De Slag bij Pevelenberg werd op 18 augustus 1304 geleverd nabij Pevelenberg (nu het Noord-Franse Mons-en-Pévèle) tussen een strijdmacht uit de Vlaamse gewesten en een Frans leger onder koning Filips IV.
Pevelenberg was vroeger een deel van Frans-Vlaanderen en viel onder het bisdom Doornik.
De Pevelenberg, een getuigenheuvel van 107 m hoog, ligt 15 km ten noorden van Dowaai en 10 km ten westen van Orchies.
De Franse koning had de bedoeling de nederlaag te wreken die hij leed bij de Guldensporenslag in 1302.
De Vlamingen hadden na deze slag Dowaai en Rijsel opnieuw ingenomen.
Ze hadden wel de Slag bij Zierikzee op 10 augustus 1304 verloren waardoor Gwijde van Namen in gevangenschap geraakte.
Jan van Renesse, een van de helden tijdens de Guldensporenslag, was verdronken in de Lek toen hij met een te zwaar beladen vlot de rivier wilde oversteken.
Filips van Chieti, een zoon van graaf Gwijde van Dampierre, had een sterk Vlaams leger bijeengebracht.
Na een aantal schermutselingen, onder meer te Grevelingen en Dowaai verschansten de Vlamingen zich op de Pevelenberg.
In de ochtend, rond 9 uur, begon de strijd tussen twee legers die ieder ongeveer 15.000 man telden.
De Vlamingen waren met hun karren naar beneden gekomen en vormden er drie evenwijdige linies van 800 m lengte mee waartussen ze zich verschansten.
De Fransen lanceerden een stormloop maar staakten hun aanval en lieten, onder hun bescherming, speerwerpers en kruisboogschutters hun projectielen lanceren.
Ze probeerden zo de Vlamingen van hun verschansingen weg te lokken.
Ieperlingen en Gentenaars, die zich niet konden bedwingen, verlieten hun linies en werden afgestraft.
De Fransen bestookten de Vlamingen met werptuigen.
Nadat de Ieperlingen vijf ervan hadden onschadelijk gemaakt, mislukte een Franse frontale aanval.
De Vlaamse voorraden, die onbewaakt op de heuveltop stonden, vielen in handen van Frans voetvolk.
Ook veel Franse boogschutters verlieten hun stellingen aan de Coutichesbeek en sloegen aan het plunderen.
De snikhete dag bezorgde vooral de Vlamingen last van dorst omdat ze tussen de karrenlinies geblokkeerd zaten.
Vlaamse en Franse ridders stierven ten gevolge van een zonnesteek. De strijd bleef echter onbeslist.
Op Vlaams initiatief werd er onderhandeld tussen 17u en 18u30 waarbij de strijd werd opgeschort.
Toch voerde de Franse bevelhebber Guy de Saint-Pol een omsingelingsbeweging uit.
Een Frans onderhandelaar werd vermoord en de Vlamingen pakten de Saint-Pol aan.
Toen de Vlamingen naar hun kamp waren teruggekeerd besloten zij een frontale aanval te lanceren.
De Fransen dachten dat de strijd er voor die dag opzat en waren niet meer waakzaam.
De onverwachte Vlaamse aanval bracht de Franse koning Filips IV van Frankrijk de Schone (12851314) in het nauw.
Hij werd zwaargewond en zijn paard werd gedood.
De Fransman die hem hielp ontsnappen door hem op een ander paard te hijsen werd gedood.
De Vlamingen wisten door te stoten tot aan de tent van de koning.
Een van de Vlaamse aanvoerders, Willem van Gulik, sneuvelde hierbij.
Bij valavond bleek dat alleen de rechtervleugel van de Vlamingen (troepen uit Rijsel en uit het Brugse) de aanval hadden ingezet.
Jan I van Namen en met hem Gentenaars en Ieperlingen trokken terug naar Rijsel.
Hij oordeelde dat zijn mannen te vermoeid waren door schermutselingen eerder op de dag.
De Fransen overwogen nog even een tegenaanval bij het licht van de volle maan maar lieten die tenslotte niet doorgaan.
De Vlamingen trokken zich terug naar de beek.
Beide partijen beschouwden zich als overwinnaar.
Volgens de codes van die tijd was diegene die op het slagveld overnachtte na de slag de overwinnaar.
De officiële winnaars waren dus de Fransen.
Het verlies van het Vlaams materieel was een gevoelige financiële slag.
De milities van Dowaai leden de zwaarste verliezen: 600 man.
De Fransen heroverden Dowaai en Orchies en staken als represaille Seclin in brand.
Bij het Verdrag van Athis-sur-Orge, afgesloten in juli 1305, werd de Vlaamse onafhankelijkheid erkend, maar Rijsel, Dowaai, Orchies en Béthune gingen over naar de Fransen.
Gwijde van Dampierre werd wel opnieuw graaf van Vlaanderen maar werd nooit vrijgelaten uit zijn Franse kerker in Compiègne.
Het verdrag voorzag ook in de betaling van een enorme boete aan de Franse koning.
Wat door de Vlaamse achterban nooit aanvaard werd, en mede zorgde voor jaren van onrust, die naar burgeroorlog neigden.
Ieder jaar trekt er een processie uit, de Brugse Belofte.
In 1304 beloofden de Brugse vrouwen dat zij jaarlijks een kaars aan Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie in Brugge zouden offeren als hun zonen en echtgenoten heelhuids van het slagveld terugkeerden.
Ze vertrekken aan de Onze-Lieve-Vrouw-van-Blindekenskapel.
Jaarlijks (enkel met een onderbreking tussen 1796 en 1839), op 15 augustus, wordt de processie gehouden.
Twaalf meisjes brengen een kaars naar de kerk.
Een bewijs dat de Vlamingen zich ook als overwinnaars beschouwden.
In het kasteel van Versailles, in de Galérie des Batailles, hangt een schilderij dat herinnert aan deze slag.
De Arktika (Russisch: Арктика) is een Russische atoomijsbreker uit de Arktika-klasse.
Hij is eigendom van de Russische staat, maar wordt beheerd door het Scheepsvaartbedrijf van Moermansk.
Het is de tweede Russische nucleaire ijsbreker die gebouwd werd, na de Lenin uit 1957.
De Arktika is dubbelwandig. De buitenste huid is 48 mm dik rond de waterlijn en 25 mm elders.
Bij de boeg is hij zelfs 480 mm dik.
Verder is er een systeem ge�nstalleerd dat lucht kan blazen met 24 m�/s van onder de waterlijn, om te assisteren bij het ijsbreken.
Het schip is in staat om ijs te breken van twee meter dik.
Het schip heeft twee kernreactoren die via stoomturbines een vermogen leveren van 171 MW elk.
Het is niet mogelijk om met het schip naar Antarctica te varen, omdat het koelsysteem niet ontworpen is voor de tropen.
De Arktika is het eerste oppervlakteschip dat de noordpool bereikte.
Dit gebeurde op 17 augustus 1977 onder leiding van de Ossetische zeevaarder Joeri Koetsjiev.
Op 14 september 1977 kreeg het schip de Orde van de Oktober Revolutie.
In mei 2000 was het de eerste ijsbreker die een jaar lang onafgebroken in het poolijs had doorgebracht.
Op 9 april 2007 brak er een brand uit op het schip.
Deze verwoestte drie kajuiten en een elektriciteitsverdeler.
De kernreactor van het schip werd niet beschadigd.
Er raakte ook niemand gewond.
De ijsbreker was in de Karazee op het moment van de brand en werd naar Moermansk gestuurd voor reparaties.
Het schip werd in oktober 2008 uit dienst genomen en de kernreactor werd uit het schip verwijderd.
De buldog, ook wel bullenbijter, is een type hond dat oorspronkelijk werd gefokt voor de strijd tegen stieren (bullen).
Gevechten tussen honden en stieren waren vanaf de 16e eeuw tot in de eerste helft van de 19e eeuw populair in verschillende Europese landen, maar vooral in Engeland.
In Engeland werden eerst molossers gebruikt in het stierengevecht, maar in de loop van de 17e en 18e eeuw werd hiervoor de wat lichtere buldog gefokt.
Engels : Bulldog breeds, Bull breeds Duits : Bulldogge Frans : Le bouledogue, molosses
Bij het gevecht werd een groepje honden ingezet tegen één stier, die doorgaans met een lijn vastzat aan een paal.
De honden moesten zich vastbijten in de flanken, de oren en vooral de neus van de stier, om zo het grotere dier tegen de grond te dwingen.
De stier werd vervolgens, al dan niet met menselijke hulp, afgemaakt.
Uitgangspunt bij het fokken van de buldog was dat de dieren krachtige, brede kaken moesten hebben, waarbij voor een goede greep de onderkaak verder vooruit stak dan de bovenkaak (ondervoorbijter).
Het neusbeen moest kort zijn om een terugliggende neus te krijgen, wat een vrije ademhaling tijdens de beet mogelijk maakte.
Verder moest de hond laag zijn, om de stier makkelijk te kunnen ontwijken.
En licht, om een vaste greep makkerlijker te maken als de hond in de lucht getild werd. Kortom, een muil op pootjes.
Overigens werd niet alleen tegen stieren, maar ook tegen beren en een enkele keer zelfs apen gevochten.
En natuurlijk tussen honden onderling.
In Engeland betekende het verbod op het vechten met honden in 1835 het einde van het bullenbijten, maar de veel moeilijker te controleren gevechten tussen honden onderling gingen door.
Dat betekende dat in de 19e eeuw andere eisen aan de vechthonden gesteld werden, wat zou resulteren in de bulterriër.
De buldog zelf werd in de tweede helft van de 19e eeuw een showras, de Engelse buldog.
Omdat praktische eisen geen rol meer speelden, gingen fokkers de kenmerken van het ras tot in het absurde overdrijven.
Daarnaast zijn er nieuwe rassen van het buldog type ontwikkeld, waarvan het niet de bedoeling was ze ooit tegen stieren in te zetten.
De boxer (hond) is ongetwijfeld de meest bekende van deze nieuwe bullenbijters.
Sinds jaren '90 lijkt het fokken van varianten op de buldog opnieuw in de mode te zijn.
Soms in een poging het oude type te herstellen, in andere gevallen volgt de fokker zijn eigen smaak.
Een van deze creaties is de Banter dog, een Amerikaanse herschepping van de oude Brabantse bullenbijter.
Ondanks zijn enigszins schrikwekkend uiterlijk heeft de Bulldog een handelbaar karakter en is hij gewoonlijk dol op kinderen.
Hij leert snel en doet graag aan spelletjes mee.
Door zijn bouw kan hij echter niet hard rennen, terwijl men ook bij warm weer voor te grote inspanning moet oppassen, daar zijn neus hem dan niet van voldoende zuurstof kan voorzien.
De Bulldog mag nooit in een auto of een andere kleine ruimte worden opgesloten, tenzij hij over veel frisse lucht kan beschikken.
Dit ras staat niet bekend om zijn lang leven, maar kan als trouwe waakhond en prettig huisdier warm worden aanbevolen.
Gewicht; reu circa 25 kg, teef circa 22,5 kg.
Franse buldog
vrije foto
Een flinke dagelijkse wandeling aan een losse lijn is goed voor de Bulldog.
In een ruistige buurt of in een park kan men de hond los laten lopen, zodat hij zijn eigen tempo kan volgen.
Trek hem echter niet voort en ook de pup mag men niet te veel vermoeien.
De ervaring zal u leren hoe ver u met uw Bulldog kan wandelen zonder dat het dier oververmoeid raakt.
Het ras is belist ongeschikt voor mensen die hele dagtochten met hun hond willen maken.
Met een dagelijkse borstebeurt en afwrijven met de glanshandschoen houdt men de Bulldog in een goede conditie.
Kies een warme, zomerse dag uit voor zijn jaarlijkse bad!
De Bulldog heeft dagelijks 375 gram bikvlees of 450 gram rauw vlees nodig, aangevuld met hondebrood.
Voor deze krachtpatser wordt een dagelijks theelepetjelevertraan in de winter aanbevolen.
Het beste geeft men hem zijn maaltijd na het uitlaten, zodat deze verteert als de hond slaapt.
Een hacker is in het dagelijks spraakgebruik meestal iemand die inbreekt in computersystemen.
In bepaalde technisch georiënteerde subculturen is een hacker een persoon die geniet van de intellectuele uitdaging om op een creatieve, onorthodoxe manier aan technische beperkingen te ontsnappen; bijvoorbeeld een goede programmeur, hoewel een hacker niet per se iets met computers hoeft te doen.
In deze subculturen wordt het gebruik van de woorden hacker en hacken door en voor computerinbrekers als misbruik van de term gezien; zij worden crackers of krakers genoemd of script kiddies.
Script kiddies worden vooral gezien als nephackers, omdat zij de code van internet af kopiëren.
In het bijzonder wordt het woord hacker gebruikt in volgende betekenissen:
Iemand die een programmeertaal of -omgeving zo goed kent dat hij/zij zonder zichtbare moeite een programma kan schrijven.
Iemand die een technologie bedenkt, ontwerpt, uitwerkt, implementeert, test en verbetert.
Iemand die onconventionele maar adequate oplossingen bedenkt tegen lekken, fouten en problemen van andere aard met behulp van beschikbare middelen.
Iemand die tracht om via andere dan de officiële wegen een computersysteem binnen te dringen teneinde een beveiligingsprobleem te kunnen aantonen en indien mogelijk te verhelpen.
In deze laatste betekenis hebben hackers vaak een negatieve bijklank.
Er wordt door sommigen zelfs van "terrorisme" gesproken.
Er zijn inderdaad crackers die in de binnengedrongen systemen schade aanrichten, zich toegang verschaffen tot vertrouwelijke informatie of gekraakte systemen gebruiken voor illegale software en/of media.
Een hacker zal de eigenaar van het systeem adviseren het systeem veiliger te maken en meestal wordt ook meteen aangegeven op welke manieren dat zou kunnen, zodat het systeem beter is beschermd tegen crackers.
Ook proberen hackers crackers actief te stoppen.
Onder (vooral academische) computerprogrammeurs kan een hacker ook een programmeur zijn die met werkende maar onelegante oplossingen voor programmeerproblemen komt.
In deze zin is het woord hacker in eerste instantie afkeurend bedoeld.
Het werkwoord hacken wordt ook wel gebruikt voor het "handwerk" van het programmeren, bijvoorbeeld het optimaliseren (tweaken) van een programma, dit in tegenstelling tot het "hoofdwerk", het ontwerpen van het programma.
Ook autoriteiten kunnen hacken.
Verschil tussen hackers en crackers
Binnen de hackersgemeenschap wordt wel onderscheid gemaakt tussen hackers en crackers.
Een veelgenoemd verschil tussen hackers en crackers is dat hackers hun handelingen vaak verrichten als uiting van constructieve creativiteit ("voor de kunst van het bouwen") of als goedbedoelde handelingen (zoeken naar veiligheidslekken om deze later te kunnen dichten).
Soms huren bedrijven hackers in om de beveiliging van hun systemen te testen.
Crackers handelen uit crimineel, ideologisch of vernielzuchtig oogpunt.
Hackers zelf noemen degenen die uit criminele oogmerken een systeem "kraken" ook wel black-hat hackers.
Zelf noemen ze zich white-hat hackers, analoog aan cowboyfilms waarin de "kwaden" zwarte hoeden droegen en de "goeden" witte hoeden, ofschoon hackers zichzelf niet als zodanig benoemen.
Ook zijn er grey-hat hackers, een kruising tussen crackers en hackers.
Het komt voor dat crackers proberen hun activiteiten te verhullen door zich als hacker voor te doen.
Hackers hebben ook normen, de zogenaamde hackersethiek.
Deze is terug te vinden in de indeling "black-hat/grey-hat/white-hat hackers".
Ook is het zo dat een hacker in de wereld van de hackers status kan verwerven door zijn of haar kennis te delen met anderen.
Dit doet men door opensourcesoftware te schrijven en hun kennis te delen.
Woordenboeken maken geen onderscheid tussen 'goede' en 'kwade' hackers.
Zo omschrijft de Van Dale een hacker als: "iem. die inbreekt in een computer om gegevens te achterhalen of te wijzigen, meestal met het doel de zwakke plekken aan te tonen".
Het Amerikaanse woordenboek Merriam-Webster definieert de term als: a person who illegally gains access to and sometimes tampers with information in a computer system.
De Rode Duivels werken op woensdag 14 augustus (21u) in het Koning Boudewijnstadion een vriendschappelijke oefeninterland af tegen Frankrijk.
België en Frankrijk speelden al 51 interlands tegen elkaar, de laatste vond op 15 november 2011 in het Stade de France plaats.
Toen geraakten Les Bleus niet verder dan een scoreloos gelijkspel tegen de Rode Duivels (0-0).
Huidig nationaal nummer één Thibaut Courtois (Atlético Madrid) debuteerde toen tussen de palen.
De dag van de linkshandigen is een internationale dag die in 1992 voor het eerst "gevierd" werd, op 13 augustus.
De dag is bedoeld om mensen ervan bewust te maken hoe lastig bepaalde dingen kunnen zijn in een overwegend rechtshandige wereld.
Dit zijn niet de dramatische of levensbedreigende dingen, maar over het algemeen kleine irritaties.
Soms kan gereedschap zelfs gevaarlijk zijn voor linkshandigen.
Daarom is deze dag ingevoerd.
De quagga (Equus quagga quagga) is een uitgestorven ondersoort van de steppezebra (Equus quagga).
De Afrikaanse naam "kwagga" is afgeleid van het blaffende geluid dat zebra's maken en werd door de Afrikaanssprekende bevolking in Zuid-Afrika gebruikt voor alle zebrasoorten in het gebied.
De quagga was bijzonder getekend.
Het dier had niet over het hele lijf de kenmerkende zwart-wittekening zoals bekend is bij zebra's.
Zijn kop was zwart-witgestreept en zijn poten wit of gelig. Het achterlijf was bruinig gekleurd.
De witte strepen zijn daar donkerder geworden, waardoor het daar egaal bruin kleurt.
Het is moeilijk vast te stellen waar de quagga precies leefde.
Er zijn namelijk geen goede of betrouwbare gegevens over vindplaatsen en dergelijke.
Waarschijnlijk was hun leefgebied tussen de noordwestgrens van de Oranjerivier en de Vaalrivier in het oosten; de zuidoostelijke begrenzing wellicht de Grote Keirivier.
Ze leefden waarschijnlijk op de vlakten in de drogere delen van Zuid-Afrika.
Rond 1800 leefden er nog grote groepen quagga's. De blanke kolonisten jaagden op deze dieren.
Ze consumeerden het vlees en gebruikten de huiden.
De overbegrazing van hun leefgebied door vee verergerde de situatie.
In 1870 werd voor de laatste keer een quagga gevangengenomen en mogelijk hebben ze tot 1878 nog in het wild geleefd.
De laatste quagga in gevangenschap stierf op 12 augustus 1883 in Artis.
Het uitsterven van de quagga wekt vooral verbazing, omdat de dieren gemakkelijk in gevangenschap waren te houden.
Op Zuid-Afrikaanse boerderijen, maar bijvoorbeeld ook in de London Zoo werden quagga's gebruikt om karretjes te trekken.
Als er toen een fokprogramma was opgezet, had de soort wellicht gered kunnen worden.
Er zijn steppezebra's die kenmerken hebben van een quagga.
Waarschijnlijk hebben de laatste quagga's zich gemengd met de steppezebra.
Uit DNA-onderzoek is gebleken dat de quagga nauw verwant is aan de steppezebra's ten zuiden van de Zambezi.
Er wordt een fokprogramma opgezet om de quagga weer zuiver uit de gemengde steppezebra te krijgen.
Hoewel op deze wijze wellicht een op de quagga gelijkende steppezebra gefokt kan worden, is het onmogelijk op deze manier een echte quagga terug te krijgen.
De Magic Tour was de elfde tournee van de Engelse rockgroep Queen en de laatste met hun originele leadzanger Freddie Mercury ter promotie van het album A Kind of Magic.
De volgende tournee van de band, de Queen + Paul Rodgers Tour, begon ongeveer 19 jaar later na de dood van Mercury op 24 november 1991 en het afscheid van bassist John Deacon in 1997.
In 1987 werd bij Mercury de diagnose van HIV gesteld, waarna de band samen de beslissing nam om te stoppen met optreden.
Dit maakt het concert in Knebworth Park (Stevenage, Engeland) de laatste keer dat alle vier de Queen-leden samen op het podium stonden.
Meer dan een miljoen mensen zagen Queen bij deze tournee optreden, waarbij het een van de grootste tournees ooit was.
Onder anderen The Alarm, Big Country, INXS, Level 42, Marillion, Gary Moore, The Bangles en Status Quo stonden in het voorprogramma.
De Mont Blanc (Frans voor witte berg, Italiaans: Monte Bianco) is de hoogste top van het Mont Blancmassief en werd lange tijd beschouwd als de hoogste berg van Europa, een rol die tegenwoordig ook aan de Elbroes in de Kaukasus toegeschreven wordt.
De Mont Blanc is met 4810,90 meter in ieder geval de hoogste berg in de Alpen.
Zonder de 32 m dikke ijskap meet hij op die plaats 4779 m; het hoogste punt zou dan 40 m naar het westen liggen (4806/4792 m).
De top ligt op de grens tussen Frankrijk en Italië.
Cartografen uit Frankrijk en Zwitserland echter plaatsen het terreingedeelte rond de top in Frankrijk. Deze opvatting is omstreden.
De voorzitter van een gemengde commissie die divers cartografisch materiaal onderzocht, verklaarde in 2006 dat de top geheel Italiaans zou zijn.
Metingen in 2007 tonen aan dat de top sinds 2003 met meer dan twee meter is gestegen.
De klimaatverandering zorgt ervoor dat er meer westenwinden en hogere temperaturen zijn.
Dit zorgt ervoor dat boven 4000 meter de sneeuw meer blijft plakken in de zomer, hetgeen de totale ijsmassa boven 4000 meter doet toenemen en een verhoging van de top van de Mont Blanc tot gevolg heeft.
In de 18e eeuw groeide tijdens de Verlichting in Europa de belangstelling voor de schoonheid en de uitdagingen van het hooggebergte.
Steeds meer werd er getwijfeld aan de waarheid van allerlei volksverhalen en bijgeloof, zoals dat er rond de hoge toppen kwade geesten zouden huizen, die zich niet ongestraft lieten verstoren.
De Mont Blanc had lange tijd de naam Mont Maudit(e) ofwel de vervloekte of verdoemde berg.
In augustus 1742 gaf Pierre Martel de berg zijn huidige naam.
Het duurde echter nog twintig jaren voordat het denkbeeld ingang vond dat de berg ook beklommen zou kunnen worden.
In 1760 bezocht de toen 20-jarige Geneefse onderzoeker Horace-Bénédict de Saussure Chamonix (toen nog als Chamouny geschreven) en hij loofde een geldelijke beloning uit voor wie de berg tot de top zou beklimmen.
Het duurde echter 15 jaar voordat de eerste poging zou worden gewaagd.
Op 13 juli 1775 deden Michel en François Paccard, Victor Tissay en Jean Nicholas Carteran de eerste poging, maar de gletsjers bleken een onoverkomelijke hindernis.
Op 2 september 1775 waagden enkele inwoners van Chamonix, onder wie ook weer Michel Paccard, toen nog student, een tweede poging die eveneens faalde.
Op 12 juli 1783 ondernamen diezelfde Paccard, inmiddels dokter, en de gemzenjager Marie Coutet de derde, eveneens vergeefse poging.
Later die zomer slaagden de drie gebroeders Coutet erin tot op een hoogte van 3030 meter te komen, voordat ook zij genoodzaakt waren rechtsomkeert te maken.
Op 15 september 1783 doen Paccard en Marc Theodore Bourrit een nieuwe poging, maar ze worden door sneeuwstormen teruggedreven.
Op 16 september 1784 moeten de jagers Couttet en Goudet ook opgeven, maar wordt wel een hoogte van 4000 m bereikt.
De top van de Mont Blanc werd voor het eerst bereikt op 8 augustus 1786 door twee inwoners van Chamonix: Jacques Balmat en de eerder genoemde dr. Michel Paccard.
Zij sleepten zo de prijs in de wacht die Horace-Bénédict de Saussure in 1760 had uitgeloofd.
De Nederlandse auteur A. den Doolaard (pseud. C. Spoelstra) schreef hierover, anderhalve eeuw later ter gelegenheid van de 150-jarige herdenking, in 1936 de historische roman 'De groote verwildering'.
In Chamonix staat een standbeeld van de twee klimmers, kijkend naar de top.
In het jaar 1986 was de bicentennaire van de eerste beklimming aanleiding voor grootse herdenkingsfestiviteiten op en rond de berg.
De Saussure zou zelf in 1787 de top bereiken, om daar metingen uit te voeren.
Het hoogste stukje ijsvrije steen dat hij bij zijn beklimming afhakte, het zogeheten topje van de Mont Blanc, is in 1802 aangekocht door Teylers Museum in Haarlem en daar nog steeds te bezichtigen.
Op 14 juli 1808 bereikte Marie Paradis als eerste vrouw de top van de Mont Blanc.
Ze werd min of meer omhoog gedragen en getrokken door haar gidsen.
In de 19e eeuw werd op de top een hutje gebouwd, het Observatoire Janssen, dat echter in de sneeuw wegzakte en volledig verdween.
De meest gebruikte route - de Goûterroute - is peu difficile en vertrekt vanaf Les Houches, Nid D'Aigle, Cabane de Tête Rousse, Refuge du Goûter naar de top.
Deze route is met name later op de dag gevaarlijk bij het oversteken van het Grand Couloir wegens vallend gesteente. Elk seizoen vallen hier doden.
Het laatste stuk is nog 1000 hoogtemeters klimmen via de Dôme du Goûter en de Arète des Bosses.
Omkeren kan nog bij de noodhut refuge Du Vallot.
Het succes is afhankelijk van een gedegen conditionele voorbereiding, mooi weer - geen wind op de topgraat -, een goede uitrusting en veel eigen bergervaring óf begeleiding door berggidsen.
In noodgevallen kan bij slecht weer een afdaling worden overwogen via de oude normaalroute, over de echter spletenrijke Bossons-gletsjer.
Toerskiën is in de winter de manier om op de top te komen.
De Harvard Mark I, ook bekend als de IBM ASCC, de Automatic Sequence Controlled Calculator, was de eerste invloedrijke digitale computer die wereldwijd bekend was.
De Mark I was ontworpen door Howard Aiken van IBM, en verhuisde naar Harvard in februari 1944, en werd daar formeel afgeleverd op 7 augustus 1944.
De elementen waaruit de Mark I bestond waren schakelaars, relais en draaiende schachten.
Bij de bouw werden meer dan 750 000 componenten gebruikt, waardoor de computer een lengte had van 15.24 meter, 2.43 meter hoogte en een massa van ongeveer 5 ton.
De meest bekende operator / programmeur van de Harvard Mark I was Grace Hopper.
Hopper gebruikte de term computer bug voor het eerst, toen een mot landde op de Mark I en een kortsluiting veroorzaakte op een bord.
Grace gebruikte tijdens de Tweede Wereldoorlog de Mark 1 onder meer om de hoeken te berekenen waarmee de Amerikaanse marine haar munitie moest afschieten.
Andere universiteiten hadden ook "Mark I"-computers, maar de Harvard Mark I wordt meestal bezien als dé Mark I.
De Vrede van Den Haag werd getekend op 6 augustus 1661 te Den Haag door Portugal en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Met het ondertekenen van de vrede werd Nieuw-Holland (Nederlands-Brazilië) formeel afgestaan aan Portugal.
Portugal betaalde daarvoor een schadevergoeding aan de Republiek.
Zeeland en Gelderland stemden tegen deze vrede.
Karel II van Engeland, die in onderhandeling was om de Portugese prinses Catharina van Bragança te trouwen, probeerde in Portugal en via zijn ambassadeur George Downing tevergeefs de vrede te dwarsbomen.
In januari 1654, gedurende de Portugees-Nederlandse oorlog, is Nieuw-Holland heroverd op de Nederlanders.
Johan IV van Portugal had met een vloot de laatste versterking Recife laten isoleren.
Het garnizoen was gedwongen zich over te geven.
Een Nederlandse vloot van 70 schepen met 10.000 man zou te laat zijn aangekomen.
In mei eiste de Republiek de kolonie terug.
Onder bedreiging van de Nederlandse vloot gaf Portugal toe aan de eis.
Johan de Witt was het daar niet mee eens.
Volgens de raadpensionaris was handel met belangrijker dan het bezit van gebieden.
In 1657 verklaarde de Republiek de oorlog aan Portugal omdat dat land geen schadevergoeding voor Brazilië wil betalen.
De vloot onder Jacob van Wassenaer Obdam blokkeerde de Taag en de haven van Lissabon.
Van Wassenaer maakte op 4 en 5 november 15 schepen van de Portugese suikervloot buit.
De VOC veroverde ondertussen Colombo op Ceylon.
Tot mei 1661 verzetten vier provincies van de zeven provincies, waaronder Groningen en Utrecht, zich tegen overdracht van Brazilië aan Portugal.
In juni, gedurende een lang debat, werden deze beide provincies (door de invloed van Johan Schulenborgh) overgehaald.
Volgens de Unie van Utrecht zouden alle provincies moeten tekenen, maar dat was ook niet bij de Vrede van Munster in 1648 het geval.
Op 6 augustus 1661 werd een vredesverdrag te Den Haag getekend, waarbij Nieuw-Holland aan de Portugezen werd verkocht voor acht miljoen gulden, het equivalent van 63 ton goud.
Dit bedrag werd door Portugal in jaarlijkse termijnen betaald in een bestek van vier decennia.
Schulenborgh werd beschuldigd van verraad.
Portugal stond Ceylon af, waar de Nederlanders sins 1658 heer en meester waren; de VOC mocht ook de veroverde plaatsen op de Malabar behouden als afscheidsgeschenk.
Het vermoeide Portugal verlengde tevens privileges met betrekking tot de suikerhandel.
Het verdrag werd door Portugal geratificeerd op 24 mei 1662 en door de Staten-Generaal op 3 november van hetzelfde jaar.
Op 14 december werden de stukken uitgewisseld.
In het voorjaar 1663 werd de vrede afgekondigd.
Nog voor de ondertekening van het verdrag door Portugal is de Malabar (India) veroverd door Rijcklof van Goens.
Op 1 december 1661 werd Quilon ingenomen.
Van Goens deed in 1662 twee pogingen het zuidelijk gelegen Cochin te veroveren.
Eerst op 8 januari 1663 kwam Cochin en in handen van de Vereenigde Oostindische Compagnie.
Het duurde tot 1663 alvorens het bericht over de vrede Batavia bereikte.
De Portugezen waren inmiddels geheel verdreven uit Ceylon en de Malabar.
De Slag bij de Doggersbank was een zeeslag tussen Nederland en het Groot-Brittannië tijdens de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog.
In 1776 verklaarden de Amerikaanse koloniën van Groot-Brittannië zich onafhankelijk.
De Nederlandse Republiek erkende ze, wat in 1780 leidde tot een Britse oorlogsverklaring en een blokkade van de Hollandse kust.
Zowel de Britten als de Hollanders dreven in deze tijd handel met het Oostzeegebied, en nu er oorlog was, werden de graanvloten beschermd met oorlogsschepen.
De slag bij de Doggersbank was een conflict tussen twee van deze vloten.
De slag vond plaats op 5 augustus 1781 in de buurt van de Doggersbank, en eindigde feitelijk onbeslist.
Een Engelse vloot onder admiraal Hyde Parker viel de Nederlandse marine aan die een konvooi koopvaardijschepen begeleidde naar de Oostzee.
De Nederlanders onder vlootvoogd Johan Zoutman sloegen de aanval af, maar beide partijen raakten zwaar gehavend, en er kwam een einde aan de Nederlandse graanhandel met het Oostzeegebied.
De laatste zeeslag van de Republiek was daarmee een strategische nederlaag.
In Nederland, dat lange tijd geen zeeslagen had gevochten, werd de slag als een grootse overwinning gevierd. Zoutman werd in het hele land gehuldigd en kreeg een eredegen. Op voorstel van stadhouder Willem V werd de Doggersbank-medaille ingesteld; de eerste Nederlandse onderscheiding die aan een lint werd gedragen. De onderscheiding droeg de tekst Pax quaeritur bello (men krijgt vrede door oorlog). Zoutman, diens eerste officier Jan van Kinsbergen, en de scheepskapiteins kregen ieder een gouden exemplaar uitgereikt. Officieren kregen een zilveren exemplaar met rood-wit-blauw lint; adelborsten en onderofficieren kregen ook een zilveren exemplaar, maar dan met een oranje lint. De lagere rangen kregen een geldbedrag.
Veel Nederlanders droegen een speciaal lint ter herinnering aan de slag. Om de weduwen van de gesneuvelde zeelieden financieel te ondersteunen werden fondsen opgericht. Uit een fusie van twee hiervan werd in 1785 een kweekschool voor zeelieden bekostigd. Bij Koninklijk Besluit van 8 juli 1815 kreeg Van Kinsbergen het Grootkruis in de Militaire Willems-Orde, en werd Albert Kikkert Commandeur in de Militaire Willems-Orde.
Door de patriotten werd de slag jaarlijks rond 5 augustus herdacht. De dichter Jan Frederik Helmers schreef een lofzang, Rhijnvis Feith een zegezang en Hiëronymus van Alphen een cantate naar aanleiding van de slag.
Rivaliserende schepen
Nederland
Erfprins (Braak)
Admiraal Generaal (Van Kinsbergen)
Argo (Staring)
Batavier (Bentinck)
Admiraal de Ruyter (Vlaggenschip, vlootvoogd Johan Zoutman)
De Slag bij Vlaardingen werd gevoerd door graaf Dirk III van Holland tegen keizer Hendrik II.
Tegen de zin van de keizer, die in die tijd de leenheer van de graaf was, stelde Dirk III een tol in op de rivier de Merwede (de huidige Maas) bij Vlaardingen.
Deze tol wekte ook het ongenoegen op van kooplui uit het bisdom Utrecht.
De bisschop van Utrecht riep daarom de hulp in van de Duitse keizer en deze zond een leger naar Vlaardingen.
Dirk III versloeg dit leger op 29 juli 1018.
Omdat de koopvaarders op de Merwede tol aan Dirk moesten betalen konden zij niet meer aan hun verplichtingen aan keizer Hendrik voldoen.
Dit was niet acceptabel en daarom stelde Hendrik een leger met hulp van bisschoppen en adel samen om Dirk te dwingen de tol op te heffen.
Het keizerlijke leger bestond uit professionele strijders uit de bisdommen Luik, Kamerijk en Utrecht.
De bevelhebber was hertog Godfried van Lotharingen. Het leger vertrok per schip vanuit Tiel.
Onderweg naar Vlaardingen haakte bisschop Balderik van Luik af omdat hij onwel werd. Hij overleed diezelfde dag.
Nijlpaarden zijn een belangrijk onderdeel van hun ecosysteem.
Er zijn meren die zonder nijlpaarden zo goed als levenloos zouden zijn, bijvoorbeeld doordat ze uit vrijwel steriel bronwater voortspruiten, maar door de bemesting door dit dier een hele levensgemeenschap ondersteunen.
Bij Vlaardingen kwam het leger van Godfried aan land.
De meeste bewoners waren al gevlucht naar de verderop gelegen burcht van Dirk of het moeras in.
Vlakbij de burcht lag een slecht begaanbare moerasvlakte waar de strijders van keizer Hendrik maar moeilijk doorheen kwamen.
Er ontstond flinke paniek toen er beweerd werd dat het leger in de achterhoede werd aangevallen.
De manschappen dreigden elkaar dood te drukken en van deze paniek maakten de Westfriezen gebruik: ze stormden de dijk over en sloegen er op los.
Bij de eerste aanval was Adelbold van Utrecht al gevlucht met zijn manschappen waardoor Godfried er alleen voorstond.
Bij de volgende aanval vluchtte het halve leger weg. Maar Godfried bleef kranig weerstand bieden.
Toen het grootste gedeelte van de aanvallers uitgeschakeld was, kwam Dirk op zijn paard zijn burcht uitgereden om Godfried gevangen te nemen.
Enkele maanden later sloten keizer Hendrik II en graaf Dirk III vrede.
De reden zou zijn dat Hendrik de verdediging van zijn kust - tegen de Noormannen - niet wilde verliezen.
Dirk III versloeg met hulp van plaatselijke bewoners het grote keizerlijk Duitse leger.
Het was een belangrijke slag omdat het een onafhankelijk graafschap Holland inluidde.
Drie decennia na de Slag bij Vlaardingen was het opnieuw onrustig in en om Vlaardingen.
In het voorjaar van 1046 reisde koning Hendrik III met een oorlogsvloot naar Vlaardingen om het gebied dat graaf Dirk IV (zoon en opvolger van Dirk III) zich daar had toegeëigend te heroveren.
Dit had geen blijvend effect, want in september 1047 trok Hendrik III opnieuw naar Frisia om de burchten van Rijnsburg en Vlaardingen in te nemen.
Die expeditie liep uit op een mislukking: het Duitse leger kon in het waterrijke gebied niet goed standhouden en vertrok weer.
Op de terugtocht vielen strijders van graaf Dirk IV de laatste schepen aan en maakten veel slachtoffers.
In januari 1049 wisten de bondgenoten van Hendrik III de opstandige graaf Dirk IV er wel onder te krijgen: ze lokten hem bij Dordrecht in een hinderlaag en doodden hem.
De gebeurtenissen van de jaren 1046-1049 zijn wel aangeduid als de Tweede Slag bij Vlaardingen.
Er is echter geen bewijs voor een echte veldslag in die periode.
Het verloop van de veldslag is kort na dato opgetekend door Thietmar van Merseburg (1018) en Alpertus van Metz (1021-1024) en in de Bisschopskroniek van Kamerijk (1024-1025).
Het verslag van Alpertus is het meest uitgebreid.
Alpertus werd vermoedelijk geboren in het bisdom Utrecht, werd monnik te Metz en keerde daarna waarschijnlijk als kanunnik naar Utrecht terug.
Uit zijn relaas blijkt duidelijk dat hij aan de kant van de bisschoppen stond.