De bleke morgenster (Tragopogon dubius) is een kruidachtige, tweejarige plant uit de composietenfamilie (Asteraceae). De soort komt van nature voor van Europa tot West-Azië. De plant is ingevoerd in Noord-Amerika.
Engels : Common Salsify, Goat's Beard, Goats Beard, Goatsbeard, Meadow Goat's-Beard, Showy Yellow Goatsbeard, Western Goat's Beard, Wild Oysterplant, Yellow Goat's Beard, Western Salsify, Yellow Salsify Duits : Große Bocksbart Frans : Grand salsifis, Salsifis douteux
De plant wordt 40-80 cm hoog en heeft een grote penwortel. De plant bevat veel melksap.
De tot 25 cm lange bladeren zijn lancetvormig en op dwarsdoorsnede driehoekig. Aan de basis zijn de bladeren 2,5 cm breed en lopen naar boven spits toe. Bleke morgenster bloeit van mei tot juli met alleenstaande, bleekgele lintbloemen, waarbij de 3 cm lange en 3 mm brede omwindselbladen langer zijn dan de lintbloemen.
De bloemstengel is naar boven sterk verbreed en net onder het bloemhoofd hol. De stijlen zijn paars.
vruchtpluis van de bleke morgenster auteur : Stan Shebs CC 3.0
De vrucht is een tot 3 cm lang nootje met 1 cm lang gesteeld wit vruchtpluis. Als zodanig vormt zich een "pluizenbol".
De bleke morgenster komt voor op open, tamelijk droge zandgrond, op spoordijken en industrieterreinen.
De bleke langsprietmot (Nematopogon swammerdamella) is een nachtvlinder uit de familie Adelidae, de langsprietmotten.
Engels : Nematopogon swammerdamella Duits : ??? Frans : ???
Bleke langsprietmot - wijfje auteur : James Lindsey at Ecology of Commanster CC 3.0
De spanwijdte bedraagt tussen de 18 en 21 millimeter. De soort overwintert tweemaal als rups.
De rups van de bleke langsprietmot leeft van verdord en rottend blad, maar ook van vers blad van allerlei bomen.
Nematopogon swammerdamella auteur : Jan Jurnícek
De bleke langsprietmot is in Nederland en in België een vrij algemene soort, die verspreid over het hele gebied kan worden gezien. De soort kent één generatie die vliegt van april tot juni.
De bleke klaproos (Papaver dubium) is een éénjarige plant uit de papaverfamilie (Papaveraceae).
De verspreiding: In het Middellandse Zeegebied en in het grootste deel van Europa. Ingeburgerd in Noord-Amerika en Australië.
De soort komt voor op zanderig bouwland, graanakkers, bermen, langs spoorwegen, spoorwegterreinen, ruderale plaatsen, puin en op braakliggende grond.
Engels : Long-headed Poppy, Blindeyes, Long-Pod Poppy, Orange Poppy Duits : Saatmohn Frans : Pavot douteux, Petit coquelicot de Lecoq
Bleke klaproos
De plant wordt 20-60 cm hoog. De soort is kleiner dan de grote klaproos en de bloemen zijn meer oranjeachtig van kleur en soms aan de voet zwart gevlekt. De stengels zijn stijfbehaard. Het blad is grijsachtig groen, kortbehaard, de bovenste slip is niet of weinig groter dan de andere (er is geen duidelijke eindlob). Deze bladeren vallen na een week uit elkaar.
De bleke klaproos heeft een langwerpige, meer dan twee maal zo lang als brede, met poriën openspringende doosvrucht met hierop een deksel.
De plant is alleenstaand en bloeit van eind mei tot augustus. De bloem is oranjeachtig rood en heeft een doorsnede van 3-7 cm. Soms is er een donkere vlek aan de voet van het kroonblad. Ze hebben veel purperkleurige meeldraden en een stempelschijf met vijf tot negen groenachtige, bruine of paarsachtige stempelstralen. De stralen overdekken elkaar niet of bijna niet.
vrucht van de bleke klaproos foto : Franco Rossi
Klaprozen zijn, met name in Groot-Brittannië en andere landen van het Gemenebest, het symbool van de Eerste Wereldoorlog, omdat ze op de slagvelden in Vlaanderen uitbundig bloeiden. Bij de Engelse nationale dodenherdenking (Remembrance Day) worden door de vorstin en hoogwaardigheidsbekleders klaprooskransen gelegd (geen echte, omdat klaproosbloembladen snel uitvallen).
In de iconografie is de klaproos het attribuut van Hypnos, de Griekse god van de slaap.
De zaden van de klaproos worden gebruikt in bepaalde (voornamelijk zoete) gerechten zoals de traditionele Poolse Makowiec-cake.
Het sap van de klaproos werd vroeger gebruikt om Edammer kaas mee te kleuren.
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis.
De bleke grasuil (Mythimna pallens, synoniem Aletia pallens) is een nachtvlinder uit de familie Noctuidae, de uilen. De voorvleugellengte bedraagt tussen de 14 en 17 millimeter. Het imago kan verward worden met de stompvleugelgrasuil en de spitsvleugelgrasuil.
De gekraagde grasuil is in Nederland en België een vrij gewone vlinder, die over het hele gebied verspreid voorkomt, vooral aan de kust.
Engels : Common Wainscot Duits : Weißadereule Frans : La Noctuelle pâle
Bleke grasuil auteur : James Lindsey at Ecology of Commanster CC 3.0
De bleke grasuil, stompvleugelgrasuil en spitsvleugelgrasuil, die alle drie vrij algemeen in Nederland en België voorkomen, zijn vrij lastig van elkaar te onderscheiden, met name bij meer afgevlogen exemplaren. Bij de bleke grasuil is de zwarte veeg over de voorvleugel langs de witte hoofdader minder duidelijk dan bij de stompvleugelgrasuil en spitsvleugelgrasuil.
Ook is bij de bleke grasuil de achtervleugel voornamelijk wit, bij de andere twee soorten donkerder grijs. De spitsvleugelgrasuil heeft verder een opvallend puntje aan de vleugel, die de stompvleugelgrasuil niet heeft.
Mythimna pallens auteur : Marrku Savela
Rups: september-mei en juli-augustus. De soort overwintert als jonge rups, laag in de vegetatie. De rups foerageert ´s nachts en verpopt zich in een cocon in de grond.
De vliegtijd is van half mei tot en half oktober in twee generaties.
De gekraagde grasuil heeft diverse grassen als waardplant, zoals kropaar en smele. Mogelijk behoren ook enkele kruidachtige planten tot de waardplanten.
40 Verjaardag VANDAAG 9 februari 2011 voor (volledige) biografie klik op de foto 325
Herman Pieter de Boer, Nederlands auteur en journalist 83 jaar (°1928)
Willem Vermandere, kleinkunstenaar, schrijver, dichter, beeldhouwer, levensfilosoof, zanger en schilder 71 jaar (°1940) Officiële website van Willem Vermandere
De bleke franjehoed is een algemene soort die voorkomt in groepen op en bij rottend hout (stronken, schuttingpalen en dergelijke).
onderzijde Psathyrella candolleana auteur : James Lindsey CC 3.0
De hoed heeft een doorsnede van 2,5-5 cm, is klokvormig tot vlak gespreid. De kleur is licht crème- of okerkleurig tot witachtig in droge toestand. Bij jonge exemplaren zitten aan de rand rafels van het velum.
De steel heeft een hoogte van 4-6 cm en een dikte van 4-5 mm. De steel is wit en hol.
De lamellen zijn witachtig tot grijslila en worden tenslotte bruinzwart. De sporen zijn bijna zwart.
De soort komt voor op diepten van range 85 tot 1410 m maar wordt meestal aangetroffen tussen de 500 tot 900 m. Tussen de 750m en 1500m is er een daling van de populatie.
De vis kan een lengte bereiken van 90 cm. Mannetjes zijn gemiddeld 60 cm en vrouwtjes 70 cm groot.
kop van de bleke draakvis WorldFish Center - FishBase CC 3.0
Jaarlijks wordt er ca. 1700 ton gevangen door bodem trawlvissers voor commerciëel gebruik
De bleke daguil (Heliothis nubigera) is een nachtvlinder uit de familie van de uilen, de Noctuidae.
De bleke daguil is in Nederland en België een zeer zeldzame trekvlinder, die hier komt vanuit Zuid-Europa. De soort kan hier niet overwinteren. De vlinder kan worden waargenomen van mei tot en met oktober.
Engels : Eastern Bordered Straw Duits : Südliche Blüteneule Frans : la Nubigère
De voorvleugellengte bedraagt tussen de 16 en 20 millimeter. De grondkleur van de voorvleugels is lichtbruin, de niervlek is een duidelijke donkere vlek. De franjelijn bestaat uit dikke zwarte stippen; soms zijn deze stippen vaag, maar die in de binnenrandhoek is doorgaans goed zichtbaar.
De soort lijkt veel op de vlekdaguil (H. peltigera) en de katoendaguil (Helicoverpa armigera).
Bleke daguil auteur : Brian Hedley
De bleke daguil gebruikt allerlei kruidachtige planten, waaronder gele ganzenbloem en tomaat, als waardplanten.
De soort komt als standvlinder in Afrika, het Midden-Oosten en mogelijk in Zuid-Europa voor. Daarbuiten is de soort bekend als trekvlinder in overig Europa.
Een bleekweide, bleekveld of bleek is een kort gemaaide grasweide, die ervoor diende om linnen te bleken. Omdat de begijnen vaak hun inkomsten verdienden door de was te doen voor anderen, was de bleekweide een onmisbaar deel van het begijnhof.
Engels : bleachfield of Croft Duits : ?????? Frans : Blanchiment sur pré
"Bleekveld in een dorp", door Jan Brueghel de Jonge
Reeds heel vroeg ontdekte men de kracht van zuurstof bij het 'bleken van linnen'. Na het wassen was het linnen vaak nog gelig en was de geur van het gebruik er niet uit. Het linnen werd echter frisser en bleker, lichter van tint, door het op een grasveld uit te spreiden en te laten drogen.
Onder invloed van de zon werden vrije zuurstofatomen gevormd, die zich binden aan het vuil, wat hetzelfde effect geeft als bleken met waterstofperoxide. Daardoor kreeg het linnen een frisse geur en een blanke kleur. Vandaar het woord "bleken".
bleekweide in Mechelen (Zandpoortvest omstreeks 1900)
Tot in de 20e eeuw werden er nog bleekweiden gebruikt in de textielindustrie. Ook thuis legden veel mensen hun was nog op de bleek te drogen.
Het Engelse stadje Whitefield ontleend zijn naam aan het gebruik door Vlaamse kolonisten eind 15e eeuw.
Bleekselderij (Apium graveolens var. dulce) is een selderij waarvan de bladstelen gegeten worden, ze worden ook verwerkt in een salade.
Van bleekselderij is er een type met: groene bladstelen en met geelgroene bladstelen, het zogenaamde witte of zelfblekende type.
Het groene type is wat minder vezelig en pittiger van smaak dan het zelfblekende type. In Nederland wordt voornamelijk het zelfblekende type gegeten.
Engels : celery (var. dulce) of de celeriac (var. rapaceum) Duits : Echter Sellerie Frans : cèleri, ache des marais, persil des marais
Bleekselderij
Van het zelfblekende type zijn er de rassen 'Goudgele zelfblekende' en 'Golden Plume'. Van deze laatste zijn de bladstelen wat korter en dikker. Van het groene type is er o.a. het ras 'Giant Pascal'.
Bleekselderij is een bijzondere groente die niet iedereen lekker vindt. Ze wordt zelden gebruikt als echte groente, gekookt op bord, maar heel veel gebruikt om samen met bijvoorbeeld ui, wortel, knoflook, etc. een heerlijke bouillon te maken, of een basis voor een gerecht. Rauw in dunne plakjes is ze lekker in salades.
verpakte bleekselderij
In salades, als tussendoortje, in sauzen (zoals authentieke Bolognesesaus) of gekookt. Bleekselderij is ook lekker in (maaltijd)soepen.
De voedingswaarde van 100 gram verse bleekselderij is: Energetische waarde 58 kJ Koolhydraten 2 gram Eiwit 1 gram Vet 0,2 gram Vitamine C 25 mg Caroteen 0,9 mg Vitamine B1 0,08 mg Vitamine B2 0,15 mg Calcium 80 mg IJzer 0,1 mg
Bleekselderij bloesem
Bleekselderij wordt gezaaid vanaf januari tot maart onder verwarmd glas. Er moet verwarmd worden, omdat anders de plant voortijdig in bloei komt. Uitgeplant wordt in april en mei en geoogst van half juli tot eind september. In de tweede helft van april kan nog gezaaid worden onder koud platglas met planttijd in juni en oogst vanaf half september tot eind oktober. De plantafstand is 30 (40) cm tussen de rijen en 30 cm in de rij.
Bleken wordt niet vaak meer gedaan, simpelweg omdat er steeds vaker wordt gekozen voor de zelfblekende rassen. Om de groenblijvende soorten te bleken plant je ze uit in een geul van 15-20 centimeter diep. Als de planten groot genoeg zijn bind je de bladeren bij elkaar met een stuk touw en breng je de aarde uit de geul weer aan. Als de plant dan weer gegroeid is breng je wat meer aarde aan, en dit doe je nog 1 of 2 keer.....tot je alleen de bladeren nog ziet en de stelen onder de grond zitten en geen licht meer krijgen. Oogst wel op tijd want als er een natte periode komt kan kunnen de stengels onder de grond natuurlijk gemakkelijk rotten.