele jaren in het wild gevonden.
De Nederlandse naam 'bolletjesvaren' slaat op de vorm van de sporenhoopjes.
bolletjesvaren auteur : hardyplants Ik, de auteursrechthebbende van dit werk, geef dit werk vrij in het publieke domein. Dit is wereldwijd van toepassing.
De botanische naam Onoclea komt van het Griekse 'onos' (= vat) en 'kleiein' (= sluiten), wat verwijst naar de manier waarop de sporenhoopjes wordt afgesloten. De soortaanduiding sensibilis betekent 'gevoelig' en slaat op de gevoeligheid van de varen voor vorst.
De bolletjesvaren is een overblijvende, kruidachtige plant. Uit een dunne, kruipende wortelstok ontspringen willekeurig verspreide bladen. Er is een duidelijk verschil tussen de steriele en de fertiele bladen.
De fertiele bladen ontstaan later (of soms zelfs niet) en lijken helemaal niet op de steriele bladen. Ze zijn langwerpig van vorm en tweevoudig geveerd. De bladsteel is in verhouding langer dan die van de steriele bladen, en het blad staat rechtop. De bladslipjes zijn lijnvormig, enkele millimeters breed en de zijblaadjes daarvan vouwen zich elk als een handje rond de sporenhoopjes. Het geheel doet denken aan een pluim met parelsnoeren, vandaar ook de naam bolletjesvaren. De jonge fertiele bladen zijn groen, maar worden later bruin tot zwart.
De steriele bladen zijn fragiel en verdwijnen bij de eerste vorst. De fertiele bladen zijn winterhard en laten de sporen pas vrij in de volgende lente.
Onoclea sensibilis - steriel blad auteur : Kurt Stüber CC 3.0
De bolletjesvaren is een terrestrische plant die vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, zure grond verkiest. De varen komt in natuurlijke omstandigheden voornamelijk voor in moerassen, laagveen en vochtige bossen, in de zon of de schaduw.
In de Benelux is de soort vooral te vinden op de plaatsen waar hij is aangeplant, zoals in tuinen, kasteeltuinen, parken en dergelijke. Daarbuiten komt de plant meestal voor op voldoende vochtige plaatsen waar tuinafval gestort wordt.
Op geschikte plaatsen heeft de bolletjesvaren de neiging om te gaan woekeren en andere planten te verdringen.
de sporen van de Onoclea sensibilis auteur : H.Zell CC 3.0
De bolletjesvaren is oorspronkelijk afkomstig uit Oost-Azië en het oosten van Noord-Amerika. De varen is als tuinplant ook in Europa verspreid geraakt. De plant kan overleven en zich voortplanten in een gematigd klimaat met milde vorst.
In België en Nederland kan de bolletjesvaren met geen enkele andere varen verward worden.
De bolletjesvaren wordt noch op de Vlaamse Rode Lijst (planten), noch op de Nederlandse Rode Lijst (planten) vermeld.
Bolletjeskers (Cardamine bulbifera synoniem Dentaria bulbifera), soms ook knoldragende tandveldkers genoemd, is een overblijvende plant uit de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae). De soort komt van nature voor in Midden- en Zuid-Europa en Zuidwest-Azië.
Bolletjeskers komt voor in loofbossen op vochtige, voedselrijke, kalkhoudende grond.
Engels : Coralroot, Coral-Wort, Coralroot Bittercress Duits : Zwiebel-Zahnwurz, Zwiebeltragende Zahnwurz Frans : Dentaire à bulbilles
De plant wordt 25-60 cm hoog, heeft een rechtopgaande, onvertakte, met een bebladerde stengel en een vlezige, geschubde, 2-3 mm dikke wortelstok. Aan de stengel zitten meer dan zes bladeren en deze is alleen onderaan bezet met korte haren. In de bladoksels van de bovenste stengelbladeren zitten kleine, ongeveer 3-7 mm lange, ei- tot kogelvormige bruinviolette of zwartpaarse broedbolletjes.
De bladeren zijn oneven geveerd met 7, ongesteelde, aan beide einden spitse blaadjes. De 3-10 cm lange, lancetvormige blaadjes hebben een gezaagde rand met korte haartjes.
Bolletjeskers bloeit van april tot in juni met bleekviolette tot paarsroze (soms witte) bloemen, die in een korte tros zitten. De tros bestaat uit met 4-12 bloemen. De verkeerd eivormige kroonbladen zijn 13-20 mm lang. De groene kelk is 5-7 mm lang en de kelkblaadjes hebben aan de top een bleekviolette vliezige rand.
De 2-3,5 mm lange en 2,5 mm brede vrucht is een hauw (Een hauw is een droge doosvrucht, die minstens driemaal zo lang als breed is). Bolletjeskers plant zich hoofdzakelijk vegetatief voort door de wortelstokken en broedbolletjes. Na 3-4 jaar groeit uit het afgevallen broedbolletje een scheut.