De vliegtijd is van begin mei-half oktober in twee generaties.
De vlinders rusten overdag tussen de waardplant of andere vegetatie en zijn gemakkelijk op te jagen.
Ze vliegen vanaf de schemering boven de waardplant en bezoeken bloemen, ze komen zowel op licht als op smeer.
De rups : juli - mei.
De rups is ´s nachts actief en verbergt zich overdag tussen samengesponnen bladeren van de waardplant, jonge rupsen zitten vaak met meerdere exemplaren bij elkaar.
De soort overwintert als rups en verpopt zich in een cocon tussen de bladeren van de waardplant.
Een woordje bij de Nederlandse naam : De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.
De grondkleur van deze soort is, zeker bij de eerste generatie, bruin.
Hypena : hypene = een snor of een baard, naar de behaarde labiale palpen en mogelijk ook naar de haarborsteltjes die op de poten van een aantal soorten zitten. Hypena had aanvankelijk de status van een familie.
proboscidalis : proboscis = een olifantenslurf, naar de lange, vooruitgestoken palpen. Het is logischer om de twee palpen aan te duiden met olifantenslurf dan met mondgedeelte. Een slurf is een neus die ook gebruikt wordt als arm, terwijl een haustellum een mond is. Neus en mond zijn verschillende organen.