Apollo 12 was de tweede missie van het Project Apollo waarbij op de maan werd geland.
De bemanning bestond uit Charles Conrad (commandant), Alan Bean (piloot maanlander) en Richard Gordon (piloot commando-module).
De lancering vond plaats op 14 november 1969 vanaf Kennedy Space Center, tijdens zware regenval.
Zesendertig seconden na lift-off werd de raket getroffen door een bliksemontlading, die via de geïoniseerde rookpluim naar de aarde werd afgeleid zonder schade aan te richten aan de raket.
De Apollo 12 landing was gepland in de Oceanus Procellarum waar twee en een half jaar eerder de onbemande sonde Surveyor 3 was geland.
De maanlander kwam op een afstand van bijna 200 meter, dus loopafstand, van de sonde neer.
De twee astronauten die voet aan grond zetten op de maan hebben daar twee bijna vier uur durende maanwandelingen gemaakt.
Ze hebben naast maansteen ook monsters van de Surveyor 3 meegenomen.
Bij terugkeer naar de aarde werden ze opgepikt door de USS Hornet.
De capsule wordt tentoongesteld in het Virginia Air and Space Center te Hampton, Virginia.
De maanlander sloeg op 20 november stuk op het maanoppervlak.
Bron : - wikipedia CC 3.0
Artikel overgenomen zonder nazicht op eventuele onjuistheden.
De Draaikolknevel (ook bekend als Messier 51a, M51a en NGC 5194) is een interagerend spiraalvormig sterrenstelsel op een afstand van ongeveer 31 miljoen lichtjaar van de Melkweg in het sterrenbeeld Jachthonden (Canes Venatici).
Het is een mooi voorbeeld van een sterrenstelsel dat recht van boven gezien wordt en geeft een goed beeld van de spiraalstructuur in dergelijke stelsels.
Deze draaikolknevel werd ontdekt door Charles Messier (een Frans astronoom) op 13 oktober 1773 en kreeg de naam M51.
Het begeleidende stelsel bevindt zich net achter het eind van een van de spiraalarmen en heeft de aanduiding NGC 5195.
NGC 5195 werd ontdekt door Pierre Méchain, een Frans astronoom, in 1781.
Het stelsel is vanaf een donkere omgeving met een kleine telescoop te zien als een zwak lichtend wolkje.
Pas met een telescoop van 10 cm (diameter) of groter kan er een suggestie van de spiraalstructuur gezien worden.
Het stelsel is ongeveer 11 x 7 boogminuten groot, ofwel ongeveer een derde van de diameter van de volle maan.
In 1994 en 2005 werden supernovae (SN 1994I resp. SN 2005cs) in dit stelsel waargenomen.
De Gran Telescopio Canarias (Grote Telescoop van de Canarische Eilanden), ook GranTeCan of GTC genoemd, is een spiegeltelescoop met een gesegmenteerde spiegel van 10,4 meter, op het Observatorium Roque de los Muchachos op het Spaanse eiland La Palma.
De telescoop staat op een vulkanische berg, zo'n 2400 meter boven zeeniveau.
Het kostte zeven jaar en 130 miljoen euro om hem te bouwen.
De installatie van de telescoop werd bemoeilijkt door de weersomstandigheden en de logistieke problemen, verbonden aan de afgelegen locatie.
Het GTC-project is een samenwerkingsverband van verschillende instituten uit Spanje, Mexico en de Universiteit van Florida en een initiatief van het Instituto de Astrofísica de Canarias (IAC).
Het ontwerp begon in 1987 en meer dan 1.000 mensen van 100 verschillende bedrijven werkten er aan mee.
Bij de inhuldiging van de telescoop op 24 juli 2009 door koning Juan Carlos I van Spanje was het de grootste telescoop ter wereld.
Sedert 13 maart 2013 is de ALMA, Atacama Large Millimeter/submillimeter Array, de grootste telescoop ter wereld.
Aangekomen onderaan de ladder, zei Amstrong: "I'm going to step off the LEM now" (verwijzend naar de Maanlander).
Hij draaide zich om en zette zijn linkervoet op het Maanoppervlak om 2:56 UTC,
21 juli, 1969, om vervolgens te zeggen:
"That's one small step for [a] man, one giant leap for mankind.",
ofwel in het Nederlands:
"Dat is een kleine stap voor [een] mens, een reuzensprong voor de mensheid".
Toen Armstrong zijn beroemde uitspraak deed, werden zijn woorden rechtstreeks uitgezonden via de Voice of America, BBC en talrijke andere tv- en radiostations ter wereld.
Geschat wordt dat 450 miljoen mensen zijn zin gehoord hebben, op een toenmalige wereldpopulatie van 3,631 miljard mensen.
Ongeveer een kwartier na de eerste stap, volgde Aldrin om de tweede mens te worden die voet zette op de Maan.
Vervolgens begon het duo aan zijn opdracht om te onderzoeken hoe een mens zich op het Maanoppervlak kan voortbewegen.
Al snel werd een plakkaat onthuld om hun vlucht en landing te herdenken en plantten ze de nationale vlag van de Verenigde Staten.
Deze had aan de bovenkant een metalen staaf om hem horizontaal te houden.
Omdat die niet helemaal uitgetrokken was en de vlag strak opgevouwen en verpakt was geweest, leek het alsof de vlag wapperde.
Kort na het planten van de vlag telefoneerde president Richard Nixon vanuit het Witte Huis met een vooraf samengestelde korte boodschap.
Nixon sprak ongeveer een minuut, waarna Armstrong in ongeveer dertig seconden een dankwoord uitsprak.
Armstrong en Aldrin zetten vervolgens een pakket meetinstrumenten op het Maanoppervlak.
Daarna liep Armstrong naar wat nu bekendstaat als de Oostkrater,
een wandeling van 59 m en de langste die Armstrong of Aldrin op de Maan maakte.
In totaal verzamelden beiden 21,32 kilo stenen.
Armstrongs laatste opdracht was het achterlaten van een klein pakket gedenktekens ter nagedachtenis aan de overleden Soviet-kosmonauten Yuri Gagarin en Vladimir Komarov en de eveneens bij een ruimtemissie omgekomen Apollo 1-astronauten Gus Grissom, Ed White en Roger B. Chaffee.
Bij de Maanlanding werden ongeveer honderd kleurenfoto's geschoten.
De meeste fotowerkzaamheden werden uitgevoerd door Armstrong die een Hasselblad-fotocamera gebruikte.
Van Armstrong zelf zijn vijf foto's gemaakt.
Om 17:54 UTC op 21 juli stegen de twee astronauten op.
Ze koppelden om 21:35 UTC aan de Commando-module met Collins.
De reis eindigde op 24 juli.
Om 16:21 UTC werden de Command- en Service-Module gescheiden, en een half uur later landden de drie mannen in de Grote Oceaan, waar ze werden opgepikt door de U.S.S. Hornet.
De Command Module "Columbia" staat tentoongesteld in het National Air and Space Museum te Washington D.C.
De stijgtrap van de maanlander "Eagle" is op een onbekende plek op de Maan te pletter geslagen, de daaltrap staat nog altijd onaangeroerd op haar oorspronkelijke landingsplaats.
Tijdens deze missie werd een laserreflector geplaatst.
Hiermee kon NASA meten dat de afstand tussen de Maan en de Aarde jaarlijks met 3,8 centimeter toeneemt.
President John F. Kennedy drukte op 25 mei 1961 zijn wens als volgt uit om binnen afzienbare tijd mensen op de Maan te laten landen:
"I believe that this nation should commit itself to achieving the goal, before this decade is out, of landing a man on the Moon and returning him safely to the Earth."
Ofwel vertaald in het Nederlands:
"Ik geloof dat deze natie zich moet verplichten om als doel te stellen, voordat dit decennium voorbij is, een mens op de Maan te laten landen en hem veilig terug te brengen naar de Aarde".
De Maanlanding vond plaats om 20:17:39 UTC, 20 juli, 1969.
Apollo 11 was de missie van het Apollo-project die voor het eerst mensen op de Maan zette.
De bemanning van de Apollo 11 bestond uit de astronauten Neil Armstrong, Buzz Aldrin en Michael Collins.
In maart 1969 besloot NASA dat Armstrong de eerste mens op de Maan moest worden, deels omdat de leiding hem zag als iemand zonder een groot ego.
Op een persconferentie op 14 april 1969 werd het ontwerp van de Maanlander als de reden gegeven waarom het Armstrong zou worden; het luik opende rechts naar binnen waardoor het voor Aldrin, wiens werkpositie rechts in de Maanlander was, moeilijk zou zijn om als eerste het toestel te verlaten.
Verder vond men - puur protocollair gezien, zo werd gezegd - dat de gezagvoerder de eerste moest zijn om de Maanlander te verlaten.
Het officiële NASA-vluchtplan voorzag in een rustperiode van vijf uur slaap voordat aan de Maanwandeling begonnen werd, maar Armstrong verzocht om de wandeling eerder in de avond, Houston tijd, uit te voeren, omdat hij en Aldrin ervan overtuigd waren dat ze de slaap niet konden vatten.
Zes uur en zesenveertig minuten later begon Armstrong aan zijn Maanwandeling.
De druk in de Eagle werd gelijkgemaakt aan die op de Maan, het luik werd geopend en Armstrong stapte naar buiten.
De Pathfinder werd op 4 december 1996 gelanceerd en bereikte Mars op 4 juli 1997 (16:56:55 UTC, MSD 43905 4:41 AMT, 26 Taurus 206 Darische).
Bij de landing waren remraketten nodig voor het voldoende afremmen en er werden stuiterballonnen gebruikt om zijn val te breken.
Nadat de stuiterballonnen leegliepen en terugtrokken, konden de zijwanden van de lander openklappen, om zo stroom op te wekken en de Sojourner ruimte te geven om weg te rijden.
De eerste uren konden zowel Pathfinder als Sojourner echter niets uitrichten, niet alleen omdat ze eerst instructies moesten ontvangen vanaf de aarde, maar tevens hun accu's moesten opladen.
De belangrijkste taak nadat de Pathfinder geland was, was om metingen van de atmosfeer (die bij het afdalen genomen waren) door te sturen.
De Pathfinder was gebouwd als lander en meetstation, maar ook voor ondersteuning van de Sojourner (data, geheugen, foto's, communicatie).
Het doel van de Sojourner was het maken van foto's van de oppervlakte van Mars.
Ook moest het wagentje onderzoek doen naar stenen, rotsen, stof en afdrukken van zijn eigen wielen op het planeetoppervlak.
De Pathfinder en de Sojourner bleven werken totdat op 27 september 1997 door onbekende oorzaak het radiocontact wegviel.
Wetenschappers probeerden nog enige maanden het contact te herstellen, maar op 10 maart 1998 staakten zij hun pogingen daartoe.
Het totale gewicht van de Mars Pathfinder (inclusief Sojourner) was 870 kilogram.
De Pioneer 10 (ook wel Pioneer F genoemd) is een onbemande ruimtesonde van 258 kg van de NASA, die op 2 maart 1972 werd gelanceerd als onderdeel van het Pioneerprogramma.
Het doel van de missie was het verkennen van de buitenste delen van ons zonnestelsel.
De Pioneer 10 was de eerste sonde naar de planeet Jupiter, die op 3 december 1973 het dichtst werd benaderd, en ging als eerste door de planetoïdengordel.
Ook was de Pioneer 10 de eerste sonde die het zonnestelsel verliet op 13 juni 1983 toen hij Neptunus achter zich liet (toen de buitenste planeet door elliptische baan van Pluto).
Tot 17 februari 1998 was de Pioneer 10 het verst verwijderde object door mensen gemaakt in de ruimte.
Die dag echter werd de toen bereikte afstand van 69,419 AE door Voyager 1 geëvenaard.
Sindsdien heeft Voyager ieder jaar zijn voorsprong uitgebouwd met ongeveer 1,016 AE per jaar.
De Pioneer 10 reist richting de ster Aldebaran in het sterrenbeeld Stier (Taurus) waar hij over meer dan 2 miljoen jaar zou moeten aankomen.
Er vindt geen communicatie meer plaats met de sonde.
Het laatste contact was in 2003 en een laatste poging om alsnog contact te leggen in 2006 faalde.
Galileo is het niet-militaire wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS) dat gebouwd wordt door de Europese Unie (EU) in samenwerking met de Europese Ruimtevaartorganisatie, ESA.
Het Galileo-project is het grootste Europese ruimtevaartproject aller tijden.
Galileo wordt het eerste civiele satellietnavigatiesysteem; dit ter onderscheiding van de huidige bestaande militaire wereldwijde systemen, te weten het Amerikaanse global positioning system (gps) en het Russische GLONASS.
Galileo moet volgens planning in 2014 wereldwijd operationeel zijn en kan dan, net als gps, door iedereen gratis gebruikt worden voor tijdsreferentie en plaatsbepaling.
Naast de gratis open service die nauwkeuriger zal zijn dan gps, zal Galileo ook extra commerciële diensten beschikbaar stellen.
De belangrijkste bestaansreden van Galileo is politiek van aard: Europese onafhankelijkheid van onder andere de Verenigde Staten.
Gps en GLONASS zouden uit politieke overwegingen uitgeschakeld of versleuteld kunnen worden.
De gebruikers zullen hun locatie (en tijd) kunnen bepalen door gelijktijdig gebruik te maken van zowel Galileo als gps en GLONASS, maar ook met Galileo alleen.
Zo kan Europa zelf beslissen over de beschikbaarheid van een GNSS.
In de periode van de besluitvorming en ontwikkeling van Galileo heeft het ministerie van defensie van de VS verschillende vergelijkbare verbeteringen meteen ingevoerd voor gps of deze aangekondigd voor de derde generatie gps-satellieten (zoals extra civiele frequenties en hogere precisie).
Het project werd officieel goedgekeurd op 26 mei 2003 door de EU en de ESA.
Op 28 december 2005 werd de eerste testsatelliet GIOVE-A met succes gelanceerd vanaf de Russische lanceerbasis Baikonoer in Kazachstan, op 27 april 2008 de tweede.
Op 21 oktober 2011 werden vanaf de lanceerbasis bij Kourou de eerste twee satellieten voor Galileo gelanceerd.
De satellieten dragen jongens- en meisjesnamen vanuit heel Europa.
De eerste twee satellieten heten Thijs en Natalia.
De geschatte kosten van het project, inclusief infrastructuur op aarde, bedragen zo'n 3,4 miljard euro.
Voor het project worden dertig satellieten gelanceerd. Drie daarvan zijn reservesatellieten.
Galileo is in enkele opzichten beter dan gps, met name:
Betere precisie voor alle gebruikers (één meter; tot 20 cm als betaalde service, gps tot vier meter)
Betere dekking van satellietsignalen op hogere geografische breedten (met name de Scandinavische landen profiteren hiervan)
Onafhankelijkheid van Amerikaanse systeembeperkingen in tijden van oorlog.
Ook China, Marokko, Israël en India nemen deel aan het project en dragen bij aan de financiering en ontwikkeling.
Met enkele andere landen, waaronder Canada, Brazilië en Australië, lopen besprekingen over deelname aan het project.
China droeg zo'n 230 miljoen bij maar besliste in 2000 om een onafhankelijk navigatiesysteem te maken, genaamd Beidou.
Nederland draagt 43 miljoen bij.
In 2007 raakte het project in problemen.
Een consortium van acht uitvoerende Europese ruimtevaartbedrijven kwam niet binnen de afgesproken termijn tot overeenstemming over het gewenste resultaat.
De Duitse staatssecretaris voor Wetenschap Peter Hintze liet weten dat de EU-landen "in principe" willen doorgaan met Galileo.
Op 30 november 2007 is alsnog een akkoord bereikt over de bouw van het systeem, dat in 2013 operationeel moet zijn.
De verwachting is dat het project 4,8 miljard euro gaat kosten.
Het Amerikaanse tijdschrift IEEE Spectrum heeft het project tot "Loser" bestempeld vanwege de overschrijding van het budget en de tijdsplanning.
Het systeem zal uiteindelijk bestaan uit 30 satellieten (27 operationele + 3 reserve).
Deze satellieten zullen in drie middelhoge cirkelvormige banen worden gebracht op een hoogte van 23.616 kilometer en onder een hoek van 56 graden ten opzichte van het evenaarsvlak.
Door het grote aantal satellieten, de positie, en de drie reservesatellieten moet het systeem buitengewoon betrouwbaar worden.
Bovendien kan de gebruiker informatie ontvangen in verband met de nauwkeurigheid van het aangeboden signaal, zodat men ook waar de nauwkeurigheid cruciaal is weet of de gegevens bruikbaar zijn.
Er zullen 10 civiele navigatiesignalen uitgezonden worden op de frequenties 1164-1215 MHz, 1215-1300 MHz en 1559-1592 MHz.
Elke satelliet weegt 700 kg en het hele systeem is ontworpen om 12 jaar mee te gaan.
De elektronica is speciaal afgeschermd tegen de ruimtestraling.
Elke satelliet bevat de volgende componenten:
Betere precisie voor alle gebruikers (één meter; tot 20 cm als betaalde service, gps tot vier meter)
Betere dekking van satellietsignalen op hogere geografische breedten (met name de Scandinavische landen profiteren hiervan)
Onafhankelijkheid van Amerikaanse systeembeperkingen in tijden van oorlog.
Op 28 december 2005 werd de eerste testsatelliet GIOVE-A met succes gelanceerd vanaf de Russische lanceerbasis Baikonoer in Kazachstan, op 27 april 2008 de tweede.
Op 21 oktober 2011 werden vanaf de lanceerbasis bij Kourou de eerste twee satellieten voor Galileo gelanceerd.
De satellieten dragen jongens- en meisjesnamen vanuit heel Europa.
De eerste twee satellieten heten Thijs en Natalia.
De geschatte kosten van het project, inclusief infrastructuur op aarde, bedragen zo'n 3,4 miljard euro.
Voor het project worden dertig satellieten gelanceerd. Drie daarvan zijn reservesatellieten.
Galileo is in enkele opzichten beter dan gps, met name:
L-band-antenne: zendt de navigatiesignalen uit in de L-band.
Search-and-rescue-antenne: vangt noodsignalen op vanaf de aarde en zendt ze naar een grondstation dat ze verder stuurt naar een lokale reddingseenheid.
C-band-antenne: ontvangt satellietgegevens van een uplinkstation. Dit zijn onder meer signalen voor de synchronisatie van de klokken aan boord van de satelliet met een atoomklok op aarde en de informatie over de kwaliteit van het signaal. Deze informatie wordt meegestuurd met het navigatiesignaal zodat de ontvanger weet of het signaal betrouwbaar is.
Twee S-band-antennes voor telemetrie, volg- en stuursignalen. Deze signalen zijn huishoudgegevens van de satelliet zelf en haar apparatuur van en naar het grondsegment. Deze antennes ontvangen, verwerken en verzenden ook de hoogtegegevens van de satelliet op een paar meter nauwkeurig. De S-bandantennes kunnen ook de C-bandantenne vervangen mocht deze defect zijn.
Infrarood- en zichtbaarlicht-zonnedetectoren: deze houden de satelliet naar de aarde gericht. De infrarooddetectoren 'zien' het verschil tussen de koude ruimte en de 'warme' aarde. Met de zonnedetectoren wordt de hoek met de zon gemeten.
Laserretroreflector: reflecteert laserstralen vanaf grondstations die zo de positie van de satelliet tot op een paar centimeter kunnen bepalen. Dit zal slechts eenmaal per jaar gebeuren omdat de metingen met de S-bandantenne voldoende nauwkeurig zijn.
Radiatoren om de overtollige warmte af te voeren.
Passieve waterstofmaserklokken: de satelliet heeft twee moederklokken. Deze atoomklokken steunen op de ultrastabiele oscillaties van het waterstofatoom om de tijd te meten met een nauwkeurigheid van 0,45 nanoseconden over een periode van twaalf uur.
Rubidiumklokken: ook twee. Deze zijn kleiner in omvang en dienen als reserve voor beide waterstofmaserklokken. Zij hebben een nauwkeurigheid van 1,8 nanoseconden in twaalf uur.
Regeleenheid voor de bewaking van de klokken: zorgt voor de verbinding tussen de vier klokken en vooral dat ze alle vier in fase lopen zodat er onmiddellijk kan overgeschakeld worden indien de moederklok faalt.
Signaalgenerator voor het navigatiesignaal: genereert de navigatiesignalen uit de gegevens van de klokken en het uplink- en kwaliteitssignaal van de C-bandantenne. Deze signalen worden dan omgezet naar de L-band om uitgezonden te worden naar de gebruikers.
Gyroscopen: meten de rotatie van de satelliet.
Reactiewielen: besturen de rotatie van de satelliet. De satelliet roteert in tegenovergestelde zin van deze wielen. Op één omwenteling rond de aarde, roteert de satelliet tweemaal om haar as om de zonnepanelen naar de zon gericht te houden.
Magnetokoppelingen: bepalen de omwentelingssnelheid van de reactiewielen door middel van magnetische inductie.
Vermogenssturing: stuurt het vermogen van de zonnepanelen en de batterijen naar de verschillende onderdelen.
Computer: stuurt zowel de satelliet zelf als verschillende componenten.
Galileo zal beschikken over tweewegcommunicatie tussen de satellieten en de grondstations.
Galileo-controlecentrum (GCC)
Er worden twee GCCs gebouwd in Europa: één in Oberpfaffenhofen bij München en een tweede in Fucino bij Rome. De Galileo-hoofdvestigingen komen in Toulouse en Londen.
Galileo-sensorstation (GSS)
Twintig Galileo-sensorstations (GSS) worden via een wereldwijd netwerk verbonden met de GCC, waar de verzamelde gegevens op juistheid gecontroleerd zullen worden en waar de tijd van elke satelliet met de klok in het controlecentrum vergeleken wordt. Via 15 uplinkstations kunnen correcties naar de satellieten gezonden worden.
Gebruikerstoestel
Naast transportnavigatie kan men door gebruik van een speciale chip in het gebruikerstoestel noodsignalen versturen. Galileo zal de locatie van de gebruiker bepalen en een bevestiging sturen dat hulp onderweg is.
Search and rescue
Naast het navigatiestuk van Galileo heeft de satelliet nog een extra transponder voor het doorgeven van noodsignalen.
Dit wordt een aanvulling op een reeds bestaande applicatie.
De organisatie van het bestaande systeem is Cospas-Sarsat.
Het systeem is ooit opgezet om schepen en vliegtuigen in nood te kunnen vinden.
Dit gebeurt door middel van een EPIRB (voor schepen) en een ELT (voor vliegtuigen).
Als het baken wordt geactiveerd zendt het twee signalen uit:
406 MHz (tussen 406,0 - 406,1 MHz)
121,5 MHz.
Bron : - wikipedia CC 3.0
Niet gecontroleerd op eventuele onjuistheden (don't shoot the messenger)
De Hubble-ruimtetelescoop (Hubble Space Telescope, HST) bestaat uit een aantal precisie-instrumenten voor astronomische waarnemingen.
Hij is genoemd naar de Amerikaanse astronoom Edwin Hubble, en draait sinds de lancering door de NASA op 24 april 1990 als een kunstmaan rond de aarde.
De Hubble wordt gebruikt voor optische waarnemingen.
De telescoop bezit ook een infraroodcamera.
Voor observaties in het röntgengolflengtegebied wordt gebruikgemaakt van het Chandra X-Ray Observatory.
Door het ontbreken van een atmosfeer in de ruimte is een ongekend scherpe afbeelding van verre astronomische objecten mogelijk.
Eén van de bekendste foto's die door de Hubble genomen zijn is van de Adelaarsnevel (M16).
Deze foto is volgens veel astronomen de mooiste foto ooit genomen van een object in het heelal.
Binnen weken na de lancering van de telescoop toonden de teruggestuurde beelden dat er een serieus probleem was met het optische systeem.
Hoewel de eerste beelden scherper leken te zijn dan beelden vanop de grond, was de telescoop niet in staat goed scherp te stellen en waren de gemaakte beelden minder goed dan was verwacht.
Uit analyse van de onscherpe beelden bleek dat de primaire spiegel de verkeerde vorm had gekregen, hoewel de spiegel zeer precies geslepen is.
De afwijking bedroeg slechts 10 nanometer, maar de spiegel was ongeveer 2200 nanometer (2,2 microns) te plat aan de randen.
Dit verschil veroorzaakte sferische aberratie (het licht dat van de randen werd weerkaatst had een ander brandpunt dan het licht van het centrum van de spiegel).
De spiegelfout beïnvloedde niet alle wetenschappelijke waarnemingen evenveel.
Heldere objecten waren scherp genoeg en de spectroscopie was grotendeels onovertroffen.
Door het verlies aan lichtsterkte door de slechte scherpstelling was de telescoop niet goed bruikbaar voor zwakke lichtbronnen en beelden met een hoog contrast.
Dit maakte bijna alle cosmologische programma's onmogelijk, omdat die gebruik moesten maken van het waarnemen van zeer zwakke lichtbronnen.
NASA en de telescoop werden hierdoor het onderwerp van vele grappen en de telescoop werd gezien als een Dolgostroj (vertaalbaar als "onafgebouwd gebouw", "onvoltooid bouwproject" of "verlaten bouwplaats" het Russische woord voor een nooit afgebouwd gebouw) - zo werd de telescoop bijvoorbeeld voorgesteld naast de Hindenburg en de Titanic.
Een tweede ruimtemissie in december 1993, waarbij door astronauten onder andere een corrigerende spiegel werd aangebracht, verhielp dit euvel.
In de jaren hierna zijn nog twee onderhoudsmissies uitgevoerd.
Intussen werden al plannen gemaakt voor de volgende, betere en grotere ruimtetelescoop: de James Webb-ruimtetelescoop.
Anderzijds stond de ontwikkeling van de aardse telescopen niet stil.
Door een groot aantal kleinere telescoopbeelden te combineren, en optische fouten, veroorzaakt door temperatuurverschillen en turbulentie in de atmosfeer, in real time computergestuurd te corrigeren, werd het mogelijk ook vanaf de aarde afbeeldingen te maken die niet meer voor die van de Hubble onderdoen.
Op 16 januari 2004 maakte de NASA bekend dat er geen onderhoud meer aan de Hubble zou worden verricht.
President George W. Bush had bekendgemaakt dat er voorrang zou worden gegeven aan reizen naar de maan en naar Mars.
Naar verwachting had de Hubble hierna nog een nuttige levensduur van een jaar of vier.
Ton Linssens van de ESA-afdeling die over de Hubble-telescoop gaat stelde echter dat de beslissing om de telescoop niet meer te onderhouden niets te maken heeft met de plannen om naar Mars te reizen.
De reden is dat het ruimteveer in de toekomst uitsluitend naar het internationale ruimtestation mag vliegen.
Alleen daar kan gecontroleerd worden of de tegeltjes van het hitteschild nog in goede staat zijn om de terugreis te maken.
Daar is ook de mogelijkheid aanwezig om eventueel met een Sojoez de terugreis te maken.
Op 31 oktober 2006 maakte de NASA echter bekend dat in de tweede helft van 2008 alsnog een vierde onderhoudsmissie naar de Hubble zou worden uitgevoerd.
Door het aanbrengen van nieuwe gyroscopen en nikkel-waterstof-accu's zou de levensduur van de telescoop kunnen worden verlengd tot tenminste 2014.
Verder zouden nieuwe instrumenten worden geïnstalleerd : een Cosmic Origins Spectrograph en een nieuwe groothoekcamera, WFC3, die de huidige WFPC2 zal vervangen.
In september 2008 deed zich echter nog een technische storing aan de Hubble voor, in de Science Instrument Command and Data Handling (SIC&DH) Unit.
Om deze tijdens het groot onderhoud te kunnen verhelpen, bleek extra voorbereiding nodig.
Daarom werd deze vierde reparatie-missie (STS-125) uitgesteld tot 2009.
De lancering vond op 11 mei 2009 plaats.
Dit is waarschijnlijk de laatste onderhoudsbeurt die de telescoop krijgt.
Hubble kan nu meer gegevens verwerken dan ooit.
En met de nieuwe camera die werd geplaatst krijgt men steeds duidelijkere opnamen van sterrenstelsels, exploderende sterren en mysterieuze nevels.
Op 19 mei 2009 werd de Hubble weer door spaceshuttle Atlantis in de ruimte geplaatst.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Kort na de lancering was de Apollo 13 in een parkeerbaan om de aarde gebracht.
Had de ontploffing zich op dit moment voorgedaan, dan had men direct weer op aarde kunnen landen.
Helaas had de Apollo 13 op het moment van de ontploffing de parkeerbaan al verlaten en was hij op weg naar de maan.
Na het ongeval beschikte Apollo 13 over onvoldoende brandstof om direct terug te keren.
Het ruimteschip voer daarom verder naar de maan en gebruikte de zwaartekracht van de maan om terug te keren.
Tenslotte werd de daalmotor van de maanlander gebruikt om te vertragen.
Met de stuurraketjes van de maanlander werden koerscorrecties uitgevoerd.
Tijdens de rest van de reis kon er geen gebruik meer worden gemaakt van de zuurstof en de klimaatregeling uit de gehavende servicemodule.
De maanlander moest deze taak overnemen, maar hij was slechts berekend op een verblijf van twee dagen door twee astronauten, niet van vier dagen door drie astronauten.
Om energie te besparen werden alleen de onmisbare apparaten in bedrijf gehouden; zo werden er geen televisieopnamen meer gemaakt.
Door het lagere energieverbruik daalde de temperatuur in de maanlander aanzienlijk.
Een ander probleem was dat het kooldioxidegehalte van de lucht opliep.
Er waren voldoende kooldioxidefilters aan boord, maar die waren opgeborgen in de daaltrap en daardoor buiten bereik - ze waren bedoeld voor gebruik tijdens het verblijf op de maan.
De filters van de commandmodule waren van een ander type en pasten niet op luchtbehandelingsapparatuur van de maanlander.
Dit laatste werd in een crisisoverleg opgelost door de bemanning van diverse onderdelen een adapter te laten bouwen, zodat de afwijkende filters van het moederschip gebruikt konden worden en het kooldioxidegehalte binnen aanvaardbare grenzen werd gehouden.
De bemanning had geen toestemming gekregen om het ruimteschip te verlaten en de schade te inspecteren.
Waarschijnlijk zou een dergelijke actie onverantwoord zijn geweest omdat er lucht mee verloren ging.
Pas op 17 april, kort voor de landing op aarde, werd de gehavende servicemodule afgestoten en kregen de bemanningsleden zicht op de schade ("It's really a mess").
Ze maakten foto's die van belang waren om de oorzaak van de ramp vast te stellen.
De servicemodule was niet ontworpen om op aarde te landen en het was dus niet mogelijk de module mee terug te nemen voor onderzoek.
Ook de maanlander kon niet op aarde landen en moest worden afgestoten.
Jim Lovell sprak de woorden "Farewell, Aquarius, and we thank you."
De maanlander, die een thermo-elektrische radio-isotopengenerator met 3,9 kg plutonium bevatte en die niet bedoeld was om op aarde terug te keren, werd naar een veilige plek in de Stille Oceaan gestuurd.
Haise vroeg waar de maanlander terecht zou komen, maar dat wist de vluchtleiding niet precies.
Haise: "She sure was a good ship.
De rest was routine en de beproefde bemanning kon op aarde landen.
Nadat de bemanning veilig geland was zei Jim Lovell: "The ship is stable and Apollo 13 signing off.
Uit nader onderzoek van NASA bleek dat bij de montage van de Apollo 10 een defecte zuurstoftank was vervangen.
De tank werd gerepareerd en werd later voor de Apollo 13 gebruikt.
Ondanks alle positieve testuitslagen was de tank dus toch niet in orde geweest.
Een spoel voor het verwarmen van de zuurstof in de tank was ontworpen voor 28V/2A maar in Apollo 13 werd 56V/4A gebruikt.
De isolatie smolt weg en een kortsluiting volgde.
Een vonk die hierbij ontstond liet de tank ontploffen.
Het incident vormde voor Sam Greenberg van Grumman Aerospace, de bouwer van de maanlander, aanleiding om voor de grap aan North American Rockwell, de bouwer van de zuurstoftank, de 400.000 mijl sleepkosten (à 1$/mijl) te factureren, plus de vier niet geplande overnachtingen "bed and breakfast" van Swigert, de piloot van de commando-module.
In 1995 verscheen Apollo 13, een film over van de vlucht van de Apollo 13.
Tom Hanks speelt de commandant van deze vlucht.
Andere rollen worden gespeeld door Bill Paxton, Kevin Bacon, Gary Sinise en Ed Harris.
De film biedt een tamelijk nauwgezette reconstructie van de rampvlucht.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Apollo 13 was de vijfde missie naar de maan, voor het uitvoeren van de derde maanlanding in het kader van het Project Apollo.
De bemanning bestond uit Jim Lovell (commandant), Jack Swigert (piloot van de commando-module) en Fred Haise (piloot van de maanlander).
Swigert was de vervanger voor Ken Mattingly, omdat die mogelijk met mazelen was besmet.
De lancering vond plaats op 11 april 1970 om 13:13 plaatselijke tijd.
Na een ongeval aan boord moest de geplande maanlanding worden afgelast.
Door gebruik te maken van systemen uit de maanlander Aquarius wist de bemanning op 17 april 1970 behouden terug te keren.
Door de vlucht van de Apollo 13 werden de verantwoordelijken in de Verenigde Staten met de neus op de feiten gedrukt: ruimtereizen waren allerminst routine.
Twee dagen na de lancering ontplofte op 13 april een zuurstoftank, waardoor de bemanning feitelijk schipbreuk leed in de ruimte.
De bemanning sprak beheerst de historische woorden: "Okay Houston, we've got a problem".
Pas tegen het einde van de reis, toen de servicemodule werd afgestoten, kreeg de bemanning de mogelijkheid foto's te maken waaruit de schade bleek.
Zuurstoftank 2 was ontploft en daarbij was een ventiel van zuurstoftank 1 beschadigd, waardoor in een paar uur de hele zuurstofvoorraad verloren was gegaan.
Daardoor was geen water meer beschikbaar en geen energie.
Bovendien kon de raketmotor niet meer gebruikt worden.
De antenne voor de verbinding met de aarde, die ook deel uitmaakte van de servicemodule, was gelukkig onbeschadigd.
Op het moment dat de ontploffing zich voordeed, bevond Apollo 13 zich tussen de aarde en de maan.
De landing op de maan was nog niet ingezet, en de maanlander was dus nog aangekoppeld.
Deze kon nu worden gebruikt om elektriciteit, water en zuurstof te leveren.
Bovendien werd de motor van de maanlander (van de daaltrap) gebruikt om terug op aarde te komen.
De maanlanding was echter niet langer mogelijk.
Zou een dergelijk ongeval zich hebben voorgedaan bij een reis op aarde, bijvoorbeeld bij een zeereis naar onbekend gebied, dan had het voor de hand gelegen onmiddellijk terug te keren.
Bij ruimtevaart geldt echter een andere mechanica.
Om snelheid te maken en om van koers te veranderen is brandstof nodig.
Voor de reis zelf, het volhouden van een bestaande koers, is geen brandstof nodig.
Het is verder mogelijk een ruimtevaartuig in een baan om een hemellichaam te sturen en zo van koers te veranderen.
Er is dan een vrij geringe hoeveelheid brandstof nodig om de koers precies goed te leggen, waarna de zwaartekracht van het hemellichaam de rest doet.
Vervolg op 13 april.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
De Intelsat I, ook bekend als Early Bird, was de eerste commerciële telecommunicatiesatelliet, gelanceerd in de jaren 60 van de 20e eeuw.
In 1961 nodigde de toenmalige president John F. Kennedy "alle landen uit om deel te nemen in een communicatiesatellieten-systeem in het belang van de wereldvrede en een grotere broederschap onder de mensen op de hele wereld". Daarop werd in augustus 1964 de organisatie Intelsat (International Telecommunications Satellite Organization) opgericht.
De operationele tak van deze organisatie heet Comsat (Communications Satellite Corporation).
De lancering vond plaats op 6 april 1965 met een Delta-D-draagraket.
De satelliet kwam aanvankelijk terecht in een geosynchrone baan.
Na diverse manoeuvres kwam Early Bird op 14 april 1965 in een geostationaire baan op 28° westerlengte terecht.
Het grote voordeel hiervan is dat men geen ingewikkelde beweegbare antennes nodig heeft om de satelliet te blijven volgen; de kosten voor de bouw van meerdere grondstations vallen hierdoor aanzienlijk lager uit.
Daarna werd de antenne optimaal gericht op het grondstation te Andover (V.S.) en Europa.
De antenne te Andover (die ook werd gebruikt voor andere communicatiesatellieten) had een gewicht van 380.000 kg.
Deze satelliet leek veel op de Syncom; beide types werden door de firma Hughes geconstrueerd.
De Early Bird functioneerde aanzienlijk langer dan de ontwerpers hadden gehoopt.
In plaats van de geplande anderhalf jaar bleef hij (met onderbreking) bijna vier jaar in gebruik.
De kunstmaan werd operationeel op 28 juni 1965 en bleef dit tot januari 1969, toen modernere Intelsat-versies het stokje overnamen.
Echter in verband met de eerste bemande maanlanding in de zomer van 1969 liep de vraag naar trans-Atlantische verbindingen dermate hoog op, dat men zich genoodzaakt zag om van 29 juni tot 13 augustus 1969 de Early Bird tijdelijk opnieuw in te schakelen.
In 1984 werd Early Bird nog even ingeschakeld om de 20e verjaardag van de ITSO (International Telecommunications Satellite Organization) te vieren.
Medio november 2010 draaide Early Bird nog steeds om de Aarde.
Naar moderne maatstaven waren afmetingen, gewicht en prestaties een lachertje, echter voor die tijd betekende de lancering van deze kunstmaan een grote sprong voorwaarts.
De capaciteit was 240 telefoongesprekken of één tv-kanaal, over te seinen tussen Noord-Amerika en Europa.
Hij had een cilindrische vorm met een diameter van 72 cm en een hoogte van 59 cm.
Eenmaal in zijn baan woog hij slechts 39 kg en zonnecellen zorgden voor een vermogen van 40 watt.
Om het ontwerp van de boordinstrumenten zo eenvoudig mogelijk te houden draaide hij om zijn middenas.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Titan of Saturnus VI is de grootste maan van Saturnus en - op Ganymedes na - de grootste van het zonnestelsel.
Met een diameter van 5151 km is hij groter dan de planeet Mercurius.
Christiaan Huygens ontdekte Titan op 25 maart 1655 met behulp van een telescoop die zijn broer Constantijn had gebouwd.
Huygens noemde de maan Saturni Luna, oftewel kortweg "Saturnusmaan".
De Engelsman John Herschel doopte de maan in 1847 om tot "Titan".
Doordat een dikke smoglaag het oppervlak van Titan permanent aan het zicht onttrekt, komt de kennis over deze Saturnusmaan vooral van het bezoek van ruimtesondes zoals de Voyagers en Cassini-Huygens.
Titan is de enige maan in het zonnestelsel met een dichte atmosfeer.
Het bezoek van de Voyager 1 leerde dat het oppervlak permanent schuilgaat onder de 900 km dikke atmosfeer die een druk heeft van 1,5 bar aan het oppervlak.
Tot 1980 werd vanwege deze dichte atmosfeer - die een deel van de maan zelf leek - aangenomen dat Titan de grootste maan in ons zonnestelsel was.
Het Russische ruimtestation Mir (wat in het Russisch zowel wereld als vrede betekent) was het eerste permanent bewoonde ruimtestation in een baan om de Aarde.
Het bestond uit verschillende met elkaar verbonden modules, waarvan de eerste module op 19 februari 1986 werd gelanceerd en de laatste in 1996.
Mir was gebaseerd op de al eerder door de Russen gelanceerde Saljoet-ruimtestations.
Gedurende de tijd dat Mir in een baan om de aarde cirkelde, is er veel wetenschappelijk onderzoek verricht.
Op een enkele uitzondering na, is Mir tot augustus 1999 continu bewoond geweest.
Op 23 maart 2001 keerde Mir na 15 jaar terug in de Aardse atmosfeer om vervolgens in brokstukken in het zuiden van de Grote Oceaan neer te storten.
Voor die tijd waren er nog vage plannen om Mir te gebruiken als televisie- of filmstudio, maar daarvoor bleek hij te onstabiel en te onveilig.
Het zou eenvoudigweg te duur worden om Mir nog langer in gebruik te houden.
De laatste jaren had Mir regelmatig problemen.
Op 23 februari 1997 brak er brand uit aan boord en scheelde het weinig of de complete zeskoppige bemanning had het ruimtestation moeten verlaten (via de twee Sojoez-schepen).
Vier maanden later kwam Mir in botsing met een onbemand Progress-vrachtschip, waarbij een gat in de romp sloeg en een deel van Mir moest worden afgesloten.
Andere problemen waren de energievoorziening die regelmatig uitviel, lekkende leidingen en de temperatuur, welke in de Kvant II-module regelmatig opliep tot meer dan 40 graden Celsius.
Dat was ook geen wonder, want het oorspronkelijke ontwerp van het ruimtestation ging uit van een levensduur van slechts vijf jaar.
Gebrek aan vertrouwen, coördinatiestoringen en taalproblemen verergerden de problemen nog eens.
Met behulp van een op 27 januari 2001 aangekoppeld Progress-vrachtschip werd tussen 7 maart en 21 maart Mir in een lager gelegen baan gebracht op 220 kilometer.
Plotseling trad er een nieuw probleem op; Mir begon langzaam te tollen.
Omdat het stabiliseren erg veel brandstof zou kosten werd dit uitgesteld tot de laatste dag voor de impact.
In Japan, Nieuw-Zeeland en Australië ontstond grote onrust over de schade die eventueel op land neerstortende brokstukken zouden aanrichten.
Om deze onrust weg te nemen werd er voor 2 miljoen dollar een verzekering afgesloten die eventuele schade dekte.
Op 23 maart dook Mir met een snelheid van ongeveer 8 km/s de dampkring binnen.
Door de grote plotselinge afremming door de toenemende luchtdruk en de hoge temperatuur brak het schip in stukken en sommige onderdelen verbrandden.
Vanaf de Fiji-eilanden waren de verbrandende delen goed zichtbaar.
Over een gebied van zo'n 5000 kilometer lang en 200 kilometer breed op 4000 kilometer ten oosten van Nieuw-Zeeland kwamen de brokstukken neer in de Grote Oceaan.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Dr. Robert Hutchings Goddard (Worcester (Massachusetts), 5 oktober 1882 Baltimore (Maryland), 10 augustus 1945) was een Amerikaans onderzoeker en uitvinder.
Hij was pionier op het gebied van de moderne rakettechniek en wordt beschouwd als één van de belangrijkste grondleggers van de ruimtevaart.
Goddard lanceerde de eerste raket met vloeibare brandstof op 16 maart 1926 in Auburn, Massachusetts, Verenigde Staten.
Goddard is geboren in Worcester (volgens sommige bronnen Roxbury), Massachusetts, Verenigde Staten.
Zijn vader was uitvinder en handelsreiziger.
Door boeken als Reis naar de maan van Jules Verne en War of the Worlds van H.G. Wells raakte hij al op jonge leeftijd geïnteresseerd in de ruimte en ruimtevaart.
Zijn fantasie en inventiviteit werden aangewakkerd door zijn vader, die hem een telescoop, microscoop en een abonnement op Scientific American gaf.
Goddard behaalde een bachelorgraad aan de Worcester Polytechnic, en behaalde in 1911 zijn PhD graad in Natuurkunde aan de Clark University.
Hij heeft daarna een jaar aan Princeton University gestudeerd, en keerde terug naar de Clark University om daar college te gaan geven als assistent hoogleraar in de Natuurkunde.
In 1914 verkreeg hij patenten voor de meertrapsraket en de vloeibare-brandstofraket.
Vanaf die tijd werkte hij aan het ontwerp van raketmotoren en voerde testen uit, met financiële hulp van het Smithsonian Institution.
In 1919 schreef Goddard in zijn artikel A Method of Reaching Extreme Altitudes over de mogelijkheid van ruimtevluchten naar de maan, vijftig jaar voordat de eerste mensen op de maan landden.
Op 1 november 1923 voerde hij testen uit met zijn eerste raketmotor die op vloeibare brandstof werkte.
Goddard lanceerde de eerste raket met vloeibare brandstof op 16 maart 1926 in Auburn, Massachusetts, Verenigde Staten.
De raket voerde een vlucht uit van 2,5 seconden, bereikte een hoogte van 12,5 meter, had een gemiddelde snelheid van 97 kilometer per uur, en landde 56 meter verderop.
Deze gebeurtenis wordt ook wel de Kitty Hawk van de rakettechniek genoemd, verwijzend naar de vlucht van de Gebroeders Wright met het eerste motorvliegtuig.
In de jaren daarna experimenteerde Goddard met raketten van verschillende afmetingen.
In 1929 rustte hij zijn raketten voor het eerst uit met instrumenten als een thermometer, barometer en een kleine camera.
Op 31 mei 1935 bereikte een raket van Goddard een hoogte van 2300 meter.
De raket had een lengte van 4,6 meter en woog 38 kilogram.
Op 26 maart 1937 haalde een andere raket een hoogte van 2750 meter, de grootste hoogte die met een raket van Goddard is bereikt.
Goddard overleed in Baltimore op 62-jarige leeftijd aan de gevolgen van keelkanker.
Hij was getrouwd met Esther Christine Kisk.
Op 1 mei 1959 werd een belangrijk ruimtevaartlaboratorium van NASA gevestigd in Greenbelt, Maryland, Verenigde Staten, en vernoemd naar Goddard: het Goddard Space Flight Center.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Enceladus (en-sel-a'-dus) is volgens grootte de zesde maan van de planeet Saturnus.
Saturnus heeft in totaal 62 manen.
Op 9 maart 2006 werd bekend dat de ruimtesonde Cassini mogelijk geisers van waterdamp heeft gevonden.
In de zuidpoolregio van Enceladus zijn heel weinig inslagkraters te zien.
Deze twee ontdekkingen bewijzen dat de maan geologisch actief is.
Mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de maan in een baanresonantie zit, waardoor het interieur verwarmd wordt, net zoals bij de maan Europa.
Een andere verklaring hiervoor kan zijn een elektrische opwarming: zie hieronder bij elektrische verbinding met Saturnus.
Enceladus, net zoals Io, wordt omgeven door geleidend plasma waardoor elektrische stromen lopen.
Enceladus heeft de grootste albedo (weerkaatsing van het licht) in ons zonnestelsel (> 0,9), dat wil zeggen dat het oppervlak van Enceladus bijna alle zonlicht reflecteert.
Mede hierdoor bedraagt de gemiddelde temperatuur er 75 K (-198 °C).
In 2005 werd een soort geisers ontdekt die ijsdeeltjes uitspuwen tot een hoogte van bijna 500 kilometer.
Enceladus is een van de slechts drie hemellichamen buiten de planetoïdengordel waarop actieve uitbarstingen zijn geobserveerd (samen met de manen Io en Triton).
Onderzoek naar de geisers op Enceladus heeft aangetoond dat er zich mogelijk een vloeibare oceaan bevindt diep onder het bevroren oppervlak.
Dit is wellicht het eerste bewijs van natuurlijk voorkomend vloeibaar water buiten de aarde, wat deze maan een interessant doelwit maakt voor de astrobiologie.
De geisers zijn tevens de waarschijnlijke bron van het materiaal in de E-ring van Saturnus.
Enceladus is in de Griekse mythologie een van de Giganten die werd verslagen en begraven onder de Etna door Athena.
De erupties van de vulkaan zouden worden veroorzaakt door de bewegingen van de begraven giganten.
De eerste beelden uit de ruimte van Enceladus werden genomen door ruimteschip Voyager 2.
Terwijl Voyager 1 slechts van een afstand Enceladus kon observeren in december 1980, had Voyager 2 in augustus 1981 de mogelijkheid beelden te maken van Enceladus met een veel hogere resolutie dan Voyager 1, waarbij het jonge oppervlak van Enceladus onthuld kon worden.
Voordat een gedetailleerde verkenning van Enceladus kon worden gedaan moest men wachten totdat ruimtevaartuig Cassini zou arriveren op 30 juni 2004, toen het ruimtevaartuig in de baan van Saturnus was.
Kijkend naar de resultaten van de afbeeldingen van Voyager 2, wordt de maan Enceladus als prioriteit gezien door de planners van de Cassini-missie, en werden talrijke "gemikte" naderingen van zeer dichtbij gepland, zo'n 175 km tot het oppervlak, en tevens enkele "niet-gemikte naderingen", zo'n 100.000 km tot het oppervlak.
De naderingen en datum zijn in de tabel genoteerd.
De eerste drie naderingen van Cassini tot Enceladus hadden opvallende resultaten met betrekking tot het oppervlak van Enceladus en de ontdekking van het waterdamp spuitend gebied in het geologisch actieve zuidpoolgebied.
De nadering van maart 2008 heeft water, warmte en organische moleculen aangetoond, maar geen leven.
Het ruimtevaartuig Cassini heeft gemeten dat de geisers op de zuidpool van Enceladus geïoniseerd zijn en dat daar een elektrische stroom loopt.
Die elektrische stroom maakt deel uit van een gesloten stroomcircuit.
Dat circuit bestaat uit Saturnus en Enceladus zelf met daartussen (geleidend) plasma.
De stroom loopt van de noordpool van Saturnus langs magnetische veldlijnen die Enceladus omvatten terug naar de zuidpool van Saturnus.
De door de geisers uitgestoten geïoniseerd water, zuurstof en organische stoffen vormen een toroïde van plasma, met een grotere dichtheid dan gebruikelijk in de ruimte, rond Saturnus.
Er zijn metingen gedaan aan warme plekken op de zuidpool van Enceladus, de zogenaamde "hot spots".
Deze hot spots zijn te correleren met de geisers. De hypothese ligt dan voor de hand dat deze warmte ontstaat door elektrische opwarming vanwege de elektrische stroom die door de - elektrisch - geleidende geisers loopt en daardoor plaatselijk een hoge stroomdichtheid kan verkrijgen.
Deze elektromagnetische verschijnselen spelen een belangrijke rol in de plasmakosmologie.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
De spaceshuttle Discovery (NASA-aanduiding: OV-103) was de derde van de vijf operationele spaceshuttles die werden gebouwd.
Doordat de Challenger en de Columbia zijn verongelukt zijn er nu nog drie spaceshuttles over.
Laatste vlucht STS-133 van 24 februari 2011 - 9 maart 2011
De Discovery is genoemd naar een van de twee schepen van de Britse ontdekkingsreiziger James Cook die rond 1770 werden gebruikt voor reizen over de Grote Oceaan die hebben geleid tot de ontdekking van Hawaï.
Naar het zusterschip van Cooks Discovery is de spaceshuttle Endeavour vernoemd.
Omdat er veel ervaring was opgedaan met de bouw van de Enterprise, de Columbia en de Challenger was de Discovery een stuk lichter dan de Columbia.
De eerste vlucht van de Discovery vond plaats op 30 augustus 1984.
Sindsdien heeft de Discovery onder meer de ruimtetelescoop Hubble en de ruimtesonde Ulysses in de ruimte gebracht.
In 1997 en 1999 heeft de Discovery nog onderhoudsbezoeken gebracht aan de ruimtetelescoop Hubble.
In 2000 en 2001 zijn met deze shuttle 3 missies naar het Internationaal ruimtestation ISS uitgevoerd voor het leveren van compartimenten voor het station, het afwisselen van de bemanning en het leveren van voorraden.
. . .
Op 17 april 2012 maakte de Discovery zijn laatste vlucht.
Op een Shuttle Carrier Aircraft werd hij vervoerd naar het Steven F. Udvar-Hazy-centrum van het National Air and Space Museum in Chantilly (Virginia).
De Challenger was de tweede van de vijf spaceshuttles die gebouwd zijn.
Op 28 januari 1986 (missie STS-51-L) viel de Challenger 73 seconden na de lancering uit elkaar, waarbij alle zeven bemanningsleden omkwamen.
Oorspronkelijk was de Challenger gebouwd als testobject, om de sterkte van de mechanische constructie te kunnen beproeven.
Bij het ontwerp van de spaceshuttle is zo extreem voor reduceren van het gewicht gekozen, dat elk onderdeel essentieel was geworden voor de sterkte van de totale shuttle.
Daarom werd besloten om één shuttle speciaal te bouwen om aan de meest extreme mechanische belastingen bloot te stellen en zo de theoretische sterkteberekeningen te verifiëren.
Later in het programma werd besloten de derde testshuttle Enterprise niet aan te passen voor ruimtevluchten.
Daardoor zou alleen de Columbia overblijven voor ruimtevluchten.
NASA wilde het hele Space Shuttleproject niet laten afhangen van één enkel ruimtevaartuig en daarom werd in 1979 opdracht gegeven om de Challenger alsnog om te bouwen tot een ruimtewaardige spaceshuttle.
In 1982 werd de aangepaste Challenger afgeleverd bij NASA en op 4 april 1983 werd hij voor het eerst gelanceerd (vlucht STS-6).
De Challenger was daarmee de tweede spaceshuttle, na de Columbia, die in de ruimte vloog.
De Challenger voltooide in totaal negen succesvolle missies.
De Nederlandse astronaut Wubbo Ockels verbleef in dit ruimteveer (vlucht STS-61-A), enige tijd na de in Nederland geboren ruimtevaarder Lodewijk van den Berg (STS-51-B).
De Challenger was de enige spaceshuttle waar meer dan zeven personen in vervoerd konden worden (acht).
Uiteindelijk is dit slechts eenmaal gebeurd, bij vlucht STS-61-A.
artikel gedeeltelijk overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Callisto is een maan van de planeet Jupiter, ontdekt op 7 januari 1610 door Galileo Galilei gelijktijdig met Simon Marius.
Het is de op twee na grootste maan in het zonnestelsel, ongeveer dezelfde maat als Mercurius.
Io is de binnenste van de vier grote manen van de planeet Jupiter en is naar de mythologische figuur Io genoemd.
De maan werd op 8 januari 1610 door Galileo Galilei ontdekt.
Simon Marius, die ook de ontdekking opeiste, noemde de maan naar Io, de mythologische dochter van de riviergod Inachus.
Deze maan wordt vanwege haar uiterlijk ook wel de pizzamaan genoemd.
Europa is de kleinste van de Galileïsche manen, de vier grote manen van Jupiter, en de op vijf na grootste maan van het zonnestelsel.
Galileo Galilei ontdekte haar op 8 januari 1610.
Simon Marius, die ook de ontdekking claimde omdat hij de vier satellieten onafhankelijk had ontdekt, noemde de maan naar Europa, de dochter van koning Agenor die een affaire had met Zeus (vereenzelvigd met Jupiter) en hem drie kinderen schonk.
Ganymedes is niet alleen de grootste maan van Jupiter, maar zelfs de grootste maan van ons zonnestelsel.
Hij is groter dan Mercurius, maar heeft slechts half zoveel massa als die planeet.
Ganymedes is wel twee keer zo groot als Pluto.
Volgens verschillende bronnen ondekt op 7 januari 1610 door Galileo Galilei.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- Solar System Exploration op solarsystem.nasa.gov
De Boeran (Russisch voor "sneeuwstorm") was de Russische tegenhanger van het Amerikaanse Spaceshuttleprogramma. Het project was het duurste Sovjet-ruimtevaartprogramma ooit. Het ruimteveer was bedoeld om de Sojoez- en Progress-missies naar ruimtestation Mir te vervangen.
Engels : Buran Duits : Buran Frans : Bourane
landing van de Buran na zijn enige ruimtevlucht
De Boeran lijkt uiterlijk sterk op het Amerikaanse ruimteveer en daarom werd aanvankelijk gedacht dat deze met behulp van spionage compleet was gekopieerd, maar dit bleek niet het geval. Het inwendige is sterk verschillend.
De Boeran heeft een groter laadvermogen en terwijl de spaceshuttle zijn eigen hoofdmotoren heeft die gevoed worden door de externe brandstoftank, is de Boeran volledig afhankelijk van zijn draagraket.
De Buran op een Antonov An-225 Mriya auteur : MASTER SGT. Dave Casey
Met het ontwikkelen van de Boeran werd in het begin van de jaren zeventig begonnen. De eerste en enige vlucht van de Boeran was een onbemande vlucht. Deze vond plaats op 15 november 1988.
De Boeran werd gelanceerd met een aangepaste Energia-draagraket, voltooide twee banen om de aarde en keerde volautomatisch terug op Baikonoer Kosmodroom. Wegens geldgebrek werd het project vervolgens opgeschort. Op 30 juni 1993 besloot president Boris Jeltsin dat het Russische Spaceshuttle-project geheel zou worden gestaakt.
In 2002 werd de Boeran vernietigd tijdens het instorten van een hangar. Acht mensen kwamen hierbij om.
Een testmodel van de Boeran is op dit moment te bezichtigen in het Gorki Park in Moskou.
De Buran op het lanceerplatform
In april 2008 werd een testmodel van de Boeran, de OK-GLI, via de Rotterdamse haven naar Duitsland getransporteerd. De OK-GLI was uitgevoerd met conventionele straalmotoren en maakte 25 testvluchten.
Hij heeft echter nooit in de ruimte gevlogen.
vergelijking in startconfiguratie tussen de Space Shuttle en de Boeran