De Braque du Bourbonnais is een hondenras dat afkomstig is uit Frankrijk.
Het is een jachthond, die vooral wordt gebruikt in het water en voor de jacht op vogels.
Het is een oud ras, dat al in de 16e eeuw bekend was.
In 1925 is de eerste Braque du Bourbonnais Club opgericht door een aantal toegewijde fokkers.
In 1930 kwamen zij met de eerste rasstandaard.
Door de tweede wereldoorlog werd al het werk van de club tenietgedaan en door de Franse kennelclub (FCI) van de lijst geschrapt.
Engels : Bourbonnais Pointing Dog, Bourbonnais Pointer, Braque du Bourbonnais Duits : Braque du Bourbonnais Frans : Braque du Bourbonnais
Braque du Bourbonnais
Classificatie FCI: Groep 7 Sectie 1 #179
Een volwassen reu wordt ongeveer 51 tot 57 centimeter hoog.
De teef blijft iets kleiner met een hoogte van 48 tot 55 centimeter.
Het gewicht van een volwassen reu ligt tussen de 18 en 25 kilogram, die van de teef tussen de 16 en 22 kilogram.
De vacht is lichtbruin en wit of enigszins reekleurig.
Grote aftekeningen zijn er bijna niet, maar over het hele lichaam zijn wel kleine vlekken te zien.
De hond heeft verder een korte en dichte beharing.
Hoewel de vacht vet dient te zijn, mag deze niet glanzen volgens fokkers.
Braque du Bourbonnais
De Braque du Bourbonnais is een zeer ontspannen ras.
Hij is intelligent en de meest evenwichtige van de Franse Brakken.
Hij heeft veel uithoudingsvermogen en apporteert graag.
Van vroeger uit is het dan ook een echte jachthond.
Tegenwoordig gebruikt men hem hier nog steeds voor.
Wat veel mensen echter niet weten, is dat dit dier ook een uitstekende gezinshond is.
De omgang met kinderen en soortgenoten verloopt meestal prima bij deze Brakken.
Als het ras al op jonge leeftijd in aanraking komt met katten en andere huisdieren verloopt het contact hiermee vrijwel altijd goed.
Braque du Bourbonnais
Tussen 1963 en 1973 is er niet één Braque du Bourbonnais geregistreerd door de strikte regels die het staartloze ras moet hebben.
Door deze strikte regels verloren de fokkers ook hun interesse.
In 1970 Heeft Michel Comte en een aantal fokkers de koppen bij elkaar gestoken om het ras te redden.
Dit leidde in 1982 tot de tweede oprichting van de Braque du Bourbonnais Club.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.hondenencyclopedie.be
- tinternet
In tegenstelling tot de meeste andere Franse Pointers die naar hun omgeving werden vernoemd, stamt deze Braque d' Ariège niet af van de inheemse Hounds van zijn omgeving.
Dit weten we zeker, omdat de Hound van Ariège een zuivere ontwikkeling is uit de 20ste eeuw.
De meest aannemelijke theorie aangaande hun creatie is dat zij een oude kruising vertegenwoordigen tussen de Spaanse Pointer en de Bracco Italiano.
De Ariège ontving nieuw bloed tijdens de 20ste eeuw, voornamelijk van de Braque Saint-Germain, maar ook van de Braque Français.
De kruisingen resulteerden in een gladdere en snellere hond.
De Braque de Toulouse et de l' Ariège, die groot en levendig is, was eens een langzame en rustige jager, maar is nu lichtvoetiger en eleganter.
Hij blijft echter één van de grootste en krachtigste van de Franse Pointers.
Het is een grote, zeer waardige hond van edel ras en toch elegant ondanks zijn groot formaat en stoerheid.
Engels : Ariege Pointing Dog, Ariege Pointer, Braque de l'Ariège Duits : Braque de l'Ariège Frans : Braque de l'Ariège
Braque de l'Ariège
Classificatie FCI: Groep 7 Sectie 1 #177
Hoogte van de Braque de l'Ariège is 60-70 cm.
Het gewicht van de Braque de l'Ariège is 40-45 kg.
De kleur van de Braque de l'Ariège is overwegend wit met oranje of bruine platen.
Spikkels zijn toegestaan.
Braque de l'Ariège
De Braque de l'Ariège is buitengewoon breed inzetbaar in de jacht.
Dit ras leert snel en is gemakkelijk in de omgang en zeer vriendelijk.
Ze zijn gehecht aan hun baas en zacht van aard.
Het zijn uitstekende honden op veerwild, en ook voor haarwild worden ze gebruikt.
Ze zijn zeer gedreven in hun werk.
Braque de l'Ariège
Ze hebben veel beweging nodig, het zijn schatten van honden, maar ze moeten hun energie kwijt kunnen, ze zijn ook erg groot dus om ze de hele dag binnen te hebben is geen optie want ze hebben vrijheid nodig om zich te kunnen bewegen.
De beweging is daarom bij hen van groot belang in de zin van een grote tuin waar zij lekker de hele dag kunnen spelen.
De honden hebben niet veel verzorging nodig, ze hebben een korte vacht en deze is erg fijn waardoor de verzorging maar minimaal is.
Het gaat om een fijne beharing en deze zorgt voor een goede bescherming tegen de kou.
Ze kunnen met kinderen overweg maar ze zijn erg groot, laat ze daarom van jongs af aan aan de kinderen wennen zodat zij er ook rustig naar toe kunnen lopen.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.hondencentrum.com
- www.hondenrassen.nl
- tinternet
De Braque d' Auvergne (of Bleu d' Auvergne, Auvergne Pointer) behoort tot de rassengroep van de Staande Honden van het Brak-type.
Al jaren bestaat het idee dat de Braque Français veranderd is onder invloed van zijn omgeving of door behendige selectie.
Een andere, eveneens interessante suggestie is, dat hij van Malta kwam.
Dit volgens een hypothese die gebaseerd is op het eenvoudige idee dat leden van de Orde der Maltezers, waar ook Franse ridders eens deel van uitmaakten, deze honden terug meenamen naar Frankrijk, toen de Orde in 1798 werd opgeheven.
Helaas ontbreekt voor beide mogelijkheden van oorsprong overtuigend bewijsmateriaal.
Maar de Braque d' Auvergne laat deze onwetendheid niet aan zijn hart komen, het is en blijft een verfijnd ras met uitstekende mogelijkheden.
Braque d'Auvergne
Classificatie FCI: Groep 7 Sectie 1 #180
Deze 'Bleu' heeft een relatief mager uiterlijk, hoewel het een middelgrote en zeer krachtige hond is.
Het is een taaie hond met behoorlijk lange benen.
Een gelijkenis met de Pointer valt niet te ontkennen.
Het is een sterke en actieve hond, met een fantastisch reukvermogen.
Deze Braque d' Auvergne is een echte jachthond : met zijn neus in de lucht zoekt hij systematisch het veld af.
Hij blijft dicht bij de jager, dringt door in het kreupelhout en gaat te water.
De eerste rasstandaard van deze hond werd gepubliceerd in 1965.
Braque d'Auvergne
De Braque d'Auvergne reu is 57-63 cm en de teef 55-60 cm.
Het gewicht van de Braque d'Auvergne is 25-35 kg.
De kleur van de Braque d'Auvergne wordt omschreven als blauw gespikkeld.
Dit wil zeggen een hond met een witte ondergrond die opvallend veel schimmeltekening heeft, kleine spikkels dus.
De kleurvariant zwartschimmel komt ook voor.
Soms heeft de Braque d'Auvergne kleine zwarte platen, zwarte aftekening aan het hoofd is gewenst en heeft de voorkeur.
Braque d'Auvergne
Het is een sterke en actieve hond met een uitstekende neus.
De Braque d'Auvergne is een jachthond in alle opzichten.
Hij is baasgericht en gaat niet ver weg, is hard voor zichzelf en zwemt graag.
Hij is temperamentvol en heeft een groot uithoudingsvermogen.
De Braque d'Auvergne is een intelligente hond, wat de opvoeding vergemakkelijkt.
Een strenge en harde aanpak doet dit dier geen goed.
Een consequente en vriendelijke opvoeding is hier het alternatief.
De Braque Bleu d'Auvergne moet veel rennen en apporteren.
Een baas die niet van plan is te gaan jagen met deze hond, moet er voor zorgen dat dit dier voldoende beweging krijgt.
Op die manier is de hond rustig wanneer hij in huis is.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.hondencentrum.com
- www.hondenplaza.nl
- tinternet
De Braque Saint-Germain behoort tot de hondenrassengroep van de Continentale Staande Honden van het Brak-type.
Net als de Engelse Pointers, stammen de Franse Pointers af van de Spaanse Pointer.
De geschiedenis van de Braque Saint-Germain kan worden teruggevoerd naar de donkere dagen van Louis XV, of zelfs vroeger.
Schilderijen die vandaag de dag in het Louvre hangen, geven een indruk van de oudheid en zuiverheid van het ras.
In de 18de eeuw werden deze eerste Brakken beschouwd als één ras.
Engels : St. Germain Pointing Dog, Saint Germain Pointer, Compiège Pointer Duits : Braque Saint-Germain Frans : Braque Saint-Germain
Braque Saint-Germain
Classificatie FCI: Groep 7 Sectie 1 #115
De Saint-Germain, erkend als apart ras, verscheen voor het eerst tijdens het bewind van Charles X.
Reeds in de eerste helft van de 19de eeuw werd hij zeer gewaardeerd, hoewel hij toen minder 'verfijnd' was dan tegenwoordig.
Hun elegantie viel erg in de smaak bij de toenmalige jagers uit Parijs.
Hij is waarschijnlijk de mooiste onder de bruikbare Franse Pointers.
Deze Braque Saint-Germain is elegant en goed geproportioneerd.
Het is een soepel gebouwde hond, met niet minder zware botten dan zijn collega Pointers.
Braque Saint-Germain
De Braque St. Germain reu is 50-62 cm, de teef 54-59 cm.
Het gewicht van de Braque St. Germain is 25-30 kg.
Kleur: Wit met oranje spikkels.
Enkele kleine vlekken zijn toegestaan.
De Braque St. Germain is een energieke hond die veel beweging nodig heeft.
Het is een hond die graag en veel wil werken.
Braque Saint-Germain honden
Hij is kalm en rustig van aard, leert vlot en is onvermoeibaar.
Hij is een zeer enthousiast jager en kan zijn eigenzinnigheid behoorlijk tentoonspreiden als hij zijn energie niet kwijt kan.
Het is een vriendelijke, zachtaardige en gewillige hond die zeer op zijn baas gesteld is.
Hij verdraagt warmte uitstekend, kou wat minder.
De Braque St. Germain heeft behoefte aan voldoende ruimte en lichaamsbeweging.
Door zijn korte vacht heeft deze hond maar weinig verzorging nodig.
Hij hoeft maar een aantal keren per seizoen geborsteld te worden.
Verder is het belangrijk dat zijn oren vaak worden nagekeken.
Houdt de gehoorgangen goed schoon om infecties te voorkomen.
De Braque Dupuy behoort tot de rassengroep van de Continentale Staande Honden van het Brak-type.
Hij is de grootste van de Franse Brakken en staat hoog op zijn poten.
Zijn exacte oorsprong is onbekend, maar men veronderstelt dat hij in het begin van de 19de eeuw reeds aanwezig was in Poitou.
Hij is ook één van de oudste Brakken en heeft zodoende een meer 'hound-achtig' uiterlijk dan zijn verwanten, de Braque d'Auvergne, de Braque d'Ariege, de Braque du Bourbonnais en de Braque Saint-Germain.
De Dupuy is niet alleen groot, maar ook elegant en relatief snel.
Sommigen geloven zelfs in een inmenging van de Greyhound of de Sloughi.
Deze Braque Dupuy is een uitstekende jachthond op grote terreinen of in open veld.
Engels : Dupuy Pointer, Pointing Dog Duits : Dupuy-Vorstehhund Frans : Braque Dupuy
Braque Dupuy
Classificatie FCI: Groep 7 Sectie 1 #178
De Franse Revolutie liet echter ook bij dit ras zijn sporen na en halveerde de Dupuy populatie.
Slechts enkele exemplaren konden gered worden in de abdij van Argensols.
Hoewel deze Brak wel in het water wil werken, doet hij dit eigenlijk liever niet.
De officiële rasstandaard van deze hond werd in 1963 door de FCI gepubliceerd.
Braque Dupuy
De schofthoogte gaat voor reuen tot 68 cm en voor teven tot 66 cm.
Het gewicht bedraagt 22 tot 28 kg.
De Braque Dupuy is een combinatie van soepelheid, lichtheid en sterkte.
Hij bezit een schitterende kastanjebruin met witte vacht.
Het hoofd is lang, verfijnd en droog.
De oren zijn hoog op de schedel geplaatst.
De snuit lijkt op die van een ram, en heeft een geringe stop.
De borst is groot en de buik licht opgetrokken.
De staart zit laag.
Braque Dupuy
De Braque Dupuy heeft een 'gehaast' karakter.
Hij is intelligent en altijd actief tijdens de jacht.
In open terrein heeft de Dupuy een benijdenswaardige snelheid.
Brangus is een oorspronkelijk Amerikaans runderras, dat een kruising is tussen een Zebu koe (Bos indicus) meestal Brahman of Nelore en de Europese koe (Bos taurus) van het oorspronkelijke Engelse ras Aberdeen Angus.
De dieren zijn met name geschikt voor vleesproductie waar slechte voedings- en klimatologische omstandigheden heersen.
Een officiële Brangus is voor 3/8 tot 5/8e deel Angus en 5/8 tot 3/8e deel Zebu.
Het ras was oorspronkelijk zwart, maar er is ook een rode variant.
Brangus stier
De verspreiding is met name in de sub-tropisch en tropische delen van de Verenigde Staten, Zuid-Amerika en in Australië.
In Argentinië is Brangus het meest gebruikte vleesras in gebieden met periodieke voedselschaarste en/of hogere temperaturen naast het Angus ras voor de gematigde gebieden waar altijd voldoende voedsel is.
De eerste succesvolle kruising vond plaats in 1912 in de Amerikaanse staat Louisiana.
Men wilde door middel van een kruising de hardheid en het aanpassingsvermogen van de Zebu combineren met het lekkere, malse, gemarmerde vlees van de verbeterde Amerikaanse Aberdeen Angus.
Brangus koe met kalf
In 1949 verenigden de fokkers zich in het IBBA (International Brangus Breeders Association).
Brangus wordt als merknaam gevoerd door het IBBA.
Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden ook fokkersorganisaties in met name Argentinië (www.brangus.org.ar) en Australië (www.brangus.com.au) en later ook in vrijwel alle andere Zuid-Amerikaanse landen.
Brangus kalf
auteur : Beck Shook
Sinds 1963 is het ras ook ingevoerd in Zuid-Afrika.
Mr. Raymond Green in Ladysmith, Natal begon in 1963 met een fokprogramma voor het Brangus ras.
De eerste Brangus Club werd er opgericht in 1976 om erkenning te krijgen voor het ras.
In 1986 besloot het South African Stud Book Association de methodes van de Brangus breeders society of South Africa te erkennen.
Momenteel zijn er meer dan 110 fokkers met ongeveer 18000 geregistreerde stuks vee in Zuid-Afrika.
' The Brangus Cattle Breeders' Society of South Africa '
De Brandvlerkvlinder (Pheosia tremula) is een vlinder uit de familie van de tandvlinders (Notodontidae), die verspreid over Europa voorkomt, tot aan de poolcirkel.
De brandvlerkvlinder is in Nederland en België een gewone soort die verspreid over het hele gebied voorkomt.
Engels : Swallow Prominent Duits : Pappel-Zahnspinner, Espen-Porzellanspinner Frans : la Porcelaine Oude Nederlandse naam : brandvlerk-beervlinder, peppelbrandvlerkvlinder, populierenbrandvlerkvlinder, porseleinvlinder
Het imago kan vrij gemakkelijk verward worden met de berkenbrandvlerkvlinder.
Deze laatste is echter kleiner, en de witte wigvormige figuur aan achterrand aan de binnenkant van de voorvleugel is breder en korter.
Rups van het brandvlerkvlinder
auteur : Gyorgy Csoka CC 3.0
De waardplanten van de brandvlerkvlinder zijn de populier, met name ratelpopulier, wilg en berk.
Pheosia: pheos = een stekelige plant, een doorn; naar de tapse witte vlek aan de achterrand van de vleugel.
Deze vlekken zijn kenmerkend voor de enige twee soorten die Hübner in de genus onderbracht.
tremula: tremula = bibberen, beven: waarschijnlijk naar de bevende bewegingen van rups en vlinder en wellicht met een woordspeling ook verwijzend naar Populus tremula, ratelpopulier; de voedselplant volgens Linnaeus.
Als de naam uitsluitend was gebaseerd op deze voedselplant zou Clerck 'tremulae' hebben geschreven.
De Brandts vleermuis (Myotis brandtii) is een vleermuis uit de familie der gladneuzen.
Deze soort lijkt veel op de baardvleermuis, en wordt meestal gezien als een nauwe verwant daarvan, maar genetisch onderzoek wijst uit dat Brandts vleermuis verwant is aan een grote groep Amerikaanse Myotis-soorten.
De Brandts vleermuis komt in praktisch heel Europa voor, en in Azië van Rusland tot Mongolië.
Hij ontbreekt in Scandinavië, IJsland en Noord-Rusland.
Engels : Brandt's Bat Duits : Große Bartfledermaus Frans : le Murin de Brandt, Vespertilion de Brandt
Brandts vleermuis
auteur : A.V.Borissenko (Борисенко) CC 3.0
Het dier lijkt erg veel op de baardvleermuis en de watervleermuis.
Brandts vleermuizen zijn van baardvleermuizen te onderscheiden aan de hand van de penisvorm en het gebit, en van watervleermuizen door de kleinere voetjes.
De baardvleermuis wordt ook wel de "gewone baardvleermuis" of kleine baardvleermuis genoemd.
De Brandts vleermuis wordt dan de grote baardvleermuis genoemd.
Volwassen exemplaren worden tussen de 4,3 en 9,5 gram en hebben een spanwijdte van 21 tot 25,5 cm.
De kop-romplengte is 37 tot 51 mm, en de staartlengte is 32 tot 44 mm.
Hij heeft een lichtbruine vacht, soms met een gouden glans.
De onderzijde is lichtgrijs met een gelige glans.
De snuit, oren en vleugels zijn donkerbruin.
Anders dan de baardvleermuis heeft de Brandts vleermuis een lichter binnenoor, en is de oor korter.
Het geluid dat ze maken heeft een frequentie van 30 à 75 kHz, waardoor het buiten het menselijk gehoorbereik ligt en slechts met zogenaamde batdetectoren waar te nemen is.
Ook dan is het vrijwel niet te onderscheiden van de water- en baardvleermuis.
De Brandts vleermuis houdt een winterslaap van oktober tot maart/april.
De winterslaap houden ze in koele, ondergrondse verblijven, als grotten, mijnen, tunnels en kelders, tot 1730 meter hoogte in Zwitserland.
De soort houdt van parkachtig landschap, vlakbij water, tot 1270 meter hoogte.
In Nederland komt het dier in vrijwel het gehele land voor.
De vleermuis jaagt voornamelijk boven open bosland of boven het water op kleine insecten als vliegen.
Een kwartier na zonsondergang vliegt hij meestal uit, maar hij kan ook voor zonsondergang worden waargenomen.
Zijn jachtgebied ligt 1 à 3 kilometer van zijn dagverblijf.
's Zomers leven de vrouwtjes met hun jongen in kraamkolonies die meestal 20 tot 60, maar soms wel 70 vrouwtjes kunnen omvatten.
Soms wordt deze kraamkolonie gedeeld met andere vleermuizen, als ruige dwergvleermuis, baardvleermuis, watervleermuis.
De mannetjes leven dan alleen.
De Brandts vleermuis krijgt slechts één jong per worp.
Vrouwtjes worden waarschijnlijk in het tweede jaar geslachtsrijp.
Zowel 's zomers als 's winters kunnen ze gebruikmaken van door de mens gemaakte voorzieningen als gebouwen, maar ook kunnen ze leven in grotten en bomen.
Waarnemingen in de stad zijn goed mogelijk, maar hij komt daar minder vaak voor dan de baardvleermuis.
De oudst bekende Brandts vleermuis was 19 jaar en 8 maanden oud.
Brandts vleermuis
auteur : Eric Walravens op www.afblum.be
De Brandts vleermuis staat op de Nederlandse rode lijst met de status uitgestorven in het wild.
Door gericht onderzoek naar winterslapende Brandts vleermuizen, en inzet van onderzoek met mistnetten zijn er de afgelopen jaren nieuwe waarnemigen van Brandts vleermuizen in het rivierengebied en Zuid-Limburg.
In de zomer van 2007 is de eerste Nederlandse zomerverblijfplaats van deze soort gevonden, in het oosten van het land.
Het is echter niet waarschijnlijk dat deze soort in Nederland algemeen voorkomt.
In België wordt de Brandts vleermuis sporadisch en zeer verspreid waargenomen
In 1901 werden in het postkantoor van Den Haag proeven genomen met een brandstempel.
Het stempel werd boven een petroleumvlam verhit waarna de poststukken werden gestempeld.
Het resultaat was dat de stempelafdruk in het papier werd geschroeid.
De machine werd met de voet bediend en men kon 240 brieven per minuut "stempelen".
brandstempel
Bij briefkaarten voldeed dit redelijk, bij brieven gebeurde het regelmatig dat behalve de postzegel ook de envelop en de inhoud verschroeide.
Ook is het meermalen gebeurd dat het poststuk vlam vatte.
Na een paar maanden werd de proefneming gestaakt.
Het brandstempel is echter zo vaak gebruikt, dat je regelmatig postzegels of poststukken met een brandstempel in een verzameling kunt aantreffen.
De brandstapel heeft een lange historie als methode tot het voltrekken van de doodstraf voor misdaden als hoogverraad, ketterij en hekserij.
Vooral tijdens de Inquisitie zijn veel mensen tot de brandstapel veroordeeld.
Tegenwoordig doet deze straf wreed aan, maar in de Middeleeuwen geloofde men dat de veroordeelde zijn ziel van het vagevuur zou kunnen redden door de reinigende werking van de vlammen.
Terechtstellingen op deze wijze vonden plaats in het openbaar, deels als (leed)vermaak maar vooral als waarschuwing voor de toeschouwers dat zij niet dezelfde misdrijven zouden begaan.
Engels : Death by burning, burning alive, burning to death Duits : Scheiterhaufen Frans : Le bûcher
William Tyndale op de brandstapel in Vilvoorde. Uit: Foxe's Book of Martyrs.
De veroordeelde werd vastgebonden aan een rechtop staande paal met daar omheen een (meestal) nauwkeurig aangelegde verzameling brandhout.
Afhankelijk van de omstandigheden (en kennissenkring) van de veroordeelde werd soms aan naaste verwanten toegestaan om makkelijk brandbare stukken hout en papier tussen de kleding van het slachtoffer te stoppen om het proces zoveel mogelijk te bespoedigen.
In sommige gevallen werd als een soort van genade nat hout gebruikt of werd het hout zodanig neergelegd dat het vuur een grote rookontwikkeling tot gevolg zou hebben.
De veroordeelde stierf dan met enig geluk door verstikking voordat de vlammen vat op hem/haar zouden krijgen.
Een slachtoffer van de inquisitie aan de brandstapel
De voornaamste reden van de Spaanse Inquisitie voor deze wijze van terechtstelling was om geen (zichtbaar) bloed te hoeven vergieten.
De Rooms-katholieke Kerk deed alles om zich te houden aan het dogma Ecclesia non novit sanguinem (de kerk is onbesmeurd door bloed).
De schattingen van het aantal mensen dat door de Spaanse Inquisitie ter dood veroordeeld is tijdens haar bestaan (van 1478 tot 1834) lopen uiteen.
Wel is uit het bestuderen van archieven gebleken dat ongeveer 2% van de door de inquisitie gevoerde processen de doodstraf als resultaat had.
De executie werd uitgevoerd door de burgerlijke overheid.
Als de verdachte berouw toonde werd hij door wurging om het leven gebracht waarna zijn lijk op de brandstapel verbrand werd.
Had de verdachte geen berouw, dan werd hij levend verbrand.
Lijkverbrandingen langs de oevers van de heilige rivier, de Bagmati, India
auteur : wesselrene01 op National Geographic
Brandstapels zijn ook gebruikt tijdens verschillende pogingen om kunst en gedachtegoed te vernietigen.
Berucht zijn onder andere de beeldenstorm en de boekverbrandingen tijdens de Kristallnacht in 1938.
Met Pasen worden in een groot deel van Europa grote brandstapels, zogenaamde "paasvuren", aangestoken.
Ook in Nederland komt dit gebruik voor, vooral in Twente, de Achterhoek en sommige plaatsen in Drenthe en Groningen.
Het meest westelijke paasvuur wordt ontstoken in Driebergen (provincie Utrecht).
In sommige landen, zoals India en Thailand, werden en worden brandstapels gebruikt om een dode te cremeren.
De brandspuit is een apparaat dat een waterstraal produceert met als doel een brand te blussen.
Met een brandspuit kan water hoger en dieper in een brandhaard worden gebracht dan wanneer men water rechtstreeks vanuit een emmer gooit.
17e eeuwse brandspuit in het Nationaal Brandweermuseum.
auteur : Quistnix CC 3.0
De allereerste brandspuiten werkten ongeveer als een injectiespuit: het waren holle cilinders met een zuiger erin die met de hand kon worden bediend.
Ze konden maar een kleine hoeveelheid water bevatten en moesten telkens vanuit een emmer worden gevuld.
Het eerste Nederlandse octrooi op de brandspuit werd in 1664 verleend aan de Amsterdammers Pieck, Pomp en Van der Veere.
Deze brandspuit is te vergelijken met een tobbe waarin een handpomp met een spuitmond eraan is bevestigd.
De spuitmond staat onder een hoek van ongeveer 45 graden opgesteld om het water zo ver mogelijk te spuiten.
Deze brandspuit leverde weliswaar een constante stroom water, maar had als nadelen dat hij met emmers gevuld moest worden en dat hij zo dicht bij de brandhaard moest worden gebracht dat zowel de bemanning als de brandspuit zelf gevaar liepen te worden geraakt door brandende brokstukken en puin.
Brandspuit (l) en zuigpomp (r) van Jan van der Heyden
auteur : Quistnix CC 3.0
Jan van der Heyden en zijn broer Nicolaas hebben de brandspuit in 1672 verbeterd door er een 'zuigpomp' en lederen brandslangen aan toe te voegen.
Het benodigde water kon nu direct uit de gracht opgezogen worden (als filter tegen het vuil diende een gevlochten mandje), terwijl de brandslangen de spuitgasten in staat stelden het vuur veel gerichter te bestrijden.
De slangen bestonden uit aan elkaar genaaide stukken leer; de zuigbuis was verstevigd om dichtslaan ten gevolge van de voor het oppompen benodigde onderdruk tegen te gaan.
Al kort na de invoering deze verbeteringen werden de zuigpomp en de brandspuit gecombineerd tot een enkel apparaat.
De dubbele pompwerking had een "dood" moment tot gevolg, halverwege de slag.
Om dit op te vangen werd al snel een extra drukvat aangebracht.
Met de daarin opgebouwde druk werd de waterstraal gevoed tijdens het dode moment van de pomp, waardoor de spuit een constante waterstraal produceerde.
Op deze vinding verkregen de gebroeders van der Heyden in 1677 patent.
Door paarden getrokken stoombrandspuit, gemeente Zeist
auteur : Quistnix CC 3.0
De spuit, die aanvankelijk naar de brand werd gedragen, werd al snel voorzien van wielen.
Volgens Jan van der Heyden moesten deze geheel van hout zijn, omdat ijzeren banden op de straatstenen zouden vonken waardoor de brandspuit zelf een brand zou kunnen veroorzaken.
Rond 1780 werden de lederen slangen vervangen door slangen uit waterdicht gemaakte hennepvezels.
Deze slangen moesten, net als de leren slangen, na gebruik te drogen worden gehangen.
Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw werden brandspuiten niet meer op handkracht, maar door middel van een stoommachine en later een verbrandingsmotor aangedreven.
De brandspuit zelf werd aanvankelijk nog door paarden getrokken, maar tegen het einde van de negentiende eeuw ontstond uit de brandspuit geleidelijk de brandweerauto zoals wij die nu kennen.
Brandspiritus, meestal spiritus genoemd, is een mengsel van alcohol, water en diverse toevoegingen.
Het wordt gebruikt als schoonmaakmiddel en als brandstof.
Brandspiritus bestaat grotendeels uit ethanol.
Er is een giftige stof aan toegevoegd (meestal methanol), om de alcohol te denatureren (ongeschikt te maken voor consumptie).
Daarnaast bevat het een blauwe kleurstof en een geurstof om de zo behandelde alcohol goed herkenbaar te maken.
Ook bevat het een braakmiddel voor het geval iemand de spiritus toch binnenkrijgt.
Over zo behandelde alcohol hoeft dan geen accijns te worden betaald.
De samenstelling van brandspiritus is doorgaans: 85% ethanol, 10% water, 3% methanol, 1% aceton en 1% pyridine (een geurstof) plus een blauwe kleurstof.
De verbrandingswaarde van spiritus is 18 × 109 J/m3 en de dichtheid 0,84 x 103 kg/m3.
Het woord spiritus is Latijn voor geest en duidt erop dat spiritus snel verdampt.
Engels : Denatured alcohol, methylated spirits Duits : Brennspiritus Frans : Alcool dénaturé, alcool à brûler
Brandspiritus
Een spiritusbrander wordt wel gebruikt door kampeerders.
Deze werkt heel eenvoudig.
De vloeistof zit in een open bakje, dat is afgedekt door een metalen gaasje.
De spiritus kan gewoon worden aangestoken zonder ontploffingsgevaar of gevaar voor een steekvlam.
Spiritus is wel gevaarlijk als het direct vanuit de fles op een brandende of smeulende barbecue wordt gegoten.
Sommige spiritusbranders zijn voorzien van een luchtpompje om de spiritus te vergassen.
Deze geven bij een gelijke hoeveelheid verbrand materiaal wat meer energie.
In laboratoria worden wel spiritusbranders met een pit gebruikt, omdat de spiritusvlam geen roet afgeeft en zich goed leent voor het verwarmen van glaswerk met vloeistoffen erin.
Meestal wordt hier echter gebruikgemaakt van een bunsenbrander.
In huishoudens wordt spiritus gebruikt in fonduestellen om de fondue warm te houden.
Ook wordt spiritus gebruikt bij het ramen lappen.
Een scheut spiritus in het water zorgt dat het water niet bevriest als het buiten erg koud is en het zorgt er ook voor dat er minder strepen achterblijven, al is een blauwe waas daarna wel waarneembaar op het glas.
Branders voor brandspiritus
Bij het gebruik van spiritus is altijd voorzichtigheid geboden.
De lichtblauwe vlam is in de buitenlucht of in een goed verlichte ruimte zeer moeilijk te zien.
Ook een plas gemorste spiritus zelf is op veel ondergronden als tapijt, kleding, gras of asfalt vaak vrijwel niet te zien.
Daardoor is het zowel voor slachtoffers als hulpverleners vaak zeer moeilijk in te schatten waar het precies brandt en waar het veilig is.
Een blusdeken is het beste middel tegen spritusbrand.
Brandblussers blazen en kunnen dus vloeistof en damp verder verspreiden.
De brandnetelmot of bonte brandnetelroller (Anania hortulata, voorheen geplaatst in het geslacht Eurrhypara) is een dagactieve nachtvlinder uit de familie Crambidae, de grasmotten.
Zeer algemeen in Nederland en België.
Engels : Small Magpie, Anania hortulata Duits : Brennnesselzünsler Frans : Eurrhypara hortulata
Met een spanwijdte van 24 tot 31 millimeter is het een vrij grote vlinder uit de familie van de lichtmotten.
De vleugels hebben een witte achtergrondkleur, wit of zilver met een dubbele rij van ei-vormige bruin-grijs tot zwarte vlekken langs een donkere zoom.
De brandnetelmot heeft een groot aantal lage planten als waardplant.
In Nederland vooral op soorten brandnetel (Urtica) en dan vooral grote brandnetel (U. dioica).
Ook gevonden op braam en framboos (Rubus).
Zelden ook op andere planten.
Ondermeer ook munt (Mentha), andoorn (Stachys), ballote (Ballota), malrove (Marrubium) en winde (Convolvulus).
Rups van de brandnetelmot
auteur : Harald Süpfle CC 3.0
De soort is in heel Europa wijdverspreid met uitzondering van het poolgebied en komt in geschikte habitats opvallend vaak voor.
Buiten Europa komt het voor in Klein-Azië en Siberië en het Russische Verre Oosten (Neder-Amoer-regio).
Ze zijn inmiddels ook al gemeld in Noord-Amerika.
De brandnetelmot vliegt van mei tot half september, overdag zijn ze terug te vinden op struiken en brandnetels, 's nachts komen ze op licht.
De rupsen overwinteren tot het voorjaar in een cocon.
Met brandnetelmot werden vroeger meerdere soorten bedoeld, omdat ze allemaal deze naam droegen: Celypha lacunana, Anthophila fabriciana en Anania hortulata.