De bastaard- of pseudoschorpioenen (Pseudoscorpiones of Pseudoscorpionida) vormen een orde van ongewervelde dieren die behoort tot de klasse van Arachnida (spinachtigen). De lengte varieert tussen de twee en acht millimeter. Het zijn net zoals de zweepstaartschorpioenen géén schorpioenen en missen de gifstekel aan de achterzijde. Wel hebben de pseudoschorpioenen gifklieren in het beweegbare (onderste) deel van de schaar.
Bastaardschorpioenen zijn kleine schorpioenachtige diertjes met een plat, peervormig lichaam met acht poten opgebouwd uit vijf segmenten. De kleur van het lichaam kan geel tot donkerbruin zijn terwijl de scharen van het diertje vaak een afwijkende kleur hebben.
bastaardschorpioen (Microbisium brevifemoratum ?) auteur : roelandlibeer CC 3.0
Het gif in de scharen wordt gebruikt om de kleine prooidiertjes mee te verlammen waarna een sap wordt gebruikt om de prooi deels op te lossen. De opgeloste delen worden weer opgeslurpt en hiermee voedt de bastaardschorpioen zich.
Er zijn 3385 (jan 2009) bastaardschorpioenen beschreven, en er worden regelmatig nieuwe soorten ontdekt. Ze komen wereldwijd voor zelfs in gebieden met een gematigd klimaat. In de tropen en subtropen worden echter de meest diverse soorten en grotere populaties aangetroffen.
Marine Pseudoscorpion (Neobisium maritimum) auteur : Field Studies Council CC 3.0
De bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea) is een nachtvlinder uit de familie Lymantriidae, de donsvlinders. De spanwijdte bedraagt tussen de 36 en 42 millimeter. De vlinder is sneeuwwit met een bruin achterlichaam.
De vlinder komt voor in Europa, Noord-Afrika, Klein-Azië en als exoot in het oostelijk deel van Noord-Amerika. In Nederland en België komt de vlinder met name langs de kust voor.
bastaardsatijnvlinder foto : Izaak Vermeulen CC 3.0
De waardplanten van de rupsen komen uit de geslachten eik, beuk, iep, braam, duindoorn en meidoorn. De vlinder neemt geen voedsel meer tot zich.
bastaardsatijnvlinder, rups auteur : Svdmolen CC 3.0
De haren van de rupsen irriteren sterk en kunnen dus beter niet worden aangeraakt. De vliegtijd loopt van juni tot en met augustus. De rups is in het begin zeer klein (1mm dik en 5 mm lang) en van kleur pikzwart en lastig te zien.
Euproctis chrysorrhoea auteur : Alvesgaspar(talk) CC 3.0
De bastaardklaproos (Papaver hybridum) is in Nederland een zeer zeldzame eenjarige plant uit de papaverfamilie (Papaveraceae). De soort is afkomstig uit Zuid-Europa. De plant groeit op akkerland, wegbermen en braakland.
Deze plant wordt 10-50 cm hoog en bevat wit melksap. De 6-7 cm lange bladeren zijn met haren bezet. De plant bloeit in Zuid-Europa van maart tot mei en heeft meerdere bloemstengels met aan het eind van elke stengel een bloem. De 2-5 cm grote bloemen zijn helderrood. De bloemknoppen hangen naar beneden en gaan bij het openen omhoog staan. De bloem wordt in de knop omgeven door twee harige kelkbladen. De bloemkroon bestaat uit vier kroonbladen, die elkaar niet overlappen dit in tegenstelling tot de meeste andere klaproossoorten, met aan de basis een donkere, purperzwarte vlek. De talrijke meeldraden zijn lichtblauw tot indigo van kleur.
De bastaardklaproos heeft een ronde tot iets ovale zaaddoos, die met witte, stijve haartjes is bezet. Deze zaaddoos heeft een deksel, waaronder uit de porierand de zaadjes worden verspreid als de stengel door de wind wordt bewogen. De zaadjes zijn niervormig.
De bastaardkikker of middelste groene kikker (Pelophylax kl. esculentus, vroeger Rana kl. esculenta) is een kikker van het geslacht van de groene kikkers (Pelophylax) uit de familie echte kikkers (Ranidae).
De bastaardkikker is te herkennen aan de meestal lichtgroene kleuren, een lichte streep op de rug, witte buik en langs de flanken rijen bruine of donkergroene vlekjes. Mannetjes blijven kleiner dan vrouwtjes en hebben knobbeltjes op de poten waarmee ze de vrouw tijdens de paring makkelijker vast kunnen houden. Deze soort blijft kleiner dan de meerkikker met maximaal 12 centimeter en komt nooit ver uit de buurt van een waterbron vanwege de sterkere gebondenheid aan water.
bastaardkikker, mannetje in de paartijd auteur : Sebaho CC
In het veld is het gemakkelijkste kenmerk het onregelmatige gekwaak. Het is een mengsel van stotende geluiden en rustige stukjes. De kwaakblazen zijn grijs. Doordat ook triploïde exemplaren kunnen voorkomen kunnen de kikkers ook veel op de poelkikker of de meerkikker lijken, als die het grootste aandeel in de chromosomen hebben.
Lange tijd werd deze soort als nominale vorm beschouwd; Rana (esculenta) esculenta, en de groene kikker (Rana (esculenta) ridibunda) als ondersoort hiervan.
De bastaardkikker is een hybride soort, een kruising tussen twee andere soorten die zich echter zelfstandig voort kan planten. De 'oudersoorten' zijn de eerder genoemde meerkikker (P. ridibundus) en de poelkikker (P. lessonae) te zijn. Tegenwoordig wordt de kikker als volwaardige soort gezien, maar de hybride oorsprong wordt in de naam vermeld met het tussenvoegsel klepton, afgekort kl, wat letterlijk 'stelen', en in biologische zin 'overnemen' betekent.
bastaardkikker, larve met achterpootjes auteur : Piet Spaans CC
De bastaardkikker komt niet zo vroeg uit zijn winterslaap als de bruine kikker. Als de bruine kikkers hun eiklompen al hebben afgezet worden de groene kikkers pas actief. Ze zetten pas eind mei hun eiklompen af, welke kunnen worden herkend aan de geelbruine kernen.
De kikkervisjes zijn bruingroen gekleurd en kunnen worden herkend doordat de larven van bruine kikkers in de nazomer niet meer aanwezig zijn. Ze lijken wat op de larven van de knoflookpad, die nog groter worden. De larven van de knoflookpad zijn grijzig, hebben een andere vinzoom en voelen erg week aan.
De kikkervisjes leven van algen. Ze groeien snel en worden erg groot (ca. 6 cm), zeker als ze ook nog overwinteren. De meeste kikkervisjes metamorfoseren echter al in augustus. De volwassen kikkers overwinteren op het land of op de bodem van het water.
Pelophylax klepton esculenta juveniel auteur : Piet Spaans CC
Deze soort houdt van water waar de zon op kan schijnen, dus geen beschaduwde vijvers, maar open plekken in bossen, heidevelden en drinkputten waar ze soms massaal voorkomen.
De eetbare groene kikker leeft in heel Centraal-Europa, van Frankrijk tot in Rusland met als natuurlijke barrière het Wolga- rivierbassin.
De soortnaam esculentus betekent eetbaar, maar omdat deze soort beschermd wordt, is het verboden ze te vangen laat staan te bereiden. Toch is deze soort bij Franse koks als de soort met de lekkerste billen gezien en belanden ze nog wel eens op de menukaart.
De bastaardbaars (Lutjanus jocu) is een straalvinnige vis uit de familie van snappers (Lutjanidae) en behoort derhalve tot de orde van baarsachtigen (Perciformes). Deze vis kan een lengte bereiken van 128 centimeter en tot 30kg en meer wegen.
De bastaardbaars komt zowel in zoet- als zout water voor. Ook in brak water is de soort waargenomen. De bastaardbaars prefereert een subtropisch klimaat en leeft hoofdzakelijk in de Atlantische Oceaan. De diepteverspreiding is 5 tot 30 meter onder het wateroppervlak.
Lutjanus jocu auteur : onbekend
De bastaardbaars is voor de visserij van aanzienlijk commercieel belang. In de hengelsport wordt er weinig op de vis gejaagd. De soort kan worden bezichtigd in sommige openbare aquaria.
Voor de mens is de bastaardbaars potentieel gevaarlijk, omdat er vermeldingen van ciguatera-vergiftiging zijn geweest.
De bastaardarend (Aquila clanga) is een middelgrote arend die broedt in Oost-Europa en Midden- en Noord-Azië.
De bastaardarend heeft als volwassen vogel een donkerbruin verenkleed. Het kleed van mannetjes en wijfjes is gelijk. Op de stuit zit een wittige vlek in de vorm van een halve maan. Juveniele dieren hebben duidelijke witte vlekken op de vleugels. Er komen ook licht geelbruine dieren voor. Deze kleurvariëteit is echter vrij zeldzaam. Juveniele dieren van deze kleurvariëteit zijn zeer licht bruinig geel. In de vlucht toont hij zeer brede, stompe vleugels met duidelijk uitstekende armpennen. Het patroon van de ondervleugel toont dekveren die donkerder zijn dan de armpennen, die meer grijzig van kleur zijn.
Deze vogel wordt ongeveer 66 tot 74 centimeter groot, groter dan de schreeuwarend (Aquila pomarina), waar hij voor de rest lastig van te onderscheiden is. De staart is vrij kort. De lichaamslengte is slechts een derde van de spanwijdte, die tussen de 155 tot 180 centimeter lang is. Één vleugel is ongeveer 477 tot 542 millimeter lang. De snavellengte bedraagt ongeveer 31 tot 40 millimeter. Deze vogel weegt ongeveer 1540 tot 3200 gram.
groen, zomerhabitat blauw, winterhabitat
leefgebied van de bastaardarend auteur : The Engineer CC
De bastaardarend eet kleine zoogdieren (ratten, muizen, mollen, hazen en konijnen), aas van kadavers, hazelwormen, slangen, kikkers en vogels, waaronder veel watervogels, maar ook korhoenders en kraaien. De bastaardarend jaagt veelvuldig nabij en boven het water. Kleine zoogdieren en reptielen worden gegrepen door met een glijvlucht vanaf honderd meter op het dier te duiken. Jonge reigers worden uit het nest gegrepen. Op eenden en meerkoeten jaagt hij door één dier af te zonderen van de rest van de groep en er regelmatig op te stoten, waardoor de watervogel steeds moet onderduiken. Op een gegeven moment raakt het dier zo vermoeid, dat hij zonder verzet van het wateroppervlak kan worden geplukt.
bastaardarend auteur : onbekend
Het is een trekvogel. Als zomergast verblijft hij van Polen en Finland via Rusland, Noord-Kazachstan, Zuid-Siberië, Mongolië en Noord-China tot de Japanse Zee. In Europa broeden waarschijnlijk niet meer dan 900 tot 1000 exemplaren, wereldwijd zijn er waarschijnlijk niet meer dan tienduizend exemplaren. Hij overwintert in Zuid- en Oost-China, Noord-India, Zuidoost-Azië, Turkije, het Midden-Oosten en Noordoost-Afrika (onder andere in Egypte). trekken Enkele dieren overwinteren in Italië, Europees Turkije en aangrenzend Griekenland. Sommige vogels steken de Bosporus over, maar meestal na het hoogtepunt van de observatieperiode. De dieren trekken weg tussen september en november, en ze keren in maart en april weer terug. Ze leggen hierbij afstanden van 1000 tot 7000 kilometer af.
De bastaardarend broedt tussen mei en juli. Twee of drie grijsachtige eieren worden in een groot nest van twijgen gelegd. Dit nest bevindt zich meestal op lage takken van een hoge boom (soms zelfs op de grond) nabij een groot wateroppervlak. Ze worden door het vrouwtje in 42 tot 47 dagen uitgebroed en de donzige, hulpeloze jongen vliegen na 60 tot 65 dagen.
De Basset fauve de Bretagne is een hondenras dat afkomstig is uit Frankrijk. Het ras lijkt op de Grand bleu de Gascogne, maar heeft kleinere poten. Het is een jachthond. Daarnaast wordt het dier gebruikt als gezelschapshond. Het ras is verwant aan de Griffon fauve de Bretagne. Na de Tweede Wereldoorlog was er niet veel meer over van het ras, maar met behulp van het inkruisen van de Petit basset griffon Vendéen en de Dashond werd het weer gefokt. Een volwassen dier is ongeveer 35 centimeter hoog.
Basset fauve de Bretagne foto : sannse eigenaar : Mrs Lana Johnson CC
Als huishond is de Basset Fauve de Bretagne ideaal, gehoorzaam en lief. Het zijn vrolijke honden. Als meutehond is de Fauve zachtaardig van karakter en past zich graag aan. Hij is sociaal met mensen en soortgenoten. Daarnaast is hij een uitgesproken kindervriend. Leeft de Basset Fauve de Bretagne samen met een wat dominante andere hond, dan mag die de baas spelen. Onderdanig is de Basset Fauve de Bretagne echter niet. Hij behandelt een 'opschepper' met een air van 'je bekijkt het maar'.
De Basset bleu de Gascogne is een hondenras dat afkomstig is uit Frankrijk. Het ras lijkt op de Grand bleu de Gascogne, maar heeft kleinere poten. Het is een jachthond, die gebruikt wordt bij de jacht op klein wild. Daarnaast wordt het dier gebruikt als gezelschapshond. Een volwassen dier is ongeveer 38 centimeter hoog.
Basset bleu de Gascogne foto : M.W.Reichert gebruiker : Caronna CC
De Basset Bleu de Gascogne is trouw naar zijn baasje toe. Ten opzichte van vreemden kan hij een wantrouwende houding aannemen. Wanneer de Basset Bleu de Gascogne voldoende beweging buitenshuis krijgt, dan is hij binnenshuis rustig.
De Basset artésien normand is een Frans ras, uit de streek Normandië. De hond wordt oorspronkelijk gebruikt als drijvende jachthond: een zogenaamde drijver. Zijn korte benen maken het ras uitstekend geschikt om zich in (dicht) struikgewas te begeven. De hond wordt met name gebruikt in de jacht op haas en konijn, hetzij als eenling, hetzij in een meute.
Deze Franse Basset mag gerust laag en lang worden genoemd, aan deze typering hoeft het woord relatief geeneens te worden toegevoegd. De hond is, mede hierdoor, altijd een opvallende verschijning, maar ook de grote hangende oren springen in het oog. Mocht de hond niet opvallen door louter zijn verschijning, dan valt zijn donkere, luide, en misschien wel imponerende blaf op, een die hij overigens zelden laat horen. Deze hond is in alles extreem: lengte, hoogte, afmetingen van de oren en dan is zijn typerende karakter nog niet genoemd. De Basset mag gerust koppig worden genoemd, een (toekomstig) eigenaar dient dit als een gegeven te beschouwen: halt houden om te snuffelen betekent ook daadwerkelijk halt houden. Het is dan ook aan te bevelen dat de eigenaar van een Basset erg geduldig is, een eigenaar die de hond in koppigheid en vastberadenheid poogt te overtreffen, zal te allen tijde het onderspit delven tegen deze trotse, vastberaden hond. De Basset kan prat gaan op een uitstekend reukvermogen, dat alleen onderdoet voor bloedhond en slechts geëvenaard wordt door enkele andere honden binnen dezelfde rasgroep. Helaas maakt zijn kortbenigheid hem ongeschikt als reddingshond en zijn koppige karakter staat een rol als speurhond in de weg.
Normand pups
De Basset artésien normand is een intelligente hond, een gegeven dat vaak ondersneeuwt bij zijn koppige karakter. Intelligentie is leervermogen, en vermogen heeft de hond voldoende, hij heeft echter zelden zin dit vermogen aan te wenden en toont zich dan ook zelden tot nooit leergierig. Geduld, consequentie en vastberadenheid staan dan ook centraal in de opvoeding van dit ras en het is een interessant gegeven dat de hond zich makkelijk laat omkopen met voedsel.
Basset artésien normand foto : Annick Letellier
In tegenstelling tot wat zijn voorkomen doet vermoeden, heeft het ras bijzonder veel beweging nodig, in de vorm van frequente lange wandelingen. Een dagelijks blokje om volstaat zeker niet en het wordt aanbevolen om naast een dagelijkse langere wandeling, er wekelijks op uit te trekken voor een echt lange wandeltocht.
Een ideale sport voor deze honden is Clean Boot Hunting. Hier worden zijn speurcapaciteiten en uithoudingsvermogen volledig benut.
De Basset Hound is een laagbenige jachthond van Engels-Franse afkomst. Kenmerken van de basset hound zijn een robuuste bouw, korte poten, losse hoofdhuid, afhangende onderste oogleden en lange oren. De kortharige vacht is meestal driekleur (zwart-wit-bruin) of roodwit. De Franse term 'basset' betekent zoveel als laaggesteld en verwijst naar de bouw van de hond.
Basset Hound rood-wit auteur : Bonnie van den Bom CC
De basset is gefokt voor de jacht op klein wild zoals vossen, hazen en konijnen. Door zijn lage bouw beweegt hij zich gemakkelijk door struikgewas en kan hij tijdens het speuren voortdurend zijn neus op de grond houden wat voor grotere jachthonden lastig is. De basset hound drijft het wild in meuteverband op in de richting van de jager en geeft steeds met luid geblaf aan waar het wild zich bevindt. De hond werd ook wel gebruikt om aangeschoten wild op te sporen.
Bluebasset auteur : Edstreiff
Het ras stamt af van verschillende Franse en mogelijk Belgische typen laagbenige jachthonden, waarvan de meeste inmiddels uitgestorven zijn. Toen de Engelsen de Franse Basset in 1860 ontdekten, kruisten ze het ras met de Bloedhond om de fragiele lichaamsbouw te verbeteren. Dit leverde de huidige Basset Hound op.
sportieve basset
De basset wordt omschreven als een intelligente, rustige, aanhankelijke en zachtaardige hond met een groot uithoudingsvermogen. Omdat hij van oorsprong werd gefokt als meutehond is de basset zeer sociaal ingesteld. Dat maakt hem heel geschikt als gezinshond maar hij kan moeilijk alleen zijn. De hond is gefokt om tijdens de jacht veelvuldig zijn stem te laten horen en dit zal hij ook doen als hij alleen wordt gelaten. De basset hound kan goed overweg met kinderen.
Basralocus is een tropische houtsoort, bruin van kleur. Het bevat een vrij hoog gehalte aan kiezel, waardoor het in een gematigd klimaat vaak redelijk vrij blijft van paalwormen. Ook overigens is het vaak duurzaam (klasse vaak 2), al wil dit nog tamelijk variëren; daarom is basralocus populair in de waterbouw. Een typisch Nederlandse toepassing is het gebruik van basralocuspalen voor de balanspriemen van ophaalbruggen.
Basralocus is redelijk goed te bewerken en af te werken. Aangeraden wordt om hardstalen gereedschap te gebruiken, in verband met het kiezelgehalte. Uiteraard hoort bij spijkeren of schroeven voorgeboord te worden.
Basralocus is afkomstig uit Suriname, Brazilië en Frans Guyana en wordt geleverd door Dicorynia guianensis (in de familie Leguminosae (dan wel Caesalpiniaceae).
Basji-bozoeks (Turks: Başıbozuk) waren ongeregelde Turkse troepen, die door verschillende sultans werden ingezet tijdens veldtochten in met de name de 17e en 18e eeuw. Zij werden gerekruteerd onder verschillende bevolkingsgroepen in het Ottomaanse Rijk, zoals Turkmenen, Kozakken en Koerden. Een eenvoudig contract met een hoofdman van een, al dan niet bereden, troep krijgers volstond om hen als eenheid te erkennen. Betaling bestond vaak enkel uit het recht te plunderen en te roven in vijandelijk gebied. Als ongedisciplineerde troepen waren zij onbruikbaar op het slagveld maar voor kleine verrassingsaanvallen en verkenningen waren de Basji-bozoeks goed in te zetten. Ook als instrument van terreur tegen de burgerbevolking hebben zij een geduchte reputatie verworven.
Hoewel het gebruik van irreguliere troepen in de 19e eeuw een zeldzaamheid was richtten Basji-bozoeks nog tijdens de Bulgaarse opstand van 1876 grote bloedbaden aan onder de christelijke bevolking. Deze "Bulgaarse gruwelen" werden in Engeland door Gladstone aan de pranger gesteld, zonder dat dit overigens de Engelse politiek beïnvloedde. Zij waren voor Rusland wél aanleiding om ten gunste van de opstandelingen te interveniëren, hetgeen leidde tot de Russisch-Turkse Oorlog van 1877-1878, die zou leiden tot de vorming van een autonome staat in Bulgarije.
Basilisken zijn hagedissen uit de familie Corytophanidae, die voornamelijk voorkomen in Midden-Amerika en Zuid-Amerika, sommige soorten komen voor tot in zuidelijk Noord-Amerika.
Het zijn grote, tot ongeveer één meter lange hagedissen die worden gekenmerkt door een helm-achtige vergroeiing aan de achterzijde van de kop en meestal een of twee zeilachtige huidflappen op de rug en staart, vooral bij de mannetjes. Ze doen sterk denken aan de zeilhagedissen uit het geslacht Hydrosaurus, maar deze soorten behoren tot de agamen. Ook lang uitgestorven reptielen als Spinosaurus en Dimetrodon hadden een dergelijke zeil-achtige kam.
Alleen de vier soorten uit het geslacht Basiliscus uit de familie Corytophanidae worden basilisken genoemd. Alle andere soorten uit deze groep staan bekend als helm(kop)leguanen en hebben eveneens een verhoogde kam op de kop.
Basilisken staan bekend om het vermogen snel weg te rennen op de achterpoten, zelfs over het water. Hierbij trappen ze hard op het wateroppervlak, waardoor er een luchtbel ontstaat rond hun voet. De opstijgende lucht duwt de voet omhoog; zo komt de basilisk aardig ver. Na een tijd zakt het dier echter het water in en moet het verder zwemmen. Alleen basilisken lichter dan 200 gram kunnen over het water rennen. Het vermogen dit te doen heeft geleid tot de bijnaam Jezus Christushagedis.
Basilicum (Ocimum) is een geslacht uit de lipbloemenfamilie (Labiatae oftewel Lamiaceae). De naam basilicum is terug te voeren op het Oudgrieks, waar 'Basileus' koning betekent, wat ook terug te vinden is in de alternatieve benaming koningskruid.
Basilicum, met name de soort Ocimum basilicum is een kruid dat wordt gebruikt in de keuken. Basilicum heeft een sterke geur en aroma en wordt vooral veel in de Italiaanse keuken en bij tomaatgerechten gebruikt.
Het heeft vele heilzame werkingen, waaronder het verbeteren van de spijsvertering en het voorkomen van windzucht en maag- en darmkrampen. Ook bij hoofdpijn kan Basilicum helpen.
Een veel voorkomend element in verschillende (religieuze) verhalen. In India is het een heilig kruid.
Basilicum bevat de stoffen estragol, methyleugenol en safrol. Uit dierproeven en ander onderzoek blijkt dat deze stoffen gentoxisch en daarmee mogelijk kankerverwekkend zijn. Of basilicum daarmee ook voor mensen kankerverwekkend is moet blijken uit nader onderzoek.
Basilicum is een vaste plant, maar niet winterhard. In de huiskamer of kas kan de plant wel overwinteren. In de praktijk wordt echter telkens opnieuw gezaaid. Door stekken is de plant ook vegetatief te vermeerderen. De plant wordt ongeveer 45 cm hoog en 30 cm breed. De stengels zijn harig, fijn, geribbeld, vierkantig, vertakt en lichtgroen tot rood aan de basis. De bladeren zijn groot, gekarteld, ovaal, puntig en heldergroen, met een warme en toch frisse, sterke geur. Basilicum is een belangrijk keukenkruid. De plant bloeit in de nazomer met kleine, geurige, witachtige bloesems, in rondlopende schijnkransen van zes stuks.
Een basilica was een gebouw voor handel en rechtspraak in de Romeinse oudheid. De naam komt weliswaar uit het Grieks (Grieks: στοὰ βασιλική / stoà basilikē: 'koningshal'), maar basilica's als zodanig bestonden niet in het oude Griekenland. De oudst bekende basilica was de Basilica Porcia in Rome uit 184 v.Chr., die werd gebouwd in opdracht van Cato maior (afgebrand in 52 v.Chr.).
Basilica van Trier, omstreeks 310 auteur : Berthold Werner
Een basilica was een grote rechthoekige hal. Doorgaans was het een drieschepig gebouw, waarbij het middenschip, dat door zuilen van de zijbeuken was gescheiden, hoger was. Het uitstekende gedeelte (de lichtbeuk) had grote vensters waardoor daglicht kon binnenvallen. De basilica had meestal aan één van de korte kanten een halfronde uitbouw, de apsis of absis. De ingang lag doorgaans aan de andere korte kant en had vaak een voorhal. Maar er zijn ook varianten op deze plattegrond; zo waren er basilica's met absiden aan beide korte kanten en was de uitbouw soms niet halfrond, maar rechthoekig. Grote basilica's zoals de Basilica Ulpia in Rome, waren vijfschepig: ze hadden aan weerszijden van het middenschip twee zijbeuken.
De basilica lag altijd aan het forum van de Romeinse stad. Hij had op de eerste plaats een commerciële functie: het was een markthal, bankgebouw en beursgebouw. Daarnaast werd de basilica gebruikt voor de rechtspraak. Het tribunaal zetelde daarbij in de absis.
Basilica van Maxentius in Rome
In Rome zijn op het Forum Romanum de resten te zien van drie basilica's: de Basilica Aemilia uit de 2e eeuw v.Chr., de Basilica Iulia uit de 1e eeuw v.Chr. en de Basilica van Maxentius (of Basilica van Constantijn) uit het begin van de 4e eeuw.
Op de keizerfora bevond zich één basilica: de enorme Basilica Ulpia op het Forum van Trajanus, die rond 100 n.Chr. werd ontworpen door Trajanus' vaste architect Apollodorus van Damascus.
Toen in de vierde eeuw het christendom werd toegestaan door keizer Constantijn werd de bouwvorm van de basilica ook gebruikt voor de bouw van kerken, omdat dit gebouw onderdak bood aan grote groepen mensen. In het Nederlands spreekt men dan niet meer van een basilica, maar van een basiliek. De Basilica Ulpia leverde het voorbeeld voor grote oud-christelijke basilieken als de Oude Sint-Pietersbasiliek en de Santa Maria Maggiore. De christelijke basilieken werden vaak uitgebreid met transepten of dwarsschepen, zodat het gebouw de plattegrond van een kruis kreeg.
De Basilarchia lorquini (Engels: Lorquin's Admiral ) is een dagvlinder uit de familie Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders. De vlinder heeft een spanwijdte van 47 tot 71 millimeter.
De geschiedenis van de Basenji gaat terug tot het stenen tijdperk, maar ze worden meestal meer verbonden met Egypte en de faraos, die deze hond zeer hoog achten. In Egyptische graftomben zijn tekeningen gevonden van Basenjis die als huisdier werden gehouden. Ze werden onder de stoel van de meester getekend. Eén ervan had zelfs een naam gekregen: Xalmes. Waarschijnlijk zijn de faraos ervoor verantwoordelijk om de Basenji het goede leven te leren kennen. Cleopatra en Nefertiti hebben de Basenji wellicht als bedopwarmers gebruikt. Het is zeker dat de Basenji graag in of op een bed of de beste zetel slaapt. Eigenlijk worden zij graag als Royaltys behandelt.
Abuluka Hutu (Pemba) & Abuluka Gogo (Faro)
Het ras was eerst bekend als de Kongo Terrier. Er is een foto in de Zoölogische Tuin van Parijs van rond 1880 met daarop drie Basenjis Bosc, Dilbue en Mowa met een beschrijving die niet veel afwijkt van de huidige rasomschrijving. Na vele ontgoochelingen zijn de raseigenschappen eindelijk uitgewekt door de Engelse mevrouw Burns van de kennel Blean Basenjis in 1937. Nu is de Basenji in vele landen een populaire hond op hondenshows.
Zulu (Multi Ch. Abuluka Ditamba) & Kongo (Abuluka Fongoro)
De Basenji is een unieke hond met een schofthoogte tussen 38 en 42 cm en komt in vier kleuren voor; rood/wit, zwart/wit, een combinatie van de vorige kleuren, de zogenaamde tri-color en brindle. Zij hebben allen witte poten, een witte staartpunt en wit aan de borst. Zij kunnen ook witte vlekken hebben in het aangezicht en de nek. De Basenji heeft fris opstaande oren met een karakteristiek gefronst voorhoofd en een staart welke steeds gekruld is. Hij blaft niet, maar is geenszins geluidsloos. Hij heeft een scala aan geluiden die vaak omschreven worden als jodelen. Deze geluiden zal hij maken als hij blij of uitbundig is. De Basenji heeft veel weg van een kat! Hij heeft een hekel aan water en koude. Mocht hij toch vuil of nat worden, zal hij zich wassen zoals een kat. Als hij daarmee klaar is zal hij de andere, in dezelfde toestand verkerende dieren of mensen beginnen schoon likken. Zij gebruiken hun voorpoten om zich te wassen. Zij wrijven hiermee over hun bek en oren. Zij hebben ook de gewoonten van katten om in de beste zetel of op de zonnigste plaatsen te gaan liggen en de wereld te zien voorbijgaan.
Basenjis verwarmen zich aan de kachel
De Basenji is zonder twijfel een mensen hond die gedurende eeuwen getraind is om rond het kampvuur deel uit te maken van de familie. Door de primitieve achtergrond van dit ras is de Basenji niet voor iedereen het ideale hondenras. Hun ongeneselijke nieuwsgierigheid en hun anders dan anders zijn maakt dat zij zeker niet als gewoon of ordinair bestempeld kunnen worden. De Basenji is van nature niet erg gehoorzaam, zo zullen zij niet onmiddellijk komen indien hun interesse bij iets anders ligt. Men kan Basenjis wel kan trainen tot de hoogste gehoorzaamheid, evenwel door doorgedreven training. Indien u een hond zoekt die op elk commando onmiddellijk reageert, is de Basenji geen hond voor u. Indien u daarentegen een sprekende hond zoekt die trots, trouw, aanhankelijk, uitdagend, speels is en die u 9 van de 10 keren weet te verrassen met zijn spitsvondigheid, dan moet u niet verder zoeken. Dan is de Basenji de hond die u zoekt.
De Basenji kwam naar de westerse wereld vanuit Afrika, meer bepaald vanuit Kongo en Soedan. Er zijn evenwel sporen van hen gevonden in de meeste Afrikaanse landen. In Sierra Leone is de Basenji gekend als de sprekende hond. Deze omschrijving komt voort uit de zangerige, jodel geluiden die dit ras maakt. De Basenji is een hondenras dat niet blaft. Er zijn stammen waar de medicijnman één of meer Basenjis hield. Hoe meer Basenjis hoe sterker de krachten en het aanzien van de medicijnman. Vroeger werd in Tanzania de staart van de Basenji afgesneden voor de jacht. Dit werd gedaan opdat de apen, waarop men jaagde, de Basenji niet of moeilijker konden grijpen en doden.
basenji foto : Andreas Praefcke
De Basenji heeft een sterk ontwikkeld gezichtsvermogen en een sterk ontwikkelde reukzin. Het is een waar genoegen om de Basenji door het hoge olifanten gras te zien springen. Als hij op zijn hoogste punt gekomen is zal hij snel even rondkijken en de geuren opsnuiven van het opgejaagde dier. Hiervan is één van de Afrikaanse namen afkomstig: Mbwa Mkube Mbwawamwitu hetgeen betekend: de op en neer springende hond.
basenji auteur : onbekend
Meestal werden de Basenjis gebruikt als jachthond. Zij moesten het wild bijeendrijven en ingesloten houden tot de jagers het wild doodden. Doordat dit zeer stille honden zijn werd er vaak een bel rond hun nek of middel gebonden zodat de jagers ze konden volgen. In Engeland en de Verenigde Staten heeft men de Basenji met succes ingezet bij de jacht. Door hun grote snelheid en behendigheid kunnen zij makkelijk hazen en konijnen vangen en doden. Met veel geduld kan men ze zelfs opleiden om geschoten wild terug te brengen. Sommige puppies doen dit instinctmatig , bij andere heeft men meer geduld nodig en bij sommige zal het nooit lukken. Het grote probleem bij het opleiden van de Basenji voor de jacht, is ze te leren jagen in een beperkte zone. Hij is van nature gewoon van te jagen in een groot gebied. Een Basenji die een haas of konijn ziet lopen zal indien nodig zelfs over een 2 meter hoge afsluiting klimmen om de achtervolging in te zetten.
Een base of loog is de tegenhanger van een zuur. Een basische oplossing heeft een pH-waarde hoger dan 7, en zal lakmoespapier blauw kleuren. Een base kan op drie manieren gedefinieerd worden. Zuren worden door basen geneutraliseerd onder vorming van een zout en water. Zwakke basen, zoals aluminiumhydroxyde, kunnen gebruikt worden voor het tijdelijk neutraliseren van het maagzuur. Sterke basen zijn even gevaarlijk of misschien zelfs nog gevaarlijker dan sterke zuren en veroorzaken ernstige weefselbeschadiging. Een voorbeeld van een sterke base is natronloog.
Volgens Arrhenius
Een base volgens Arrhenius (een Arrhenius-base) is een molecuul dat in water (H2O) aanleiding geeft tot het vormen van een hydroxide-ion (OH -). Het molecuul kan ook zelf een hydroxide-ion bevatten, maar dat hoeft niet. Twee voorbeelden van Arrhenius-basen zijn natriumhydroxide (NaOH) en ammoniak (NH3 ): NaOH → Na+ + OH- NH3 + H2O → NH4+ + OH-
Volgens Brønsted en Lowry
Een base volgens Brønsted en Lowry is een molecuul dat waterstofionen (H+) kan opnemen en wordt een Brønsted-base genoemd. Deze twee chemici kwam in 1923 tegelijkertijd, maar onafhankelijk van elkaar met deze definitie. Ten onrechte wordt vaak alleen de naam van Brønsted vermeld.
Elke Arrhenius-base is ook een Brønsted-base, maar dat geldt niet omgekeerd.
Volgens Arrhenius moet het molecuul namelijk opgelost worden in water. Dit is volgens de definitie van Brønsted en Lowry echter niet noodzakelijk.
Volgens Lewis
Een base volgens Lewis is een molecuul met een vrij elektronenpaar (:) en wordt een Lewis-base genoemd. Het elektronenpaar kan met een zuur gedeeld worden, bijvoorbeeld:
BF3 (zuur) + :NH3 (base) → F3B:NH3
Alle Brønsted-basen zijn ook Lewis-basen, maar het omgekeerde geldt niet altijd.
Een bascule is een weegschaal gebaseerd op een hefboom.
Bascule met een arm.
De bascule bestaat uit een lange stang met in het midden een draaipunt. Aan beide uiteinden van de stang hangt telkens één bakje. In het ene bakje wordt het te wegen voorwerp gelegd en in het andere wordt met behulp van gewichten bepaald hoe zwaar het voorwerp is. Als de stang horizontaal hangt weet men dat aan beide kanten hetzelfde gewicht hangt.
Bascule met een arm voor kleine gewichten foto : Andreas Praefcke
Bascule met messen.
Vroeger werd voor het wegen van zwaardere voorwerpen een bascule met messen gebruikt. Aan de ene kant werd een gewicht geplaatst en aan de andere kant het te wegen voorwerp. De weegverhouding was 1 op 10.
bascule met messen auteur : 't Wasbord
Deze bascules werden regelmatig geijkt om malafide praktijken tegen te gaan. IJkers werden aangesteld door officiële instanties en deden op regelmatige tijdstippen hun ronde langs markten, winkels, boerderijen...etc.
bascule in maalderij foto : Gerald Bost CC achteraan gewicht 2kg, te wegen gewicht vooraan 20kg