De bosgors (Emberiza rustica) is een als dwaalgast in West-europa voorkomend lid van de gorzenfamilie.
De soort broedt in de Euraziatische Taiga, van Finland oostwaarts tot in Siberië.
De soort overwintert in Zuidoost-Azië, Japan en het oosten van China.
De soort wordt tijdens de migratie regelmatig op de Aleoeten gezien en incidenteel langs de Noord-amerikaanse westkust tot in Californië.
Engels : Rustic Bunting
Duits : Waldammer
Frans : Bruant rustique
|
Bosgors
auteur : Mark Andrews |
De Bosgors meet van het puntje van de snavel tot het uiteinde van de staart 14,5 centimeter en weegt gedurende het broedseizoen tussen de 17 en 22 gram.
De soort is dus van een vergelijkbare grootte als de Rietgors.
Zij is van deze soort te onderscheiden door de roze pootjes en onderste snavelhelft die bij de Rietgors grijs zijn.
De roep is een karakteristiek herhalend zit, de zang een weemoedig delie-deloe-delie.
|
Emberiza rustica
auteur : © Andreas Kim |
De Bosgors broedt in naaldwoud op of vlak boven de grond in de ondergroei, vaak in de buurt van water.
Het nest bestaat uit een kommetje van mos en gras, gevoerd met fijner materiaal zoals haar.
Het legsel bestaat uit 4 of 5 bleekblauwe of -groene donkerder gevlekte eitjes die 20 millimeter groot zijn.
De jongen worden in een dag of twaalf door het vrouwtje uitgebroed, waarna ze nog een week of twee door beide ouders worden verzorgd.
|
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- tinternet |