De (vermoedelijk) oudste teruggevonden blokfluit is een pruimenhouten sopraan van 256 mm lang uit de 14e eeuw, in juni 1987 gevonden in Göttingen. Het fluitje is helaas nogal beschadigt, een deel van het labium en van het luchtkanaal ontbreekt, maar er is een reconstructie van gemaakt door Hans Reiners. Er kunnen twee octaven op gespeeld worden. Het fluitje wordt bewaard in de Georg-August Universiteit van Göttingen (Inventarisnummer L-131). Het fluitje is 256 mm lang, heeft zeven vingergaten en een duimgat. Het onderste vingergat is dubbel, om zowel rechts- als linkshandig te kunnen spelen. Het ongebruikte gaatje werd dan met bijenwas dichtgemaakt. De boring van de gaten is aan de buitenkant wijder dan aan de binnenkant, in tegenstelling tot blokfluiten vanaf de 15e eeuw.
Uiterlijk vertoont het fluitje overeenkomsten met fluiten waarop in Zuid-Europa vandaag nog gespeeld wordt, zoals de Kroatische Curlik en de Turkse Düdük. |
14e eeuwse blokfluit, opgegraven in Tartu, Estland(2005) |
Een andere zeer oude blokfluit is uitgegraven in het kasteel "Huis te Merwede" te Dordrecht, en staat daarom als "Dordrechtfluit" bekend. Horace Fitzpatrick nam aan dat de fluit uit het midden van de 13e eeuw stamde, maar Dietrich Hakelberg vindt begin 15e eeuw waarschijnlijker.
Het instrument is ongeveer 30 cm lang met precies evenveel gaatjes op dezelfde manier gerangschikt als het fluitje uit Göttingen. Het fluitje wordt bewaard in het gemeentemuseum in Den Haag.
Beide oude fluitjes zijn heel verschillend van bouw en karakter. Vanaf het begin dat blokfluiten in Europa werden gebruikt zijn er duidelijk geen eenduidige "renaissance"- of "Ganassi"-fluiten.
Herbert W. Meyers stelt in een historisch onderzoek het bestaan van een blokfluitensemble vast in 1385 bij de bruiloft van van een dochter van Philips de Stoute van Bourgondië. |
14e eeuwse "Dordrecht-fluit" |
In de 16e eeuw was Venetië hoofdstad van de blokfluit. De beste bloklfuitbouwers (Ganassi) en blokfluitvirtuozen (De Bassani) hadden er hun standplaats, in en rond Venetié was het blokfluitconsort een geliefd en veelbespeeld instrumentarium.
Ook in de 17e en 18e eeuw is de blokfluit een populair instrument geweest.
Het belang van de blokfluit blijkt ook uit de voorgeschreven blokfluitpartijen in composities van vrijwel alle grote componisten uit die periode: Monteverdi, Schütz, Purcell, Bach, Händel, Vivaldi, die in hun Cantates, Concerti Grossi of Opera's de hobo's of traverso's op dramatische plekken vaak door blokfluiten vervingen.
De bloeitijd van de altblokfluit lag in de periode 1695-1720. |
Sopraanblokfluit van Engelbert Terton, (1676-1752) foto : Windkanal |
In de eerste helft van de 18de eeuw werd met de aanduiding flauto piccolo normaal gesproken een kleine blokfuit, soms een kleine flageolet bedoeld.
Het woord flautino betekende in Italië in de 17de eeuw trouwens altblokfluit in G. |
Armonia di flauti, bloklfuit met vier daaraan gekoppelde bourdonpijpen, gebouwd in 1650 door Manfredo Settala foto : Rainer Weber |
In de op de barok volgende vroegklassieke en klassieke periode werd er nauwelijks meer voor blokfluit gecomponeerd, evenmin als gedurende de romantische periode. Andere, luidere, instrumenten namen haar plaats in.
De moderne periode luidde een heropleving van de blokfluitmuziek in, waarbij nieuwe blokfluitwerken werden gecomponeerd.
Ook de herleving van de belangstelling voor oude muziek heeft aan de heropleving van de blokfluit als volwaardig instrument bijgedragen. |
Adriana Breukink met de grootste blokfluit ter wereld foto : Nederlandse Blokfluitpagina |
De "grootste blokfluit ter wereld" is gemaakt door de Nederlandse blokfluitbouwster Adriana Breukink.
Zij heeft er in totaal drie gemaakt; er zijn er twee in Nederland en één in België in gebruik. |
Bron : - Wikipedia CC 3.0 - tinternet |