Ik kan niet meer eten of slapen. Ik wist niet dat je iemand zo kon missen. Mijn echtgenote ligt in de kliniek en ik kan niet tegen alleen zijn. Ik loop hier de muren op. Zij mocht dan al voor de tv zitten en ik hier aan mijn bureau, maar je voelt iemands aanwezigheid. Ik kan er niet tegen hier nu op mijn eentje zitten rond te dolen. Ik ga kapot aan alleen zijn. Zelfs mijn hoofdtelefoon met klassieke muziek kunnen niet helpen. Ik geraak gewoon niet in slaap en morgenvroeg ben ik dan weer een wrak. Ik heb alles om gelukkig te zijn, maar momenteel ben ik het niet. Ik hoop dat er snel een dag komt dat ik eens een vrolijk bericht kan schrijven.
|