Aangekomen onderaan de ladder, zei Amstrong: "I'm going to step off the LEM now" (verwijzend naar de Maanlander).
Hij draaide zich om en zette zijn linkervoet op het Maanoppervlak om 2:56 UTC,
21 juli, 1969, om vervolgens te zeggen:
"That's one small step for [a] man, one giant leap for mankind.",
ofwel in het Nederlands:
"Dat is een kleine stap voor [een] mens, een reuzensprong voor de mensheid".
Toen Armstrong zijn beroemde uitspraak deed, werden zijn woorden rechtstreeks uitgezonden via de Voice of America, BBC en talrijke andere tv- en radiostations ter wereld.
Geschat wordt dat 450 miljoen mensen zijn zin gehoord hebben, op een toenmalige wereldpopulatie van 3,631 miljard mensen.
Ongeveer een kwartier na de eerste stap, volgde Aldrin om de tweede mens te worden die voet zette op de Maan.
Vervolgens begon het duo aan zijn opdracht om te onderzoeken hoe een mens zich op het Maanoppervlak kan voortbewegen.
Al snel werd een plakkaat onthuld om hun vlucht en landing te herdenken en plantten ze de nationale vlag van de Verenigde Staten.
Deze had aan de bovenkant een metalen staaf om hem horizontaal te houden.
Omdat die niet helemaal uitgetrokken was en de vlag strak opgevouwen en verpakt was geweest, leek het alsof de vlag wapperde.
Kort na het planten van de vlag telefoneerde president Richard Nixon vanuit het Witte Huis met een vooraf samengestelde korte boodschap.
Nixon sprak ongeveer een minuut, waarna Armstrong in ongeveer dertig seconden een dankwoord uitsprak.
Armstrong en Aldrin zetten vervolgens een pakket meetinstrumenten op het Maanoppervlak.
Daarna liep Armstrong naar wat nu bekendstaat als de Oostkrater,
een wandeling van 59 m en de langste die Armstrong of Aldrin op de Maan maakte.
In totaal verzamelden beiden 21,32 kilo stenen.
Armstrongs laatste opdracht was het achterlaten van een klein pakket gedenktekens ter nagedachtenis aan de overleden Soviet-kosmonauten Yuri Gagarin en Vladimir Komarov en de eveneens bij een ruimtemissie omgekomen Apollo 1-astronauten Gus Grissom, Ed White en Roger B. Chaffee.
Bij de Maanlanding werden ongeveer honderd kleurenfoto's geschoten.
De meeste fotowerkzaamheden werden uitgevoerd door Armstrong die een Hasselblad-fotocamera gebruikte.
Van Armstrong zelf zijn vijf foto's gemaakt.
Om 17:54 UTC op 21 juli stegen de twee astronauten op.
Ze koppelden om 21:35 UTC aan de Commando-module met Collins.
De reis eindigde op 24 juli.
Om 16:21 UTC werden de Command- en Service-Module gescheiden, en een half uur later landden de drie mannen in de Grote Oceaan, waar ze werden opgepikt door de U.S.S. Hornet.
De Command Module "Columbia" staat tentoongesteld in het National Air and Space Museum te Washington D.C.
De stijgtrap van de maanlander "Eagle" is op een onbekende plek op de Maan te pletter geslagen, de daaltrap staat nog altijd onaangeroerd op haar oorspronkelijke landingsplaats.
Tijdens deze missie werd een laserreflector geplaatst.
Hiermee kon NASA meten dat de afstand tussen de Maan en de Aarde jaarlijks met 3,8 centimeter toeneemt.
President John F. Kennedy drukte op 25 mei 1961 zijn wens als volgt uit om binnen afzienbare tijd mensen op de Maan te laten landen:
"I believe that this nation should commit itself to achieving the goal, before this decade is out, of landing a man on the Moon and returning him safely to the Earth."
Ofwel vertaald in het Nederlands:
"Ik geloof dat deze natie zich moet verplichten om als doel te stellen, voordat dit decennium voorbij is, een mens op de Maan te laten landen en hem veilig terug te brengen naar de Aarde".
De Maanlanding vond plaats om 20:17:39 UTC, 20 juli, 1969.
Apollo 11 was de missie van het Apollo-project die voor het eerst mensen op de Maan zette.
De bemanning van de Apollo 11 bestond uit de astronauten Neil Armstrong, Buzz Aldrin en Michael Collins.
In maart 1969 besloot NASA dat Armstrong de eerste mens op de Maan moest worden, deels omdat de leiding hem zag als iemand zonder een groot ego.
Op een persconferentie op 14 april 1969 werd het ontwerp van de Maanlander als de reden gegeven waarom het Armstrong zou worden; het luik opende rechts naar binnen waardoor het voor Aldrin, wiens werkpositie rechts in de Maanlander was, moeilijk zou zijn om als eerste het toestel te verlaten.
Verder vond men - puur protocollair gezien, zo werd gezegd - dat de gezagvoerder de eerste moest zijn om de Maanlander te verlaten.
Het officiële NASA-vluchtplan voorzag in een rustperiode van vijf uur slaap voordat aan de Maanwandeling begonnen werd, maar Armstrong verzocht om de wandeling eerder in de avond, Houston tijd, uit te voeren, omdat hij en Aldrin ervan overtuigd waren dat ze de slaap niet konden vatten.
Zes uur en zesenveertig minuten later begon Armstrong aan zijn Maanwandeling.
De druk in de Eagle werd gelijkgemaakt aan die op de Maan, het luik werd geopend en Armstrong stapte naar buiten.
De SS Great Britain was het eerste schip met een volledig metalen romp en een schroef voor de aandrijving.
Bij de tewaterlating op 19 juli 1843 was ze het grootste schip ter wereld, met ruimte voor 382 opvarenden.
De Great Britain was een ontwerp van Isambard Kingdom Brunel, Thomas Guppy, Christopher Claxton en William Patterson, uitgevoerd voor de Great Western Steamship Company. Haar ontwerp en bouw was geïnspireerd op het succes van een eerder schip van Brunel, de Great Western.
Toen de Great Western in de vaart kwam, was het een zeer futuristisch schip. Maar Brunel en consorten vonden dat niet genoeg. Zij wilden dat de mensen genoten van een schip dat modern én mooi was. De Great Western Steamship Company moest ook zo'n schip hebben, om nog meer post te vervoeren. De voorgestelde naam van dit nieuwe schip was Mammoth. Het schip zou een ijzeren romp hebben, de eerste in de geschiedenis, en een schepradaandrijving, maar door een toeval zou dat veranderen.
In mei 1840 legde een experimenteel schip aan in de haven van Bristol, de Archimedes. De Archimedes, genoemd naar de man die met een schroef water had verplaatst, was uitgerust met een nieuwe uitvinding, de scheepsschroef. Brunel charterde het schip om er een paar pleziervaarten mee te maken en hij was verbaasd over de voordelen tegenover het scheprad. Het was ook rond die tijd, dat men besloot om het schip Great Britain te noemen.
Om aan de ontwerpeisen te kunnen voldoen, moest vrijwel alles voor de constructie van het schip speciaal gebouwd of aangelegd worden. Inclusief het droogdok in Bristol, dat speciale aanpassingen nodig had voor een schip van dat formaat.
Op 26 juli 1845 was de Great Britain klaar om haar maidentrip te maken. Het was een schip vol pracht en praal geworden. In de kajuiten was plaats voor niet minder dan 382 passagiers. De inrichting werd wereldwijd opgemerkt door de nieuwe richting die men in was geslagen: de inrichters hadden veel met spiegels gewerkt om een omgeving van grootsheid te creëren. De eetzaal was het meest indrukwekkend, door haar overvloedige versiering met ornamenten en details. Toen het schip 15 dagen later, op 10 augustus 1845 in New York aankwam, was het het eerste ijzeren schip dat op stoom de Atlantische Oceaan was overgestoken.
Het lot was haar helaas niet gunstig gezind: op 22 september 1846 strandde ze voor de rotsachtige kust van Dundrum Bay in Ierland. Er werd sterk aan getwijfeld of ze weer vlot te trekken was en uiteindelijk duurde het ook bijna een jaar voor het zover was. Brunel zelf adviseerde de scheepsingenieur James Bremner uit Wick voor de klus in de arm te nemen; hij beschreef deze man als de enige persoon die een kans had het schip te redden. Bremner werd aangetrokken en op 27 augustus 1847 kwam het schip uiteindelijk weer in beweging. Ondertussen was de Great Western Steamship Company echter failliet gegaan, waardoor het schip voor 18.000 pond verkocht werd aan Gibbs, Bright & Co. . Die zette het in op de Australië-route.
In 1855 werd Great Britain, zoals zovele schepen, opgeëist door de Britse regering om dienst te doen als troepentransport in de Krimoorlog en de Indische Muiterij. Na twee jaar overheidsdienst keerde het schip terug naar zijn eigenaars, waar het nog 20 jaar dienst zou doen. Op één van haar Australië-trips legde ze aan op een onbewoond eiland, St Maarten, en nam het officieel in bezit voor het Verenigd Koninkrijk.
In 1882 werd het schip verkocht aan Anthony Gibbs, Sons & Co., waar het werd ingezet als 3 mast windjammer.
In 1886 werd het schip getroffen door een brand en werd het verkocht aan de Falkland Trading Company. Voor de Great Britain brak de meest onterende tijd aan, want het schip werd nu gebruikt als drijvende kolenbunker tot het, na 51 jaar voor dit doel gebruikt te zijn, op 12 april 1937 naar Sparrow Cove werd gesleept, om weg te rotten. Daartoe werd ze tot zinken gebracht.
Ondanks het afzinken was dit toch niet het einde van Great Britain. Tegen het eind van de jaren '60 kwam het schip weer in de belangstelling vanwege haar historische belang. Op 12 april 1970 werd het schip gelicht en op een ponton gezet voor verscheping naar het 8000 mijl verre Bristol. Daar vierde ze een heuse thuiskomst, want ze werd gerestaureerd in hetzelfde droogdok waar ze 127 jaar eerder was gebouwd. Deze hele operatie werd bekostigd met een enorme donatie van Sir Jack Hayward.
Het eigenlijke plan in 1970 was om haar in originele staat te herstellen -- à la 1843. Sindsdien zijn de inzichten van het project echter gewijzigd en de bedoeling is nu om al het overgebleven scheepsmateriaal van voor 1970 te bewaren.
In 2005 bleek dat de scheepsromp, die toch 40 jaar onder water had gelegen, last had van corrosie in de vochtige omgeving van Bristol. Om dit tegen te gaan, besloot men om ter hoogte van de waterlinie het hele droogdok met glasplaten te bekleden en een industriële vochtvreter te installeren om de ruimte onder het schip voldoende droog te houden om het resterende materiaal van de romp intact te laten.
Iemand de hoorns opzetten betekent volgens Van Dale (2005) 'hem ontrouw zijn' of 'zijn vrouw verleiden'.
Deze zegswijze duidt dus aan dat een man bedrogen wordt door zijn vrouw (en haar minnaar).
Zo'n man werd ook wel hoorndrager genoemd. Het Franse woord cocu is volgens Van Dale een synoniem van hoorndrager.
Cocu is een variant van het Franse coucou, dat 'koekoek' betekent.
De herkomst van iemand (de) hoorns opzetten is volgens de meeste naslagwerken niet duidelijk.
Het Etymologisch Woordenboek van Van Dale (1997) vermeldt bij hoorndrager: "De uitdrukking schijnt te zijn ontstaan in de tijd dat men een kapoen [= 'gecastreerde haan'] de sporen afsneed en in de kam plantte, waar ze als hoorntjes doorgroeiden en de kapoen kenmerkten."
Ook het Woordenboek der Nederlandsche Taal maakt er melding van dat deze dierenmishandeling in verband kan staan met iemand (de) hoorns opzetten.
Waarom de bedrogen echtgenoot met een gecastreerde haan wordt vergeleken, wordt niet duidelijk; vermoedelijk werd gecastreerd in verband gebracht met 'niet mans genoeg, zwak, slap'.
Wat tegen deze verklaring pleit, is het voorkomen van cornard in het Frans en cornuto in het Italiaans, die eveneens 'bedrogen echtgenoot' betekenen.
Dat wijst op een verband met cornu, Latijn voor 'hoorn'.
Het Etymologisch Woordenboek van J. de Vries en F. de Tollenaere vermeldt bij hoorndrager: "in alle talen gebruikelijk en teruggaand op een Griekse uitdrukking kerata tini poiein ('iemand horens opzetten'), die in de tweede eeuw na Christus door Artemidorus voor het eerst vermeld wordt".
F.A. Stoett geeft deze Griekse uitdrukking ook, maar concludeert dat de herkomst van de Nederlandse zegswijze iemand (de) hoorns opzetten onopgehelderd blijft.
In de Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren (DBNL) staat een cultureel-historisch artikel over overspel in de zeventiende eeuw.
Hierin wordt onder meer opgemerkt dat in sommige talen bok en hoorndrager door elkaar worden gebruikt.
De bok stond in sommige gemeenschappen voor een sufferd, terwijl de ram voor 'een echte man' stond.
Dit houdt misschien verband met het feit dat een bok (anders dan een ram) ook andere mannetjes bij 'zijn' wijfjes toelaat.
Zo bezien is de bok niet alleen in letterlijke, maar ook in figuurlijke zin een hoorndrager; zijn wijfjes 'bedriegen' hem met een ander.
Het WNT geeft overigens als synoniem van iemand (de) hoorns opzetten het werkwoord vulcaniseren, "met zinspeling op hetgeen Venus, de gemalin van Vulcanus, zich met den krijgsgod Mars veroorloofde".
Volgens de verhalen uit de Romeinse mythologie pleegde Venus overspel met Mars, tot grote woede van haar man Vulcanus.
Van Dale vermeldt vulkaniseren nog steeds in deze betekenis.
Het Disneyland Park, in de volksmond bekend als Disneyland, is een themapark in Disneyland Resort in Anaheim, Californië en tevens het allereerste Disney-themapark ooit gebouwd.
Het park werd geopend op 17 juli 1955.
Disneyland is in het bezit van en wordt beheerd door The Walt Disney Company.
Het park is het geesteskind van Walt Disney en zijn broer Roy Oliver Disney en is door de jaren heen 's werelds beroemdste themapark en een van de meest bezochte geworden.
Toewijding
To all who come to this happy place: Welcome. Disneyland is your land. Here age relives fond memories of the past, and here youth may savor the challenge and promise of the future. Disneyland is dedicated to the ideals, the dreams, and the hard facts that have created America, with the hope that it will be a source of joy and inspiration to all the world.
Het idee voor het bouwen van Disneyland kwam, nadat Walt Disney met zijn dochters in het Griffith Park liep.
Hij wilde graag iets realiseren waar ouders met hun kinderen naar toe zouden gaan om er samen plezier te beleven.
Zijn plan bleef nog jaren op tafel liggen, totdat hij op het idee kwam om een kleinschalig attractiepark te bouwen met themagebieden en een boottocht.
Het park zou dan de naam Mickey Mouse Park krijgen met een oppervlakte van 3,2 hectare.
Om het park vorm te geven bezocht hij verschillende attractieparken in de wereld zoals Tivoli Gardens in Denemarken, de Efteling in Nederland, Greenfield Village in de Verenigde Staten en Children's Fairyland in de Verenigde Staten.
In grote lijnen hebben deze parken qua thematisering veel overeenkomsten met de Disneyparken.
Toen eenmaal het concept op tafel lag, bleek dat het park veel groter zou worden dan 3,2 hectare.
Hierop vroeg Walt Disney Harrison Price van het Stanford Research Institute om te zoeken naar geschikte locatie voor zijn park van circa 65 hectare.
De locatie viel toen in de Amerikaanse plaats Anaheim in de staat Californië.
Op 16 juli 1954 werd vervolgens begonnen met de bouw van het $17 miljoen kostende park.
Op 17 juli 1955 werd het attractiepark officieel geopend onder de naam Disneyland.
Op de openingsdag waren alleen de pers en genodigde bezoekers aanwezig, waaronder Art Linkletter, Bob Cummings en Ronald Reagan.
De opening verliep niet zonder problemen zo was het 42° graden, kwamen fonteinen droog te staan, was er een gaslek in het themagebied Adventureland en waren er valse toegangskaarten in de omloop, waardoor circa 20.000 duizend mensen op de opening afkwamen, terwijl er 11.000 genodigden waren.
Een dag later, op 18 juli 1955, werd het park opengesteld voor bezoekers.
Zo'n 50.000 personen bezochten het attractiepark en konden uit 20 verschillende attracties kiezen, waarvan er een aantal nog steeds terug te vinden zijn in het park zoals: Peter Pan's Flight, Autopia en Snow White's Scary Adventures.
Uitbreiding
Inmiddels is het aantal attracties en themagebieden flink uitgebreid.
Ook stijgt het bezoekersaantal elk jaar, waardoor de afgelopen jaren het attractiepark het op twee na best bezochte attractiepark ter wereld is.
In de jaren 90 en 00 werd het attractiepark meer een resort.
Zo kwamen er meer hotels, werd Downtown Disney geopend en werd naast Disneyland op 8 februari 2001 het tweede Disneypark, Disney's California Adventure, binnen het resort geopend.
Rond de vijftigste verjaardag van het park kregen een aantal oude attracties zoals: Haunted Mansion, Space Mountain en Pirates of the Caribbean een flinke opknapbeurt.
Bezoekersaantal
Sinds de opening in 1955 tot het 50-jarig jubileum in 2005 hebben naar schatting 515 miljoen bezoekers het park bezocht.
Inmiddels is dat aantal gestegen naar circa 600 miljoen.
In 2010 werd het attractiepark door 15,98 miljoen personen bezocht en kwam daarmee op de tweede plaats van meest bezochte attractieparken in 2010.
De jaren daarvoor eindigde het park ook al op de tweede plaats van meest bezochte park.
Een bulbsteven is een torpedovormig onderdeel van de boeg van een schip.
Het bevindt zich onder de waterlijn.
Door de bulb wordt de stroming rond de boeg beïnvloed.
Hierdoor wordt, afhankelijk van de snelheid, de golfweerstand van het schip verminderd.
Hierdoor is minder vermogen en dus minder brandstof nodig om een bepaalde snelheid te bereiken, of kan bij hetzelfde vermogen een iets hogere snelheid worden bereikt.
Dit effect is vooral merkbaar bij grotere schepen.
Daarom hebben vrijwel alle moderne grote schepen een bulbsteven.
Engels : Bulbous bow Duits : Wulstbug Frans : Un bulbe d'étrave
Een schip ondervindt een weerstand zodra het vaart.
Deze wordt bij lagere snelheid voornamelijk veroorzaakt door de wrijvingsweerstand van het nat oppervlak, het oppervlak van de carène.
Bij hogere snelheid wordt de golfweerstand groter.
Bij een conventionele voorsteven ontstaat er een boeggolf net voor de boeg.
Als er net onder het wateroppervlak een bulb wordt geplaatst, net voor deze golf, dan moet het water eerst hierover stromen.
Als het hierdoor veroorzaakte golfdal samenvalt met de boeggolf, dan heffen deze elkaar gedeeltelijk op zogenaamde destructieve interferentie waardoor het zog aanzienlijk afneemt.
Hoewel het opwekken van een golf door de bulb energie onttrekt aan het schip de golfweerstand van de bulb zorgt het opheffen van de boeggolf voor een verandering in de drukverdeling over de romp, waardoor de golfweerstand van het schip als geheel afneemt.
Het effect dat de drukverdeling heeft op een oppervlakte heet vormweerstand.
Ondanks de voordelen, hebben bulbstevens alleen een maximaal effect in een smal snelheidsbereik, bij minimaal 6 knopen.
Bij andere snelheden kan een bulbsteven zelfs een tegengesteld effect hebben door de toegenomen wrijvingsweerstand en doordat de golflengte en daarvan afhankelijke interferentie snelheidsafhankelijk is.
Het effect manifesteert zich het sterkst bij grote schepen.
Bulbsteven van de USS Ronald Reagan
vrije foto, toelating PD-USGOV-MILITARY-NAVY.
Het idee ontstond rond 1900.
De eerste toepassing lijkt voor de Amerikaanse marine te zijn geweest in 1912.
In de jaren twintig verschenen bulbstevens op de Bremen en de Europa, twee Duitse oceaanstomers.
De Bremen, die in 1929 in de vaart kwam, won de begeerde Blauwe wimpel met een snelheid van 27,9 knopen.
In 1935 combineerde de Franse superliner Normandie een bulbsteven met een radicaal andere scheepsromp en was in staat om snelheden van meer dan 30 knopen te bereiken.
De grote rivaal van de Normandie, de Britse liner Queen Mary, haalde dezelfde snelheid zonder bulbsteven en met een conventioneel rompontwerp.
Het verschil was dat de Normandie deze snelheid haalde met zon 30% minder vermogen dan de Queen Mary en een vergelijkbaar lager brandstofverbruik.
De Japanners ontwikkelden de bulbsteven verder.
Slagschepen zoals de Yamato hadden een bulbsteven.
Het Japanse onderzoek verspreidde zich echter niet naar de westerse wereld en na de oorlog werd veel van de vooruitgang verloren.
Vanaf de jaren vijftig werd er in het Westen wetenschappelijk onderzoek naar de bulbsteven gedaan en rond 1960 begon deze steeds meer praktisch toegepast te worden.
In de jaren zeventig werden bulbstevens toegepast op snelle koopvaardijschepen.
Van grote invloed is Alfred Kracht geweest, die uitgebreid onderzoek deed naar het effect van bulbstevens.
Het eerste theoretische werk was echter van Wigley.
Hij toonde in 1936 in ' The theory of the bulbous bow bow and its practical application ' aan dat een cilindrische bulb het water dusdanig versnelt dat een drukverlaging optreedt die doorwerkt tot aan het wateroppervlak en daar een golfdal veroorzaakt die de boeggolf (deels) uitdooft.
Het motorschip Aspali, ENI-nummer 02328238, met bulbsteven uit 2007
auteur : S.J. de Waard CC 3.0
Ook in de binnenvaart wordt met bulbstevens gevaren, hoewel het daar uitzonderingen zijn.
Het motorvrachtschip Aspali, ENI-nummer 02328238, kreeg in 2007 bij een verlenging ook zo'n steven aangemeten.
Het resultaat was een brandstofbesparing van naar schatting 19,3%.
Types
Er zijn verschillende types bulbstevens.
De keuze voor een bepaald type hangt onder andere af van de grootte, het vaargebied (ijs of zware zeegang), de vorm (vol of slank) en de ontwerpsnelheid van het schip.
Twee types worden veel gebruikt:
de krachtbulb (vernoemd naar Alfred Kracht), een cilindrische bulb
De Mont Blanctunnel is een tunnel voor het wegverkeer die Frankrijk met Italië verbindt.
In het jaar 2009 maakten er ongeveer 1,7 miljoen voertuigen gebruik van.
De tunnel is 11,6 kilometer lang en bestaat uit een 8,60 meter brede tunnelbuis met twee rijstroken.
De tunnel loopt onder de Mont Blanc van de Franse plaats Chamonix-Mont-Blanc in het departement Haute-Savoie naar het Franstalige dorp Courmayeur in de Italiaanse regio Valle d'Aosta.
De bouw van de Mont Blanctunnel begon in 1959.
Op 16 juli 1965 vond de ceremoniële opening plaats.
Drie dagen later (19 juli) werd de Mont Blanctunnel voor het wegverkeer opengesteld.
Op 24 maart 1999 vloog in het midden van de tunnel een Belgische vrachtwagen geladen met margarine en meel in brand.
Door de steile helling functioneerde de tunnelbuis als een schoorsteen en werd het vuur aangewakkerd door de koude luchtstroom.
Laat en onjuist optreden van het tunnelpersoneel, onder andere ten gevolge van communicatieproblemen, heeft de situatie verergerd.
Bij de brand kwamen 41 mensen om het leven.
Op 9 maart 2002 werd de tunnel heropend.
Om communicatieproblemen te voorkomen, wordt de tunnel nu nog maar door één onderneming beheerd: GEIE-TMB (Groupement Européen dIntérêt Economique du Tunnel du Mont Blanc).
Dit bedrijf voert het beheer uit in opdracht van de Franse en Italiaanse concessiehouders ATMB (Autoroutes et Tunnel du Mont Blanc) en SITMB (Società Italiana per azioni per il Traforo del Monte Bianco).
De GEIE-TMB heft tol.
Een enkele passage met een personenauto (max. hoogte 2m) kostte in januari 2013 vanuit Frankrijk 40,90 euro, vanuit Italië 41,40 euro.
Personenwagens met caravan, bestelwagens en mobilhomes betalen 54,10 vanuit Frankrijk en 54,70 vanuit Italiaanse kant.
Vrachtwagens betalen tot 320 voor een enkele reis door de tunnel.
De tunnel maakt onderdeel uit van de E25, is op Frans grondgebied genummerd als N205 en op Italiaans grondgebied als T1.
Rembrandt Harmenszoon van Rijn (Leiden, 15 juli 1606 Amsterdam, 4 oktober 1669) was een Nederlands kunstschilder; hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste Hollandse meesters van de 17e eeuw.
Rembrandt vervaardigde in totaal ongeveer driehonderd schilderijen, driehonderd etsen en tweeduizend tekeningen.
Zijn werk behoort tot de Barok en hij is zichtbaar beïnvloed door het Caravaggisme, alhoewel hij nooit naar Italië is geweest.
Zijn opmerkelijke beheersing van het spel met licht en donker, waarbij hij vaak scherpe contrasten (clair-obscur) neerzette om zo de toeschouwer de voorstelling binnen te leiden, leidde tot levendige scènes vol dramatiek.
Rembrandt was gedurende zijn leven vooral beroemd als etser en daarmee tot in Italië bekend.
Hij begon in 1628 met etsen.
Waarschijnlijk heeft Jan Lievens hem dat geleerd.
Twee eerdere prenten, De besnijdenis en De vlucht naar Egypte, die tot voor kort aan Rembrandt werden toegeschreven, blijken van de hand van Lievens te zijn.
Rembrandt heeft later een aantal oosterse koppen van Lievens nageëtst en die, zonder de auteur te vermelden, onder zijn eigen naam op de markt gebracht.
Rembrandt beschouwde zichzelf vooral als een historie- en portretschilder.
Hij was een zelfverzekerde man die in alle levensfasen door iedereen bewonderde zelfportretten maakte.
Zijn honderd geschilderde en twintig geëtste zelfportretten geven een opmerkelijk scherp beeld van zijn uiterlijk en zijn gevoelens.
Behalve zijn vrouw Saskia van Uylenburgh, en zijn zoon Titus van Rijn zijn ook zijn huishoudsters, vriendinnen Geertje Dircx en Hendrickje Stoffels nadrukkelijk in zijn schilderijen aanwezig en hebben gefungeerd als model voor bijbelse, mythologische of historische figuren.
De naam "Rembrandt" is een spellingsvariant van de voornaam Rembrant.
Als zijn naam voor de allereerste keer in de archieven voorkomt bij zijn inschrijving in 1620 aan de Leidse Universiteit, is 'Rembrandus' gebruikt (een latinisering van zijn naam, in die tijd gebruikelijk in wetenschappelijke kringen).
Voor 1633 bestonden zijn vroegste handtekeningen uit een "R", of het monogram "RH" of "RHL" (voor Rembrant Harmenszoon en voor Leiden).
In 1632 gebruikte hij voor het eerst enkel zijn voornaam.
In 1633 voegde hij een "d" toe, wat hij van dan af aan voor al zijn schilderijen handhaafde.
Met de praktijk van het ondertekenen van zijn werk met zijn voornaam, stelde hij zich op één lijn met de Italiaanse grootheden Michelangelo, Titiaan en Rafaël, die algemeen werden erkend als de allergrootste kunstenaars en ook bekendstonden met hun voornaam.
Volgens Karel van Mander zijn er twee manieren om te schilderen: wild of fijn.
Rembrandt wist beide technieken te combineren.
Door zijn vrije en trefzekere techniek kon Rembrandt zich veroorloven met de kwast een schilderij meteen ruw op te zetten.
De meeste schilders maakten eerst een ondertekening in houtskool.
Bovendien gebruikte Rembrandt, meer dan tijdgenoten, een dikke onderschildering.
De witte onderschilderingen zijn vervolgens met doorzichtige verf in een glaceertechniek overgeschilderd, waardoor er rijke kleuren zijn ontstaan.
Ten slotte gebruikte Rembrandt de frottis- ofwel drogekwasttechniek: de bijna droge verf bleef niet overal zitten en geeft een willekeurige, spikkelachtige structuur.
Periodes, thema's en stijlen
In Rembrandts Leidse periode (1625-1631) was de invloed van Lastman het meest zichtbaar. Schilderijen waren tamelijk klein, maar rijk in detail (b.v. in kostuums en juwelen). Religieuze en allegorische thema's overheersten.
Gedurende zijn eerste jaren in Amsterdam (1632-1636) maakte Rembrandt vooral grote doeken, gebruikte hij felle kleuren en schilderde hij vooral dramatische taferelen. Hij maakte in deze periode veel portretten.
Eind jaren dertig schilderde Rembrandt veel landschappen en maakte hij veel etsen over de natuur. Zijn landschappen waren in die tijd vaak speelbal van die natuur, met dreigende wolkenluchten en bomen die door de storm geknakt waren.
Vanaf ongeveer 1640 werd Rembrandts werk soberder, wat wellicht te verklaren valt uit de familietragedies die hem overkomen waren. Uitbundigheid maakte plaats voor diepgevoelde innerlijke emoties. Bijbelse taferelen waren nu vooral gebaseerd op het Nieuwe Testament, en niet meer op het Oude Testament zoals eerder het geval was geweest. Het formaat van de doeken werd weer kleiner. Een uitzondering daarop is De Nachtwacht zijn grootste schilderij. Landschappen werden vaker geëtst dan geschilderd. De duistere krachten van de natuur maakten plaats voor rustige Hollandse plattelandstaferelen.
In de jaren vijftig veranderde Rembrandts stijl opnieuw. Schilderijen werden weer groter, kleuren feller, penseelstreken krachtiger. Hiermee nam Rembrandt afstand van eerder werk en van de heersende mode, die juist meer en meer neigde tot fijn, gedetailleerd werk. Hij gebruikte nog steeds veel Bijbelse thema's, maar de nadruk lag nu niet meer op groepsscènes maar meer op intieme portretachtige figuren.
In zijn laatste jaren schilderde Rembrandt een aantal van zijn mooiste zelfportretten, die duidelijk blijk gaven van het verdriet en de zorgen die hem ten deel waren gevallen.