De oude Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was vanwege haar decentrale structuur op sommige gebieden altijd al tamelijk ineffectief geweest, en haar tekortkomingen waren met het verstrijken van de tijd steeds ernstiger geworden. De afzonderlijke provincies waren soeverein, ieders instemming was dus nodig voor een besluit, waardoor de gezamenlijke besluitvorming soms jaren kon duren. Daarnaast was veel macht geconcentreerd geweest in handen van de zogenaamde regenten, die in feite plaatselijke oligarchieën vormden. De Bataafse Republiek maakte dan ook de overgang naar een meer gecentraliseerde regering, met uniforme rechtspraak, munteenheid, maten en gewichten, belastingheffing. Voorts kregen de katholieken, die al meer dan 200 jaar als tweederangsinwoners een derde deel van de bevolking uitmaakten, voortaan gelijke burgerrechten, al zou het nog tot 1853 duren voordat de kerkelijke hiërarchie in de Nederlandse kerkprovincie hersteld mocht worden. Ondanks de anti-orangistische houding van de Patriotten zag iedere weldenkende bestuurder de noodzaak voor verandering en aldus werden veel van hun politieke en bestuurlijke hervormingen na de Franse tijd gehandhaafd in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, dat in 1815 tot stand kwam.
Bataafse Republiek anno 1798 auteur : H. Hettema jr.
De Republiek werd genoemd naar de Bataven, een Germaanse stam die ten tijde van Julius Caesar de Nederlandse delta bewoonde. Gedurende de vroegmoderne tijd werden deze Bataven steeds meer gezien als voorouders van de inwoners van de Zeven Provinciën.
In tegenstelling tot Frankrijk kreeg de nieuwe Republiek geen terreurregime of schrikbewind. In de Republiek stonden democratische principes hoog in het vaandel. De Nationale Vergadering, de eerste Nederlandse volksvertegenwoordiging, kwam op 1 maart 1796 voor de eerste maal in zitting bijeen. Pieter Paulus, de voorzitter, stierf enkele dagen later vanwege een longontsteking die hij opliep bij de inwijding. De tientallen commissies leidden tot trage besluitvorming, bovendien ontstond er grote onenigheid over de provinciale bevoegdheden. De enige tekenen van interne politieke instabiliteit waren enkele staatsgrepen in 1798, toen revolutionaire bevelhebbers geïrriteerd werden door het trage tempo van de democratische hervormingen. Een staatsgreep in januari 1798 leidde tot de noodzakelijke een- en ondeelbaarheid. De federalisten moesten het afleggen tegen de unitariërs.
Generaal Daendels º1762 - 1818 auteur : E. Maaskamp/J. Wijsman.
Een grondwetswijziging in 1801 luidde het einde van de Bataafse Republiek in. De staat werd voortgezet onder de naam Bataafs Gemenebest.
Op militair gebied was het na de relatief vreedzame overname rustig gebleven. De Republiek lag niet binnen de gebieden waar de veldtochten plaatsvonden (Duitsland, Italië, Bohemen). Wel vond in het najaar van 1799 een Brits-Russische invasie plaats in de kop van Holland. De geallieerden namen Alkmaar in, maar werden tenslotte verslagen in de Slag bij Castricum.
De Bataafse Republiek (17951801) (in de toenmalige spelling Bataafsche Republiek) was een republiek die het grootste gedeelte van het huidige Nederland omvatte. De republiek was gevormd naar voorbeeld en met militaire steun van de Franse Republiek, waarvan de Bataafse Republiek een bondgenoot en de facto een vazalstaat was. Deze steun werd duur betaald: de Republiek moest tientallen miljoenen guldens betalen voor de Franse troepen die in Nederland gelegerd werden (Verdrag van Den Haag). Ook later bleek de 'coalitie' met Frankrijk nogal eenzijdig. In hun strijd tegen de Engelsen en bij daarop volgende vredesonderhandelingen waren de Fransen maar al te graag bereid om in ruil voor toezeggingen van Engeland Nederlandse koloniën af te staan.
De Bataafse Republiek werd na de Bataafse Revolutie uitgeroepen op 19 januari 1795, één dag nadat stadhouder Willem V naar Engeland was gevlucht. Het grondgebied was gelijk aan dat van de gewesten van de voormalige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Op 1 maart 1796 trad ook Bataafs-Brabant, een voormalig generaliteitsland, toe tot de nieuwe republiek.
In tegenstelling tot Frankrijk, waar de Franse Revolutie snel radicaliseerde en de guillotine overuren draaide, werden de revolutionaire veranderingen in de Bataafse Republiek relatief vreedzaam doorgevoerd. Het land was al tweehonderd jaar een republiek, en had dan ook maar weinig tegenstribbelende edelen die anders misschien 'ingekort' moesten worden. Ook was in Frankrijk na de val van de fanatieke Robespierre in 1794, de revolutie inmiddels een veel gematigder fase ingegaan onder het bewind van het Directoire, waarbij de burgerij het heft in handen nam.
heraldisch wapen v/d Bataafse Republiek
De omwenteling van 1795 was in feite een herhaling van de omwenteling van de Patriotten, die in 1787 met behulp van een Pruisisch interventieleger was onderdrukt. Veel leiders van de Bataafse Republiek waren Patriotse politici, die in 1787 naar Frankrijk waren uitgeweken. Nu kregen zij, met Franse steun, de kans om alsnog hun idealen te verwezenlijken.
Bron : Wikipedia CC 3.0 http://www.bertsgeschiedenissite.nl/maker
Het Bataafs Legioen was een legioen, opgericht in 1792 in Frankrijk en het bestond voornamelijk uit leden van de patriottische vrijkorpsen die na 1787 verboden waren in de Republiek en daarom naar Frankrijk waren gevlucht.
Zij trokken in 1794 en 1795 op met het Franse leger tegen de Republiek.
Het Legioen werd als bevrijders binnengehaald. Nadat ze de bevroren rivieren waren overgestoken en Utrecht hadden ingenomen trad stadhouder Willem V af en vluchtte hij met zijn gezin uit Den Haag naar Engeland.
Het Bataafs Legioen stond onder bevel van Brigade-Generaal Daendels.
Ook bij de Romeinen was er een Bataafs legioen
De Bataven waren goede bondgenoten van de Romeinen. Maar dat is niet altijd zo geweest. Een bekende Bataaf was: Julius Civilis. Hij was officier van een Bataafs legioen in het Romeinse leger. In het diepste geheim bereidde hij een opstand tegen de Romeinen voor. De Bataven in ons land waren ontevreden, omdat de Romeinen hun te zware lasten opdroegen. Julius Civilis probeerde hen tot zijn bondgenoten te maken, tegen de Romeinen. Inderdaad brak er onder de Bataven een opstand uit. De Romeinen stuurden er hun legers op af. Die wisten immers wel raad met zon opstand. Toen bleek echter dat het Bataafse legioen niet betrouwbaar was. Het liep over naar de opstandelingen; naar de Bataven dus. Het zag ernaar uit dat Julius Civilis met zijn mannen een overwinning zou behalen.
Nieuwe troepen:
Maar toen voerden de Romeinen nieuwe troepen aan uit het zuiden. Zij waren niet van plan zich in een uithoek van het rijk door een stelletje opstandelingen te laten verslaan. Het laatste gevecht leverde een overwinning aan voor de Romeinen.
Voor straf mocht het Bataafse legioen niet meer onder eigen officieren dienen. De soldaten van dat legioen mochten ook niet meer in hun eigen land soldaat zijn.
Daarmee zijn de Bataven er nog goed af gekomen. Wat er na de opstand met Julius Civilis is gebeurd weten we niet. Wel weten we dat de Romeinse generaal die de Bataven had verslagen, als een held in Rome werd ingehaald.
Bron : Wikipedia CC 3.0 http://www.scholieren.com/
Bij het begin van de 19e eeuw vergrootte de Zulu-Koning Shaka voortdurend zijn rijk en bedreigde ook het gebied van de Basotho-stammen. Maar in 1820 lukte het de Basotho, onder de tot koning benoemde Moshoeshoe I, zich te verweren en het vertrouwen van naburige stammen te winnen. Daarom geldt hij als stichter van de Basotho-natie.
Vanaf 1830 trokken de Boeren over de Vaalrivier en kwamen deze Voortrekkers ook in botsing met Moshoeshoe. Soldaten van de nieuwe Oranje-Vrijstaat drongen het gebied binnen en Moshoeshoe zocht steun bij de Britten in Kaapstad. Dat leidde in 1843 tot een alliantie tussen de Basotho en de Britse Kaapkolonie, die echter maar tot 1843 standhield. Met wisselend succes nam de Oranje-Vrijstaat steeds meer land in tot de Britten in 1868 het resterende gebied van koning Moshoeshoe onder Britse protectie stelden. Een jaar na zijn dood in 1870 ging de autononie van Basutoland verloren en werd het bij de Kaapkolonie gevoegd.
situering Basutoland anno 1922 auteur : onbekend
Onder de nieuwe koning Letsie I kreeg het Basotho-volk geen vertegenwoordiging in het parlement van de Kaapkolonie, hetgeen tot opstanden tegen de Britten leidde. De Britten namen in de zogenaamde Gun War tussen 1879 en 1883 alle vuurwapens in beslag en stelden Basutoland in 1882 rechtstreeks onder Brits bestuur, in 1884 als kroonkolonie. De koning en de stamhoofden bleven hun rol spelen alhoewel hun invloed geleidelijkaan afnam.
Bij de onafhankelijkheid in 1910 van de Zuid-Afrikaanse Unie wees Basutoland de opname in de unie af, zoals trouwens ook Swaziland en Betsjuanaland, het huidige Botswana deden.
In 1960, het kroningsjaar van Moshoeshoe II, werden voor het eerst vrije verkiezingen gehouden. In 1965 won de BNP de verkiezingen en dit leidde het daaropvolgende jaar tot de onafhankelijkheid onder de naam Lesotho.
In het gebied waar de Nederlanders zich rond 1652 vestigden, leefden diverse inheemse stammen die tot 1655 nog nooit een paard gezien hadden. Vanaf 1825 namen deze stammen het paard op in hun leefwijze en diverse stammen specialiseerden zich in het fokken van paarden. De paarden werden van de kolonisten gestolen of gekocht en onderling met elkaar gekruist. Deze paarden hadden een groot percentage Oosters bloed.
Lokale stammen zoals de Zulus, Maphetla en Mapolanes begonnen een eigen fokkerij van het Kaapse paard naast de fokkerij van de kolonisten. De fokkerij van het Kaapse paard door de lokale bevolking verschilde echter zodanig van de fokkerij door de kolonisten dat er op korte tijd een volledig verschillende type gefokt werd: de Basuto.
Vanaf 1870 werd de Basuto erg populair door zijn goede eigenschappen en vele paarden werden naar Europa en andere kolonies geëxporteerd. Dit zorgde ervoor dat de fokkerij een tekort aan paarden kreeg. Om dit tekort aan te vullen en aan de vraag te kunnen voldoen, werden grote aantallen mindere volbloeden geïmporteerd om de fokkerij op peil te houden. Deze handelswijze zorgde ervoor dat op relatief korte tijd de waardevolle fokdieren met oude Aziatische bloedlijnen geëxporteerd werden en dat de fokkerij verder ging met paarden met een groter volbloedpercentage maar met minder kwaliteit.
Basuto pony auteur : onbekend
De paarden die uit deze kruisingen geboren werden, de Basutos, werden genoemd naar de regio waar ze gefokt werden, het voormalige Basutoland, nu Lesotho.
Een tijdlang bestonden het Kaapse paard en de Basuto naast elkaar maar in de loop van de tijd verdween het Kaapse paard en bleef de Basuto over.
Hoewel de stammen de paarden nodig hadden, werden de paarden amper verzorgd en zelfs verwaarloosd. Ook in de fokkerij werd weinig aandacht besteed aan verbetering of kwaliteit. Paarden met een gebrek stierven door verwaarlozing en alleen de sterksten bleven over maar met de overlevenden werd wel gefokt. Dit zorgde ervoor dat vele paarden exterieurgebreken vertonen.
De lokale stammen gebruikten de paarden voor alle voorkomende werkzaamheden en stonden bekend als goede ruiters die onbevreesd door de rotsachtige bergstreek raceten. Hier dankt de Basuto zijn tredzekerheid en uithoudingsvermogen aan.
Op zijn beurt stond de Basuto aan de basis van de Nooitgedacht-pony op het Afrikaanse continent maar ook aan de basis van de fokkerij van de New Forest pony.
Basuto pony
De Basuto lijkt qua stokmaat een pony maar bezit paardachtige kenmerken en wordt daarom als paard beschouwd. Het lichaam is schraal en licht gebouwd. Het hoofd is groot en zwaar, de hals is relatief dun en lang. De rug en schouder zijn recht en de [[croupe]] is gespierd maar afhangend. De benen en hoeven zijn opvallend hard. De gangen zijn opvallend ruim en tredzeker.
De paarden zijn erg moedig en vasthoudend. Daarnaast zijn ze onvermoeibaar.
De Basuto wordt nog steeds als rijdier gebruikt in Zuid-Afrika. De paarden zijn zeer tredzeker en kunnen lange afstanden afleggen over een moeilijk terrein. De Basuto is erg sober en hard en heeft weinig verzorging nodig. De betere exemplaren worden gebruikt voor polo en races.
Bron : Bokt.nl CC 2.5 http://www.kapstadt.org/ http://www.roepstem.net http://www.malealea.com http://en.wikipedia.org http://www.ansi.okstate.edu
In 1652 werd door de VOC in Zuid-Afrika een verversingspost gesticht om schepen, die op weg naar Azië Kaap de Goede Hoop passeerden, te bevoorraden. Nederlandse boeren, vooral uit Zeeland en Zuid-Holland, vestigden zich rond deze verversingspost en leverden de gewenste goederen voor de lange zeereis. Later groeide uit deze nederzetting de stad Kaapstad en verder in het binnenland de stad Stellenbosch.
De VOC verscheepte in 1652 de eerste paarden uit Azië naar Zuid-Afrika maar wegens slecht weer op de Indische Oceaan legde het schip aan in St. Helena. Pas in 1655 kwamen de paarden aan in Kaapstad.
Vanaf 1659 stemde de admiraliteit van de VOC ermee in om met elk schip dat terug naar Nederland voer, een 2-tal paarden uit de Aziatische kolonies mee te sturen voor de Kaapvestiging.
De paarden die vanuit Azië geïmporteerd werden, waren voornamelijk Java ponys en andere inheems rassen zoals de Batak en de Sandelhout pony die door de Nederlandse kolonisten werden gefokt.
Basuto pony auteur : onbekend
Om de kwaliteit van de fokkerij te verbeteren werden er paarden met Arabische en Berberbloed, uit Perzië (Irak/Iran) geïmporteerd en in 1778 werden Spaanse paarden vanuit Zuid-Amerika ingevoerd. Deze paarden hadden Andalusische en Berber- voorouders en zorgden voor bloedvernieuwing in de kleine populatie.
Uit deze kruisingen ontstond het Kaapse paard met een flinke scheut Arabisch bloed.
Nadat in 1795 de Nederlandse kolonie door de Engelsen ingenomen werd, importeerden de Engelse gouverneurs van de Kaap-kolonie grote aantallen volbloeden uit het thuisland. Vanaf 1811 kende de volbloedfokkerij in de Kaap-regio zon grote bloei dat zelfs bekende en befaamde dekhengsten vanuit Groot-Brittannië naar Afrika werden verscheept om aan de grote vraag van de fokkers te voldoen.
Howard C. Hillegas op een Basuto pony tijdens The battle of Sannaspost 31 maart 1900 auteur : Howard C. Hillegas gutenberg licentie
De Kaapse paarden werden in jaren 1780-1810 gekruist met Engelse volbloeden die rechtstreeks van de 3 grote Oosterse grondleggers: Herod (v. Beyerley Turk), Matcham (v. Godolphin Barb) en Eclipse (v. Darley Arabian) afstamden. Dit zorgde ervoor dat het percentage Arabisch en Berberbloed in de populatie steeg.
Vanaf 1850 daalde de kwaliteit van de uit Groot-Brittannië geïmporteerde volbloeden en vanaf 1860 zakte de fokkerij van het Kaapse paard door de kolonisten in. Redenen hiervoor waren de import van inferieure fokdieren, het uitbreken van enkele dodelijk ziektes, de opkomst van grootschalige schapen-, geiten- en struisvogelfokkerijen en de opening van het Suezkanaal waardoor de schepen die op de Oost voeren niet langer de gevaarlijke tocht om de Kaap hoefden te maken. Andere belangrijke factoren waren de Boerenoorlog waarin vele paarden sneuvelden en de industrialisatie die de paardenkrachten overbodig maakte.
Al deze redenen droegen bij tot het in verval raken van de fokkerij van Kaapse paarden. Ondanks de import van goede fokdieren uit Groot-Brittannië kwam de fokkerij er nooit meer bovenop.
Basuto pony in de natuur auteur : onbekend
Bron : Bokt.nl CC 2.5 http://www.kapstadt.org/ http://www.roepstem.net http://www.malealea.com http://en.wikipedia.org http://www.ansi.okstate.edu
Het mineraal bastnäsiet is een fluor-houdend lanthaan-cerium-yttrium-carbonaat met de chemische formule (La,Ce,Y)CO3F.
Het doorzichtig tot doorschijnend geel tot roodbruine bastnäsiet heeft een glas- tot vetglans, een witte streepkleur en de splijting van het mineraal is imperfect volgens het kristalvlak [1011] en onduidelijk volgens [0001]. Het kristalstelsel is hexagonaal.
bastnäsiet (vindplaats België) auteur : De wereld van Kina (Gent)
Bastnäsiet heeft een gemiddelde dichtheid van 4,97, de hardheid is 4 tot 5 en het mineraal is niet tot zwak radioactief. De gamma ray waarde volgens het American Petroleum Institute ligt, afhankelijk van de exacte samenstelling, tussen de 0 (voor de Y-houdende variant) en de 60.386,61 voor de cerium-houdende variëteit. De brekingsindex is 1,717 tot 1,818 en de dubbelbreking is 0,1010.
bastnäsiet (vindplaats Baker San Bernardino County California) auteur : Dave Dyet
Het mineraal bastnäsiet is genoemd naar de Bastnäs-mijn in Zweden, waar het mineraal voor het eerst gevonden werd.
Bastnäsiet is een mineraal dat gevormd wordt in de verweringszones van alkalische stollingsgesteenten. De typelocatie van bastnäsiet is de Bastnäs-mijn in het Riddarhyttan district, Västermanland, Zweden.
bastnäsiet (vindplaats Burundi) auteur : Peko
Bron : Wikipedia CC 3.0 http://www.dewereldvankina.be
Bastert is een historisch Duits fiets-, bromfiets- en motorfietsmerk. Bastert-Werke, Gustav Bastert, Bielefeld-Heepen (1934-1955). Bastert maakte fietsen, bromfietsen en lichte motorfietsen, en bovendien een scooter, die als Bastert-Einspurauto werd verkocht. Er werden ILO- en Sachs-motoren gebruikt van 98- tot 248 cc.
Bastert 118cc auteur : onbekend
De firma Bastert was al opgericht in 1914 als reparatiewerkplaats voor fietsen en naaimachines, maar er werden ook wielen en frames geproduceerd. In 1934 verhuisde het bedrijf naar een groter pand en begon men met de productie van motorfietsen van 100- tot 250 cc waarbij inbouwmotoren werden gebruikt.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte Bastert - uiteraard - wapens. In 1943 overleed oprichter Gustav Bastert en nam zijn zoon Hellmuth de leiding over het bedrijf over.
Bastert 118cc (1940) auteur : onbekend
In 1950 ging men ook bromfietsen maken, en enige tijd later ook scooters. De scooters werden als "einspurauto" verkocht, in de hoop klanten te trekken die eigenlijk liever een auto zouden kopen. Voor het ontwerp werd gebruik gemaakt van de diensten van de bekende industrieel ontwerper Louis Lepoix.
De ontwikkeling van de scooters bracht het bedrijf aan de rand van de afgrond, mede omdat waarschijnlijk het prototype werd gestolen. Met de productie van recent uitgevonden kunststoffen hield men het hoofd boven water.
Bastert B/SM 51 (1952) auteur : onbekend
Bastert produceerde uiteindelijk slechts ca. 1200 Einspurauto's, die echter best bijzonder van constructie waren. De stoel was een echte "zetel", die alleen aan de bestuurder plaats bood. Onder het plaatwerk achterop was echter nog een tweede zadel verborgen. Er waren al uitklappende richtingaanwijzers aan boord, zoals bij een auto uit die tijd. Ook een versnellingsindicator door middel van lampjes op het dashboard ontbrak niet. Onder de "motorkap" was verlichting aangebracht.
Bastert Einspurauto (1953) auteur : tomsgarage.org/ CC 3.0
Toen Duitsland begin 20e eeuw Zuid-West-Afrika annexeerden, werkten Basters samen met de Duitse kolonisten en vochten samen met de Duitsers in de Namibische genocide van 1904-1908. Hierdoor mochten zij hun land en vee behouden, terwijl de Nama en de Herero van hun rechten werden ontdaan en naar concentratiekampen werden getransporteerd. De samenwerking tussen de Basters en de Duitsers eindigde op 8 mei 1915 toen Duitsland de oorlog verklaardde aan de Basters omdat zij weigerden de Duitsers te helpen tijdens de Eerste Wereldoorlog. De Basters beschouwden zichzelf Zuid-Afrikaans en boden aan om met Zuid-Afrika te vechten in de oorlog. Zuid-Afrika weigerde dit. Generaal Louis Botha zei dat Kleurlingen zich niet hoefden te bekommeren om een oorlog tussen Zuid-Afrika en Duitsland.
Sommige Basters bleven vechten voor de legitimiteit van de Vrije Republiek Rehoboth. Zij beweerden dat de republiek werd erkend door de Volkenbond en dat, volgens internationale wetgeving, de Republiek de soevereine status mocht behouden. In 1952 presenteerden de Basters een petitie aan de Verenigde Naties voor het behoud van de republiek. Zonder resultaat. In 1979 bood Zuid-Afrika de Basters zelfbeschikking als ze meevochten tegen de South-West Africa People's Organisation, de Namibische onafhankelijkheidsbeweging. De Basters weigerden dit en besloten neutraal te blijven. Zij besloten te gaan voor het semi-autonome Baster homeland ook wel bekend als Baster Gebiet, gevestigd rond Rehoboth. Een soort gelijke regeling die de bantustan in Zuid-Afrika kregen. Baster Gebiet zou blijven bestaan tot 29 juli 1989 tot de onafhankelijkheid van Namibië.
Veel Basters zijn tegenwoordig nog steeds bezig met autonomie voor hun land. De Basters hebben inmiddels een langdurige democratische traditie. Hun leiders kiezen ze volgens de wetten van 1872. Deze leider heet een Kaptein. Hij of zij wordt gekozen voor het leven. De Kaptein kreeg de macht om een raad samen te stellen. Deze raad en de Kaptein vormen samen het uitvoerende wetsorgaan van Rehoboth. De wet zorgt ook voor een Volksraad. Deze wordt elke 5 jaar gekozen en vormt het wetgevende orgaan van de Rehoboth overheid.
De eerste Kaptein was Hermanus van Wyk, ookwel de 'Mozes' van de Basters genoemd. Hij leidde de gemeenschap van Rehoboth naar Zuid-Afrika en bleef Kaptein tot zijn dood in 1906. Na zijn dood, kozen de Rehoboth Basters Cornelius van Wyk tot Kaptein. Hij werd niet officieel erkend door het Duitse koloniale overheid, noch door de Zuid-Afrikaanse autoriteiten die het land overnamen in 1915.
In 1976 volgde goedkeuring van de Zuid-Afrikaanse regering voor autonomie voor de Basters. Dit noemde men de Rehoboth Self-government Act. In 1979 werd Kaptein Johannes "Hans" Diergaardt gekozen volgens deze nieuwe wet.
In 1999 werd John McNab gekozen tot Kaptein. Sinds februari 2007 worden de Rehoboth Basters vertegenwoordigd door de Kapteins Council in de UNPO.
Het aantal Basters blijft vandaag te dag onduidelijk, ergens tussen 20.000 en 40.000. De Baster bevolking maakt zich druk om hun unieke geschiedenis, cultuur en herkomst. Ze zijn bang dat die verloren gaat in het huidige Namibië.
In Indonesië, de bevolking met Nederlandse vader of moeder worden Blaster(an) genoemd.
De Basters (ook bekend als Baasters, Rehobothers of Rehoboth Basters) zijn afstammelingen van Nederlanders uit de Kaapkolonie en vrouwen van de inlandse Afrikaanse stammen. Zij leven voornamelijk in Namibië en hebben veel overeenkomsten met de Kleurlingen of Griekwa bevolking in Zuid-Afrika.
De naam Baster komt van het Nederlandse woord voor bastaard. Hoewel dit in Nederland een neerbuigende term is, zijn de Basters trots op hun naam en gebruiken de term net als een geuzennaam, zoals de Métis dit doen in Canada.
De Basters zijn voornamelijk mensen van gemengde afkomst, die werden opgenomen in de blanke gemeenschap in Namibië. Hoewel zij economisch en cultureel werden beschouwd als niet-blanken, hoorden ze bij de welvarende bevolking van de Kaapkolonie. De meeste Basters kregen banen als opzichters of als vertrouwelijke bedienden bij blanke gezinnen. Sommigen werden haast behandeld als leden van de blanke gemeenschap.
Tot de Basters behoren ook de Khoi. Dit zijn boeren, autochtoon of van gemengde afkomst, die eigen grond bezaten. De naam Orlam werd ook gebruikt voor Basters maar werd meer gebruikt voor Khoi of Kleurlingen die Nederlands spraken en Europees leefden.
In de 18e eeuw was het niet bijzonder dat Basters eigen land en boerderijen bezaten, maar met de toenemende behoefte van landbouwgrond voor Zuid-Afrika, en de toename van de discriminatie van de zwarte bevolking, werden de Basters, ook onder druk van de lokale blanke bevolking, gelijkgesteld aan Kleurlingen. Hierdoor verhuisden veel Basters naar andere gebieden, waar ze onafhankelijk konden blijven.
Rond 1750 werd het gebied rond Khamiesberg in het Noord-Westen van de Kaapkolonie het centrale gebied waar de Basterse boeren zich vestigden. In hun kielzog kwam veel eigen eigen personeel, bedienden en klandizie.
Na ongeveer 1780, kwamen er steeds meer blanken in dit gebied wat weer leidde tot de migratie van veel Baster families naar de vallei van de Oranjerivier. Deze Basters werden min of meer gedwongen door Britse missionarissen zich Griekwa te laten noemen.
De meeste Basters zijn Calvinisten. Hun gebeden en kerkgezang is vrijwel identiek aan de 17e eeuwse Nederlandse kerkliederen en gebeden. Het motto van de Basters is "Groei in Geloof".
De Basters verlieten de Kaapkolonie in 1868. Zij trokken naar het noorden en vestigden zich in Rehoboth. Tegenwoordig is dit Centraal-Namibië. In 1872 stichtten de Basters de "Vrije Republiek Rehoboth". De vlag was gebaseerd op de Duitse. De toen opgestelde grondwet geldt vandaag de dag nog steeds voor de Basters en de lokale overheden.
Sommige Basters trokken verder noordelijk. Zij vestigden zich in het zuiden van Angola, in de stad Lubango. Daar werden ze Ouivamo genoemd. Velen van hen werden gedwongen om terug te keren naar Namibië tussen 1928 en 1930 door blanke Afrikaners, die niet begrepen waarom hun geschoolde en religieuze neven wilden leven met de wilden aldaar.
De basterdzandloopkever (Cicindela hybrida) is een kever uit de familie zandloopkevers (Cicindelidae).
Het is met een lengte van ongeveer 14 tot 20 millimeter een wat grotere soort. In tegenstelling tot wat de naam suggereert (hybrida betekent kruising) is de basterdzandloopkever een echte soort, een van de ca. vijf zandloopkevers die in Nederland voorkomen. Deze soort is te herkennen aan de zwartbruine dekschilden met lichtere tot witte dwarsbanden op het dekschild, die zeer grillig zijn maar wel symmetrisch. Zowel de volwassen kever als de larve zijn uitgerust met formidabele kaken en zijn felle rovers. De witte bovenlip (labrum) wordt soms al snel na de dood zwart.
Basterdzandloopkever auteur : Richard Bartz, Munich aka Makro Freak CC 3.0
De kever verkent al lopend en vliegend de bodem en grijpt alles wat hij aan kan, vooral mieren en andere insecten. Deze soort vliegt minder makkelijk op dan andere zandloopkevers. De larve wacht in een gaatje in de grond op passerende prooi. De basterdzandloopkever is te vinden op een kale of spaarzaam begroeide zanderige bodem vooral op droge, warme plaatsen als zandpaden in naald- of gemengd bos en zandverstuivingen.
De larve leeft in kleine loodrechte tunneltjes die als gaatjes in de bodem zichtbaar zijn. De tunneltjes worden breder naarmate het lichaam groter wordt. De larve is van dichtbij bekeken een vraatzuchtig monster; een worm-achtig stekelig lichaam en een enorme kop met stevige kaken. Hiermee grijpen ze alles wat ze aankunnen, en lijken qua levenswijze wel op de larve van de mierenleeuw (Myrmeleon formicarius).
larve van de Cicindela hybrida auteur : Krister Hall CC 3.0
Basterdwederik (Epilobium) is een groot geslacht uit de teunisbloemfamilie (Onagraceae) met ongeveer 200 soorten wereldwijd. Er zijn echter meningsverschillen over de juiste afbakening van dit geslacht. Zo wordt de soort wilgenroosje in de Flora van België, het Groothertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en de aangrenzende gebieden wel tot dit geslacht gerekend als Epilobium angustifolium en in de Heukels' Flora van Nederland tot een ander geslacht als Chamerion angustifolium. In de Benelux telt dit geslacht negen tot elf soorten.
Epilobium is van oorsprong een Oudgriekse naam: epi-lob-ion, op een hauwtje een viool wil dat zeggen.
wilgenroosje (Epilobium angustifolium) auteur : TeunSpaans CC 3.0
Het geslacht bestaat voor een groot deel uit vele kleinbloemige soorten met kroonbladen van maximaal 1 cm. Deze soorten die in het Nederlands de naam 'basterdwederik' dragen lijken heel veel op elkaar en zijn alleen te onderscheiden door nauwkeurig de kenmerken te onderzoeken.
De bloemen van dit geslacht zijn roze tot soms bijna wit. De bloemkroon telt bij bijna alle vier kroonbladen, behalve bij het harig wilgenroosje. De kroonbladen zijn aan de top ingesneden. Ze doen daardoor aan een hart denken. De stempel kan de vorm van een knots of van een kruis hebben, wat een onderscheidingskenmerk is bij de kleinbloemige soorten. De stengels zijn behaard en sommige soorten beschikken over klierharen. De stengel kan kantig door verheven lijnen of rolrond zijn. De bladeren zijn vaak eirond-lancetvormig, maar sommige soorten hebben wat bredere bladeren zoals de bleke basterdwederik en de bergbasterdwederik en andere weer wat smaller, zoals bij de moerasbasterdwederik.
kantige basterdwederik(Epilobium tetragonum) gebruiker : Rasbak CC 3.0
In de twintigste druk van de Heukels' Flora van Nederland van 1983 zijn al de soorten die in het Nederlands de naam basterdwederik droegen omgedoopt tot wilgeroosje. De naam basterdwederik was toch wat al te weerbarstig voor roze bloempjes met hartvormige kroonblaadjes, zo werd gezegd. De naam basterdwederik heeft echter wel degelijk betekenis. Basterd wil zeggen 'niet de echte wederik', die in de volksgeneeskunst werd toegepast. Wederik heeft weer bladeren, die wat aan die van de wilg doen denken. In de 21e druk was de naamswijziging weer ongedaan gemaakt en sindsdien heten de kleinbloemige soorten weer basterdwederik.
De basterdklaver of bastaardklaver (Trifolium hybridum) is een overblijvende plant die behoort tot de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae of Fabaceae). Het is een plant van vochtige, voedselrijke grond: ze is te vinden tussen het gras en op braakliggende terreinen.
bastaardklaver met bloesem foto : Colin Stone CC 3.0
De plant wordt 30-90 cm hoog en heeft een holle stengel. De plant vormt geen wortels op de stengel als deze de grond raakt en verschilt hiervan met witte klaver (Trifolium repens). De drietallige bladeren hebben omgekeerd-eironde, fijn getande deelblaadjes. De steunblaadjes zijn smal driehoekig.
De basterdklaver bloeit van mei tot september met witte, later naar roze verkleurende, 7 tot 9 mm lange, zoet geurende bloemen. Na de bloei zijn de bloemen oranjebruin. De kroonbladeren zijn langer dan de kelk. De kelk is kaal en heeft ongeveer gelijke kelktanden.
De bastaardklaver wordt gebruikt als voedergewas voor rundvee. De plant heeft echter een matige smaak. Inzaai met 8-15 kg zaaizaad per ha gebeurt in maart, waarna het twee keer per jaar gemaaid kan worden. Per jaar kan er 7500 kg droge stof per ha geoogst worden. Gemaaid wordt wanneer de plant bloeit. Het beste kan de bastaardklaver vers vervoederd worden, omdat het hooi door de bittere smaak minder smakelijk is.
steunblaadjes van de bastaardklaver auteur : Rasbak CC 3.0
De bastaard- of pseudoschorpioenen (Pseudoscorpiones of Pseudoscorpionida) vormen een orde van ongewervelde dieren die behoort tot de klasse van Arachnida (spinachtigen). De lengte varieert tussen de twee en acht millimeter. Het zijn net zoals de zweepstaartschorpioenen géén schorpioenen en missen de gifstekel aan de achterzijde. Wel hebben de pseudoschorpioenen gifklieren in het beweegbare (onderste) deel van de schaar.
Bastaardschorpioenen zijn kleine schorpioenachtige diertjes met een plat, peervormig lichaam met acht poten opgebouwd uit vijf segmenten. De kleur van het lichaam kan geel tot donkerbruin zijn terwijl de scharen van het diertje vaak een afwijkende kleur hebben.
bastaardschorpioen (Microbisium brevifemoratum ?) auteur : roelandlibeer CC 3.0
Het gif in de scharen wordt gebruikt om de kleine prooidiertjes mee te verlammen waarna een sap wordt gebruikt om de prooi deels op te lossen. De opgeloste delen worden weer opgeslurpt en hiermee voedt de bastaardschorpioen zich.
Er zijn 3385 (jan 2009) bastaardschorpioenen beschreven, en er worden regelmatig nieuwe soorten ontdekt. Ze komen wereldwijd voor zelfs in gebieden met een gematigd klimaat. In de tropen en subtropen worden echter de meest diverse soorten en grotere populaties aangetroffen.
Marine Pseudoscorpion (Neobisium maritimum) auteur : Field Studies Council CC 3.0
De bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea) is een nachtvlinder uit de familie Lymantriidae, de donsvlinders. De spanwijdte bedraagt tussen de 36 en 42 millimeter. De vlinder is sneeuwwit met een bruin achterlichaam.
De vlinder komt voor in Europa, Noord-Afrika, Klein-Azië en als exoot in het oostelijk deel van Noord-Amerika. In Nederland en België komt de vlinder met name langs de kust voor.
bastaardsatijnvlinder foto : Izaak Vermeulen CC 3.0
De waardplanten van de rupsen komen uit de geslachten eik, beuk, iep, braam, duindoorn en meidoorn. De vlinder neemt geen voedsel meer tot zich.
bastaardsatijnvlinder, rups auteur : Svdmolen CC 3.0
De haren van de rupsen irriteren sterk en kunnen dus beter niet worden aangeraakt. De vliegtijd loopt van juni tot en met augustus. De rups is in het begin zeer klein (1mm dik en 5 mm lang) en van kleur pikzwart en lastig te zien.
Euproctis chrysorrhoea auteur : Alvesgaspar(talk) CC 3.0
De bastaardklaproos (Papaver hybridum) is in Nederland een zeer zeldzame eenjarige plant uit de papaverfamilie (Papaveraceae). De soort is afkomstig uit Zuid-Europa. De plant groeit op akkerland, wegbermen en braakland.
Deze plant wordt 10-50 cm hoog en bevat wit melksap. De 6-7 cm lange bladeren zijn met haren bezet. De plant bloeit in Zuid-Europa van maart tot mei en heeft meerdere bloemstengels met aan het eind van elke stengel een bloem. De 2-5 cm grote bloemen zijn helderrood. De bloemknoppen hangen naar beneden en gaan bij het openen omhoog staan. De bloem wordt in de knop omgeven door twee harige kelkbladen. De bloemkroon bestaat uit vier kroonbladen, die elkaar niet overlappen dit in tegenstelling tot de meeste andere klaproossoorten, met aan de basis een donkere, purperzwarte vlek. De talrijke meeldraden zijn lichtblauw tot indigo van kleur.
De bastaardklaproos heeft een ronde tot iets ovale zaaddoos, die met witte, stijve haartjes is bezet. Deze zaaddoos heeft een deksel, waaronder uit de porierand de zaadjes worden verspreid als de stengel door de wind wordt bewogen. De zaadjes zijn niervormig.
De bastaardkikker of middelste groene kikker (Pelophylax kl. esculentus, vroeger Rana kl. esculenta) is een kikker van het geslacht van de groene kikkers (Pelophylax) uit de familie echte kikkers (Ranidae).
De bastaardkikker is te herkennen aan de meestal lichtgroene kleuren, een lichte streep op de rug, witte buik en langs de flanken rijen bruine of donkergroene vlekjes. Mannetjes blijven kleiner dan vrouwtjes en hebben knobbeltjes op de poten waarmee ze de vrouw tijdens de paring makkelijker vast kunnen houden. Deze soort blijft kleiner dan de meerkikker met maximaal 12 centimeter en komt nooit ver uit de buurt van een waterbron vanwege de sterkere gebondenheid aan water.
bastaardkikker, mannetje in de paartijd auteur : Sebaho CC
In het veld is het gemakkelijkste kenmerk het onregelmatige gekwaak. Het is een mengsel van stotende geluiden en rustige stukjes. De kwaakblazen zijn grijs. Doordat ook triploïde exemplaren kunnen voorkomen kunnen de kikkers ook veel op de poelkikker of de meerkikker lijken, als die het grootste aandeel in de chromosomen hebben.
Lange tijd werd deze soort als nominale vorm beschouwd; Rana (esculenta) esculenta, en de groene kikker (Rana (esculenta) ridibunda) als ondersoort hiervan.
De bastaardkikker is een hybride soort, een kruising tussen twee andere soorten die zich echter zelfstandig voort kan planten. De 'oudersoorten' zijn de eerder genoemde meerkikker (P. ridibundus) en de poelkikker (P. lessonae) te zijn. Tegenwoordig wordt de kikker als volwaardige soort gezien, maar de hybride oorsprong wordt in de naam vermeld met het tussenvoegsel klepton, afgekort kl, wat letterlijk 'stelen', en in biologische zin 'overnemen' betekent.
bastaardkikker, larve met achterpootjes auteur : Piet Spaans CC
De bastaardkikker komt niet zo vroeg uit zijn winterslaap als de bruine kikker. Als de bruine kikkers hun eiklompen al hebben afgezet worden de groene kikkers pas actief. Ze zetten pas eind mei hun eiklompen af, welke kunnen worden herkend aan de geelbruine kernen.
De kikkervisjes zijn bruingroen gekleurd en kunnen worden herkend doordat de larven van bruine kikkers in de nazomer niet meer aanwezig zijn. Ze lijken wat op de larven van de knoflookpad, die nog groter worden. De larven van de knoflookpad zijn grijzig, hebben een andere vinzoom en voelen erg week aan.
De kikkervisjes leven van algen. Ze groeien snel en worden erg groot (ca. 6 cm), zeker als ze ook nog overwinteren. De meeste kikkervisjes metamorfoseren echter al in augustus. De volwassen kikkers overwinteren op het land of op de bodem van het water.
Pelophylax klepton esculenta juveniel auteur : Piet Spaans CC
Deze soort houdt van water waar de zon op kan schijnen, dus geen beschaduwde vijvers, maar open plekken in bossen, heidevelden en drinkputten waar ze soms massaal voorkomen.
De eetbare groene kikker leeft in heel Centraal-Europa, van Frankrijk tot in Rusland met als natuurlijke barrière het Wolga- rivierbassin.
De soortnaam esculentus betekent eetbaar, maar omdat deze soort beschermd wordt, is het verboden ze te vangen laat staan te bereiden. Toch is deze soort bij Franse koks als de soort met de lekkerste billen gezien en belanden ze nog wel eens op de menukaart.
De bastaardbaars (Lutjanus jocu) is een straalvinnige vis uit de familie van snappers (Lutjanidae) en behoort derhalve tot de orde van baarsachtigen (Perciformes). Deze vis kan een lengte bereiken van 128 centimeter en tot 30kg en meer wegen.
De bastaardbaars komt zowel in zoet- als zout water voor. Ook in brak water is de soort waargenomen. De bastaardbaars prefereert een subtropisch klimaat en leeft hoofdzakelijk in de Atlantische Oceaan. De diepteverspreiding is 5 tot 30 meter onder het wateroppervlak.
Lutjanus jocu auteur : onbekend
De bastaardbaars is voor de visserij van aanzienlijk commercieel belang. In de hengelsport wordt er weinig op de vis gejaagd. De soort kan worden bezichtigd in sommige openbare aquaria.
Voor de mens is de bastaardbaars potentieel gevaarlijk, omdat er vermeldingen van ciguatera-vergiftiging zijn geweest.
De bastaardarend (Aquila clanga) is een middelgrote arend die broedt in Oost-Europa en Midden- en Noord-Azië.
De bastaardarend heeft als volwassen vogel een donkerbruin verenkleed. Het kleed van mannetjes en wijfjes is gelijk. Op de stuit zit een wittige vlek in de vorm van een halve maan. Juveniele dieren hebben duidelijke witte vlekken op de vleugels. Er komen ook licht geelbruine dieren voor. Deze kleurvariëteit is echter vrij zeldzaam. Juveniele dieren van deze kleurvariëteit zijn zeer licht bruinig geel. In de vlucht toont hij zeer brede, stompe vleugels met duidelijk uitstekende armpennen. Het patroon van de ondervleugel toont dekveren die donkerder zijn dan de armpennen, die meer grijzig van kleur zijn.
Deze vogel wordt ongeveer 66 tot 74 centimeter groot, groter dan de schreeuwarend (Aquila pomarina), waar hij voor de rest lastig van te onderscheiden is. De staart is vrij kort. De lichaamslengte is slechts een derde van de spanwijdte, die tussen de 155 tot 180 centimeter lang is. Één vleugel is ongeveer 477 tot 542 millimeter lang. De snavellengte bedraagt ongeveer 31 tot 40 millimeter. Deze vogel weegt ongeveer 1540 tot 3200 gram.
groen, zomerhabitat blauw, winterhabitat
leefgebied van de bastaardarend auteur : The Engineer CC
De bastaardarend eet kleine zoogdieren (ratten, muizen, mollen, hazen en konijnen), aas van kadavers, hazelwormen, slangen, kikkers en vogels, waaronder veel watervogels, maar ook korhoenders en kraaien. De bastaardarend jaagt veelvuldig nabij en boven het water. Kleine zoogdieren en reptielen worden gegrepen door met een glijvlucht vanaf honderd meter op het dier te duiken. Jonge reigers worden uit het nest gegrepen. Op eenden en meerkoeten jaagt hij door één dier af te zonderen van de rest van de groep en er regelmatig op te stoten, waardoor de watervogel steeds moet onderduiken. Op een gegeven moment raakt het dier zo vermoeid, dat hij zonder verzet van het wateroppervlak kan worden geplukt.
bastaardarend auteur : onbekend
Het is een trekvogel. Als zomergast verblijft hij van Polen en Finland via Rusland, Noord-Kazachstan, Zuid-Siberië, Mongolië en Noord-China tot de Japanse Zee. In Europa broeden waarschijnlijk niet meer dan 900 tot 1000 exemplaren, wereldwijd zijn er waarschijnlijk niet meer dan tienduizend exemplaren. Hij overwintert in Zuid- en Oost-China, Noord-India, Zuidoost-Azië, Turkije, het Midden-Oosten en Noordoost-Afrika (onder andere in Egypte). trekken Enkele dieren overwinteren in Italië, Europees Turkije en aangrenzend Griekenland. Sommige vogels steken de Bosporus over, maar meestal na het hoogtepunt van de observatieperiode. De dieren trekken weg tussen september en november, en ze keren in maart en april weer terug. Ze leggen hierbij afstanden van 1000 tot 7000 kilometer af.
De bastaardarend broedt tussen mei en juli. Twee of drie grijsachtige eieren worden in een groot nest van twijgen gelegd. Dit nest bevindt zich meestal op lage takken van een hoge boom (soms zelfs op de grond) nabij een groot wateroppervlak. Ze worden door het vrouwtje in 42 tot 47 dagen uitgebroed en de donzige, hulpeloze jongen vliegen na 60 tot 65 dagen.
De Basset fauve de Bretagne is een hondenras dat afkomstig is uit Frankrijk. Het ras lijkt op de Grand bleu de Gascogne, maar heeft kleinere poten. Het is een jachthond. Daarnaast wordt het dier gebruikt als gezelschapshond. Het ras is verwant aan de Griffon fauve de Bretagne. Na de Tweede Wereldoorlog was er niet veel meer over van het ras, maar met behulp van het inkruisen van de Petit basset griffon Vendéen en de Dashond werd het weer gefokt. Een volwassen dier is ongeveer 35 centimeter hoog.
Basset fauve de Bretagne foto : sannse eigenaar : Mrs Lana Johnson CC
Als huishond is de Basset Fauve de Bretagne ideaal, gehoorzaam en lief. Het zijn vrolijke honden. Als meutehond is de Fauve zachtaardig van karakter en past zich graag aan. Hij is sociaal met mensen en soortgenoten. Daarnaast is hij een uitgesproken kindervriend. Leeft de Basset Fauve de Bretagne samen met een wat dominante andere hond, dan mag die de baas spelen. Onderdanig is de Basset Fauve de Bretagne echter niet. Hij behandelt een 'opschepper' met een air van 'je bekijkt het maar'.