Bruine kikker
B b B b 18 u 68 |
Bruine kikker |
De bruine kikker (Rana temporaria) is een kikker uit de familie echte kikkers (Ranidae).
De bruine kikker is een van de bekendste soorten kikkers en komt in grote delen van Europa voor.
Het is tevens een van de algemeenste soorten, ook in Nederland en België.
Andere benamingen in het Nederlandse taalgebied zijn brune puut (Zeeuws) en broene kwekker (Limburgs).
De wetenschappelijke naam van deze soort is voor het eerst beschreven door Linnaeus in 1758.
De bruine kikker is één van de wijdst verspreide soorten in Europa.
De kikker ontbreekt alleen in Portugal en komt slechts in een klein deel van het land voor in Spanje, Italië en Griekenland.
De soort is daarnaast uitgezet in Japan.
In Scandinavië komt de kikker voor tot boven de poolcirkel en is in Europa de meest noordelijk voorkomende amfibie.
Engels : Common frog, European common frog, European common brown frog
Duits : Grasfrosch
Frans : La Grenouille rousse |
Bruine kikker
auteur : Richard Bartz CC 2.5 |
De bruine kikker komt in zeer vele biotopen voor, zoals bossen, heidevelden, graslanden, ruderale terreintjes, en duinen.
Enige voorwaarde is de aanwezigheid van begroeiing en een strooisellaag of andere vochtige plekjes waar hij overdag kan schuilen.
In heel open gebieden als agrarische landschappen of zeer droge gebieden komt de soort niet voor.
De bruine kikker is slechts tijdens de voortplanting en de overwintering aan water gebonden en leeft buiten de wintermaanden en het vroege voorjaar op het land.
In vergelijking met de Zuid Europese verwanten heeft de bruine kikker een voorkeur voor wat koelere, vochtige gebieden, in bergbeken is het een van de algemeenste soorten.
De kikker komt voor in laaglanden op zeeniveau tot berggebieden, in de Pyreneeën komt de soort voor tot bijna 2700 meter boven zeeniveau.
In zure, voedselarme milieus (heidevennen, veengebieden) vinden we vaker de heikikker.
In Nederland en België worden verschillende biotopen gebruikt als voortplantingswater, van sloten en kleine poelen tot rietgordels van grotere visrijke wateren.
Ook minder natuurlijke wateren als stads- en tuinvijvers worden veelal voor dit doel gebruikt.
Het landbiotoop bestaat vaak uit naastgelegen houtwallen, bossen en andere begroeide delen met een strooisellaag die als schuilplaats wordt gebruikt.
|
Rana temporaria
auteur : H. Krisp CC 3.0 |
De bruine kikker is een relatief grote, gedrongen kikker met een grote, platte kop en een relatief stompe snuit.
De kikker wordt gemiddeld ongeveer 7 tot 9 centimeter lang.
Mannetjes kunnen tot maximaal 10 cm lang worden.
De vrouwtjes worden gemiddeld groter en bereiken maximaal 11 cm.
De kleur van de bruine kikker is altijd bruin, vrouwtjes neigen vaak meer naar rood, maar de variatie is enorm en ieder exemplaar heeft een iets afwijkende tekening.
Kenmerkend is de grote donkerbruine driehoekige vlek van de neusgaten over het oog naar de bovenzijde van de voorpoot, in de vlek is het trommelvlies gelegen dat ongeveer dezelfde kleur heeft en moeilijk te zien is.
Het trommelvlies of tympanum is ongeveer 3/4 van de diameter van het oog, een verschil met sommige andere soorten.
Op de bovenlip is vaak, maar niet altijd, een lichtere streep aanwezig.
Op de bovenzijde van de rug zijn twee huidplooien of dorsolaterale lijsten aanwezig die goed zichtbaar zijn door de lichtere kleur, met op het midden van de rug een lichtere maar niet altijd duidelijk zichtbare streep.
De achterpoten zijn altijd donker gebandeerd al kan de intensiteit variëren van duidelijk gebandeerd tot nauwelijks waarneembaar.
De buik is wit tot geelwit en vertoont soms een lichte grijze marmertekening bij de mannetjes tot een gele of rode marmertekening bij de vrouwtjes.
De keel is vaak wit of soms grijs met vaak een lichtere middenstreep.
De dieren foerageren alleen, omdat ze zelden voedsel vinden waar meer dan één hyena van kan leven.
Bij grote karkassen houden zich zelden meer dan drie dieren op.
Tijdens het foerageren kunnen ze afstanden afleggen van wel 54 kilometer.
|
Bruine kikker
auteur : Piet Spaans CC 2.5 |
De kleur van de kikker verandert tijdens de voortplantingstijd, de vrouwtjes krijgen gele en rode kleuren aan de flanken.
Mannetjes worden wat grijzig, soms met blauwe vlekjes op de flanken, maar ze worden niet blauw zoals de heikikker.
De kleur van de rug en bovenzijde van de kop is zeer variabel: van uniform bruin en ongetekend tot juist duidelijk gevlekt.
Bij populaties in berggebieden komen grillige zeer donkerbruine tot zwarte vlekken voor.
De meeste exemplaren hebben een onregelmatige tekening van donkere grillige vlekken op een lichtbruine achtergrond.
Geel- en oranjebruine en zelfs roodachtige exemplaren komen ook voor.
De ogen puilen duidelijk uit en zijn aan de zijkanten van de kop gepositioneerd.
De achterpoten zijn zeer lang, de vijf tenen dragende achterpoten hebben zwemvliezen, de vier vingers dragende voorpoten niet.
De eerste teen is langer dan de tweede, een onderscheid met andere soorten, de metatarsusknobbel van de mannetjes is relatief klein en zacht.
|
Tijdens de paargreep(amplexus) zie je duidelijk het verschil tussen mannetje en vrouwtje
auteur : Joostmooij from nl CC 3.0 |
De larven zijn lichtbruin gekleurd, ze hebben lichtere stipjes en een relatief lange staart.
De mondvelden van de larven zijn geschikt als determinatiekenmerk, met een sterke loep is het mogelijk de mondvelden te inspecteren en zo de structuur van de liptandjes te bepalen.
Op de onderlip zijn vier rijen aanwezig, de larven van de meerkikker en de Iberische groene kikker hebben hier drie rijen.
Van de vier rijen tandjes zijn er drie onderbroken.
Heikikkerlarven hebben twee rijen op de bovenlip, waarvan de onderste is onderbroken, en drie op de onderlip.
De springkikker heeft net als de bruine kikker vier rijen onderlipstandjes maar slechts drie rijen bovenlipstandjes.
|
Bruine kikker in Griekenland
auteur : Richard Bartz CC 2.5 |
De bruine kikker is een typische bodembewoner.
Desondanks kan hij wel degelijk klimmen, b.v. in een conifeerhaag.
Dankzij de krachtige en lange achterpoten is het een uitstekende springer en zwemmer.
Het zwemvermogen wordt verder vergroot door de zwemvliezen tussen de tenen, die voor een efficiëntere voortstuwing zorgen.
Meestal wordt de kikker op enige afstand van het water aangetroffen, zo'n 800 tot 1000 meter.
Alleen tijdens de voortplantingstijd of op warme dagen wordt het water opgezocht.
De overwintering vindt vaak op de bodem van een poel plaats, maar kan zich ook op het land voltrekken.
De kikkers verzamelen zich rond de overwinteringsplaats waarbij soms de mannetjes kwaken.
Soms worden actieve kikkers waargenomen onder het ijs.
De bruine kikker is nachtactief, de trek naar het voortplantingswater vindt tijdens de schemering of 's nachts plaats.
Alleen in de voortplantingstijd zijn de kikkers zowel overdag als 's nachts actief.
De larven en pas gemetamorfoseerde dieren zijn dagactief en schuilen 's nachts.
|
Bruine kikker in Noorwegen
auteur : Per from Norway CC 2.0 |
's Nachts gaat de bruine kikker op jacht en springt hij door de bossen over de bodem, op zoek naar voedsel.
De bruine kikker kan zoals de meeste kikkers statische beelden niet scherp zien en hapt naar alles wat beweegt en in de bek past.
De kikker grijpt de prooi met de snelle schiettong en duwt ze met behulp van de ogen omlaag.
Op het menu staan voornamelijk ongewervelden als insecten (kevers, sprinkhanen), wormen, duizendpoten en (naakt-)slakken.
Af en toe worden kleine gewervelde dieren gegeten zoals muizen en kleinere kikkers.
Volwassen kikkers hoeven maar twee tot drie keer per week te eten, in tegenstelling tot de jongen.
Deze moeten veel voedsel eten om probleemloos verder te kunnen groeien.
De bruine kikker heeft vele vijanden, in Europa zijn zo'n 20 soorten vogels die de kikker eten, zoals de witte en zwarte ooievaar, de bosuil en de buizerd.
Vijandelijke zoogdieren zijn de bunzing, de das en de vos.
Ook scharrelaars als de bruine rat en het wild zwijn eten de kikker als ze de kans krijgen.
Grote roofvissen als de forel jagen onder water op bruine kikkers, op de oever en op het land is de ringslang een belangrijke vijand.
Met name de ringslang is van zijn voedsel deels afhankelijk van de bruine kikker, andere kikkers worden ook gegeten maar zijn vaak niet zo algemeen.
Ook het voorkomen van een aantal marterachtigen kan afhankelijk zijn van de populatiegrootte van de bruine kikker.
De pas uitgekomen larven worden vaak gegeten door kleine watersalamanders.
|
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- tinternet |
|