In oktober 1919 kwam de eerste Bentley motor - een 3 liter- tot leven, in een klein atelier in New Street Mews, nabij Baker Street, Londen. Er werd gebruik gemaakt van aluminium zuigers, een vinding van Bentley en nu gebruikelijk in de autoindustrie. Kort na de bouw van de EXP-1 (zowel mator als chassis hadden codenummers) werd de motor tentoongesteld op de 1919 Olympia motor show in Londen.
Daarna begon de produktie langzaam, en in 1921 startte men in een nieuwe fabriek in Cricklewood, Noord Londen. De eerste 3-litre -de eerste wagen genoemd naar zijn cilinderinhoud- werd geleverd in september dat jaar.
De nieuwe fabriek in Cricklewood. foto : Bentley
Bentley 4½ Litre
De Bentley 4½-litre was een evolutie van de 3-litre.
Het chassis, de ophanging en het remsysteem van de 3-litre werden gebruikt.
De cilinders werden uitgeboord tot 100mm tot een inhoud van 4398cc, goed voor 110pk voor het weg-model en 130pk voor het race-model.
Deze wagens met een vier-cilinder motor hadden een wielbasis van 2984mm en 3302mm.
4½-Litre Sporting Four Seater (1929) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
In 1927 was er een 4½-Litre aan de start van de 24 uren van LeMans, maar crashte.
In 1928 was er winst voor de piloten Woolf Barnato en Bernard Rubin.
Er werden 665 4½-Litre Bentleys gebouwd (inclusief 6 wagens gebouwd na de overname door Rolls Royce).
Bentley 4½-Litre Drophead Coupé (1930) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
4½-Litre Supercharged ("Blower Bentley")
De eerste "blown" Bentley was een supercharged 3-litre, gebouwd in de eigen werkplaats in 1926.
W. O. Bentley verwierp de gedwongen inductie en Henry "Tim" Birkin werd toegezegd de blazer Bentley te ontwikkelen als een particuliere onderneming. In januari 1929 pacht hij een workshop in Welwyn Garden City, huurde een team van ex-Bentley mechaniciens, en creëerde een team van vier supercharged Bentleys (drie straat-auto's voor de race op Le Mans) en een éénzitter auto bestemd voor gebruik op Brooklands circuit.
4½-Litre SC Tourer (1930) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
De grote rootscompresser werd geplaatst buiten de motorkap welke hem een uniek voorkomen gaf.
Deze roostscompressor had een enorm verbruik, de gewone 4½-Litre had een verbruik van 16l/100km.
De wagen met rootsblower slikte maar liefst 102l/100km.
Met een vermogen van 175 pk waren de verwachtingen voor race succes hoog, maar duurzaamheid ontbrak en de Blowers wonnen nooit een belangrijke race. Op het einde was het WO Bentley's grotere 6 ½ Litre auto die overwinningen zou veilig stellen voor Bentley in Le Mans in 1929 en 1930.
Birkin's beroemde rode single-seater Blower, gebouwd en onderhouden in zijn Welwyn Garden City atelier, bracht echter het Brooklands Outer Circuit ronde record op 137.96 mph (222,03 km / h) in 1932.
Het record stond nog twee jaar op het bord voordat het verbroken werd door John Cobb's 24 liter Napier Railton.
Bentley 4½Litre SC Drophead Coupé (1931) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
Deze wagen werd door Ian Fleming als eerste gekozen voor James Bond, en werd gebruikt in drie van zijn novellen, Casino Royale, Live en Let Die en Moonraker.
Ian Fleming himself was eigenaar van een "Blower Bentley" vandaar zijn inspiratie om de wagen te gebruiken voor zijn personage 007.
Fleming kocht de wagen van Amherst Villiers nadat deze was gebouwd voor hem door Bentley.
Deze wagen was recent nog te zien in het Yorkshire Motor Museum in Batley maar na het sluiten van het museum verdween deze in een private collectie.
Er werden 55 4½-Litre Supercharged Bentley's gebouwd.