De Bataafse Republiek (17951801) (in de toenmalige spelling Bataafsche Republiek) was een republiek die het grootste gedeelte van het huidige Nederland omvatte. De republiek was gevormd naar voorbeeld en met militaire steun van de Franse Republiek, waarvan de Bataafse Republiek een bondgenoot en de facto een vazalstaat was. Deze steun werd duur betaald: de Republiek moest tientallen miljoenen guldens betalen voor de Franse troepen die in Nederland gelegerd werden (Verdrag van Den Haag). Ook later bleek de 'coalitie' met Frankrijk nogal eenzijdig. In hun strijd tegen de Engelsen en bij daarop volgende vredesonderhandelingen waren de Fransen maar al te graag bereid om in ruil voor toezeggingen van Engeland Nederlandse koloniën af te staan.
De Bataafse Republiek werd na de Bataafse Revolutie uitgeroepen op 19 januari 1795, één dag nadat stadhouder Willem V naar Engeland was gevlucht. Het grondgebied was gelijk aan dat van de gewesten van de voormalige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Op 1 maart 1796 trad ook Bataafs-Brabant, een voormalig generaliteitsland, toe tot de nieuwe republiek.
In tegenstelling tot Frankrijk, waar de Franse Revolutie snel radicaliseerde en de guillotine overuren draaide, werden de revolutionaire veranderingen in de Bataafse Republiek relatief vreedzaam doorgevoerd. Het land was al tweehonderd jaar een republiek, en had dan ook maar weinig tegenstribbelende edelen die anders misschien 'ingekort' moesten worden. Ook was in Frankrijk na de val van de fanatieke Robespierre in 1794, de revolutie inmiddels een veel gematigder fase ingegaan onder het bewind van het Directoire, waarbij de burgerij het heft in handen nam.
heraldisch wapen v/d Bataafse Republiek
De omwenteling van 1795 was in feite een herhaling van de omwenteling van de Patriotten, die in 1787 met behulp van een Pruisisch interventieleger was onderdrukt. Veel leiders van de Bataafse Republiek waren Patriotse politici, die in 1787 naar Frankrijk waren uitgeweken. Nu kregen zij, met Franse steun, de kans om alsnog hun idealen te verwezenlijken.
Bron : Wikipedia CC 3.0 http://www.bertsgeschiedenissite.nl/maker
Het Bataafs Legioen was een legioen, opgericht in 1792 in Frankrijk en het bestond voornamelijk uit leden van de patriottische vrijkorpsen die na 1787 verboden waren in de Republiek en daarom naar Frankrijk waren gevlucht.
Zij trokken in 1794 en 1795 op met het Franse leger tegen de Republiek.
Het Legioen werd als bevrijders binnengehaald. Nadat ze de bevroren rivieren waren overgestoken en Utrecht hadden ingenomen trad stadhouder Willem V af en vluchtte hij met zijn gezin uit Den Haag naar Engeland.
Het Bataafs Legioen stond onder bevel van Brigade-Generaal Daendels.
Ook bij de Romeinen was er een Bataafs legioen
De Bataven waren goede bondgenoten van de Romeinen. Maar dat is niet altijd zo geweest. Een bekende Bataaf was: Julius Civilis. Hij was officier van een Bataafs legioen in het Romeinse leger. In het diepste geheim bereidde hij een opstand tegen de Romeinen voor. De Bataven in ons land waren ontevreden, omdat de Romeinen hun te zware lasten opdroegen. Julius Civilis probeerde hen tot zijn bondgenoten te maken, tegen de Romeinen. Inderdaad brak er onder de Bataven een opstand uit. De Romeinen stuurden er hun legers op af. Die wisten immers wel raad met zon opstand. Toen bleek echter dat het Bataafse legioen niet betrouwbaar was. Het liep over naar de opstandelingen; naar de Bataven dus. Het zag ernaar uit dat Julius Civilis met zijn mannen een overwinning zou behalen.
Nieuwe troepen:
Maar toen voerden de Romeinen nieuwe troepen aan uit het zuiden. Zij waren niet van plan zich in een uithoek van het rijk door een stelletje opstandelingen te laten verslaan. Het laatste gevecht leverde een overwinning aan voor de Romeinen.
Voor straf mocht het Bataafse legioen niet meer onder eigen officieren dienen. De soldaten van dat legioen mochten ook niet meer in hun eigen land soldaat zijn.
Daarmee zijn de Bataven er nog goed af gekomen. Wat er na de opstand met Julius Civilis is gebeurd weten we niet. Wel weten we dat de Romeinse generaal die de Bataven had verslagen, als een held in Rome werd ingehaald.
Bron : Wikipedia CC 3.0 http://www.scholieren.com/
Bij het begin van de 19e eeuw vergrootte de Zulu-Koning Shaka voortdurend zijn rijk en bedreigde ook het gebied van de Basotho-stammen. Maar in 1820 lukte het de Basotho, onder de tot koning benoemde Moshoeshoe I, zich te verweren en het vertrouwen van naburige stammen te winnen. Daarom geldt hij als stichter van de Basotho-natie.
Vanaf 1830 trokken de Boeren over de Vaalrivier en kwamen deze Voortrekkers ook in botsing met Moshoeshoe. Soldaten van de nieuwe Oranje-Vrijstaat drongen het gebied binnen en Moshoeshoe zocht steun bij de Britten in Kaapstad. Dat leidde in 1843 tot een alliantie tussen de Basotho en de Britse Kaapkolonie, die echter maar tot 1843 standhield. Met wisselend succes nam de Oranje-Vrijstaat steeds meer land in tot de Britten in 1868 het resterende gebied van koning Moshoeshoe onder Britse protectie stelden. Een jaar na zijn dood in 1870 ging de autononie van Basutoland verloren en werd het bij de Kaapkolonie gevoegd.
situering Basutoland anno 1922 auteur : onbekend
Onder de nieuwe koning Letsie I kreeg het Basotho-volk geen vertegenwoordiging in het parlement van de Kaapkolonie, hetgeen tot opstanden tegen de Britten leidde. De Britten namen in de zogenaamde Gun War tussen 1879 en 1883 alle vuurwapens in beslag en stelden Basutoland in 1882 rechtstreeks onder Brits bestuur, in 1884 als kroonkolonie. De koning en de stamhoofden bleven hun rol spelen alhoewel hun invloed geleidelijkaan afnam.
Bij de onafhankelijkheid in 1910 van de Zuid-Afrikaanse Unie wees Basutoland de opname in de unie af, zoals trouwens ook Swaziland en Betsjuanaland, het huidige Botswana deden.
In 1960, het kroningsjaar van Moshoeshoe II, werden voor het eerst vrije verkiezingen gehouden. In 1965 won de BNP de verkiezingen en dit leidde het daaropvolgende jaar tot de onafhankelijkheid onder de naam Lesotho.
In het gebied waar de Nederlanders zich rond 1652 vestigden, leefden diverse inheemse stammen die tot 1655 nog nooit een paard gezien hadden. Vanaf 1825 namen deze stammen het paard op in hun leefwijze en diverse stammen specialiseerden zich in het fokken van paarden. De paarden werden van de kolonisten gestolen of gekocht en onderling met elkaar gekruist. Deze paarden hadden een groot percentage Oosters bloed.
Lokale stammen zoals de Zulus, Maphetla en Mapolanes begonnen een eigen fokkerij van het Kaapse paard naast de fokkerij van de kolonisten. De fokkerij van het Kaapse paard door de lokale bevolking verschilde echter zodanig van de fokkerij door de kolonisten dat er op korte tijd een volledig verschillende type gefokt werd: de Basuto.
Vanaf 1870 werd de Basuto erg populair door zijn goede eigenschappen en vele paarden werden naar Europa en andere kolonies geëxporteerd. Dit zorgde ervoor dat de fokkerij een tekort aan paarden kreeg. Om dit tekort aan te vullen en aan de vraag te kunnen voldoen, werden grote aantallen mindere volbloeden geïmporteerd om de fokkerij op peil te houden. Deze handelswijze zorgde ervoor dat op relatief korte tijd de waardevolle fokdieren met oude Aziatische bloedlijnen geëxporteerd werden en dat de fokkerij verder ging met paarden met een groter volbloedpercentage maar met minder kwaliteit.
Basuto pony auteur : onbekend
De paarden die uit deze kruisingen geboren werden, de Basutos, werden genoemd naar de regio waar ze gefokt werden, het voormalige Basutoland, nu Lesotho.
Een tijdlang bestonden het Kaapse paard en de Basuto naast elkaar maar in de loop van de tijd verdween het Kaapse paard en bleef de Basuto over.
Hoewel de stammen de paarden nodig hadden, werden de paarden amper verzorgd en zelfs verwaarloosd. Ook in de fokkerij werd weinig aandacht besteed aan verbetering of kwaliteit. Paarden met een gebrek stierven door verwaarlozing en alleen de sterksten bleven over maar met de overlevenden werd wel gefokt. Dit zorgde ervoor dat vele paarden exterieurgebreken vertonen.
De lokale stammen gebruikten de paarden voor alle voorkomende werkzaamheden en stonden bekend als goede ruiters die onbevreesd door de rotsachtige bergstreek raceten. Hier dankt de Basuto zijn tredzekerheid en uithoudingsvermogen aan.
Op zijn beurt stond de Basuto aan de basis van de Nooitgedacht-pony op het Afrikaanse continent maar ook aan de basis van de fokkerij van de New Forest pony.
Basuto pony
De Basuto lijkt qua stokmaat een pony maar bezit paardachtige kenmerken en wordt daarom als paard beschouwd. Het lichaam is schraal en licht gebouwd. Het hoofd is groot en zwaar, de hals is relatief dun en lang. De rug en schouder zijn recht en de [[croupe]] is gespierd maar afhangend. De benen en hoeven zijn opvallend hard. De gangen zijn opvallend ruim en tredzeker.
De paarden zijn erg moedig en vasthoudend. Daarnaast zijn ze onvermoeibaar.
De Basuto wordt nog steeds als rijdier gebruikt in Zuid-Afrika. De paarden zijn zeer tredzeker en kunnen lange afstanden afleggen over een moeilijk terrein. De Basuto is erg sober en hard en heeft weinig verzorging nodig. De betere exemplaren worden gebruikt voor polo en races.
Bron : Bokt.nl CC 2.5 http://www.kapstadt.org/ http://www.roepstem.net http://www.malealea.com http://en.wikipedia.org http://www.ansi.okstate.edu
In 1652 werd door de VOC in Zuid-Afrika een verversingspost gesticht om schepen, die op weg naar Azië Kaap de Goede Hoop passeerden, te bevoorraden. Nederlandse boeren, vooral uit Zeeland en Zuid-Holland, vestigden zich rond deze verversingspost en leverden de gewenste goederen voor de lange zeereis. Later groeide uit deze nederzetting de stad Kaapstad en verder in het binnenland de stad Stellenbosch.
De VOC verscheepte in 1652 de eerste paarden uit Azië naar Zuid-Afrika maar wegens slecht weer op de Indische Oceaan legde het schip aan in St. Helena. Pas in 1655 kwamen de paarden aan in Kaapstad.
Vanaf 1659 stemde de admiraliteit van de VOC ermee in om met elk schip dat terug naar Nederland voer, een 2-tal paarden uit de Aziatische kolonies mee te sturen voor de Kaapvestiging.
De paarden die vanuit Azië geïmporteerd werden, waren voornamelijk Java ponys en andere inheems rassen zoals de Batak en de Sandelhout pony die door de Nederlandse kolonisten werden gefokt.
Basuto pony auteur : onbekend
Om de kwaliteit van de fokkerij te verbeteren werden er paarden met Arabische en Berberbloed, uit Perzië (Irak/Iran) geïmporteerd en in 1778 werden Spaanse paarden vanuit Zuid-Amerika ingevoerd. Deze paarden hadden Andalusische en Berber- voorouders en zorgden voor bloedvernieuwing in de kleine populatie.
Uit deze kruisingen ontstond het Kaapse paard met een flinke scheut Arabisch bloed.
Nadat in 1795 de Nederlandse kolonie door de Engelsen ingenomen werd, importeerden de Engelse gouverneurs van de Kaap-kolonie grote aantallen volbloeden uit het thuisland. Vanaf 1811 kende de volbloedfokkerij in de Kaap-regio zon grote bloei dat zelfs bekende en befaamde dekhengsten vanuit Groot-Brittannië naar Afrika werden verscheept om aan de grote vraag van de fokkers te voldoen.
Howard C. Hillegas op een Basuto pony tijdens The battle of Sannaspost 31 maart 1900 auteur : Howard C. Hillegas gutenberg licentie
De Kaapse paarden werden in jaren 1780-1810 gekruist met Engelse volbloeden die rechtstreeks van de 3 grote Oosterse grondleggers: Herod (v. Beyerley Turk), Matcham (v. Godolphin Barb) en Eclipse (v. Darley Arabian) afstamden. Dit zorgde ervoor dat het percentage Arabisch en Berberbloed in de populatie steeg.
Vanaf 1850 daalde de kwaliteit van de uit Groot-Brittannië geïmporteerde volbloeden en vanaf 1860 zakte de fokkerij van het Kaapse paard door de kolonisten in. Redenen hiervoor waren de import van inferieure fokdieren, het uitbreken van enkele dodelijk ziektes, de opkomst van grootschalige schapen-, geiten- en struisvogelfokkerijen en de opening van het Suezkanaal waardoor de schepen die op de Oost voeren niet langer de gevaarlijke tocht om de Kaap hoefden te maken. Andere belangrijke factoren waren de Boerenoorlog waarin vele paarden sneuvelden en de industrialisatie die de paardenkrachten overbodig maakte.
Al deze redenen droegen bij tot het in verval raken van de fokkerij van Kaapse paarden. Ondanks de import van goede fokdieren uit Groot-Brittannië kwam de fokkerij er nooit meer bovenop.
Basuto pony in de natuur auteur : onbekend
Bron : Bokt.nl CC 2.5 http://www.kapstadt.org/ http://www.roepstem.net http://www.malealea.com http://en.wikipedia.org http://www.ansi.okstate.edu
Het mineraal bastnäsiet is een fluor-houdend lanthaan-cerium-yttrium-carbonaat met de chemische formule (La,Ce,Y)CO3F.
Het doorzichtig tot doorschijnend geel tot roodbruine bastnäsiet heeft een glas- tot vetglans, een witte streepkleur en de splijting van het mineraal is imperfect volgens het kristalvlak [1011] en onduidelijk volgens [0001]. Het kristalstelsel is hexagonaal.
bastnäsiet (vindplaats België) auteur : De wereld van Kina (Gent)
Bastnäsiet heeft een gemiddelde dichtheid van 4,97, de hardheid is 4 tot 5 en het mineraal is niet tot zwak radioactief. De gamma ray waarde volgens het American Petroleum Institute ligt, afhankelijk van de exacte samenstelling, tussen de 0 (voor de Y-houdende variant) en de 60.386,61 voor de cerium-houdende variëteit. De brekingsindex is 1,717 tot 1,818 en de dubbelbreking is 0,1010.
bastnäsiet (vindplaats Baker San Bernardino County California) auteur : Dave Dyet
Het mineraal bastnäsiet is genoemd naar de Bastnäs-mijn in Zweden, waar het mineraal voor het eerst gevonden werd.
Bastnäsiet is een mineraal dat gevormd wordt in de verweringszones van alkalische stollingsgesteenten. De typelocatie van bastnäsiet is de Bastnäs-mijn in het Riddarhyttan district, Västermanland, Zweden.
bastnäsiet (vindplaats Burundi) auteur : Peko
Bron : Wikipedia CC 3.0 http://www.dewereldvankina.be
Bastert is een historisch Duits fiets-, bromfiets- en motorfietsmerk. Bastert-Werke, Gustav Bastert, Bielefeld-Heepen (1934-1955). Bastert maakte fietsen, bromfietsen en lichte motorfietsen, en bovendien een scooter, die als Bastert-Einspurauto werd verkocht. Er werden ILO- en Sachs-motoren gebruikt van 98- tot 248 cc.
Bastert 118cc auteur : onbekend
De firma Bastert was al opgericht in 1914 als reparatiewerkplaats voor fietsen en naaimachines, maar er werden ook wielen en frames geproduceerd. In 1934 verhuisde het bedrijf naar een groter pand en begon men met de productie van motorfietsen van 100- tot 250 cc waarbij inbouwmotoren werden gebruikt.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte Bastert - uiteraard - wapens. In 1943 overleed oprichter Gustav Bastert en nam zijn zoon Hellmuth de leiding over het bedrijf over.
Bastert 118cc (1940) auteur : onbekend
In 1950 ging men ook bromfietsen maken, en enige tijd later ook scooters. De scooters werden als "einspurauto" verkocht, in de hoop klanten te trekken die eigenlijk liever een auto zouden kopen. Voor het ontwerp werd gebruik gemaakt van de diensten van de bekende industrieel ontwerper Louis Lepoix.
De ontwikkeling van de scooters bracht het bedrijf aan de rand van de afgrond, mede omdat waarschijnlijk het prototype werd gestolen. Met de productie van recent uitgevonden kunststoffen hield men het hoofd boven water.
Bastert B/SM 51 (1952) auteur : onbekend
Bastert produceerde uiteindelijk slechts ca. 1200 Einspurauto's, die echter best bijzonder van constructie waren. De stoel was een echte "zetel", die alleen aan de bestuurder plaats bood. Onder het plaatwerk achterop was echter nog een tweede zadel verborgen. Er waren al uitklappende richtingaanwijzers aan boord, zoals bij een auto uit die tijd. Ook een versnellingsindicator door middel van lampjes op het dashboard ontbrak niet. Onder de "motorkap" was verlichting aangebracht.
Bastert Einspurauto (1953) auteur : tomsgarage.org/ CC 3.0
Toen Duitsland begin 20e eeuw Zuid-West-Afrika annexeerden, werkten Basters samen met de Duitse kolonisten en vochten samen met de Duitsers in de Namibische genocide van 1904-1908. Hierdoor mochten zij hun land en vee behouden, terwijl de Nama en de Herero van hun rechten werden ontdaan en naar concentratiekampen werden getransporteerd. De samenwerking tussen de Basters en de Duitsers eindigde op 8 mei 1915 toen Duitsland de oorlog verklaardde aan de Basters omdat zij weigerden de Duitsers te helpen tijdens de Eerste Wereldoorlog. De Basters beschouwden zichzelf Zuid-Afrikaans en boden aan om met Zuid-Afrika te vechten in de oorlog. Zuid-Afrika weigerde dit. Generaal Louis Botha zei dat Kleurlingen zich niet hoefden te bekommeren om een oorlog tussen Zuid-Afrika en Duitsland.
Sommige Basters bleven vechten voor de legitimiteit van de Vrije Republiek Rehoboth. Zij beweerden dat de republiek werd erkend door de Volkenbond en dat, volgens internationale wetgeving, de Republiek de soevereine status mocht behouden. In 1952 presenteerden de Basters een petitie aan de Verenigde Naties voor het behoud van de republiek. Zonder resultaat. In 1979 bood Zuid-Afrika de Basters zelfbeschikking als ze meevochten tegen de South-West Africa People's Organisation, de Namibische onafhankelijkheidsbeweging. De Basters weigerden dit en besloten neutraal te blijven. Zij besloten te gaan voor het semi-autonome Baster homeland ook wel bekend als Baster Gebiet, gevestigd rond Rehoboth. Een soort gelijke regeling die de bantustan in Zuid-Afrika kregen. Baster Gebiet zou blijven bestaan tot 29 juli 1989 tot de onafhankelijkheid van Namibië.
Veel Basters zijn tegenwoordig nog steeds bezig met autonomie voor hun land. De Basters hebben inmiddels een langdurige democratische traditie. Hun leiders kiezen ze volgens de wetten van 1872. Deze leider heet een Kaptein. Hij of zij wordt gekozen voor het leven. De Kaptein kreeg de macht om een raad samen te stellen. Deze raad en de Kaptein vormen samen het uitvoerende wetsorgaan van Rehoboth. De wet zorgt ook voor een Volksraad. Deze wordt elke 5 jaar gekozen en vormt het wetgevende orgaan van de Rehoboth overheid.
De eerste Kaptein was Hermanus van Wyk, ookwel de 'Mozes' van de Basters genoemd. Hij leidde de gemeenschap van Rehoboth naar Zuid-Afrika en bleef Kaptein tot zijn dood in 1906. Na zijn dood, kozen de Rehoboth Basters Cornelius van Wyk tot Kaptein. Hij werd niet officieel erkend door het Duitse koloniale overheid, noch door de Zuid-Afrikaanse autoriteiten die het land overnamen in 1915.
In 1976 volgde goedkeuring van de Zuid-Afrikaanse regering voor autonomie voor de Basters. Dit noemde men de Rehoboth Self-government Act. In 1979 werd Kaptein Johannes "Hans" Diergaardt gekozen volgens deze nieuwe wet.
In 1999 werd John McNab gekozen tot Kaptein. Sinds februari 2007 worden de Rehoboth Basters vertegenwoordigd door de Kapteins Council in de UNPO.
Het aantal Basters blijft vandaag te dag onduidelijk, ergens tussen 20.000 en 40.000. De Baster bevolking maakt zich druk om hun unieke geschiedenis, cultuur en herkomst. Ze zijn bang dat die verloren gaat in het huidige Namibië.
In Indonesië, de bevolking met Nederlandse vader of moeder worden Blaster(an) genoemd.
De Basters (ook bekend als Baasters, Rehobothers of Rehoboth Basters) zijn afstammelingen van Nederlanders uit de Kaapkolonie en vrouwen van de inlandse Afrikaanse stammen. Zij leven voornamelijk in Namibië en hebben veel overeenkomsten met de Kleurlingen of Griekwa bevolking in Zuid-Afrika.
De naam Baster komt van het Nederlandse woord voor bastaard. Hoewel dit in Nederland een neerbuigende term is, zijn de Basters trots op hun naam en gebruiken de term net als een geuzennaam, zoals de Métis dit doen in Canada.
De Basters zijn voornamelijk mensen van gemengde afkomst, die werden opgenomen in de blanke gemeenschap in Namibië. Hoewel zij economisch en cultureel werden beschouwd als niet-blanken, hoorden ze bij de welvarende bevolking van de Kaapkolonie. De meeste Basters kregen banen als opzichters of als vertrouwelijke bedienden bij blanke gezinnen. Sommigen werden haast behandeld als leden van de blanke gemeenschap.
Tot de Basters behoren ook de Khoi. Dit zijn boeren, autochtoon of van gemengde afkomst, die eigen grond bezaten. De naam Orlam werd ook gebruikt voor Basters maar werd meer gebruikt voor Khoi of Kleurlingen die Nederlands spraken en Europees leefden.
In de 18e eeuw was het niet bijzonder dat Basters eigen land en boerderijen bezaten, maar met de toenemende behoefte van landbouwgrond voor Zuid-Afrika, en de toename van de discriminatie van de zwarte bevolking, werden de Basters, ook onder druk van de lokale blanke bevolking, gelijkgesteld aan Kleurlingen. Hierdoor verhuisden veel Basters naar andere gebieden, waar ze onafhankelijk konden blijven.
Rond 1750 werd het gebied rond Khamiesberg in het Noord-Westen van de Kaapkolonie het centrale gebied waar de Basterse boeren zich vestigden. In hun kielzog kwam veel eigen eigen personeel, bedienden en klandizie.
Na ongeveer 1780, kwamen er steeds meer blanken in dit gebied wat weer leidde tot de migratie van veel Baster families naar de vallei van de Oranjerivier. Deze Basters werden min of meer gedwongen door Britse missionarissen zich Griekwa te laten noemen.
De meeste Basters zijn Calvinisten. Hun gebeden en kerkgezang is vrijwel identiek aan de 17e eeuwse Nederlandse kerkliederen en gebeden. Het motto van de Basters is "Groei in Geloof".
De Basters verlieten de Kaapkolonie in 1868. Zij trokken naar het noorden en vestigden zich in Rehoboth. Tegenwoordig is dit Centraal-Namibië. In 1872 stichtten de Basters de "Vrije Republiek Rehoboth". De vlag was gebaseerd op de Duitse. De toen opgestelde grondwet geldt vandaag de dag nog steeds voor de Basters en de lokale overheden.
Sommige Basters trokken verder noordelijk. Zij vestigden zich in het zuiden van Angola, in de stad Lubango. Daar werden ze Ouivamo genoemd. Velen van hen werden gedwongen om terug te keren naar Namibië tussen 1928 en 1930 door blanke Afrikaners, die niet begrepen waarom hun geschoolde en religieuze neven wilden leven met de wilden aldaar.