Op initiatief van scheepsbouwer Willem Vos is op de Bataviawerf in Lelystad een replica gebouwd, of beter gezegd een reconstructie op basis van de uit archieven bekende hoofdmaten van het oorspronkelijke schip. Ten tijde van de bouw van de Batavia werkten scheepsbouwers nog niet met bouwtekeningen, maar op basis van een systeem van afgeleide maten dat van vader op zoon werd doorgegeven. De meeste informatie over 17de-eeuwse schepen komt uit geschreven bestekken, de bekende boeken van Nicolaas Witsen en Cornelis van IJk, schilderijen en tekeningen. Van de Batavia zijn geen afbeeldingen bekend. Details zijn door de bouwers van de replica daarom zelf ingevuld op basis van onderzoek van verwante schepen uit deze periode. Het schip is zo veel mogelijk voorzien van alle details uit die tijd, van het beeldhouwwerk op de spiegel tot het allemansend op de plaats waar de manschappen hun behoefte deden.
De bouw van de replica begon op 4 oktober 1985 en werd afgesloten met de tewaterlating en doop door Koningin Beatrix op 7 april 1995.
- Scheepstype: spiegelretourschip - Lengte over alles: 56,60 m - Wijdte: 10,50 m - Maximale diepgang: 5,10 m - Hoogte grote mast vanaf kiel: 55 m - Leeg gewicht: 650 ton - Waterverplaatsing (volledig geballast): circa 1200 ton - Totale lengte tuigage: 21 km - Zeiloppervlak: 1180 m2 - Geschut: 24 gietijzeren kanonnen - Aantal opvarenden in 1628: 341 personen - Lijfspreuk van Willem van Oranje (aangebracht in de kajuit): Point n'est besoin d'espérer pour entreprendre, ni de réussir pour perséverer. (Het is niet nodig verwachtingen te koesteren om te ondernemen, noch te slagen om te volharden.) - Scheepsbouwmeester reconstructie: Willem Vos - Totaal aantal mensen dat tussen 1985 en 1995 op enige wijze aan de Batavia heeft gewerkt: 1140 - Datum kiellegging: 4 oktober 1985 - Datum doop en tewaterlating: 7 april 1995
Na zo veel mogelijk mensen veiliggesteld te hebben op de eilanden van de archipel, zeilden opperkoopman Pelsaert en schipper Jakobsz met de grote sloep van het schip naar Batavia om hulp te halen. Jeronimus Cornelisz, die achterbleef, was zich er van bewust dat Pelsaert in Batavia de vermeende kaping zou rapporteren en dat hij door zijn medemuiter, schipper Adriaan Jakobsz, in een kwaad daglicht zou worden gesteld en misschien wel de volledige schuld in de schoenen zou krijgen geschoven. Hij zette dus het plan van de muiterij door: hij wilde proberen het hulpschip, dat wellicht zou terugkomen uit Batavia, te kapen, om daarmee alsnog een veilig heenkomen te zoeken. Daarvoor was het echter nodig om een overwicht op de eilanden te verkrijgen. Hij deed dit enerzijds door groepen krachtige schipbreukelingen onder valse voorwendselen naar afgelegen eilanden te verplaatsen, en daarna moordpartijen onder verwachte tegenstanders te organiseren. Zijn kapersgroepje voerde een waar schrikbewind onder de reizigers: ca. 120 mensen werden door hen vermoord.
replica van de Batavia op de werf gebruiker : Quistnix CC 1.0
De laatste slag die hij moest leveren, het uitschakelen van de soldaten die hij naar een ander eiland had verplaatst, werd echter onderbroken door de komst van het reddingsschip Saerdam. De leider van de soldaten, Wiebe Hayes, kon Pelsaert, die het schip aanvoerde, tijdig waarschuwen voor de ophanden zijnde kaping. Pelsaert en zijn mannen waren daardoor snel in staat de opstand de kop in te drukken. Vrijwel alle deelnemers aan de muiterij kregen ter plaatse, of later in Batavia, de doodstraf. Alleen schipper Adriaan Jakobsz weigerde ook na martelingen te bekennen en het bewijs tegen hem kon niet sluitend gemaakt worden. Het is onbekend wat zijn lot uiteindelijk was. Hoewel Pelsaert geen rol speelde in de muiterij werd hem door de VOC wel aangerekend dat hij te weinig gezag had getoond. Wiebe Hayes werd voor zijn verdediging beloond en bevorderd. Opmerkelijk is verder dat Jeronimus Cornelis, de leider van het schrikbewind op de eilanden, zelf geen moorden had gepleegd. Zijn intelligentie, overtuigende praat en lage moraal waren voldoende om anderen daartoe te brengen.
Van de 341 opvarenden van de Batavia kwamen er uiteindelijk slechts 68 in Batavia aan.
In 1647 werd het relaas onder de titel Ongeluckige Voyagie, van't Schip Batavia, Nae de Oost-Indien uitgegeven. Dit boek werd waarschijnlijk samengesteld op basis van François Pelsaerts journaal.
replica v/d poort die door de Batavia werd vervoert auteur : Gnangarra CC 2.5
De lading van de Batavia bestond uit 12 kisten zilveren muntgeld en goud ter waarde van 260.000 gulden, luxe gebruiksgoederen, zilverwerk voor Mogol-keizer Janghir, laken, wijnen, kaas, schitterende kleding, handelswaar en een kistje met zeer kostbare juwelen (o.a. een grote camee van agaat (21x30 cm) die in het jaar 312 voor de Romeinse keizer Constantijn was gesneden en te koop was aangeboden door de Antwerpse schilder Rubens). Een andere schat was de "Rubens Vaas" met afbeeldingen van Pan, gesneden uit een enkele agaat. Bovendien waren aan boord 130 grote blokken bewerkt zandsteen, die een poort moesten gaan vormen in de nieuwbouw van het Kasteel van Batavia; tijdens de reis fungeerden ze als ballast.
De Batavia is een zeventiende-eeuws zeilschip, waarvan in de jaren 1985-1995 een replica is gemaakt. De replica is te bezichtigen op de Bataviawerf te Lelystad.
Het VOC-schip de Batavia werd tussen 1627 en 1628 op de Peperwerf in Amsterdam gebouwd. Het schip vertrok voor het eerst op 29 oktober 1628, onder bevel van schipper Adriaan Jakobsz. Eigenlijk was de leider van de expeditie opperkoopman François Pelsaert. De schipper was verantwoordelijk voor de goede vaart, maar hij moest wel bevelen aanvaarden van de opperkoopman.
Op 14 april 1629 kwam het schip aan op Kaap de Goede Hoop om te foerageren. Na 8 dagen vertrok het weer. Op 4 juni 1629 sloeg het schip lek op een rif van de Wallabi-groep voor de Australische westkust. Het wrak bevindt zich momenteel in een museum in Fremantle, Australië.
replica van de Batavia auteur : Malis
De dramatische geschiedenis van het retourschip de Batavia spreekt tot op de dag van vandaag tot de verbeelding. De hoofdrolspelers waren de opperkoopman François Pelsaert, de schipper Adriaan Jakobsz en de onderkoopman Jeronimus Cornelisz. Opperkoopman Pelsaert en schipper Adriaan Jakobsz hadden elkaar op de vorige thuisreis al ontmoet. Pelsaert had Jakobsz toen terechtgewezen en Jakobsz had daardoor een hekel aan Pelsaert gekregen. Het toeval wilde dat ze op deze reis naar Batavia weer samen moesten werken. Onderkoopman Jeronimus Cornelisz was eigenlijk een failliete apotheker uit Haarlem met ketterse denkbeelden die daarvoor moest vluchten uit de Republiek.
de Batavia
Tijdens de reis naar Batavia ontstond, door weerzin tegen Pelsaert, bij schipper Jakobsz het idee de Batavia te kapen. Destijds vervoerden de VOC-schepen op de heenreis veel goud en zilver om het Oosten handel te kunnen drijven. Waarschijnlijk hadden de kapers daaraan voldoende gehad om een goed leven in een onbekende haven te leiden. Adriaan Jakobsz en Jeronimus Cornelisz verzamelden daarom een groep gelijkgestemden om hen heen en hadden al een incident gearrangeerd waaruit de muiterij moest ontstaan, maar het plan kon niet worden uitgevoerd door de schipbreuk van de Houtman Abrolhos, op de Wallabi-koraalriffen voor de westkust van Australië.
Het Bataljon van Sint-Patrick (Engels: Saint Patrick's Battalion, Spaans: Batallòn de San Patricio) was een bataljon van het Amerikaanse leger dat uit Europese katholieken, voornamelijk Ieren, bestond. Het bataljon is vooral bekend omdat het tijdens de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog deserteerde en meevocht aan de zijde van Mexico.
De desertie was vooral ingegeven door de sterke anti-katholieke sentimenten in de Verenigde Staten tijdens het midden van de 19e eeuw. Na het uitbreken van de oorlog tegen Mexico realiseerden de Ierse Amerikanen van het Bataljon van Sint-Patrick zich dat ze liever niet voor een protestants land een katholiek land bevochten. In september 1846, onder leiding van Jon Riley, liepen ze over naar het Mexicaanse leger. Tijdens de Slag om Monterrey bevochten ze aan Mexicaanse zijde voor het eerst de Amerikanen. In de maanden die volgden groeide het bataljon uit tot 800 man, waaronder andere Amerikaanse deserteurs maar ook Europese katholieken die al in Mexico woonden.
De San Patricios vochten vaak vastberadener dan de rest van het Mexicaanse leger, wetende dat ze waarschijnlijk gefusilleerd zouden worden als ze in handen zouden vallen van de Amerikanen. In de Slag bij Cerro Gordo dreigden zij zelfs de Mexicanen te beschieten wanneer zij het slagveld zouden ontvluchten. In deze veldslag, evenals bij de eerdere Slag bij Buena Vista leidde het bataljon van Sint-Patrick zware verliezen. Het overgebleven deel vocht tijdens de Slag bij Churubusco (20 augustus 1847) nabij Mexico-stad. Wegens een gebrek aan ammunitie zagen zij, evenals de andere onderdelen van het Mexicaanse leger, zich gedwongen over te geven. Een klein deel wist te vluchten en nam later nog deel aan de verdediging van Mexico-stad. Nadat de Amerikanen het fort Chapultepec hadden ingenomen gaf generaal Winfield Scott de opdracht de gevangengenomen San Patricios op te hangen; zij werden gehangen precies op het moment dat de Mexicaanse vlag in Chapultepec werd gestreken en vervangen door de Amerikaanse. 36 San Patricios vonden op deze manier de dood.
De overlevenden kregen na de oorlog door de Mexicaanse regering land toebedeeld, het bataljon werd opgeheven in 1850. De mening over het Bataljon van Sint-Patrick is sterk verschillend in de Verenigde Staten en in Mexico: in de Verenigde Staten gelden ze als verraders, terwijl zij in Mexico als helden beschouwd worden. De straat voor het convent van Churubusco waar zij zich overgaven is naar hen Martires Irlandeses (Ierse Martelaren) genoemd, en tijdens Saint Patrick's Day wordt in Mexico extra aandacht besteed aan de daden van de San Patricios.
Het Bataljon Infanterie van Linie nr. 7 was een bataljon infanterie onder leiding van luitenant-kolonel F.C. van den Sande, voortgekomen uit het 2e Regiment "Vlaanderen" van het Belgisch Legioen. Het bataljon was gelegerd in Gent. Veel officieren hadden ervaring opgedaan in het Franse leger in de voorgande jaren. Het Bataljon Infanterie van Linie nr. 7 speelde een belangrijke rol op de slagvelden van Quatre Bras en Waterloo, waar Napoleon definitief werd verslagen. Als onderdeel van de Brigade Bijlandt werd ze bij Quatre Bras op 16 juni 1815 ingezet om de opmars van de Franse troepen te stoppen. Twee dagen later, op 18 juni 1815, kreeg de brigade de eerste grote Franse infanterie-aanval te verduren van het Franse I Corps (d'Erlon) in de Slag bij Waterloo. De Brigade moest langzaam terugwijken voor de 2 infanteriedivisies, maar nam deel aan de tegenaanval van Britse infanterie en cavalerie. Het bataljon leed zware verliezen, evenals de rest van de Brigade Bijlandt.
Na de slag trok het Bataljon met het Geallieerde leger op richting Parijs; na de bezetting van Parijs keerde het bataljon terug om met 3 bataljons Infanterie Nationale Militie te worden samengevoegd tot de "7e Afdeeling Infanterie".
De batagurschildpad (Batagur baska) is een schildpad uit de familie Geoemydidae. Het is één van de sterkst bedreigde schildpadden.
De schildpad komt van nature voor in Birma, Thailand, Maleisië, Indonesië, Vietnam, India en Bangladesh. De batagurschildpad leeft in riviermondingen en kustbossen waar getijdenstroming plaatsvindt. Ook in brak en zelfs zout water wordt deze soort aangetroffen, maar niet op open zee. Diepere wateren hebben de voorkeur, maar de nesten worden gegraven in zandbanken dus enige ondiepe plekken zijn ook gewenst.
Drie exemplaren van verschillende leeftijden auteur : Pelf
De gemiddelde carapaxlengte ligt tussen de 50 en 60 centimeter, het schild is groot en rond, zacht en goed gestroomlijnd, om sneller te kunnen zwemmen. De tenen zijn verbonden met grote zwemvliezen, de snuitpunt is verlengd en spits, en de kleine ogen hebben een witomrande pupil. Aan iedere poot zitten vier tenen en verder zijn de neusgaten opvallend groot, bijna varkensachtig. De schildkleur is donkerbruin tot zwart, de buik geel en de huid is meestal grijs en bevat geen grote schubben. Het voedsel is volledig vegetarisch bij oudere dieren die alleen waterplanten, fruit en sla-achtige soorten eten. Van de juvenielen wordt echter vermoed dat ze omnivoor zijn en soms vlees of aas eten. De batagurschildpad is meer aan water gebonden dan andere soorten en komt er zelden uit.
batagurschildpad
Sinds korte tijd is de batagurschildpad sterk in aantal achteruit gegaan. Dat komt omdat veel schildpadden gewild zijn; in sommige landen wordt het vlees gebruikt voor gerechten, vooral soep. Ook wordt het schild vermalen tot 'medicijn'. In eerste instantie werd deze soort met rust gelaten, maar nadat een aantal andere soorten ernstig bedreigd en zeldzaam werden, werd deze soort daar het slachtoffer van. De beschermde soorten mochten namelijk niet meer worden gevangen en geëxporteerd naar landen als bijvoorbeeld China.
De Bataafse stroommossel (Unio crassus ) is een zoetwatermossel ("Najade") behorende tot de tweekleppige weekdieren. In Nederland en België is de ondersoort Unio crassus nanus (syn. Unio crassus batavus) bekend.
Deze soort heeft een ovale schelp waarvan voor- en achterrand beide afgerond zijn. Bij de umbo is een verticale zigzagsculptuur aanwezig (chevron-sculptuur), voor het overige vertoont de buitenzijde geen sculptuur, er zijn alleen onregelmatige groeilijnen aanwezig. Het oppervlak is bedekt met een dikke uit conchyoline bestaande opperhuid. Deze opperhuid is bij de umbo vaak verdwenen en ter plaatse kan de vrijgekomen kalkige schelp oplossingsverschijnselen vertonen. Als bij dode exemplaren de schelp uitdroogt dan kan de opperhuid (gedeeltelijk) van de schelp loskomen. Er is een heterodont slot met krachtige cardinale tanden en lijstvormige laterale tanden.
Bataafse stroommossel auteur : Emma Versteegh CC 2.5
De opperhuid heeft een groenbruine kleur, de schelp zelf is wit parelmoerachtig. De binnenzijde van de schelp heeft een witte parelmoerglans en heeft blauwe groene en roze irriserende kleuren. Door anoxysche omstandigheden in de bodem kunnen schelpen vaak blauw tot blauwzwart verkleurd zijn.
Grootte van de schelp :
- Lengte: tot 70 mm - hoogte: tot 40 mm - diameter: tot 30 mm
bataafse stroommossel
De opperhuid heeft een groenbruine kleur, de schelp zelf is wit parelmoerachtig. De binnenzijde van de schelp heeft een witte parelmoerglans en heeft blauwe groene en roze irriserende kleuren. Door anoxysche omstandigheden in de bodem kunnen schelpen vaak blauw tot blauwzwart verkleurd zijn.
De mossel houdt van helder, zuurstofrijk, stromend water en is zeer gevoelig voor verandering van waterkwaliteit (o.a. door vervuiling). De soort is daarom ernstig bedreigd in heel Europa.
Het verspreidingsgebied omvat heel Europa. Door waterverontreiniging staat de soort sterk onder druk en is reeds op vele plaatsen verdwenen.
In Nederland is de soort voor het laatst in 1968 waargenomen en is mogelijk uitgestorven. In Duitsland is de mossel verdwenen uit 90% van zijn voormalige verspreidingsgebied.
De Bataafse revolutie is het brandpunt van politieke, sociale en culturele omwentelingen in de noordelijke Nederlanden aan het eind van de 18e eeuw. Deze periode wordt samen met de Napoleontische tijd de Frans-Bataafse tijd genoemd (1795-1815).
In Nederland groeide aan het eind van de 18e eeuw net als in andere delen van West Europa de roep om meer sociale en economische gelijkheid. Onder invloed van denkers als John Locke (1632-1704), Jean Jacques Rousseau (1712-1778) en Francois Marie Arouet (Voltaire) (1694-1778) groeit het zelfbewustzijn van een steeds mondig wordende burger.
Door de wens naar een eerlijker bestuur groeide echter eveneens de verdeeldheid in Nederland. De lagere volksklasse die de stadhouder Willem V meer macht wilden geven stond tegenover de patriotten die een democratische regering wilde. Na de Franse revolutie (1789) was het deze groep die de Franse legers uitnodigden om Nederland binnen te vallen om daar ook een democratisch systeem te installeren.
Toen de Fransen de macht in Nederland overnamen, vluchtte Stadhouder Willem V naar Engeland. Hierdoor konden de patriotten, die een democratische regering wilde, veel van hun Verlichte ideeën tot realiteit maken. In navolging van Frankrijk richtten de patriotten overal vrijheidsbomen op om het einde van de regenten en de standensamenleving te symboliseren.
In 1795 werd de voormalige Republiek der zeven verenigde Nederlanden officieel uitgeroepen tot Bataafse Republiek. In 1796 werd de eerste Nationale Vergadering gehouden. De belangrijkste besluiten op deze vergadering waren: scheiding tussen kerk en staat en gelijkstelling van minderheden met de Bataafse burgers. In 1798 werd door de vergadering de eerste Grondwet vastgesteld.
Een groep van radicale democraten ging dit echter niet ver genoeg. Onder leiding van Jan van Lidth de Jeude vernielde deze groep aristocratische symbolen rond de Domkerk in Utrecht. Het verstoren van de orde evenals het eindeloze gediscussieer ging de Franse bezetter te ver. Grootste twistpunt tussen de patriotten was of de Republiek een eenheidsstaat dan wel een federatie moet zijn. Ook de relatie met de Fransen werd hoe langer hoe meer problematisch. De Fransen wilden rust en orde in de door hen veroverde gebieden vanwege de constante oorlogen met Groot-Brittannië en Oostenrijk-Hongarije en vervingen de leiding van de Republiek enkele keren.
Als in 1799 Napoleon aan de macht komt in Frankrijk, worden veel van de beslissingen die in Nederland door de Bataafse patriotten waren gemaakt teruggedraaid. In 1801 ruimt Napoleon tenslotte de laatste resten van de Republiek op. In 1805 benoemt hij Rutger Jan Schimmelpenninck tot raadspensionaris. In 1806 wordt deze opgevolgd door de broer van Napoleon. Deze Louis Napoleon maakt van Nederland een koninkrijk en eenheidsstaat en hiermee een einde aan de Bataafse republiek.
De oude Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was vanwege haar decentrale structuur op sommige gebieden altijd al tamelijk ineffectief geweest, en haar tekortkomingen waren met het verstrijken van de tijd steeds ernstiger geworden. De afzonderlijke provincies waren soeverein, ieders instemming was dus nodig voor een besluit, waardoor de gezamenlijke besluitvorming soms jaren kon duren. Daarnaast was veel macht geconcentreerd geweest in handen van de zogenaamde regenten, die in feite plaatselijke oligarchieën vormden. De Bataafse Republiek maakte dan ook de overgang naar een meer gecentraliseerde regering, met uniforme rechtspraak, munteenheid, maten en gewichten, belastingheffing. Voorts kregen de katholieken, die al meer dan 200 jaar als tweederangsinwoners een derde deel van de bevolking uitmaakten, voortaan gelijke burgerrechten, al zou het nog tot 1853 duren voordat de kerkelijke hiërarchie in de Nederlandse kerkprovincie hersteld mocht worden. Ondanks de anti-orangistische houding van de Patriotten zag iedere weldenkende bestuurder de noodzaak voor verandering en aldus werden veel van hun politieke en bestuurlijke hervormingen na de Franse tijd gehandhaafd in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, dat in 1815 tot stand kwam.
Bataafse Republiek anno 1798 auteur : H. Hettema jr.
De Republiek werd genoemd naar de Bataven, een Germaanse stam die ten tijde van Julius Caesar de Nederlandse delta bewoonde. Gedurende de vroegmoderne tijd werden deze Bataven steeds meer gezien als voorouders van de inwoners van de Zeven Provinciën.
In tegenstelling tot Frankrijk kreeg de nieuwe Republiek geen terreurregime of schrikbewind. In de Republiek stonden democratische principes hoog in het vaandel. De Nationale Vergadering, de eerste Nederlandse volksvertegenwoordiging, kwam op 1 maart 1796 voor de eerste maal in zitting bijeen. Pieter Paulus, de voorzitter, stierf enkele dagen later vanwege een longontsteking die hij opliep bij de inwijding. De tientallen commissies leidden tot trage besluitvorming, bovendien ontstond er grote onenigheid over de provinciale bevoegdheden. De enige tekenen van interne politieke instabiliteit waren enkele staatsgrepen in 1798, toen revolutionaire bevelhebbers geïrriteerd werden door het trage tempo van de democratische hervormingen. Een staatsgreep in januari 1798 leidde tot de noodzakelijke een- en ondeelbaarheid. De federalisten moesten het afleggen tegen de unitariërs.
Generaal Daendels º1762 - 1818 auteur : E. Maaskamp/J. Wijsman.
Een grondwetswijziging in 1801 luidde het einde van de Bataafse Republiek in. De staat werd voortgezet onder de naam Bataafs Gemenebest.
Op militair gebied was het na de relatief vreedzame overname rustig gebleven. De Republiek lag niet binnen de gebieden waar de veldtochten plaatsvonden (Duitsland, Italië, Bohemen). Wel vond in het najaar van 1799 een Brits-Russische invasie plaats in de kop van Holland. De geallieerden namen Alkmaar in, maar werden tenslotte verslagen in de Slag bij Castricum.