Bleek schildzaad (Alyssum alyssoides) is een eenjarige plant, die behoort tot de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae). De soort staat op de Nederlandse Rode Lijst planten als zeer zeldzaam en sterk afgenomen. De plant komt van nature voor in Eurazië.
De plant komt voor op droge, kalkhoudende zandgrond, langs spoorwegen en op stenige plaatsen.
Engels : Small Alison, Pale Madwort Duits : Kelch-Steinkraut Frans : Herbe de la rage, Alysson calicinal
De plant wordt 5-30 cm hoog en is aan de basis vertakt. De 0,5-3 cm lange bladeren zijn lancetvormig en de onderste omgekeerd-eivormig. De witachtige onderzijde van het blad is dicht bezet met sterharen en de bovenzijde is dun behaard.
Bleek schildzaad bloeit van april tot juni met lichtgele, bij het einde van de bloei wit verblekende bloemen. De kroonbladen zijn 2,5-4 mm lang. De zeer smalle kelkbladeren zijn 2-3 mm lang. De bloem heeft zes meeldraden en bij de twee korte meeldraden zitten klieren. De bloeiwijze is een tros met twintig tot vijftig bloemen.
De behaarde, 3-4,5 mm lange, op doorsnee bijna ronde vrucht is een hauw met vier, afgeplatte zaden. De vrucht is aan de randen afgeplat en bol op de plaats van de zaden.
Het bleek nestzwammetje (Cyathus olla) is een paddenstoel uit de familie Agaricaceae. Het is een van de soorten nestzwammetjes waarbij de sporen gevormd worden in eivormige lichaampjes (peridiolen), die zelf weer in een nestvormige beker zitten. De buitenkant van de beker is bedekt met tegen de wand liggende, fijne grijsbruine haartjes.
Aanvankelijk is de beker bedekt met een vliezig dekseltje (epiphragm). Eerst zitten de eitjes met een wit draadje (funiculus)aan de binnenkant van de beker of aan elkaar vast. Later raken ze los en worden door de regen uitgespoeld. De eitjes bestaan uit een stevige wand (peridium), waarbinnen de sporen zitten, die later zoals ook bij stuifzwammen weggestoven worden.
Engels : Birds Nest fungi Duits : Topf-Teuerling, Bleigraue Teuerling Frans : Cyathus olla
Het bleek nestzwammetje onderscheidt zich van het gestreept nestzwammetje (Cyathus striatus) door het ontbreken van strepen op de beker en van Cyathus stercoreus omdat deze zwarte eitjes heeft.
De soort komt voor in groepen, vaak in een groot aantal op de grond in bossen en tuinen. Soms zitten ze ook in bloempotten. Het is vrij algemene verschijning, levend in of op plantenresten.
Het vruchtlichaam is 0,9-1,5 cm hoog en 0,7-1,3 cm breed. Het is bekervormig tot klokvormig met een omgebogen rand. Eerst is het vlokkig, later kaal. De kleur varieert van bruinachtig tot geelachtig grijsbruin. De binnenkant is glad en donkergrijs met zes tot acht 'eitjes', die grijsachtig van kleur zijn. Deze eitjes zijn schijfjes van ongeveer 2,5 mm.
Het bleek hooibeestje (Coenonympha dorus) is een dagvlinder uit de familie van de Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders, onderfamilie Satyrinae.
Engels : Dusky Heath Duits : ???? Frans : Fadet des garrigues
bleek hooibeestje auteur : Christian Widmann CC 3.0
Verspreiding: Komt in vrijwel geheel Portugal en Spanje voor, in ZO-Frankrijk (vanaf de O-Pyreneeën, via de Cevennen en Provence tot in de Alpen), het aangrenzende deel van de Italiaanse Zee-Alpen en in N- en M-Apennijnen.
Het bleek hooibeestje vliegt tot op 2200m hoogte. Komt niet in de BeNeLux voor.
Coenonympha dorus auteur : Al3Malka
Leefgebied: Droge zure graslanden Droog kalkgrasland en steppe Heide en struweel Sclerofiele struikvegetatie
De soort heeft één generatie per jaar en overwintert als rups.
Februari (ook wel: sprokkelmaand, schrikkelmaand, kortemaand, slijkmaand, regenmaand) is de tweede maand van het jaar in de Gregoriaanse kalender, en heeft 28 dagen in gewone jaren, en 29 dagen in schrikkeljaren. 30 februari is in de geschiedenis drie keer voorgekomen. Februari is genoemd naar de Romeinse god Februus, de god van de purificatie/onderwereld. Bij de oude Romeinen was februari de maand van de grote reiniging en boetedoening (de februa). In de oudste Romeinse kalender, die tien maanden telde, kwam februari niet voor. Toen het jaar werd verdeeld in twaalf maanden (onder koning Numa Pompilius), werd de laatste maand februaris gedoopt. Het jaar begon dus met maart.
De schrikkeldag verrekende men logischerwijze aan het einde van het jaar, dus aan het eind van februari. Pas in het jaar 456 werd januari de eerste en februari de tweede maand, de schrikkeldag bleef nu ten bate van de tweede maand komen.
Januari en februari zijn de laatste twee maanden die aan de kalender werden toegevoegd, aangezien de Romeinen de winter als een maandloze periode zagen.
Naamverklaringen - Februari werd aangemerkt als reinigingsmaand. De Romeinen vierden hun Lupercalia, reinigings- en vruchtbaarheidsfeesten ter ere van de wolfsgod Lupercus. In deze zelfde periode vierden de Germaanse stammen langs de Romeinse grenzen een ontuchtig vrouwen- en vruchtbaarheidsfeest. De Romeinen vonden dit heidense riten en duidden deze feesten aan met de naam Spurcalia, naar het Latijnse woord spurcus dat smerig betekent. Van dit woord is het Oudnederlandse woord sprokkelen een etymologische afleiding. De sprokkelmaand februari verwijst dus naar deze oude Germaanse vruchtbaarheidsfeesten. - Oudnederlandse/puristische naam: sprokkelmaand of regenmaand. De naam sprokkelmaand heeft niets te maken met het werkwoord sprokkelen. De naam is afgeleid van het woord sporkelen dat springen betekent. Dit slaat op het feit dat het aantal dagen eens in de vier jaar een dag verspringt. In veel Oudnederlandse teksten wordt sporcle gebruikt om de maand februari aan te duiden. Later dacht men dat dit woord een verbastering was van sprokkel.
Weetjes
- Romeinse naam: Februaris - De sterrenbeelden in februari zijn Waterman en Vissen - In gewone jaren begint februari op dezelfde dag van de week als maart en november. - In schrikkeljaren begint februari op dezelfde dag van de week als augustus.
Weerspreuken
- Al is de sprokkel nog zo fel, ze heeft vijf schone dagen wel. - Is februari nat en koel, dan is juli dikwijls heet en zwoel. - Lichtmis donker, maakt de boer een jonker. Lichtmis helder en klaar, maakt de boer tot bedelaar. - Ligt de wind in februari stil, dan komt hij zeker in april.
Weerextremen in België sinds begin van de metingen in Ukkel (1833)
1877 - Slechts één dag van deze maand blijft het droog. 1890 - Dit is de droogste maand februari ooit. Er valt slechts een tiende van de normale hoeveelheid regen. 1923 - In Ukkel schijnt de zon deze maand slechts 35 uur (normaal : 75 uur). Dit is de somberste maand februari van de eeuw, samen met februari 1966. 1942 - Dit jaar heeft het tijdens de maand februari elke dag gevroren in Ukkel (zoals in 1956). In dit station telt de maand een recordwaarde van zeventien sneeuwdagen. De maximale dikte van de sneeuwlaag bedraagt 18 cm. Elders in het land, meer bepaald in de Ardennen, worden merkwaardige sneeuwdikten gemeten : 18 cm in Ezemaal (Landen), 35 cm in Spa, 50 cm in Hives (La Roche), 70 cm in Borgoumont (Stoumont) en ongeveer 1 meter op het plateau van de Hoge Venen. 1945 - In Ukkel wordt geen sneeuwval gesignaleerd tijdens deze maand februari. Dit zal ook het geval zijn in 1959, 1972, 1975, 1980 en 1982. 1946 - Het heeft veel geregend tijdens de afgelopen maand februari. We meten een recordwaarde van 149,0 mm water in Ukkel (normaal : 53,5 mm). 1956 - In Ukkel is de afgelopen maand niet alleen de koudste februari van de eeuw (met een ruime voorsprong op 1929), het is ook de koudste maand van de eeuw zonder meer : de gemiddelde temperatuur van de maand bedraagt slechts 6,1 °C (normaal : 3,0 °C). Zoals in 1942 heeft het de hele maand gevroren en de minimumtemperatuur is eenentwintig keer onder 10 °C gezakt. De laagste temperatuur ( 16,7 °C) wordt geregistreerd de 23ste. 1959 - In Ukkel worden tijdens de afgelopen maand twee records gevestigd. Enerzijds is het de droogste maand februari, met een totale neerslaghoeveelheid van 5,9 mm (normaal : 53,5 mm). Anderzijds telt ze slechts vier neerslagdagen, het laagste aantal van de eeuw voor februari (normaal : 17 dagen). 1966 - Ex-aequo met 1923, is dit de somberste maand februari van de eeuw. De zon schijnt in Ukkel slechts 35 uur (normaal : 75 uur). 1975 - De zon schijnt gedurende 186 uur in Ukkel (normaal : 90 uur). Dit is de zonnigste maand februari ooit. 1990 - In Ukkel is de gemiddelde temperatuur de hoogste ooit voor de maand februari : 7,9 °C (normaal : 3,0 °C). 2010 - Dit jaar krijgen we de somberste maand ooit met slechts een derde van het normale aantal uren zonneschijn: 29 uur (normaal 90 uur).
Weerextremen in Nederland gemeten op het KNMI-station in De Bilt vanaf 1901
1926 - De somberste februari, de zon schijnt slechts 25,5 uur (normaal 75 uur). 1946 - De natste februari tot nu met 171,8 mm neerslag (normaal 47,5 mm). 1956 - De koudste februari tot nu toe, met een gemiddelde van -6,4 °C (normaal 3 °C). 1986 - Een uitzonderlijk droge februari met slechts 0,4 mm neerslag (normaal 47,5 mm). 1990 - De zachtste februari tot nu met een gemiddelde van 7,6 °C (normaal 3 °C). 2003 - Tijdens de maand februari schijnt de zon 157,7 uur in De Bilt.
Bron : - Wikipedia CC 3.0 - www.meteo.be - www.knmi.nl
Het bleek bosvogeltje (Cephalanthera damasonium) is een mixotrofe, epiparasitaire, vaste plant, die behoort tot de orchideeënfamilie. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en iets afgenomen. De plant is wettelijk beschermd. Bleek bosvogeltje komt voor in Eurazië en in Nederland in Zuid-Limburg. Het bleek bosvogeltje onderscheidt zich van het wit bosvogeltje (Cephalanthera longifolia) door de veel bredere bladeren.
Engels : White helleborine Duits : Bleiches Waldvöglein, Blasses Waldvöglein Frans : Céphalanthère de Damas
De plant wordt 30-60 cm hoog, vormt uitlopers en heeft twee of drie groengele tot lichtgroene bladeren. De onderste zijn eirond tot eirond-lancetvormig. Daarboven zitten één of meer schutbladeren (bracteeën). Het bleek bosvogeltje bloeit in mei en juni met geelachtig witte bloemen, waarvan de buitenste bloemdekbladen 15-20 mm lang zijn. De aar is losbloemig en bestaat uit drie tot twintig bloemen. De bloemen zijn bijna niet of slechts voor een korte tijd geopend. De plant doet aan cleistogamie (zelfbevruchting in een ongeopende bloem).
Cephalanthera damasonium auteur : J.F.Gaffard Jeffdelonge at fr.wikipedia CC 3.0
De vrucht is een doosvrucht. Het zaad is zeer fijn (stofzaad).
Het bleek bosvogeltje komt voor in loofbossen, struikgewas en in grasland langs bosranden op kalkhoudende grond.
31 Verjaardag VANDAAG 31 januari 2011 voor (volledige) biografie klik op de foto 334
Koningin Beatrix, koningin der Nederlanden Beatrix Wilhelmina Armgard, Prinses van Oranje-Nassau, Prinses van Lippe-Biesterfeld, is sinds 30 april 1980 regerend Koningin der Nederlanden
Het bleek blauwtje komt algemeen voor in Centraal-Europa, op droge zure graslanden. Als zwerver en dwaalgast kan de vlinder worden aangetroffen in Nederland en België.
bleek blauwtje - vrouwtje auteur : Rosenzweig CC 3.0
Het bleek beertje (Nudaria mundana) is een nachtvlinder uit de familie van de uilen (Noctuidae), onderfamilie beervlinders (Arctiinae). De voorvleugellengte bedraagt tussen de 10 en 12 millimeter. De soort komt verspreid over het Europa en Klein-Azië voor. Hij overwintert als rups.
Engels : Muslin Footman Duits : Blankflügel-Flechtenbärchen, Blankflügel, Felsen-Blankflügel, Zwergflechtenspinner Frans : la mondaine
Het bleek beertje is in Nederland een zeer zeldzame soort, die door goed zoeken een enkele keer wordt gezien in Noord-Holland langs het IJsselmeer. In België is het ook een zeldzame soort, die tegenwoordig alleen in de provincie Namen wordt gezien.
Nudaria mundana auteur : David Painter
De vlinder kent één generatie die vliegt van eind juni tot en met augustus.
Het bleek beertje heeft als waardplanten korstmossen en mossen op vochtige plaatsen.
Als habitat vooral open steenachtige plaatsen en struwelen.
De blauwzwarte houtbij (Xylocopa violacea) is een insect uit de onderfamilie houtbijen (Xylocopinae). De soort lijkt op een grote vlieg, maar is een solitaire bij, een bij die geen nest kent met een koningin en werksters.
Het is een van de grootste soorten bijen in Europa, en leeft voornamelijk in het centrale en zuidwestelijke deel van dit continent. In Nederland en België is de soort zeldzaam maar wordt de laatste jaren vaker aangetroffen.
Engels : violet carpenter bee Duits : Große biene, Blaue Holzbiene Frans : abeille charpentière, abeille perce-bois, abeille xylocope
De blauwzwarte houtbij wordt twee tot bijna drie centimeter lang en is alleen al aan de grootte te herkennen. Ook de kleur is opmerkelijk voor een bij ; zwart met een sterk iriserende paarse glans. Met name in het zonlicht lijkt het insect eerder paars dan zwart van kleur, vooral de vleugels. Het lichaam is vrij sterk behaard, vooral de poten, en de twee antennes hebben een duidelijke knik.
Mannetjes zijn van vrouwtjes te onderscheiden door een lichter deel aan de bovenzijde van de antennes.
Ondanks de grootte is deze solitaire soort niet agressief en steekt alleen in uiterste nood, en dan alleen de vrouwtjes want mannetjes hebben geen angel. Zowel de mannelijke als de vrouwelijke houtbij overwinteren om in het voorjaar te paren.
De mannetjes jagen andere mannetjes weg en achtervolgen vrouwtjes om mee te paren, hierdoor letten ze niet op de omgeving en botsen overal tegenaan.
De eitjes worden afgezet in dood hout, echter geen rottend dood hout maar pas afgestorven bomen die nog een harde structuur hebben. Geschikte houtsoorten zijn lariks, pruim, kers en berk.
Het vrouwtje graaft lange nesttunnels die 30 centimeter lang kunnen zijn en stouwt het einde vol met nectar en stuifmeel als voedsel voor de larve. Op iedere voedselvoorraad wordt een eitje afgezet, de eitjes worden in aparte kamertjes afgezet en gescheiden door schotjes van fijngeknaagd hout. Omdat ook houten delen van huizen, kunstvoorwerpen en andere voorwerpen als nestplaats geschikt zijn, richt de bij soms schade aan met het knagen aan het hout.
Nadat de eitjes zijn afgezet verlaat de bij het nest en gaat haar eigen gang.
De volwassen bijen eten stuifmeel en nectar en zijn van maart tot september te zien op bloemrijke plaatsen.
De soort is 31 cm lang, en het verenkleed van beide geslachten is gelijk: ze hebben een zwarte kop met een witte vlek op het achterhoofd, een kenmerkende, twee-kleurig blauwe gelaatshuid, een gele iris en een olijfgroene staart en rug.
De Blauwwanghoningeter leeft in Australië, Tasmanië en Nieuw-Guinea. Ornithologist John Latham beschreef deze vogel in 1802 als Gracula cyanotis. Nader onderzoek heeft in de afgelopen eeuwen meerdere geslachtsnamen opgeleverd, van Turdus tot Merops, maar uiteindelijk is de correcte naam dus Entomyzon geworden. Naast de nominaatvorm cyanotis cyanotis zijn er nog drie ondersoorten beschreven:
- Entomyzon cyanotis albipennis, deze toont wit in de vleugels en een onderbroken nekstreep. Komt voor in Noord-Australia (Kimberley, Western Australia en New Queensland). - Entomyzon cyanotis harterti, komt voornamelijk in New Guinea voor. - Entomyzon cyanotis griseigularis, die in Noord-Australië en in Nieuw Guinea voorkomt.
blauwwanghoningeter auteur : Hans Hendriks
Blauwwanghoningeters leven in tropisch en subtropisch open bosgebied, meestal in de buurt van water. Omdat ze ook vaak in en rond bananenplantages leven, hebben ze de bijnaam bananenvogel gekregen. Het zijn binnen de familie van honingeters de grootste vogels, ze worden tot wel 30 cm groot. Ze zijn luidruchtig en sociaal, ze leven in paren en in kleine groepen.
Het menu is zeer gevarieerd, ze eten voornamelijk insecten en andere ongewervelde dieren, maar ook nectar en stuifmeel, bloemen en bessen.
Blauwwanghoningeters maken van takjes en boomschors een diepe kom als nest, soms in holtes, vaker vastgezet in de V-vorm van takken.
In de Antwerpse Zoo is al een paar keer succesvol met deze prachtvogels gekweekt. Bij jonge vogels bijft de wangvlek maandenlang geelgroen, pas na de volledige rui kleurt deze langzaam naar blauw.
De blauwwangbijeneter of groene bijeneter (Merops persicus) is een vogel uit de Bijeneters familie.
De vogels broeden in Marokko, Algerije en subtropisch Azië vanaf Oost Turkije tot in Kazachstan en India. Het is een trekvogel die in Afrika overwintert. De Aziatische volgels overwinteren in het Indiase subcontinent.
Engels : Blue-cheeked Bee-eater Duits : Blauwangenspint Frans : Guêpier de Perse
Net als anderse soorten bijeneters is de groene bijeneter een slanke, fraai gekleurde vogel. De hoofdkleur is groen, maar het gezicht heeft blauwe zijkanten en de vogel heeft een gele en bruine keel. De onderkant is blauwachtig van kleur. De snavel is zwart, lang, spits en licht omlaag gebogen. Hij kan een lengte bereiken van 28-32 cm, dit is inclusief de twee geëlongeerde staartvleugels, die tussen de 4 en 8 cm lang kunnen zijn. Mannetjes en vrouwtjes zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Voor wat betreft hun broedgebieden hebben Groene bijeneters een voorkeur voor subtropische droge gebieden met een paar bomen, zoals acacia's. Zij overwinteren in open bosgebieden of graslanden. De vogels hebben een sociale levenswijze en ze jagen gemeenschappelijk in zwaluwachtige vluchten. Zoals de naam al aangeeft, eten zij voornamelijk insecten, bijen, wespen en hoornaars en vooral libellen. Hun uitkijkposten bevinden zich veelal op dorre takken of telefoondraden.
Vandaar vliegen zij korte missies om prooien te bemachtigen. Dezen vangen zij vaak in volle vlucht. Zij eten tot 250 bijen en insecten van vergelijkbare grootte per dag. Zij zijn immuun voor steken.
Voordat zij hun prooi consumeren ontdoen zij het gevangen insect eerst van de angel door het dier herhaaldeijk tegen een hard oppervlakte te slaan.
blauwwangbijeneter auteur : John A. Thompson
Deze bijeneters zijn kieskeurig wat betreft hun nestplek. Zij broeden in kolonies in zanderige banken. Daarin graven zij een relatief lange tunnel, waarin het vrouwtje 4 tot 8, ronde witte eieren leggen. Beide sexes zorgen voor de eieren.
Hun roep klinkt 'vlakker' en minder 'fluiterig' dan de Europese Bijeneter.