Een nonkel van mij was fietsenmaker en woonde naast de grote gevangenis in Leuven. Tegen de muur van die gevangenis had hij een duivenkot. Op een dag toen tante iets moest gaan ophalen in de kelder, hoorde ze daar een vreemd gerucht. Ze verwittigde haar echtgenoot en er bleek een ontsnapte gevangene in de kelder te zitten. Volgens het verhaal was die man, op welke manier dan ook, in dat duivenhok kunnen kruipen en zo in de tuin en vandaar naar de kelder. Ze hadden geen telefoon bij nonkel en tante is de gevangenis gaan verwittigen, terwijl nonkel de wacht hield. Het duivenkot is er moeten aan geloven.
|