Breien 2
B b B b 18 e 35 |
Breien (weefsel) - 2 |
De breikunst wordt al duizenden jaren beoefend.
Hoe het ooit is uitgevonden, is echter een mysterie.
Zelfs het land en het globale moment van de oorsprong zijn onbekend.
Sommigen geloven dat de breikunst is uitgevonden in Perzië, anderen menen dat in Israël, Jordanië, Syrië of Noord-Afrika de oorsprong van het breiwerk ligt.
Er zijn gebreide sokken aangetroffen in Egyptische graven met een datering tussen de 3de en 6de eeuw na Christus, maar deze Koptische sandaalsokken bleken niet vervaardigd uit één lange, enkele, doorlopende draad, maar uit verschillende kortere draden.
In de Middeleeuwen was breien in Europa een belangrijke industrie: vrouwen sponnen de wol terwijl de mannen weefden en breiden.
In 1527 werd in Parijs het eerste breiersgilde opgericht: La guilde de Saint Fiacre (Sint Fiacrius-Gilde), en andere Europese steden hadden al snel daarna elk hun eigen breiersgilde.
Vrouwen werden niet toegelaten tot het ambacht, met uitzondering van weduwen die na de dood van hun man zijn werk verderzetten.
Een gildeleerling moest een leertijd van zes jaar doorlopen, waarna hij als meesterstukken een wollen buis, een vilten baret, een paar kousen en een bont karpet moest maken.
Oorspronkelijk was breien beperkt tot sokken en kousen.
Voordat breien hiervoor gebruikt werd, werden deze voet- en beenbedekkingen gemaakt uit geweven stoffen.
Later werden meer en meer andere kledingstukken gebreid.
|
Man aan het breien in Peru
auteur : Thomas Quine CC 2.0 |
computergestuurde breimachine
auteur : © www.breimachine.nl |
In 1589 werd de eerste breimachine uitgevonden door de Engelsman William Lee.
Deze werd niet geaccepteerd, waardoor Lee in armoede stierf.
De principes van de breimachine werden wel bestudeerd en inspireerden anderen.
In 1864 vond William Cotton uit Leicestershire de full-fashioned machine uit.
Vanaf de 19e eeuw werden de breimachines mechanisch aangedreven.
Tegelijkertijd verschenen ook rondbreimachines op het toneel, waarmee kousen gebreid konden worden.
In deze periode konden de machines echter nog niet meerderen of minderen.
Daardoor sloten deze producten niet erg fraai om het been.
De uitvinding van nylon rond 1940 betekende een ware revolutie, omdat dit materiaal in de vorm van een been kon worden gebracht door het te verhitten.
In de twintigste eeuw konden de breimachines steeds sneller breien, en werden de mogelijkheden voor patroonbreien steeds groter.
Tegenwoordig bestaan er computergestuurde breimachines die zeer veelzijdig zijn.
Gebreide kledingstukken zijn nu gemeengoed, zonder dat een breister er vele uren aan bezig hoeft te zijn.
|
luie wijvensteek (riviersteek)
auteur : © www.breienmetplezier.nl |
tricotsteek
auteur : © www.breienmetplezier.nl |
Een gebreide lap kan niet, zoals bij een geweven stof wel kan, op maat gemaakt worden door deze te knippen, omdat het breiwerk daardoor helemaal uit elkaar zou gaan vallen.
De lap moet dus direct in de goede vorm gebreid worden.
Het breiwerk breder maken doet men door breisteken bij te maken, meerderen genoemd (door bijvoorbeeld één steek recht en één steek averecht in dezelfde lus te breien).
De lap kan smaller gemaakt worden door te minderen (door twee of meer steken samen te breien, of door één steek over een andere heen te halen).
Om een trui te breien worden meestal door meerderen en minderen vier delen gemaakt: twee mouwen, een voorpand en een achterpand.
Omdat het moeilijk is om te voorspellen wat er precies gebeurt bij het meerderen en minderen, wordt vaak gebruikgemaakt van breipatronen, die in breiwinkels verkrijgbaar zijn.
De vier gebreide delen worden als alles gereed is, met dezelfde wol aan elkaar genaaid.
Dit moet losjes gebeuren, omdat anders de naden gaan trekken.
Door eerst een proeflapje te maken van circa 10 x 10 cm en aan de hand daarvan het aantal steken te berekenen ten opzichte van het voorgeschreven breipatroon, kan men de gewenste afmetingen nauwkeuriger realiseren.
Mensen hebben namelijk een verschillende hand van breien.
Het is dus ook niet aan te raden om verschillende mensen om beurten aan hetzelfde breiwerk te laten werken, aangezien dit verschil vaak duidelijk te zien is en het breiwerk er daardoor niet mooier op wordt.
Door kunstig te meerderen en te minderen kan zonder naad een sok gebreid worden, of wanten, of een muts.
|
pauwensteek
auteur : © www.breienmetplezier.nl |
eenvoudige kabel
auteur : © www.breienmetplezier.nl |
De tricotsteek, die veel in truien wordt toegepast en ook in met machines gebreide kleding, bestaat uit rechte steken aan de voorkant van de kleding, en averechte steken aan de achterzijde van de kleding.
Aan de voorzijde heeft de stof dan een patroon dat bestaat uit V-tjes, aan de achterzijde zijn ribbels te zien.
T-shirts en dergelijke zijn ook in deze steek (machinaal) gebreid, T-shirtstof heet dan ook tricot.
De boordsteek, die rekbaarder is dan de tricotsteek, bestaat uit afwisselend 2 rechte steken en 2 averechte steken.
Als de achterkant gebreid wordt, dan zijn dat juist eerst 2 averechte, dan 2 rechte steken (mits het aantal steken deelbaar is door 4).
Bij dikkere wol wordt wel een boordsteek van 1 recht, 1 averecht gebruikt.
Een kabelpatroon kan gebreid worden door een aantal steken (bijvoorbeeld 4) van de linkernaald af te halen op een hulpnaald.
Vervolgens worden de 4 volgende steken gebreid.
Daarna worden de 4 steken van de hulpnaald gebreid, die dus over de andere heen geleid worden.
Vervolgens worden er enkele naalden (bijvoorbeeld drie) gewoon doorgebreid (aan de ene kant recht, aan de andere kant averecht).
In de daaropvolgende naald worden weer 4 steken afgehaald op dezelfde manier.
Hierdoor lijkt het alsof er een kabel op de trui verschijnt.
Dit kan er leuk uitzien, maar heeft ook als voordeel dat er een dikker en dus sterker en warmer weefsel ontstaat.
Bij de gerstekorrelsteek wordt, net als bij de boordsteek, afwisselend recht en averecht gebreid.
De rechte en averechte steken worden echter niet boven elkaar gebreid, maar versprongen.
De "dubbele gerstekorrel" verspringt om de twee naalden.
Veel breisters gebruiken een kantsteek.
Dit is geen eigenlijke steek, eerder wordt bij het keren van de naald de eerste breilus afgehaald in plaats van gebreid.
De rand van het breiwerk ziet er hierdoor vaak wat netter uit.
Voor dikke truien en shawls wordt wel de patentsteek gebruikt.
Hierbij wordt ook afwisselend één recht en één averecht gebreid, maar nu wordt de rechte één steek dieper ingestoken.
Zo ontstaat een dikke en elastische structuur.
Naast de hierboven genoemde bestaan er nog honderden andere steken, bijvoorbeeld met af en toe een gedraaide gebreide steek of met gaatjes (waarbij een dubbele lus over de rechternaald wordt gehaald en de volgende twee steken worden samengebreid).
|
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- tinternet |
|