De BeBox was een dual-processor PC van Be Incorporated om hun eigen besturingssysteem BeOS te draaien. De machine werd slechts gedurende korte tijd verkocht.
voledig BeBox systeem
De BeBox maakte zijn debuut in oktober 1995 (BeBox Dual603-66). De processors werden in augustus 1996 geüpgraded naar 133 MHz (BeBox Dual603e-133). De productie werd stopgezet eind 1996, nadat BeOS naar de Macintosh werd geporteerd, zodat het bedrijf zich op software kon concentreren. Be verkocht ongeveer 1000 66 Mhz en 800 133 MHz BeBoxen.
BeBox schermafbeelding
De eerste prototypes waren uitgerust met twee AT&T Hobbit-processoren en drie DSP's.
Opmerkelijk waren de indicatoren die de belasting van de CPU weergeven, op de voorzijde van de kast, en aan de achterzijde de GeekPort, waar men mee kon experimenteren.
- Twee PowerPC 603 CPU's die aan 66 of 133 MHz werken - GeekPort: een digitale en analoge I/O- en gelijkstroomconnector, 37-pin connector op de ISA-bus - Twee onafhankelijke bi-directionele 8-bit poorten - Vier A/D-pinnen naar een 12-bit AD-converter - Vier D/A-pinnen verbonden met een onafhankelijke 8-bit DA-converter - Twee referentiepinnen met een aardingssignaal - Elf stroom- en aardingspinnen - Twee op +5 V, één op +12 V, één op -12 V, zeven aardingspinnen
Bortius was een Duitse fabrikant die van 1923 tot 1925 198 cc Alba-zijklepmotoren in eigen frames bouwde. BB-motorfietsen werden in Midden- en Zuid-Duitsland niet verkocht.
De Bazooka was een Amerikaans antitankwapen speciaal voor de infanterie, voor gebruik niet alleen tegen pantservoertuigen maar ook tegen kazematten. Het bestaat uit een buis van 137 cm lang die een raket met holleladingskop afschiet van 1,5 kilo.
Het woord "bazooka" wordt tegenwoordig ook in het algemeen gebruikt voor antitankwapens van het buisvormige raketwerpertype.
M1 bazooka (1943) auteur : U.S. Army Signal Corps photograph.
In 1941 begonnen tijdens de Tweede Wereldoorlog legers over de hele wereld over te gaan op het gebruik van holleladingswapens tegen tanks. Voordien gebeurde dat in de meest simpele vorm met een werpmijn. Niet altijd had een infanteriesectie echter voldoende lef om een pantservoertuig direct te bestormen. Er bestond een evidente behoefte aan een afstandswapen dat echter wel draagbaar moest zijn. Eén ontwikkelingslijn leidde tot het terugstootloos kanon, de ontwerpen waarvan bij de westerse geallieerden echter vrij duur waren en in de beginfase nog te zwaar. Een goedkoop alternatief was raketaandrijving.
M1 60mm raketlanceerder 'bazooka' auteur : Carl Malamud CC A2.0
In de VS had toevallig kolonel Leslie A. Skinner een buisvormige raketwerper ontwikkeld voor het afschieten van normale granaten. De raket van een halve meter lang combineerde hij met de holleladingskop van de M10 werpmijn en zo was eind 1942 de Rocket Launcher M1A1 geboren, die de bijnaam Bazooka kreeg naar het zelfgemaakte instrument van de Amerikaanse komiek Bob Burns. De bazooka had een diameter van 60 mm, een gewicht van 6,8 kilo en een effectieve dracht (50% trefkans tegen een stilstaande tank) van 120 meter. Het wapen werd het standaardantitankwapen van de Amerikaanse infanteriesectie en daarom in enorme aantallen geproduceerd, zo'n 5000 per maand. Er verschenen verbeterde versies: de Rocket Launcher M9 en de tot 155 cm verlengde M9A1. De Duitsers imiteerden het principe met hun Panzerschreck.
3.5-inch M20 superbazooka (mislabeled "SAM-7 shoulder-launched anti-aircraft missile") in Batey ha-Osef Museum, Tel-Aviv, Israel. auteur : Bukvoed. CC A2.0
In de Koreaanse Oorlog werd de M20 Superbazooka geïntroduceerd, met een kaliber van 89 mm, een effectieve dracht van 300 meter en een doorslagvermogen van zo'n 200 mm. Beide wapens werden na de oorlog in de jaren vijftig in ruime aantallen onder de meeste Amerikaanse bondgenoten verspreid. Ze konden echter het frontpantser van de nieuwe sovjettank, de T-54, niet doorboren en werden daarom in de jaren zestig geleidelijk vervangen door de M72 LAW.
De Baseler duif (Duits: Basler Taube, Zwitsers-Duits: Basler Dybli), ook Baseler duifje genoemd, is een postzegel van 2½ rappen welke op 1 juli 1845 door het kanton Bazel werd uitgegeven. De kantonnale zegels kregen vanaf 1-10-1849 geldigheid in heel Zwitserland.
De zegel, een ontwerp van architect Melchior Berry, toont een witte postduif in reliëfdruk met een brief in zijn bek, op een karmijnrood schild met de inscriptie STADT.POST.BASEL. De zegel is met drie kleuren: zwart, rood en licht groen-blauw gedrukt op wit papier. Zodoende is dit de eerste postzegel in driekleurendruk, de eerste postzegel in reliëfdruk en een novum wat betreft de afbeelding.
De postzegel was bestemd voor frankering van een brief tot 15 gram met afzender en bestemming binnen de stad Bazel. Er waren twee van deze postzegels nodig voor een brief met bestemming buiten de stad maar binnen het (kleine) kanton.
afgestempelde 2½ rappen
Bij een reparatie vond een meubelmaker een veldeel van 15 zegels van de Bazeler duif in een lessenaar. Hij gaf de zegels terug en de eigenaar verkocht ze voor een habbekrats, omdat ze niet meer frankeergeldig waren, aan een handelaar. Nu is datzelfde veldeel een pronkstuk in het postmuseum van Bern.
Bayley-Flyer is een historisch Amerikaans motorfietsmerk.
Het werd geproduceerd door McLeod Mfg. Co., Portland, Oregon, later Bayley-Flyer Autocycle Co., Chicago (Illinois) van 1914 tot 1917.
Bayley-Flyer was een Amerikaans merk dat een zeer bijzondere constructie maakte, met liggende 3½ pk tweecilindermotor, cardanaandrijving, handstarter en automatische versnellingen. Het was desondanks niet succesvol zodat het weer snel verdween.
Vanaf 1916 organiseren de Duitsers hun verdediging in bunkerstellingen op de hoogtes. Overal worden machinegeweren opgesteld die alles onder vuur houden en elke aanval moeten afslaan. Veel betonbunkers zitten half ingegraven, waardoor ze moeilijker te zien zijn. De bunkers in Bayernwald hebben slechts een vrije hoogte van 1,20 meter. Ze zijn alleen bedoeld als veilig onderkomen tijdens beschietingen. De meeste bunkers zijn in gegoten beton. Daar waar het dichtbij de frontlijn te gevaarlijk is om bunkers te gieten, bouwen de Duitsers geprefabriceerde bunkers met betonstenen.
Plan van het 'Bayernwald' te Wijtschate auteur : Paul Reed
De resterende bunkers in het Bayernwald behoren tot beide types en dateren van de zomer 1916. De bunkers zijn gebouwd op gegoten platforms en rusten op een zachtere stabiliseringlaag. Iedere bunker bestaat uit twee kamers, die binnenin verbonden zijn met een deuropening. Iedere kamer heeft een koker voor een kachelaansluiting en/of periscoopgebruik. In september 1918 staan er in het oorspronkelijke Bayernwald tien betonbunkers die samen ruimte bieden aan 47 Duitse soldaten. Na de oorlog zijn de betonstenen gegeerde materialen voor de heropbouw, zodat dit bunkertype zeldzaam is geworden.
In 1914 maakt ook het perceel akkerland, gelegen aan de overkant van de toegangsweg, deel uit van Bayernwald. De Duitsers brengen hier de eerste drie oorlogswinters in moeilijke omstandigheden door. Door de hoge grondwaterstand worden de loopgraven vooral opgebouwd met zandzakken. De vele beschietingen maken er een zompig en chaotisch geheel van. Daarom beginnen de Duitsers, voorjaar 1916, op de huidige site Bayernwald met de aanleg van een goed verdedigbare tweede lijn met ingegraven loopgraven en betonbunkers. De materialen worden met een smalspoorlijn tot op de site aangevoerd. In februari 1917 trekken de Duitsers zich dan bijna volledig op deze nieuwe frontlijn terug. Er blijven wel nog een aantal verbindingsloopgraven bestaan naar enkele vooruitgeschoven posten. Eén ervan bevindt zich op deze site. De huidige loopgraven zijn volledig gereconstrueerd op basis van archeologisch onderzoek. De onderbouw van de loopgraaf bestaat uit omgekeerde A-frames met daarop de loopplanken. Het water wordt eronder weggevoerd. De wanden zijn opgesteund met stevig verankerd vlechtwerk in wilgentenen.
Voor alle reservaties: Toeristische dienst Reningelststraat 11 8950 Heuvelland Kemmel Telefoon : 057 450455 Fax : 057 448999 Email : toerisme@heuvelland.be Groepsbezoeken dienen steeds vooraf gereserveerd te worden. Individuelen zijn welkom tussen 9 en 17 uur. Aanmelden in de toeristische dienst VVV Heuvelland te Kemmel. Daar krijgt u de cijfercode die de toegang verleent tot Bayernwald.
Bron : Persmap naar aanleiding van de officiële opening van Bayernwald te Wijtschate-Heuvelland
Bayernwald ligt op een hoogte van 40 meter en heeft hierdoor een grote militair-strategische waarde. Wie immers tijdens de oorlog op een hoogte of heuvel gelegen is, heeft een betere uitkijk op het front. Hij kan zijn kanonnen trefzeker richten en zijn stellingen gemakkelijker verdedigen. Daarom leveren Franse en Beierse soldaten in november 1914 een verbeten strijd om het bezit van deze site. De Duitsers winnen het gevecht waarop Kroonprins Rupprecht von Bayern de site officieel de naam van Bayernwald geeft.. Van 1914 tot de zomer van 1917 bouwen zij hun Bayernwald uit tot een oninneembare vesting. Wat nu nog te zien is, maakt maar 10% uit van wat het ooit in 1917 geweest is.
W.O.I loopgraaf in 'Bayernwald' te Wijtschate auteur : Snipersnoop CC 3.0
Het is hier tijdens de oorlog op het eerste gezicht, een vrij rustige frontsector. Beide legers zitten vast in hun stellingenoorlog. Om deze te doorbreken proberen ze evenwel ondergronds elkaars positie te ondermijnen. Zo denken de Duitsers in Bayernwald dat hun loopgrachten op grote diepte worden ondergraven en dat de Britten duizenden kilos springstof zullen plaatsen. De Duitsers bouwen als reactie metersdiepe luisterschachten om de werkzaamheden van de Britten beter te kunnen volgen. Ze ondernemen ook tientallen raids op het vijandelijk gebied om te zien wat de Britten van plan zijn. Maar de dieptemijnen die in 1917 zullen ontploffen, worden elders geplaatst. Na deze mijnenslag belandt Bayernwald ver achter de Britse linies. In het voorjaar van 1918 tijdens de slag om de Kemmelberg, heroveren de Duitsers deze positie. Hun aanwezigheid is evenwel van korte duur. Uiteindelijk wordt het bos op 28 september 1918 door Britse eenheden van de 34ste Divisie herveroverd. Op 11 november is de oorlog voorbij.
De Britten werken in 1916 aan een groot offensief. Ze willen de Duitsers uit hun hoger gelegen stellingen letterlijk wegblazen. Ze graven over de gehele frontlinie op 24 plaatsen mijnschachten op grote diepte, en hun tunnels lopen tot onder de Duitse stellingen. Het tunneleinde is een grote kamer waarin duizenden kilo's springtuig gestouwd worden. In Bayernwald zijn de Duitsers er niet gerust in. De blauwe klei die ze wat verderop bij het Bois Carré, bij Sint-Elooi en ook bij de Hollandse Schuur zien, wijst erop dat de Britten diep aan het graven zijn. De Duitsers bouwen als reactie luisterschachten, zoals de Berta 1 tot de Berta 6.Diep onder de grond hopen ze te horen waar de Engelsen aan het graven zijn. Deze vijandige werken proberen ze te vernietigen. In werkelijkheid werken de Britten slechts aan een 400 meter lange infanterieverbinding. Zo kunnen hun soldaten veilig heen en weer tussen hun eerste en tweede frontlinie lopen. Het is de Berta 4 die bij toeval door de familie Becquart in 1971 wordt ontdekt. De schacht is oorspronkelijk 25 meter diep, met daar boven de resten van een houten schachthuis. Hierin stond toen een windassysteem om de klei naar boven te halen of om de mijnwerkers naar beneden te laten. De bestaande constructie is nog 17 meter diep. Er zijn nog restanten van een luchtpijp en van een ijzeren ladder. Op 7 juni 1917 laten de Britten tussen Ieper en Mesen alle 24 dieptemijnen ontploffen. Vijf weigeren evenwel dienst. Duizenden tonnen aarde, beton, stellingen, wapentuig en Duitse soldaten vliegen de lucht in. De ontploffingen van in totaal 500.000 kg springstof is hoorbaar tot in Londen. De chaos is onbeschrijflijk. Tijdens de daarop volgende Britse verrassingsaanval wordt Duits gebied heroverd. Over Bayernwald getuigen de Britten achteraf dat het de best verdedigde ondergrondse sector in Vlaanderen was.
Bron : Persmap naar aanleiding van de officiële opening van Bayernwald te Wijtschate-Heuvelland
Bayernmotor is de naam die gegeven is aan het motorblok dat de basis zou vormen voor de BMW-boxermotoren die in 1923 zijn ontwikkeld en tegenwoordig, zij het in sterk aangepaste vorm, nog steeds worden gebruikt.
De Bayernmotor (type M2B15) was er al in 1921 en werd gebruikt in o.a. de Helios. Hij werd ook als inbouwmotor geleverd aan Corona, Bison, Heller, SMW en Victoria.
De Douglas motor (1920)die het voorbeeld was van de Bayernmotor auteur : Piero CC 3.0
De Bayernmotor werd ontwikkeld door Martin Stolle en Max Friz, naar voorbeeld van de Douglas-motor die Stolle privé reed. De motor lag bij de Douglas dwars in het frame (dat wil zeggen met een cilinder naar voren en de andere naar achteren) en dat deed men bij BMW, dat toen nog Bayerische Flugzeugwerke heette, ook. Deze motorfietsen werden onder de naam Helios op de markt gebracht.
Jeff Dean
Door deze motoropstelling ontstonden koelproblemen met de achterste cilinder. Daarom werd al snel, in 1923 om precies te zijn, het blok 90º gedraaid (met de beide cilinders naar links en rechts wijzend en de krukas in de lengteas) en was de eerste BMW-motorfiets, de R32, een feit. Doordat de beide cilinders nu voldoende koeling kregen waren er geen problemen meer en dit boxerconcept houdt BMW tot op op de dag van vandaag vol.
Bayerland: Ing. Anton Bayerlein, München (1924-1930).
Bayerland maakte motorfietsen met voornamelijk Britse 248-, 348- en 498 cc JAP-motoren. Anton Bayerlein bouwde ook verschillende racemotoren, o.a. met 990 cc JAP-V-twins. Volgens sommige bronnen werden de machines door Riebe in Berlijn gemaakt, maar hij was waarschijnlijk slechts vertegenwoordiger van het merk. De productie in München (Beieren) verklaart dan ook de merknaam.
De Baychimo is een vrachtschip van de Canadese Hudson's Bay Company. Het schip is bekend geworden nadat het op de Noordpool door de bemanning werd verlaten en daarna nog bijna 40 jaar als spookschip werd gesignaleerd.
Het schip was in 1914 gebouwd en speciaal voor de noordelijke Canadese handelsvloot geconstrueerd om het pakijs en de stromingen van de Poolzee te doorstaan. Jarenlang voer het door de Beaufortzee en door het McClintock Kanaal, waar geen ander schip daarvoor er ooit in was geslaagd meer dan twee opeenvolgende jaren die reis te maken. Voornamelijk werd bont vervoerd, gekocht van de lokale Inuit.
De Baychimo, ergens in Canada 1931
Op 6 juli 1931 vertrok het schip uit Vancouver met een 36-koppige bemanning onder het bevel van kapitein John Cornwall. De Baychimo voer door de Beringstraat en ging de noordwestelijke doorgang binnen. De kapitein kocht bont voor honderdduizenden dollars langs de kust van Victoria-eiland. Op de terugreis werd het schip gevangen door pakijs en een gigantische sneeuwstorm. Het schip dreigde verpletterd te worden en de bemanning trachtte de kust te bereiken. Eenmaal bij de kust, bij veiliger ijs, sloeg de bemanning een kamp op en maakten voorbereidingen voor een overwintering. Een storm, begin november, die drie dagen duurde, bracht een stijging van de temperatuur teweeg. De mannen kropen tevoorschijn om een kijkje te nemen en ontdekten dat de touwen van het schip waren gebroken en dat het was verdwenen.
Kapitein Cornwall leidde zijn mannen naar de veiligheid van Point Barrow, 70 kilometer verderop. Daar vernamen ze dat Inuit het vermiste schip 80 kilometer ten zuidwesten van zijn vroegere positie hadden gezien. De bemanning en een groep Inuit slaagden erin het schip te bereiken. Na twee weken hadden ze de meeste lading ontscheept; maar nog voordat ze hun werkzaamheden hadden beëindigd was de Baychimo opnieuw verdwenen.
De Baychimo in Vancouver
De volgende lente werd het schip 450 kilometer verder naar het oosten bij Herschel Eiland gesignaleerd. De ontdekkingsreiziger Leslie Melvin vond het schip toen hij met een hondenslede een reis maakte. Hij ging aan boord en in zijn verslag vermeldde hij dat het schip in uitstekende staat verkeerde.
Sindsdien werd de Baychimo regelmatig gesignaleerd. Een groep Inuit ging in 1933 aan boord. Een plotselinge storm belette hen het schip te verlaten. 10 dagen lang dreven ze mee totdat ze erin slaagden via een ijsschots de kust te bereiken. n juni van datzelfde jaar werd het schip gezien door de Schotse plantkundige Isobel Hutchinson. Ook zij nam een kijkje op het schip. Jaar na jaar volgden verslagen van walvisjagers, poolonderzoekers, Inuit en ontdekkingsreizigers dat het schip was gezien.
De Baychimo, gevangen in het ijs
In november 1939 moest een poging het schip naar een haven te slepen worden gestaakt wegens slecht weer. Maar het schip hield stand. Na een lange periode van stilte rond het schip zag een groep Inuit de Baychimo in maart 1956 in noordelijke richting drijven in de Beaufort. In maart 1962 ontdekten vissers het kennelijk nog steeds zeewaardige schip in datzelfde gebied.
De laatste waarneming van het schip dateert wederom van een groep Inuit in 1969, 38 jaar nadat het schip was verlaten. Ze zat toen vast in het pakijs van de Beaufortzee, tussen Cape Barrow en Point Barrow. Daarna is het schip niet meer gesignaleerd; vermoedelijk is het gezonken.
Het Baweanhert (Axis kuhlii) is een hertensoort die uitsluitend op het Indonesische eiland Bawean voorkomt. Ze leven vooral in rivierrijke en moerasgebieden. Ze worden ongeveer 140 cm lang en ongeveer 50 - 60 kg zwaar. De schouderhoogte is 65 - 70 cm. Deze dieren zijn vooral grazers maar eten ook vruchten en bloemen.
Baweanhert, volwassen mannetje in de Ragunan Zoo in Jakarta auteur : Midori CC 3.0 Japan
Het baweanhert (Axis kuhlii) is een lief hertje uit de klasse der zoogdieren (Mammalia), de orde der evenhoevigen (Artiodactyla) & de familie der hertachtigen (Cervidae) en de onderfamilie der echte herten (Cervinae), waartoe het geslacht Axis behoort dat ongeveer vier soorten telt, waaronder dus het Bewaenhert & het Filipijnse zwijnshert, dat ook wel Calamianenhert wordt genoemd. Het Bewaenhert is verwant aan het axishert & het zwijnshert.
Baweanhert in de Ragunan Zoo in Jakarta auteur : Midori CC 3.0 Japan
Baweanhertjes zijn echte grazers, maar ze eten ook wel eens vruchten en bloemen. Het baweanhert is een zeldzame en bedreigde diersoort. Tijdens de Japanse bezetting werd het baweanhert door de lokale, hongerende bevolking bijna uitgeroeid. Nog altijd is de populatie baweanhertjes kritiek te noemen. Het baweanhert wordt ook nauwelijks in dierentuinen gehouden. Yossarian roept derhalve dus op om het baweanhert te Redden. Het baweanhert werd ontdekt in 1840 wetenschappelijk beschreven door Salomon Müller (1804-1864), de jonggestorven Duitse natuurbioloog en Indiëganger.