De bosrietzanger (Acrocephalus palustris) is een zangvogel uit de familie van Acrocephalidae.
De Bosrietzanger is een veel voorkomende migrant in West Eurazie, van Engeland en Finland tot in Centraal Rusland.
De soort overwintert in subtropisch en tropisch Afrika.
Kan ook worden aangetroffen in Cyprus, het nabije Oosten en Egypte.
Engels : Marsh Warbler Duits : Sumpfrohrsänger Frans : La Rousserolle verderolle
De bosrietzanger lijkt zeer veel op kleine karekiet. Het zijn tweelingsoorten.
Ze onderscheiden zich vooral door zang.
De Bosrietzanger is de beste zanger onder de rietvogels.
Hij heeft niet alleen minder schorre tonen en meer heldere fluittonen dan de kleine karekiet, maar ook een grote variatie met veel imitaties, snel opeenvolgend.
De bosrietzanger zingt ook meer zichtbaar in of boven de vegetatie.
Hij heeft een spanwijdte van 18 tot 21cm en een lengte van 13 tot 15cm.
Het voedsel van de bosrietzanger zijn bij voorkeur bessen en insecten.
Nest met jongen van de bosrietzanger
foto : natuurmanjak
De bosrietzanger heeft 1 legsel met 3 - 6 eieren.
De soort heeft zo ongeveer het hoogste broedsucces van alle zangvogels (maar liefst 65%).
In Nederland zijn 70.000 tot 110.000 paren vastgesteld.
Vooral in Laag-Nederland breidt de bosrietzanger haar areaal nog steeds uit.
De bosrietzanger houdt van natte ruigtevegetaties met veel brandnetels, koninginnekruid, wilgenroosje, kattenstaart, fluitekruid, moerasspirea, riet en enkele (wilgen)bosjes vormen een perfecte biotoop voor de bosrietzanger.
Het verspreidingsgebied gedurende de winter omvat grote delen van Europa waar de soort door- dan wel rondtrekt.
Over de route die bosrietzangers volgen naar hun overwinteringsgebied is niet veel bekend.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.Aviflevoland.nl
- tinternet
De bosratelslang (Crotalus horridus atricaudatus) is een slang uit de familie adders (Viperidae), onderfamilie groefkopadders (Crotalinae).
Het is een bekende ondersoort van de gewone ratelslang (Crotalus horridus), en wordt soms wel als volwaardige soort gezien.
Deze ratelslang komt voor in het midden van de Verenigde Staten, in Louisiana, Mississippi, South Carolina en noordelijk Florida, waar ze in laaglanden leven in vochtige bossen en bosranden meestal bij water, maar ook in gebieden met palmbomen.
Omdat ze graag in de buurt van water vertoeven, komen ze met name voor langs de stroomgebieden van de rivieren Trinity, Neches, en Angelina, waar ze overdag meestal tussen de bosjes liggen opgerold en bij de schemering ontwaken en op jacht gaan.
Engels : Canbrake rattlesnake Duits : Wald- Klapperschlange Frans : le Crotale des bois
Bosratelslang
foto : Magialuna
De slang kent een grote variëteit aan kleuren en patronen, sommige tekeningen lijken op die van de diamantratelslang, licht omzoomde ruiten op de rug, maar de algemene vorm is een grijze tot lichtbruine basiskleur en brede V-vormige strepen op het midden van de rug.
Over het midden loopt een bruine tot rode streep die ook weer aan de diamantratelslang doet denken.
De kop is breed en driehoekig met de bekende zintuiglijke groef in het midden.
De maximale lengte is bijna twee meter, maar veel exemplaren worden niet groter dan 1,5 meter.
Crotalus horridus atricaudatus
De bosratelslang leeft van kleine zoogdieren zoals ratten, maar ook reptielen en vogels, waarvan hij ook de nesten leeg rooft.
Het gif van de slang tast het bloed en de weefsels aan doordat er haemolytische enzymen in zitten die hemoglobine (de ijzerbindende stof in ons bloed) afbreken.
Hierdoor kan een scala aan symptomen ontstaan, meestal plaatselijke weefselafsterving, bloedingen en misselijkheid, maar uiteindelijk ook de dood.
Een bosratelslang is ieder jaar verantwoordelijk voor tientallen ziekenhuisopnamen, wat voornamelijk te danken is aan de felheid van de slang.
De vlinder heeft een voorvleugellengte van 8 tot 9 millimeter.
De voorvleugel is grijsbruin met oranje vlekjes en midden op de vleugel een opvallende doorzichtige vlek, een "venstertje".
Ook op de achtervleugel bevinden zich midden op de vleugel dergelijke venstertjes.
In noordelijke populaties zijn die groter dan in zuidelijke.
Over het zwartige achterlijf lopen witte bandjes.
Thyris fenestrella
auteur : Fritz Geller-Grimm CC 3.0
De bosrankvlinder heeft bosrank als waardplant.
Het imago vliegt overdag in de zon en schiet dan van bloem naar bloem van bijvoorbeeld braam.
Zeker in noordelijke populaties leeft de vlinder echter zeer verborgen.
Met feromoonvallen zijn zij echter goed te lokken.
De pop overwintert in de samengesponnen bladeren.
In Nederland en België is de bosrankvlinder een zeer zeldzame soort met slechts enkele vindplaatsen in het krijtland van Zuid-Limburg.
De vliegtijd is van begin april tot in augustus in één jaarlijkse generatie.
De vliegtijd is van halverwege mei tot in augustus.
In Nederland is hij alleen bekend uit Zuid-Limburg, in België uit de provincies Luik, Luxemburg en Namen.
De habitat bestaat uit warme bosranden op kalkrijke bodem.
De voorvleugellengte van de vlinder bedraagt tussen de 8 en 9 millimeter.
De basiskleur van de voorvleugel vrij licht bruingrijs.
Over de voorvleugel lopen fijne zwakgetekende dwarslijntjes.
De soort lijkt sterk op de hengeldwergspanner maar heeft een kenmerkende roodbruine band om het achterlijf.
Eupithecia haworthiata
De bosrankdwergspanner heeft bosrank en gekweekte soorten clematis als waardplanten.
De rups eet van de bloemknoppen en de bloemen.
De soort overwintert als pop.
In Nederland en België is de bosrankdwergspanner zeer zeldzaam.
In Zuid-Limburg kunnen de populaties vrij groot zijn door de aanwezigheid van voldoende bosrank(zie daar).
De vliegtijd is van begin april tot in augustus in één jaarlijkse generatie.
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Bosrank, wild en gekweekt, is de waardplant van deze dwergspannersoort.
Eupithecia: eu = goed, goedig en pithex, pithekos = een dwerg.
Haworthiata: A.H. Haworth (1767 - 1833) wordt met deze naam geëerd. Hij was een Britse insectoloog en schrijver van Lepidoptera Britannica.
De bosrank (Clematis vitalba) is een vaste plant uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae).
De bosrank komt voor in Europa en het Middellands zeegebied tot de Kaukasus waar hij voorkomt in waterrijke bossen op halfbeschaduwde tot schaduwrijke plekken.
Het is een van de weinige lianen uit de inheemse flora.
Engels : Clematis vitalba, Evergreen Clematis, Old man's beard, Traveller's Joy Duits : Gewöhnliche Waldrebe, Echte Waldrebe, Gemeine Waldrebe Frans : La clématite des haies, herbe aux gueux Andere namen : Smookhout, Vuurkruid, Duivelsgaren, Heggenwurger
De bosrank is een houtige klimplant die voorkomt in bossen en kreupelhout op kalkhoudende gronden.
De stengel kan tot 6 cm dik worden en wel tot 30m hoog klimmen.
Het blad is bleekgroen en enkel geveerd.
Er zijn drie tot negen gesteelde blaadjes, die hartvormig of eirond zijn.
De rand kan gaaf of gekarteld zijn.
De bosrank draagt lang behaarde dopvruchtjes met een tot 4cm lang pluimpje (snavel).
Clematis vitalba in de tuin
De plant bloeit in eindstandige en okselstandige pluimen van juni tot augustus.
De bloemen hebben een doorsnede van 2cm en verspreiden een onaangename geur.
In het najaar ontwikkelen de bloemen zich tot zaden die omgeven zijn door wollig pluis.
Deze zilverglanzende pluizen blijven tijdens de winter een de plant hangen.
De aan weerszijden viltige bloemdekbladen zijn groen aan de buiten- en wit aan de binnenkant.
Het sap van de bosrank is giftig door protoanemonine (lacton van 4-hydroxy-penta-2,4-dieenzuur).
pluizige vruchten van de bosrank
foto : JH Mora CC 3.0
Het woord clematis is ontleend aan het Griekse woord clema voor rankende plant .
Vitalba is afgeleid van het Latijnse woord vitis en alba wat witte wijnstok betekent.
Vogels nestelen graag in de takken van de bosrank.
Zij vinden daar een beschermde plek.
De bloemen leveren nectar voor vele insecten.
De bosrank komt voor in Zuidwest-Azië en Zuid- en Midden-Europa. Oostelijk tot aan de Kaspische Zee en noordelijk tot in Nederland en Midden-Engeland. Ingeburgerd op aantal plaatsen in Noord-Amerika, Australië en Nieuw Zeeland.
Nederland: Vrij algemeen in Zuid-Limburg en in het oostelijk rivierengebied. Zeldzaam langs de binnenduinrand en in stedelijke gebieden. Elders zeer zeldzaam.
Vlaanderen: Vrij algemeen. Het meest in de Leemstreek, de Maasvallei en in de duinen. De soort breidt zich uit.
Wallonië: Algemeen in het Maasgebied, Lotharingen en de Leemstreek. Zeldzaam in de Ardennen. Elders zeer zeldzaam
De bosrandparelmoervlinder (Argynnis adippe, synoniem: Fabriciana adippe) is een dagvlinder uit de familie van de Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders.
Vroeger werd de soort ook wel adippevlinder genoemd.
De soort komt verspreid over het Palearctisch gebied voor.
Gelijkende soorten zijn de grote parelmoervlinder en de duinparelmoervlinder.
Engels : High Brown Fritillary Duits : Märzveilchenfalter, Feuriger Perlmutterfalter, Adippe-Perlmutterfalter, Hundsveilchen-Perlmutterfalter Frans : Le Moyen Nacré Oude Nederlandse naam : adippevlinder, bosparelmoervlinder, bruine parelmoervlinder, viooltjesparelmoervlinder
Bosrandparelmoervlinder
auteur : Rosenzweig CC 3.0
De voorvleugellengte bedraagt 24 tot 31 millimeter.
De bovenkant van de vleugels is oranje met zwarte vlekken en stippen.
De onderkant van de achtervleugel is contrastrijk okerbruin en wit en heeft geen gele zweem.
De achterrandvlekken zijn meer rond dan driehoekig.
Er bevindt zich een rij kleine witte vlekken met roodbruine rand op de onderkant van de achtervleugel.
In de middencel van de onderkant van de achtervleugel ligt een kleine, witte vlek die nooit een zwarte stip heeft.
De soort vliegt van juni tot in augustus.
De vlinders zijn vooral actief bij zonnig weer en vliegen snel.
Ze rusten in de bovenste takken van bomen en zijn daarom vaak moeilijk te vinden.
De vlinder vliegt in gebieden op hoogtes tot 2100 meter boven zeeniveau.
Argynnis adippe, onderkant vleugel
auteur : Harald Süpfle CC 2.5
De bosrandparelmoervlinder was een onregelmatige standvlinder die in het verleden verspreid over het land werd gevonden, maar vooral in het zuidoosten van het land.
De laatste populatie vloog in 1976 in Limburg, daarna is nog enkele malen een zwerver waargenomen.
De habitats zijn zonnige bloemrijke bosranden, brede bospaden, open plaatsen in het bos en struweel op kalkgraslanden, vrijwel altijd is er een weelderige, ruige begroeiing met veel kruiden aanwezig.
Als waardplanten diverse soorten viooltjes, waaronder vooral maarts viooltje en bleek- en donkersporig bosviooltje.
Levenscyclus :
Rups: eind maart-eind juni. De eieren worden afgezet op strooisel vlakbij de waardplant en overwinteren daar. De rups verlaat vlak voor de verpopping de waardplant en maakt een tentvormig spinsel van bladeren waarin hij zich verpopt.
Argynnis: Argynnus is een dame waar Agammennon verliefd op was. Na haar dood richtte hij voor haar een tempel op waar Aphrodite (Venus) werd vereerd. Zo is Argynnis ook een aanspreektitel van Aphrodite. Fabricius speelde graag met woorden, hij kan ook het woord arguros (silver) hebben bedoeld hetgeen slaat op de parelmoeren vlekken op de onderkant van de vleugels.
adippe: Linnaeus noemde deze vlinder cydippe naar een zee-nimf. Foutief werd daar adippe van gemaakt. Pas in 1956 heeft de raad voor de nomenclatuur gekozen voor adippe met Dennis & Schiffermüller als auteurs.
Het bier wordt gebrouwen in t Hofbrouwerijke te Beerzel.
33cl fles Bosprotter
Bosprotter is een ongefilterd, niet gepasteuriseerd bier met hergisting op fles.
Een "tripel" om U tegen te zeggen.
Goudblond brouwsel met een volmondige moutsmaak, een lichte karamel toets en een verfrissende bittere afdronk.
Dit bier kan voor langere tijd bewaard worden.
Alcoholgehalte 8,5°
De Bosporus (Turks: Bogaziçi, Karadeniz Bogazi) is een zeestraat in Turkije die de Zee van Marmara verbindt met de Zwarte Zee.
Zo wordt dus ook Europa gescheiden van Azië.
Aan weerszijden van de zeestraat ligt de stad Istanbul.
Op zijn smalst meet de Bosporus 640 meter.
De lengte bedraagt 32 kilometer.
De diepte varieert van 36 tot 124 meter.
De naam Bosporus komt uit het Grieks en duidt op een plaats waar een koe het water oversteekt.
De naam is ontstaan door de mythe die vertelt dat Io in de gedaante van een koe deze zeestraat overstak.
De plaatsnamen Coevorden en Oxford betekenen hetzelfde.
Ook de Straat van Kertsj werd vroeger Kimmerische Bosporus genoemd, in tegenstelling tot de Thracische Bosporus.
In de Griekse mythologie was de Bosporus bekend als 'de zwarte rotsen' waardoor Jason met zijn Argonauten door moest varen.
Engels : Bosphorus Duits : Bosporus Frans : Bosphore
De Bosporus vanuit de ruimte
auteur : Satellietfoto van NASA Visible Earth - vrije foto
Uit recent onderzoek is vast komen te staan dat de Bosporus is ontstaan na een overweldigende vloedgolf (tsunami), waarbij het water vanuit de Middellandse Zee tot grote hoogte werd opgestuwd, o.a. in de richting van de plaats waar nu de Bosporus ligt.
De relatief smalle landstrook die toen de Zwarte Zee scheidde van de Middellandse Zee werd overstroomd en door de kracht van het water ontstond gaandeweg de doorgang die wij nu als de zeestraat Bosporus kennen.
Vóór deze overstroming was de Zwarte Zee een meer ter grootte van ongeveer 30% van de huidige afmetingen.
Aan de oevers van het toenmalige meer was volop bewoning.
De verbinding tussen de Zwarte Zee en de Middellandse Zee wordt gevormd door de Bosporus, de Zee van Marmara en de Dardanellen in het zuiden.
De totale afstand tussen beide zeeën is 164 zeemijl ofwel circa 304 kilometer.
Ottomaanse huizen aan de oever van de Bosporus
auteur : Ayça Leovinus - vrije foto
Er zijn twee bruggen over de Bosporus: de 1074 m lange Bogaziçi-brug uit 1973 en de 1090 m lange Fatih Sultan Mehmed-brug uit 1988.
Er bestaan plannen voor een derde brug en de Turkse overheid heeft hiervoor zeven mogelijke locaties aangeduid.
De precieze locatie wordt geheimgehouden om voortijdige grondspeculatie te voorkomen.
In mei 2004 is men begonnen met de bouw van een spoortunnel, de Marmaray, die beide delen van de stad moet verbinden.
De totale lengte van de tunnel zal 13,7 km worden, waarvan 1,4 km onder water.
Om de drukbevaren scheepvaartroute niet te belemmeren komt de tunnel op een diepte van minimaal 55 meter te liggen.
In 2009 werd bekend dat er naast een spoortunnel ook een autotunnel onder de Bosporus komt.
Turkije investeert in de komende 10 jaar meer dan 100 miljard in infrastructurele projecten, waaronder meer dan 7000 kilometer hogesnelheidslijnen voor 450 k/h, 10.000 kilometer 4-baans snelweg, een derde brug over de Bosporus, een kanaal voor olietankers ten westen van de Bosporus, een autotunnel onder de Bosporus en de 1-na langste hangbrug ter wereld over de zee van Marmara.
De Bosphorus Bridge bij nacht
auteur : Kara Sabahat CC 3.0
Het vrije scheepvaartverkeer door de Bosporus is steeds van groot belang geweest voor de grote mogendheden, met name voor Rusland.
Hoewel de Bosporus tot het Turkse territorium behoort, is internationaal overeengekomen dat onschuldige doorvaart voor alle mogendheden geoorloofd is.
Het verdrag van Montreux werd in 1936 getekend door, onder andere, de regeringen van Turkije, de Sovjet-Unie, Roemenië, Engeland, Frankrijk en Japan.
De Verenigde Staten hebben dit verdrag niet ondertekend.
De vrije doorvaart van niet-militaire schepen werd gegarandeerd, tenzij Turkije in oorlog was met de landen onder welke vlag het schip voer, maar aan marineschepen werden wel beperkingen opgelegd.
In 1938 voeren ongeveer 4.500 schepen door de Bospurus met een totale lading van 7,5 miljoen ton.
Het scheepsverkeer is sindsdien sterk toegenomen, in 2005 waren het er bijna 55.000 met ruim 140 miljoen ton lading.
Het aandeel van de schepen met een gevaarlijke lading werd op 10.000 berekend.
Veel Russische aardolie wordt geëxporteerd in tankers via deze smalle zeeroute.
De Turkse regering heeft de plicht de schepen door te laten, maar kan veiligheidseisen stellen zoals het gebruik van een loods en de beperking opleggen dat grote schepen alleen in daglicht mogen varen door de zeestraten en de Zee van Marmara.
Om de drukke scheepvaartroute te ontlasten werd in 2011 een plan bekend gemaakt om het Istanboelkanaal aan te leggen.
Als de plannen ten uitvoer worden gebracht, zal het nieuwe kanaal voor 2023 in gebruik worden genomen.
De bosparelmoervlinder (Melitea athalia, synoniem Mellicta athalia) behoort tot de familie van de Nymphalidae.
De soort komt voor in heel Europa.
Het is een gewone vlinder in Scandinavië en Duitsland.
In Engeland is de soort sterk achteruitgegaan en wordt daar nu beschouwd als één van de meest zeldzame en bedreigde dagvlindersoorten.
Ook in Nederland is de bosparelmoervlinder zeldzaam en sterk achteruitgegaan: werd de soort tot en met 1980 in 151 uurhokken aangetroffen, in de periode 1980-1986 was dat nog in slechts 16 uurhokken (in Drenthe en op de Veluwe).
De bosparelmoervlinder staat als bedreigd op de Nederlandse rode lijst.
Engels : Heath Fritillary Duits : Wachtelweizen-Scheckenfalter, Weissfleck-Graseule Frans : Le Mélitée du mélampyre, Damier Athalie Oude Nederlandse naam : bosmelitaea, bosvlekvlinder, zwartkorenvlinder, zwartkoren-vlekvlinder, zwartvlekvlinder
De bosparelmoervlinder legt in de zomer eieren in clusters van 60-100.
Als waardplanten worden genoemd hengel (Melampyrum pratense), smalle weegbree (Plantago lanceolata) en gewone ereprijs (Veronica chamaedrys).
In Nederland wordt - voor zover bekend - alleen de Hengel als waardplant gebruikt.
De eitjes komen uit in juli en augustus.
De vlinder vliegt van eind mei tot begin augustus.
De rupsen overwinteren als halfvolgroeide rups en verpoppen in de lente.
pas gekapt bos (waar de hengel de enige waardplant is),
verwaarloosd grasland met smalle weegbree en gewone ereprijs,
beschutte heide met hengel.
Deze habitats zijn tijdelijk, in die zin dat ze na enige tijd dichtgroeien tot bos.
Vijf tot zes jaar na het kappen van een bos is de plek niet meer geschikt voor de bosparelmoervlinder.
De afname van de soort is te verklaren door een afname van geschikte biotopen en doordat de soort geen grote afstanden aflegt.
Melitaea: melitaea is weer een van de probleemnamen van Fabricius. Vele mogelijkheden dienen zich aan. Melinaea zou een bijnaam van Aphrodite zijn. Melitaea was ook de naam van een stad in de oudheid. Melitoeis betekent honingzoet en dat zou ook een van de vele bijnamen van Aphrodite zijn geweest. Ook kan het van melitaios komen hetgeen behorend bij Malta betekent. Alleen Fabricius weet wat juist is.
athalia: athalia betekent: komt van Athalia, de dochter van Omri, koningin van Israël en de moeder van koning Ahaziah. Na de moord op haar zoon regeerde ze zes jaren tot zijzelf hetzelfde lot onderging. Het is moeilijk te begrijpen waarom zo'n onbelangrijke koningin van een noordelijk koninkrijk (niet Juda zoals foutief werd geschreven door Macleod) werd uitverkozen om haar naam te geven aan een vlinder. Auteurs gebruikten nooit Bijbelse namen. Wellicht wilde Rottemburg een van de gratiën, Thalia, gebruiken, maar ontdekte hij dat Linnaeus die naam al had gebruikt. Hij paste toen een kleine aanpassing van de naam toe en had mogelijk helemaal geen bedoeling een Bijbelse naam te gebruiken.
De bospaardenstaart (Equisetum sylvaticum) is een vaste plant die behoort tot de Paardenstaartenfamilie.
De plant komt van nature voor in gebieden met een koud of gematigd klimaat op het noordelijk halfrond.
De plant komt voor op natte, vrij zure grond in houtwallen, loofbossen en aan slootkanten.
Engels : Wood Horsetail Duits : Waldschachtelhalm Frans : Prêle des bois
De plant wordt 15 tot 75 cm hoog en vormt wortelstokken.
Aan de wortelstokken worden meestal knollen gevormd.
De holle stengel is 3 tot 5 mm dik en heeft dichte kransen van overhangende, onvertakte groene zijtakken.
De holte is ongeveer de helft van de doorsnee van de stengel.
Later in het jaar kunnen wel 1 tot 2 maal vertakte, groene zijtakken gevormd worden.
Op de stengel zitten 10 tot 18 ribben met kiezelknobbels, die voor versterking van de stengel zorgen.
De bladeren staan in kransen. De bladscheden zijn grotendeels met elkaar vergroeid tot een stengelschede.
De stengelscheden en tanden zijn naar boven toe helder roodbruin.
In april en mei verschijnen er bladgroenloze stengels met sporenaren op de top.
Tijdens de rijping ontstaan er groene zijtakjes, waarna de stengel zelf ook groen wordt.
De aren zijn 15 tot 25 mm lang en als ze rijp zijn verdrogen ze en vallen daarna af.
Als de planten in sterke schaduw groeien worden meestal geen aren gevormd.
De aar is kegelvormig en bestaat uit zeshoekige schubjes waar aan de binnenkant het sporangium met de sporen zich bevinden.
De sporen hebben bladgroen en 2 springdraden, elateren genoemd, die in droge toestand om de spore zijn gewikkeld, wanneer ze nat worden strekken ze zich en duwen de spore uit de aar.
Er zijn twee typen sporen, mannelijke en vrouwelijke. De sporen groeien uit tot bladgroenhoudend voorkiemen of prothallia.
In dit stadium vindt de bevruchting plaats waarna de paardenstaart tot een volledige plant kan uitgroeien.
De prothallia (voorkiemen) zijn gebonden aan een zeer open groeiplaats.
Vlaanderen: Zeer zeldzaam. Wallonië: Zeldzaam in de Ardennen. Elders zeer zeldzaam.