De bruine pelikaan is dan wel de kleinste maar meet toch nog tussen de 1,05m en de 1,37m, hij weegt van 2,75 tot 5,5kg en heeft een spanwijdte 1,83 tot 2,5m.
Zoals alle pelikaansoorten heeft ook deze een grote snavel, van 28 tot 35cm met een grote keelzak om de prooi uit het water te filteren.
De kop is wit , maar oudere vogels krijgen meestal een gele schijn.
Rug, romp en staart zijn grijs met donker bruin, sommigen met een "roestige" glans.
Het grote onderscheid met de witte Amerikaanse pelikaan zijn de kleur (geen wit), zijn formaat en zijn manier van duiken naar vis.
De peruaanse pelikaan, vroeger beschouwd als een ondersoort van de bruine pelikaan, wordt nu beschouwd als een apparte soort.
Pelecanus occidentalis
auteur : Terry Foote CC 3.0
De bruine pelikaan leeft aan beide kusten van Amerika, aan de Atlantische zijde van Nova Scotia tot Venezuela en de monding van de Amazone.
Aan de Westkust zijn ze terug te vinden van Californië langs Mexico tot Centraal-Amerika.
Soms zijn deze vogels zelfs terug te vinden in het binnenland aan zoetwater meren.
In de zomer zijn ze verder noordwaarts terug te vinden, in de winter trekken ze zich terug met het warmere zeewater.
Bruine pelikaan in de lucht
auteur : Alan D. Wilson op www.naturespicsonline.com CC 3.0
Pelikanen nestelen in grote, luidruchtige kolonies.
Er moet op een broedplaats voldoende voedsel aanwezig zijn en het moet beschermd zijn tegen belagers, zoals wasberen en eier- en kuikendieven.
Veel kolonies nestelen op eilandjes voor de kust.
Het wijfje legt 2 tot 3 eieren die door beide ouders worden uitgebroed.
De broedtijd is 28 - 30 dagen, na ongeveer 35u lopen ze al zelfstandig maar ze verlaten het nest in de boomtoppen pas na 68 tot maximaal 88 dagen.
In de vroege jaren '70 vormden DDT en andere pesticiden een grote bedreiging voor deze soort.
Sinds het verbod op het gebruik van DDT in 1972 is de populatie toegenomen tot een geschatte 650.000 exemplaren, en staan ze niet meer als bedreigd op de Rode lijst.
De bruine paradijskraai heeft een lengte van circa 34 cm.
Hij heeft een kraaiachtig formaat en is geheel zwart met een zacht en zijdeachtig glanzend verenkleed.
Hij heeft een zwarte snavel en karmijnrode ogen.
De roep van de bruine paradijskraai doet denken aan het gekef van een hond.
Mannetje en vrouwtje zien er bijna hetzelfde uit, het vrouwtje is iets kleiner dan het mannetje.
Lycocorax pyrrhopterus
foto op world--of--birds.blogspot.be
De bruine paradijskraai is een van de weinige monogame paradijsvogels.
De vogel foerageert voornamelijk op fruit en kleine ongewervelde dieren.
Over de grootte van de populatie zijn geen exacte cijfers, maar er wordt door de IUCN verondersteld dat de drempel voor het criterium kwetsbaar niet wordt bereikt en dat de populatie groter is dan 10.000 volwassen individuen en dat de populatie binnen het beschreven gebied min of meer stabiel, dus veilig is, dat wil zeggen niet daalt met een snelheid van meer dan 10% in tien jaar.
De bruine oorfazant wordt ongeveer 1m lang en het gewicht varieert van 1,5 tot 2kg.
De kam is fluweelachtig zwart.
Ze hebben stijve witte oor-dekveren achter de ogen, die er een beetje uit ziet als een snor.
De kroon is zwart met rode blote huid.
De staart bestaat uit tweeëntwintig ongeveer 55cm langwerpige witte gebogen veren, los met een paars-blauwe schijn en een donkere-tip.
De poten zijn donker rood.
Beide geslachten hebben een gelijkaardig verenkleed.
De bruine oorfazant is het zeldzaamste lid in het geslacht Crossoptilon, zijn dieet bestaat voornamelijk uit wortels, knollen en planten.
Het vrouwtje legt vijf tot acht grote eieren.
De eieren hebben een bleek-groene steenkleur en de broedtijd is 26-28 dagen.
bruine oorfazant (haan) in de London Zoo, Londen, G.B.
auteur : chrisjohnson op ibc.lynxeds.com
De bruine oorfazant heeft erg te lijden onder de vernietiging van zijn leefgebied, in sommige gebieden is hij reeds uitgestorven.
Hun aantal wordt geschat op 5.000 dieren maar mogelijk leven er nog grotere aantallen in sommige onherbergzame gebieden.
Ze komen meestal voor in naald- en gemengde bossen op hoogten van 1.700 tot 2.600 m, in de winter daalt hij naar hoogten van 1100 m.
De groepen bestaan in de winter uit 20 tot 50 dieren.
Deze vogel staat als "kwetsbaar" op de internationale rode lijst.
De bruine neushoornvogel (Anorrhinus tickelli) is een neushoornvogel die voorkomt in Zuidoost-Azië.
De wetenschappelijke naam van deze soort is voor het eerst beschreven door Blyth in 1855.
De wetenschappelijke naam is een eerbetoon aan Samuel Tickell (kolonel Samuel Richard Tickell Brits legerofficier en ornitholoog).
Engels : Tickell's Brown Hornbill, Rusty-cheeked Hornbill, Brown Hornbill Duits : Rostbauch-Hornvogel Frans : Le Calao brun
Bruine neushoornvogel
auteur : Mike (NO captive birds) in Thailand CC 2.0
De bruine neushoornvogel is 74 cm lang.
Zoals de naam al zegt is deze neushoornvogel bijna geheel bruin gekleurd, van boven grijsbruin en van onder wat lichter naar roodbruin neigend bruin en de keel is vaak nog lichter, tot wit.
Het mannetje heeft een geelachtige snavel en die van het vrouwtje is bruin.
De "hoorn" is glad en weinig opvallend.
De uiteinden van de handpennen en de buitenste staartpennen zijn wit.
De bruine neushoornvogel is een schaars voorkomende vogel van de bergachtige gebieden van Tenasserim en Zuidoost-Thailand.
Het is een uitgesproken bosvogel die voorkomt in tropisch regenbossen in heuvelland en middengebergte tot op een hoogte van 1500 m boven de zeespiegel.
bruine neushoornvogel
auteur : Mike (NO captive birds) in Thailand CC 2.0
De bruine neushoornvogel heeft erg te lijden door het snelle verdwijnen van het tropisch regenwoud, daarom staat deze vogel als "gevoelig" op de internationale rode lijst.
De Bruine koevogel (Agalaioides badius) behoort tot de familie van de troepialen.
Het is een monotypische soort van het geslacht Agalaioides, maar werd ooit tot het geslacht Molothrus geteld.
De wetenschappelijke naam van deze soort is voor het eerst beschreven door Vieillot in 1819.
Hij komt voor in Noordelijk Argentinië, Bolivia, Uruguay, Paraguay en Zuidelijk en Midden Brazilië, met een geïsoleerde populatie Noordoostelijk Brazilië.
De Bruine koevogel is ook ontdekt als trekvogel in Chili.
Engels : Bay-winged Cowbird, Baywing Duits : Braun-Kuhstärling, Braunkuhstärling Frans : Le vacher à ailes brunes, le Vacher à ailes baies, Carouge à ailes baies ou C. de Spix, Molothre à ailes baie
Bruine koevogel
auteur : www.bobhogeveen.nl
Zijn totale lengte is ongeveer 18 centimeter.
Zijn verenkleed is bijna geheel bruinig gekleurd met contrasterende zwarte plaatsen, tussen de ogen en de snavel en aan de basis van de bovenvleugels.
De geïsoleerde populatie wordt soms gezien als een apart geslacht, Agalaioides fringillarius.
De ondersoort Fringillarius heeft meer zwart in het gezicht en het verenkleed is meer roder van kleur.
De soort is sociaal opgesteld en wordt vaak gezien in kleine groepen.
Niet zoals de "echte" koevogels van het geslacht Molothrus, deze soort is geen broedparasiet.
Dat wil zeggen dat de ouders de eieren in nesten van andere vogels leggen, zoals de Europese koekoek.
De Bruine koevogel heeft een wijd verspreid verspreidingsgebied over semi-open habitats, bestaande uit struiken en een klein aantal bomen.
Het Noordoostelijke geslacht Fringillarius wordt voornamelijk gevonden in Caatinga en Cerrado.
Over het algemeen is hij vrij veelvoorkomend en wordt almaar overweegt als een niet bedreigde soort door Birdlife International en het IUCN.
De bruine klauwier (Lanius cristatus) is een zangvogel die in een groot deel van Azië broedt en overwintert in het oriëntaals gebied.
De wetenschappelijke naam van deze soort is voor het eerst beschreven door Linnaeus in 1758.
Deze soort is zeer nauw verwant aan de grauwe klauwier (L. collurio) en de isabelklauwier (L. isabellinus) en werden vroeger wel als ondersoorten van elkaar beschouwd.
Engels : Brown Shrike, Red-tailed Shrike, Rufous Red-tailed Shrike Duits : Braunwürge, Rotschwanzwürger, Sibirischer Würger Frans : La Pie-grièche brune, Pie-grièche à crete, Pie-grièche à queue rousse, Pie-grièche birmane
De bruine klauwier is gemiddeld 20 cm lang.
De vogel is overwegend bruin van boven en hij heeft een afgeronde staart.
De vogel heeft een zwart "masker" rond het oog en daarboven een lichte wenkbrauwstreep.
De buik en borst zijn roomkleurig, maar de flanken toe meer roodbruin.
Het vrouwtje is valer gekleurd en heeft een op visschubben gelijkend verenkleed op de borst en het masker is donkerbruin in plaats van zwart.
Lanius cristatus lucionensis (mannetje)
auteur : J.M.Garg CC 3.0
Er zijn drie ondersoorten van de bruine klauwier.
De nominaat broedt in het noorden van Azië van Mongolië tot in Siberië en overwintert op het schiereiland Malakka en is 's winters algemeen in vooral het noordwesten van Borneo.
De ondersoort L. c. confusus komt in praktisch hetzelfde gebied voor.
De ondersoort L. c. superciliosus broedt op Sachalin, de Koerilen en Japan en overwintert op Hainan, Sumatra, Java en de Kleine Soenda-eilanden.
L. c. lucionensis broedt in Korea en Oost-China en overwintert voornamelijk op Taiwan, de Filipijnen, Grote Soenda-eilanden maar ook op de Andamaneilanden en in India.
Broedgebieden van de bruine klauwier
auteur : L. Shyamal
De bruine klauwier heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op uitsterven uiterst gering.
De grootte van de populatie is niet gekwantificeerd.
Er is aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat.
Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar).
Om die redenen staat deze klauwier als niet bedreigd op de rode lijst van de IUCN.
De bruine kiekendief (Circus aeruginosus) is een vogel uit de familie van havikachtigen (Accipitridae).
De wetenschappelijke naam van deze soort is voor het eerst beschreven door Linnaeus in 1758.
De bruine kiekendief komt voor in Europa, Noord-West Afrika en Centraal-Azië tot het noordelijk deel van het Midden-Oosten.
Engels : Western Marsh-Harrier, Eurasian Marsh Harrier, Eurasian Marsh-Harrier, European Marsh Harrier, European Marsh-Harrier, Marsh Harrier, Swamp Harrier, Western Marsh Harrier Duits : Rohrweihe, Europäische Rohrweihe Frans : Le Busard des roseaux, Busard harpaye
Bruine kiekendieven komen in de zomer in bijna geheel Europa voor, met uitzondering van Ierland, Scandinavië en het grootste deel van het Verenigd Koninkrijk.
Daarnaast komen ze in de winter in het westen van Europa voor (waaronder in Nederland en België), Frankrijk, Spanje, Portugal, Italië, het voormalig Joegoslavië, Griekenland en Turkije voor.
In laatstgenoemde landen zijn ze dus het gehele jaar aanwezig.
Ze bouwen een groot nest in rietmoerassen. Ze hebben in alle seizoenen een voorkeur voor grote rietvelden in stilstaand zoet- of brakwater of soortgelijke gebieden; ook in geïrrigeerde velden en veengaten.
Circus aeruginosus
auteur : Artur Mikołajewski CC 3.0
Een volwassen exemplaar is 48 tot 56 centimeter groot met een spanwijdte van 110 tot 125 cm.
Verschilt van andere kiekendieven door groter formaat, zwaardere snavel, bredere vleugels en het ontbreken van een witte stuit.
Vliegt laag in wankelende vlucht.
Ze hebben een bont verenkleed.
Een volwassen mannetje van boven donker kastanjebruin, leigrijze staart contrasterend met grijze armpennen en zwarte handpennen, gestreepte gele kop, nek en borst en bruine onderdelen.
Vrouwtje en juveniel mannetje zonder grijs, bijna egaal donkerbruin, met crème-kleurige kop en schouders.
De juvenielen zijn donker chocoladebruin met crème-gele kruin en keel.
De bruine kiekendief jaagt door zich van geringe hoogte op de prooi te laten vallen.
bruine kiekendief
auteur : Mohanram R. Kemparaju CC 2.5
Zoekt in lage vlucht vlak terrein af, zich bij verrassing op prooi stortend.
Voornamelijk kleine zoogdieren en vogels; soms ook insecten, kikkers, slangen en vis.
In het voorjaar maken ze een klaaglijk, schel, Kievit-achtig kwie-è en soortgelijke geluiden; buiten de broedtijd soms een schril en herhaald kjik en een vibrerend fieh.
De eieren zijn zonder tekening, zelden roodachtig gevlekt, vaak verkleurd door nestmateriaal. Basiskleur blauwig wit/groenig wit. Schaal niet glanzend, soms met kleine kalkbultjes. Vorm subelliptisch/kort subelliptisch. Formaat 50 x 93 mm (44-56 x 35-43), gewicht 40 g (32-49).
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- soortenbank.nl
- tinternet
De bruine hokko (Crax rubra) is een vogel uit de familie van de Sjakohoenders en hokko's.
De wetenschappelijke naam van deze soort is beschreven door Linnaeus in 1758.
De bruine hokko is alleen te vinden in ongerepte oerwouden van zuidelijk Mexico tot aan noordwest Ecuador.
Ze komen voor van de kustlijn tot aan een hoogte van ongeveer 800 meter.
Engels : Brick Duits : Rötlichgelbe Herbsteule Frans : la Fauvette , la Xanthie ferruginée
De bruine hokko is een fazantachtige vogel en is met zijn afmeting de grootste soort van de hokkofamilie.
Het mannetje is in zijn geheel donker van kleur en heeft een lichtgele tot donkergele knobbel op de snavel.
Op de kop heeft het mannetje een kleine zwarte hanenkam.
Het vrouwtje is bruin van kleur, de staart is zwart met smalle witte strepen over de breedte van de veren.
Vanaf de hals gaat het bruin over in zwart.
De kop heeft witte punten.
De hanenkam van het vrouwtje is veel groter en heeft opvallende witte vlekken.
Zowel de poten als de snavel van beide soorten zijn grijs van kleur
Het gedrag van de bruine hokko is redelijk vergelijkbaar met dat van een kalkoen.
De hokko leeft voornamelijk op de grond al scharrelend naar voedsel zoals zaden en vruchten die op de grond gevallen zijn, aangevuld met insecten.
Als de schemering nadert zoekt de bruine hokko een stekje in de bomen om de nacht door te brengen.
Bij gevaar waarschuwt het mannetje en slaan de vogels op de vlucht.
Zoals bijna alle hoendersoorten geven ze de voorkeur aan wegrennen in plaats van wegvliegen.
Helaas wordt deze vogel met uitsterven bedreigd vanwege de overmatige jacht op het dier om zijn erg smakelijke vlees.
bruine hokko kuiken
auteur : Victor Burolla CC 2.0
De bruine hokko is een monogame vogel, ze blijven hun hele leven bij elkaar.
Er wordt maar maximaal één keer per jaar gebroed.
Het vrij grote nest wordt gebouwd in de bomen en wordt gemaakt van dunne takken en bladeren.
In totaal legt het vrouwtje maar twee eieren per leg.
De eieren van de bruine hokko behoren tot de grootste van de vogels uit de regenwouden.
Het ei van een bruine hokko kan de grootte van een handpalm van een volwassen man bedragen.
Het vrouwtje broedt de eieren uit.
Het mannetje houdt de omgeving in de gaten.
Helaas redden veel kuikens het niet waardoor het moeilijk is voor de populatie om te herstellen.
De bruine gent (Sula leucogaster) is een zeevogel die behoort tot de genten (Sulidae).
Voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Boddaert in 1783.
Ze broeden in grote kolonies op eilanden in de Caraïben en de Golf van Mexico.
Buiten het broedseizoen leven ze binnen de tropen verspreid over grote gebieden van de Atlantische en Grote Oceaan.
Er zijn ook recente waarnemingen uit Japan (op www.birdpix.nl).
Engels : Brown Booby, Booby, Booby Gannet, Brewster's Booby, White-bellied Booby Duits : Brauntölpel, Weißbauchtölpel Frans : Fou à ventre blanc, Fou brun
De vrouwtjes worden tot 80cm lang, bereiken een spanwijdte van 150cm en een gewicht van 1,3kg.
De mannetjes worden tot 75cm lang met een spanwijdte van 140cm en een gewicht tot 1kg.
Het hoofd en het grootste deel van het lichaam zijn bedekt met bruine veren, de rest is contrasterend wit.
Het vrouwtje legt 2 eieren, die lichtblauw van kleur zijn.
Zowel het mannetje als het vrouwtje broeden de eieren uit.
Vaak wisselen ze elkaar na 12 uur af.
Na ongeveer 43 dagen komen de eieren uit.
Het jong is nog niet zo mooi gekleurd als de ouders.
Als ze 2 tot 3 jaar oud zijn krijgen ze de kleur van de ouders.
Ze zijn pluizig en lichterbruin van kleur.
Tot die tijd krijgen ze nog eten van de ouders.
Vaak gebeurt dit om de 17 uur.
Bruine genten
auteur : U.S. Fish and Wildlife Service Headquarters CC 2.0
In de winter gaat ze de zee op, om daar te overwinteren.
Dit doen alleen de noordelijk levende bruine genten.
De bruine dwerghoningeter is 12,5 cm lang en erg saai gekleurd, het verenkleed is grijsbruin en er is weinig verschil tussen mannetje en vrouwtje.
Het mannetje van het ras in het westelijk deel heeft wat rode veertjes rond de snavel.
De bruine dwerghoningeter komt voor binnen een betrekkelijk groot gebied ten oosten van de lijn van Weber.
Het is een algemene standvogel op Nieuw-Guinea (van Biak tot Popondetta), de Molukken, eilanden in de Straat Torres en noordelijk Australië waar er populaties zijn aan de noordkust en een aan de oostkust tot aan de grens met Nieuw-Zuid-Wales.
Bruine chachalaca
auteur : Gary Palmer(palmerjg) CC 2.0
De bruine chachalaca wordt tot 56cm groot en weegt tot 650gr.
Hij heeft een lange nek met een kleine kop en een kale keel.
Volwassen vogels hebben een grijze kop en nek en olijf-bruine vleugels en rugveren.
De buikveren zijn lichter gekleurd en de staart is zwart met een groene schijn.
Ortalis vetula
auteur : Jim Conrad - vrije foto
De soort komt vaak voor in in droge en vochtige bossen aan de rand van struikgewas en savanne.
Ze leven meestal in groepen tot 15 vogels.
De bruine chachalaca is een schuw dier en bij gevaar zal hij op de grond springen en zich verschuilen in dicht struikgewas.
bruine chachalaca
foto : Joseph Kennedy op scienceblogs.com
De bruine chachalaca voedt zich voornamelijk met fruit in de bomen of op de grond zoals vijgen palmpitten en vruchten van de sapotaceae.
Maar ook zaden, bladeren en bloemen staan op het menu.
Soms vernielen ze ook gewassen zoals tomaten- en komkommervelden.
De populatie wordt geschat tussen het half miljoen en de vijf miljoen exemplaren en de soort wordt niet als bedreigd genoteerd (op de IUCN rode lijst).
De bruinborstrietvink (Lonchura castaneothorax) is een vogeltje uit de familie van de prachtvinken (Estrildidae), oorspronkelijk afkomstig uit noordelijk deel van Australië tot Nieuw-Zuid-Wales.
De soort is voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Gould in 1837.
Engels : Chestnut-breasted Mannikin, Chestnut-breasted Munia, Bully Bird Duits : Braunbrust-Schilffink, Braunbrustnonne Frans : Le Capucin donacole, Donacole commun
Bruinborstrietvink
auteur : Fir0002/Flagstaffotos op www.flagstaffotos.com.au CC-BY-NC 3.0
De soort komt voor in Australië, Nieuw-Caledonië, Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea.
Ze zijn ook waargenomen op Vanuatu.
Lonchura castaneothorax (een zingend jong mannetje)
auteur : Henk Winschoten op www.linschoten.eu
Het kopje en nek zijn bruin met wat grijs.
De kin en het bovenste deel van de keel is bruinzwart, de borst is kastanjebruin met daaronder een donkere streep, de buik is wit.
Rug en de vleugels zijn kastanjebruin, met daaronder donkere streepjes en de staart is geelbruin.
Het vrouwtje is gelijk aan het mannetje.
Het enige verschil is dat het mannetje zingt en het vrouwtje niet.
De totale lengte van kop tot puntje van de staart is 11 centimeter.
Bruinborstrietvink
auteur : tyto tony op tytotony.blogspot.be
Het is een actief, levendig, niet al te teer vogeltje dat als het goed geacclimatiseerd is, wel in een buitenvolière gehouden kan worden.
De bruinborstrietvink moet gevoederd worden met diverse soorten zaden zoals geel milletzaad en kanariezaad.
Water, grit en maagkiezel moeten natuurlijk altijd ter beschikking staan.
Let op! Het knippen van de nagels moet worden bijgehouden, deze groeien snel en kunnen een belemmering vormen voor deze vogels.
De soort komt voor op de Banggai en de Soela-eilanden van Indonesië.
Naar schatting bevinden er zich nog tussen de 15.000 en de 30.000 exemplaren op deze eilanden.
Het bestand gaat snel achteruit op de grote eilanden omdat de eieren nog veel worden geroofd door de lokale bevolking.
Op de kleinere eilanden zou het bestand evenwichtiger zijn, nochtans zijn er meldingen dat de lokale vissers ook hier zouden roven.(op www.birdlife.org)
Bruijns spechtpapegaai (Micropsitta bruijnii) is een soort uit het geslacht van de spechtpapegaaien (Micropsitta) en de familie van de Psittacidae (Papegaaien).
Het is een endemische vogelsoort van de bossen in de bergen van Nieuw-Guinea, Salomonseilanden en een paar eilanden van de Molukken.
De vogel is vernoemd naar de Nederlandse natuuronderzoeker Antonie Augustus Bruijn.
Voor het eerst beschreven door Salvadori in 1875.
Er zijn vijf ondersoorten gekend :
Micropsitta bruijnii bruijnii (Salvadori) 1875
Micropsitta bruijnii buruensis Arndt 1999
Micropsitta bruijnii necopinata Hartert 1925
Micropsitta bruijnii pileata Mayr 1940
Micropsitta bruijnii rosea Mayr 1940
Engels : Red-breasted Pygmy-Parrot, Bruijn's Pygmy-Parrot Duits : Rotbrust-Spechtpapagei, Braunstirn-Spechtpapagei Frans : la Micropsitte de Bruijn
Bruijns spechtpapegaai
auteur : mehdhalaouate op ibc.lynxeds.com
De Bruijns spechtpapegaai is 9 cm lang.
Het is de enige spechtpapegaai die voorkomt in bergbossen boven de 1000 m.
Het mannetje is onmiskenbaar door zijn rode borst en buik, blauwe halsband en achterhals en het gezicht is helder, licht okergeel.
Onvolwassen vogels en vrouwtjes missen het rood en zijn bleekgeel tot groen op de borst en buik.
Micropsitta bruijnii
foto copyright Elaine123 op elaine123.redbubble.com
De Bruijns spechtpapegaai komt voor in bossen en aan bosranden in de bergen van Nieuw-Guinea op een hoogte van 1600 tot 2300 m boven de zeespiegel, soms lager, maar zelden onder de 500 m.
De totale populatie is niet gekwantificeerd maar door de grootte van het verspreidingsgebied wordt de vogel als niet bedreigd beschouwd.
De Bruijns sikkelsnavel (Drepanornis bruijnii) is een middelgrote paradijsvogel (Paradisaeidae) uit de orde zangvogels en de superfamilie Corvoidea.
Het is een endemische vogelsoort uit Nieuw-Guinea.
Bruijns sikkelsnavel
auteur : mehdhalaouate op ibc.lynxeds.com
De Bruijns sikkelsnavel is een middelgrote olijfbruin gekleurde, paradijsvogel, ongeveer 35 cm lang.
Het mannetje heeft een naakte grijzig paarse huid rond de ogen met een bruine iris en een lichte sikkelvormige snavel.
Boven het oog zijn kleine hoornachtige wenkbrauwveren.
De Bruijns sikkelsnavel heeft sierveren voor op de borst met iriserend rode en paarse uiteinden en lager op de borst sierveren met blauw- en groengekleurde uiteinden.
Het vrouwtje mist al deze sierveren, ze is kleiner en bleker gekleurd dan het mannetje.
De soort is vernoemd naar de Nederlandse natuuronderzoeker en handelaar in exotische dieren Antonie Augustus Bruijn.
Bruijn is de schoonzoon van dhr. Duivenboden op Ternate die in van 1858 tot 1862 Alfred Russel Wallace hielp bij zijn expedities door de Molukken en naar Vogelkop (een schiereiland in het westen van Nieuw-Guinea).
Een deel van de vogelcollectie van Bruijn en zijn schoonvader is in het bezit van het Zoölogisch Museum Amsterdam.
Drepanornis bruijnii
foto op www.darwin.museum.ru
De Bruijns sikkelsnavel is een niet zo bekende soort van de laaglandbossen langs de noordkust Nieuw-Guinea van de Geelvinkbaai in Papoea tot iets voorbij Vanimo in Papoea-Nieuw-Guinea.
De Bruijns sikkelsnavel is vrij algemeen binnen dit habitat van laaglandbos (lager dan 175 m boven de zeespiegel) en selectief gekapt oerwoud.
Maar dit type leefgebied wordt bedreigd door ontbossing.
Omdat de vogel voorkomt in alleen dit gebied, staat hij als Gevoelig op de rode lijst van de IUCN.
Handel (levend, dood of in onderdelen) in deze vogelsoort (en alle andere paradijsvogels) is volgens de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten (het CITES-verdrag) verboden.
Bruijns boskalkoen (Aepypodius bruijnii) is een boskalkoen uit de familie van de grootpoothoenders.
De vogel is endemisch voor de bergwouden van het eiland Waigeo van West-Papoea (Indonesië).
De vogel is vernoemd naar de Nederlandse natuuronderzoeker Antonie Augustus Bruijn.
Engels : Waigeo Brushturkey, Bruijn's Brushturkey, Aepypodius bruijnii Duits : Braunbrust-Talegalla Frans : Le Talégalle de Bruijn
Bruijns boskalkoen is een vrij groot, zwartbruin boskalkoen van ongeveer 43 cm lengte.
De kleur is overwegend bruinachtig zwart met rond het oog een rood gekleurde naakte huid, een rode hanenkam en 3 (2 aan de zijkant en één van voren) langgerekte, rode lellen aan de nek.
Verder heeft de vogel een kastanjekleurige stuit, borst en buik.
Tot 1938 was deze boskalkoen alleen bekend van 21 verzamelde exemplaren in musea.
Onderzoek in de jaren 1990 leverde geen nieuwe waarnemingen en ook de plaatselijke bevolking kende de vogel niet (meer).
Echter, in 2002 werd de Bruijns boskalkoen waargenomen in een strook bos op een bergrichel bij de Majalibitbaai op meer dan 600 m hoogte.
Bij nader onderzoek in 2005 werd de populatie geschat op 595 tot 1227 vogels.
Gezien het grote aantal verzamelde exemplaren uit de periode voor 1938, moet de vogel enorm in aantal zijn achteruitgegaan.
Daarom staat de Bruijns boskalkoen als bedreigde vogelsoort op de internationale rode lijst van de IUCN.
De bronskopeend (Anas falcata) is een decoratieve siereend, die gemakkelijk te houden is.
De verspreiding van de bronskopeend is Midden-Siberië tot Noord-Japan in moerassen, woudzone, 's winters op rijstvelden en vaak in zoetwatermeren.
De bronskopeend komt als dwaalgast voor in Nederland en, België.
Engels : Falcated Duck, Falcated Teal Duits : Sichelente Frans : Le Canard à faucilles
Bronskopeend - mannetje
auteur : Tony Hisgett CC 2.0
Kleiner dan de wilde eend.
De woerd heeft een kastanjerode kruin.
De voorkant van de kop en de wangen met brons-purperen weerschijn, brede groene band begint bij het oog en gaat over in de langgerekte kap achter op de kop.
Keel en de voorhals zijn wit met een zwarte halsband.
Rug en borst zijn wit met zwarte, geschubde bandering.
De vleugeldekveren zijn lichtgrijs met witte punten.
Aan beide kanten van de staart zitten sikkelvormige, zwart-witte, afhangende vleugelveren.
Onderstaartdekveren zijn zwart met een grote roomkleurige zijvlek.
De flanken en de buik zijn zwart-wit gestreept.
Het vrouwtje ziet er bijna hetzelfde uit als de wilde eend maar met enigszins verlengde halsveren.
Anas falcata -vrouwtje
auteur : Dick Daniels CC 3.0
De bronskopeend is een decoratieve siereend en heeft niet veel verzorging voor nodig.
Voor een groot deel herbivoor.
Bij het houden van meerdere paren wordt gemeenschappelijk gebaltst door zowel woerden als vrouwtjes.
Het fokken is niet moeilijk waar tegenwoordig alleen gefokte vogels worden aangeboden, die zelfs bij rijk beplante tuinvijvers broeden.
De nesten zijn vaak iets van het water verwijderd tussen de struiken, niet in broedhokken of nestkasten.
De legtijd is half mei tot half juni.
Het legsel zijn meestal 6 tot 10 bruinig gele eieren.
De broedduur is 25 tot 26 dagen.
Jongen zijn na een jaar al geslachtsrijp.
De brolgakraanvogel (Grus rubicunda) is een vogel uit de familie van de kraanvogels (Gruidae).
De soort komt voor in Australië en Nieuw-Guinea.
In het wapen van de Australische deelstaat Queensland neemt de brolgakraanvogel een belangrijke plaats in.
De brolgakraanvogel komt voor in het noorden en oosten van Australië en een klein gebied in het zuiden van Nieuw-Guinea.
De soort migreert niet, maar trekt rond afhankelijk van de regenval.
De omvang van de totale populatie is slecht bekend, maar wordt geschat tussen de 20.000 en 100.000 volwassen dieren.
Engels : Brolga, Native Companion, Australian Crane Duits : Brolgakranich, Australischer Kranich Frans : La Grue brolga, Brolga
brolgakraanvogel
auteur : jjron, edited by Fir0002 CC 3.0
De brolgakraanvogel is een lange, zilvergrijze vogel met een hoogte van circa 160 cm, een spanwijdte van ongeveer 180 cm en een massa van zo'n 6 kg.
Op de achterkant van de kop bevindt zich een opvallende rode band, die bij jonge vogels ontbreekt.
Beide geslachten zien er hetzelfde uit, maar het mannetje is iets groter.
Een paar brolgakraanvogels tussen andere watervogels
bron : Paul Thomsen (wildfoto.com.au)
auteur : Djambalawa CC 3.0
De habitat van de brolgakraanvogel bestaat uit draslanden, waar hij zich voedt met moeras- en waterplanten, insecten, amfibieën en week- en schaaldieren.
In het noordelijke deel van zijn verspreidingsgebied vormen de knollen van de Chinese waterkastanje (Eleocharis dulcis) een hoofdbestanddeel van het voedsel van de soort.
Grus rubicunda
auteur : Rod from Livonia, Michigan CC 2.0
De broedperiode van de brolgakraanvogel hangt in de eerste plaats af van de regenval en verschilt daardoor van plaats tot plaats.
Net als de andere kraanvogelsoorten heeft de soort een uitgebreide balts waarvan dans een belangrijk onderdeel vormt.
De vogels bouwen hun eenvoudige nest op een eilandje in ondiep water.
Soms wordt zelfs geen nest gebouwd en worden de eieren op de grond of in een verlaten zwanennest gelegd.
Het legsel van twee eieren wordt door beide ouders in ongeveer 30 dagen uitgebroed.
Na ongeveer 100 dagen vliegen de jongen uit, maar de ouders beschermen hen nog lang, soms wel twee jaar.
De brilmonarch (Symposiachrus trivirgatus, maar meestal Monarcha trivirgatus) is een zangvogel uit de familie monarchen en waaierstaartvliegenvangers (Monarchidae).
De brilmonarch is een vrij algemene soort.
Hij komt voor op de Zuid-Molukken, Timor, Nieuw Guinea en het oosten en noorden van Australië.
Engels : Spectacled Monarch, Spectacled Flycatcher, Spectacled Monarch Flycatcher Duits : Brillenmonarch, Brillen-Monarch Frans : Monarque à lunettes
Een volwassen brilmonarch heeft een zwarte vlek rond het oog en de oorstreek en een lichte ring om het oog, waarmee hij zich onderscheidt van vergelijkbare soorten.
De rug is blauwgrijs en de borst licht roodbruin.
Brilmonarch
auteur : op Go4Get.com
De vogel komt voor in leefgebieden met dicht struikgewas of ondergroei van tropisch laaglandregenbos.