De opkomst van de tokonama zorgde voor een nieuw inzicht in het begrip bonsai. Het werd steeds belangrijker om het aanzicht van een boom terug te brengen tot de meest wezenlijke delen. Datgene wat wezenlijk was werd destijds ingegeven door godsdienst. Het zenboeddhisme, dat destijds in Japan populair was, hing sterk aan natuur en stelde de mens als ontvankelijke macht ondergeschikt aan de essentie van de natuur. Om dit gegeven zichtbaar te maken, waren bonsai zeer geschikt, mits ze in een sobere opstelling werden ondergebracht. Uitsluitend dan zouden ze de aanschouwer de essentie van Boeddha kunnen tonen. Bovendien ontwikkelde zich toen het inzicht dat het innerlijke van de plantensoort leidend moest zijn voor de gehele compositie. Van circa 1700 tot 1849 ontwikkelden zich tal van bonsai-stijlen die toegeschreven werden aan hoofdlijnen van 'plantengeesten'; bonsaimeesters hadden destijds nauwkeurig naar wilde bomen en planten gekeken en hun bevindingen genoteerd. Dit leidde tot het optekenen van 15 hoofdstijlen.
|
Cascade stijl bonsai(conifeer) op de "Foire du Valais", Martigny, Zwitserland auteur: Dake CC 3.0 |
| - Chokkan (Rechtopgaande stijl): deze stijl is een veel voorkomende Bonsai vorm. Ook in de natuur komt deze stijl veel voor, vooral op lichte plekken waar de boom geen concurrentie heeft van andere bomen. In de recht lopende stam moet een duidelijke verjonging te zien zijn, de stam moet dus onder dikker zijn dan aan de top. Op ongeveer 1/4 van de stamlengte groeien de eerste zijtakken. De top wordt gevormd door een tak, de stam loopt dus niet helemaal tot het einde door. |
| - Shakkan (hellende stijl): hierbij staat de boom schuin naar één kant. Vaak wordt een hoek van 70 tot 90 graden beschreven. De wortels onder de hellende stam lijken in de grond te worden gedrukt, terwijl de wortels zich aan de andere zijde krachtig tonen. Asymmetrische verdeling van takken en taps toelopende stam. Zichtbaar bij alle boomsoorten. |
| - Moyogi (gebogen opgaande stijl): onderaan beschrijft de stam een goed zichtbare bocht, waarna in de hogere delen van de stam het evenwicht gezocht wordt. De takken zijn asymmetrisch verdeeld en de stam loopt taps toe. Zichtbaar bij vrijwel alle boomsoorten.
|
| - Kengai (cascadestijl): in deze stijl wordt een door natuurkrachten naar beneden groeiende boom afgebeeld. In de natuur treedt dit fenomeen onder andere op in rotsachtige omgeving, waar bomen onder meer door vallende rotsblokken en hevige sneeuwval, vaak gedwongen worden om krom naar beneden te groeien. Niet zichtbaar bij snel groeiende boomsoorten. |
| - Han-Kengai (half-cascadestijl): de kruin is aanwezig, doch laag. een der takken helt over en doet denken aan Kengai. Niet zichtbaar bij snel groeiende boomsoorten. |
| - Bunjingi (literati- of wijsgerenstijl): deze stijl is gebaseerd op het principe van de vrijgestelde boom in een bos op voedselarme grond. Deze bosbomen hebben namelijk een hoge, sierlijke kroon die op een matig gekronkelde stam staat. Zichtbaar bij met name naaldbomen. |
| - Hokidachi (bezemstijl): de naam geeft al aan dat de boom qua uiterlijk gelijkt op een bezem. Een rechte stam eindigt in een ronde, dicht vertakte kroon. Zichtbaar bij iep en haagbeuk. |
| - Yose-ue (bosstijl): een groep bomen die als geheel een natuurlijk element van een landschap vertegenwoordigen. Zichtbaar bij alle boomsoorten. |
| - Seki Joju (wortels-over-steenstijl): deze stijl is gebaseerd op bomen die op rotsen hun wortels naar beneden sturen ten einde daar meer voedingsstoffen en water te vinden. Wortel en stam krijgen daardoor hetzelfde uiterlijk. Zichtbaar bij vrijwel alle boomsoorten. |
| - Ishisuki (hangend-aan-een-rotsstijl): de boom groeit in een spleet van een rots. Wortels zijn niet zichtbaar buiten de rots, wel de wortelaanzet. Alle voedingsstoffen en water worden uit het diepe van de rots gehaald. Zichtbaar bij vrijwel alle boomsoorten. |
| - Sokan (dubbelstammige stijl): twee stammen komen uit dezelfde wortelhals, waarbij de één dikker is dan de ander. Zichtbaar bij alle boomsoorten. |
| - Ikadabuki (vlotstijl): een omgeworpen boom richt de zijtakken op, waaruit schijnbaar nieuwe boomindividuen omhoogkomen. De stam(-loop) blijft zichtbaar. Zichtbaar bij alle boomsoorten. |
| - Fukinagachi (windgestriemde/verwaaide stijl): Bij deze stijl helt de boom over en alle levende takken wijze in een richting. Deze stijl is geschikt voor naaldbomen en voor loofbomen en struiken.In Nederland met zijn winderig klimaat kun je mooie voorbeelden zien in de kuststreek (duinen) en ook in de polders. Door de wind neigt de boom van de wind af en de takken neigen allen in dezelfde richting. |
| - Sharimiki (drijfhoutstijl): uitsluitend vertegenwoordigd door jeneverbes. De stammen van jeneverbessen die in rotsachtige gebieden groeien, worden door steenslag vaak ontschorst en gedeeltelijk geschild. Door de zon bleken deze wonden vaak uit tot witte lijnen in de stam. Dit worden Shari's genoemd. |
| - Saikei (natuurlijk landschap): een natuurlijk landschap dat in zijn aanzicht vrij is van menselijke invloeden. Per definitie niet gebonden aan de aanwezigheid van bomen, wel vaak gewenst in het kader van bonsai. |
Naast de klassieke, Japanse bonsaivormen met de specifieke, esthetische regels, doen nieuwe termen zoals potensai, mallsai en snobsai de ronde. Potensai wordt vaak gebruikt als men een bonsai in wording wil aanduiden. Mallsai is een massabonsai die met weinig toewijding en esthetische criteria heel goedkoop wordt aangeboden in de supermarkten of tuincentra. Snobsai is een aanduiding voor een dure bonsai die door rijke mensen zonder enige kennis van bonsai wordt gekocht en puur als decoratie en/of statussymbool wordt gebruikt.
|
Bron : Wikipedia CC 3.0 tinternet |