De bunzing wordt ook wel gewone- of Europese bunzing genoemd.
Daarnaast wordt de oudere naam fis soms gebruikt.
In de Achterhoek staat het dier bekend als ulk en in Zuid-Nederland ook wel als ulling.
Vooral in het water waar het beestje voorkomt, wordt een bunzing vaak een ulling genoemd.
Het woord ulling wordt lokaal ook wel gebruikt als vriendelijke scheldnaam.
Dan refereert het aan het stinkdier.
In het Wijchense boek: Wanne Proat en Allenig op een benkske, staat de ulling verder vernoemd als oud Wijchens woord.
In het oud Vlaams vindt men het woord fissauw of fiesjow terug als benaming voor de bunzing.
De bunzing werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Carolus Linnaeus in 1758.
Later werd de soort in het ondergeslacht Putorius geplaatst.
De verwante steppebunzing (Mustela eversmanii) werd door sommigen als een variatie beschouwd waaruit de gedomesticeerde fret is ontstaan.
De verouderde naam van de fret is dan ook Mustela eversmanii furo.
Dit wordt echter beschouwd als achterhaald en de steppebunzing wordt niet meer als oudersoort gezien.
De fret wordt soms wel als een aparte soort beschouwd, dan wordt de naam Mustela furo gebruikt.
|
Mustela putorius
auteur : foto op www.natuurenbos.be |
De bunzing behoort tot de orde van de roofdieren (Carnivora) en de familie marterachtigen (Mustelidae).
Het is een van de soorten kleine marters uit het geslacht Mustela.
De bunzing en met name de ondersoort fret wordt al eeuwenlang gebruikt bij de jacht op konijnen.
De bunzing wordt gezien als een nuttige soort vanwege het dieet van knaagdieren.
In vroeger tijden echter werden ze als ongedierte beschouwd en genadeloos afgeslacht.
Tegenwoordig zijn belangrijke menselijke bedreigingen het onopzettelijk vangen in klemmen en vergiftiging door stoffen die bedoeld zijn om knaagdieren te doden.
De bunzing werd vroeger wel bejaagd om zijn vacht te verwerken als bont in exclusieve kleding.
De soort is echter nooit zo populair geweest als andere marterachtigen zoals bijvoorbeeld de nerts, die hierdoor bijna werd uitgeroeid.
Tegenwoordig wordt de bunzing beschermd in veel landen en is het verboden om de dieren te doden.
Vroeger leefden ze soms ook in boerderijen en boerenschuren, waar ze getolereerd worden omdat ze niet jagen in de naaste omgeving van hun nest en andere roofdieren op een afstand houden.
De bunzing staat wel bekend als een plaagsoort voor kippenfokkerijen.
Dit komt omdat ze voedselvoorraden aanleggen en veel meer kippen doden dan ze op kunnen eten en de rest van de prooien wegslepen.
Tenslotte is de bunzing een mogelijke drager van hondsdolheid, dat mensen en huisdieren kan besmetten en ziek maken.
Tenslotte kan de hondenziekte worden overgebracht op honden en kan de bunzing verkoudheid verspreiden.
De bunzing is berucht vanwege de stank die kan worden verspreidt via de anaalklieren.
Het dier duikt op in het gezegde stinken als een bunzing, wat betekent dat iemand een ergerlijke stank verspreidt.
|
bunzing als bandiet
foto op www.donschley.nl |
De bunzing is een felle rover die naast muizen, ratten en kikkers ook een (veel groter) konijn niet uit de weg gaat.
Konijnen worden tot in hun hol achtervolgd.
Ook vogels worden gegeten zoals weidevogels en de bunzing kan met gemak een veel grotere kip aan.
De bunzing maakte vroeger voornamelijk konijnen buit, maar door de ziekte myxomatose zijn konijnen in delen van het areaal vrijwel uitgeroeid.
Tegenwoordig eet de bunzing daarom vooral andere knaagdieren en kikkers maar ook vogels, vissen, regenwormen, insecten, hagedissen en aas worden gegeten.
Ondanks het voornamelijk carnivore dieet worden soms ook wel vruchten gegeten.
De bunzing heeft een voorkeur voor knaagdieren, alleen als deze schaars zijn wordt overgeschakeld op het eten van andere dieren en fruit.
Het spijsverteringsstelsel van sommige andere roofdieren zoals beren is aangepast op een dergelijke omschakeling, maar bij de bunzing ontbreekt een dergelijk vermogen.
Het menu van de bunzing is deels afhankelijk van de geografische omstandigheden.
In graslanden worden vooral konijnen gegeten, in moerassen worden meer kikkers buitgemaakt.
De bunzing spoort zijn prooi op met behulp van het goed ontwikkelde reukvermogen, en niet zozeer op zicht.
Een prooidier wordt meestal in de nek gebeten en vervolgens heen en weer geschud om het te doden.
Jonge exemplaren oefenen hierop door elkaar tijdens het spelen zachtjes in de nek te bijten.
Bij grotere prooien zoals fazanten wordt de nek geheel afgebeten.
De bunzing legt voedselvoorraden aan.
Soms kunnen enkele tientallen dode of verlamde kikkers en padden worden aangetroffen vlakbij het hol van een bunzing.
Ook het massaal doden van kippen komt voor als het dier de kans krijgt.
|
Mustela putorius
auteur : Dieder Plu foto op www.natuurfotoalbum.eu |
Belangrijke vijanden van de bunzing zijn honden, vossen en slangen.
Bij een confrontatie met een roofdier wordt een blazend geluid gemaakt.
De bunzing is zeer wendbaar en kan zowel voor- als achteruit lopen om aan vijanden te ontkomen.
De huid van de bunzing is voorzien van een elastisch bindweefsel dat niet makkelijk te doorboren is.
De huid biedt hierdoor enige bescherming tegen de tanden van roofdieren.
Als het dier in het nauw wordt gebracht richt het de achterzijde op de vijand en spuit het een melkachtig vocht uit de erwtgrote geurklieren aan de staartbasis.
Deze straal kan ongeveer 50 centimeter ver reiken.
De geur ervan verspreidt zich echter veel verder en staat bekend als verschrikkelijk stinkend.
Deze afscheiding wordt ook gebruikt om het territorium te markeren.
De wetenschappelijke naam Mustela putorius verwijst hiernaar en betekent vrij vertaald stinkende wezel.
|
Albino bunzing
auteur : Luciano Bernardi CC 3.0 |
Al vroeg in het voorjaar begint voor de bunzing de paartijd, ook wel roltijd genoemd.
Deze duurt van maart tot juni. Het mannetje is geslachtsrijp tussen maart en mei, het vrouwtje eind maart, begin april.
Gedurende deze tijd zijn de mannetjes agressief tegen elkaar en achtervolgen elkaar al schreeuwend.
Dit kan ook op klaarlichte dag gebeuren, waarbij de dieren zich niets aantrekken van andere dieren.
De draagtijd varieert van 40 tot 45 dagen, deze kan oplopen tot 65 dagen.
Ook het aantal jongen verschilt, gemiddeld worden drie tot acht jongen geboren per worp en meestal zijn het er vijf tot zes.
Een vrouwtje produceert in de regel een enkel nest per jaar.
Als het nest verloren gaat kan ze nog een tweede keer jongen werpen.
De vroegste nestjes komen rond eind april, begin mei.
In het wild worden bunzings maximaal vier tot vijf jaar oud.
Veel exemplaren vinden vroegtijdig de dood door predatie of menselijke activiteiten.
In gevangenschap zou de bunzing tot 14 jaar kunnen worden, maar dit is nooit officieel vastgesteld.
Het oudste in gevangenschap gehouden exemplaar werd iets ouder dan 11 jaar.
|
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- tinternet |