Breed wollegras (Eriophorum latifolium) is een plant uit de cypergrassenfamilie (Cyperaceae).
De soort komt voornamelijk voor in West-Siberië, de Kaukasus en in Europa, behalve in de meest zuidelijke delen.
Breed wollegras komt verder in heel Europa voor tot op 2100 m hoogte.
Engels : Broad-leaved cottongrass Duits : Breitblättrige Wollgras Frans : La Linaigrette à feuilles larges
Breed wollegras
foto : fitoapteke.org
Breed wollegras is een vaste, pollenvormende plant zonder wortelstokken.
De 2-6 mm brede bladeren zijn v-vormig en hebben een driekantige top.
De plant wordt 30-60 cm hoog en bloeit in april en mei met 4-12 cm lange aren.
De kafjes zijn eennervig.
De aartjes zijn tweeslachtig en hebben een wollig pluis.
Het breed wollegras bloeit van mei tot en met juli als aren.
De aren zijn kleiner dan die van Veenpluis, tot 1 cm.
Ze bevatten tot 30 bloemen.
De vruchten dragen witte haren, die tot 2½ cm lang worden.
Eriophorum latifolium
auteur : J.F. Gaffard CC 3.0
Groeit op zonnige plaatsen op natte, voedselarme, zwak zure, ijzerrijke grond (humeuze tot venige grond, laagveen en leem).
Het breed klokje groeit in hooiland (blauwgrasland) en moerassen (bronmoeras).
In Nederland is het breed wollegras zeer zeldzaam in het oosten van het land. Elders verdwenen.
In Vlaanderen: op de rode lijst, beschermd, zeer zeldzaam.
In Wallonië: op de rode lijst, bescherdmd, zeer zeldzaam in Lotharingen (in de zuidelijke Ardennen).
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- wilde-planten.nl
- tinternet
De plant wordt 60-90 cm hoog, vormt een dikke, knolachtige wortelstok en heeft een stevige, stompkantige stengel.
De stengel kan kaal of zachtbehaard zijn.
De bladeren zijn zachtbehaard.
De onderste bladeren zijn eirond tot langwerpig en hebben een gevleugelde bladsteel.
De bovenste bladeren zijn zittend.
Het breed klokje bloeit in juni en juli met lichtviolette, maar soms met witte bloemen.
De bloemkroon is 40-55 mm lang en de bloembuis is van binnen onbehaard.
De kelkslippen zijn eirond tot lancetvormig.
De bloeiwijze is een tros.
De knikkende vrucht is een doosvrucht met strooigaatjes waar de zaden door vrijkomen.
De witte Campanula latifolia
foto : Michaela Hinterleitner
auteur : Geiserich77 CC 3.0
Groeit op licht beschaduwde plaatsen op vochtig tot vrij natte, matig voedselrijke, neutrale tot vaak kalkhoudende, humeuze grond (klei en zavel).
Het breed klokje groeit in loofbossen, ravijnbossen, bergbossen (langs beken), langs bospaden, parkbossen en bij buitenplaatsen.
In Nederland is het breed klokje beschermd als zeer zeldzaam ingeburgerd op en nabij buitenplaatsen.
In Vlaanderen: op de rode lijst, zeer zeldzaam ingeburgerd.
In Wallonië: op de rode lijst, zeer zeldzaam ingeburgerd.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- wilde-planten.nl
- tinternet
Het breed fakkelgras wordt 40-90 cm lang en vormt dichte harde zoden met weinig opstaande, harde stengels.
De stengel is bij de bovenste bladschede tot 1,2 mm dik.
De tot 5 mm brede bladeren hebben langs de rand en vaak ook op de bovenkant lange haren.
Het tongetje is 0,7 mm breed.
Breedfakkelgras bloeit van juni tot juli met een 8 tot 16 cm lange pluim.
De aartjes zijn 5-7 mm lang en bestaan meestal uit drie bloemen. De kelkkafjes zijn tweenervig.
Het bovenste kelkkafje is 6 mm en het onderste 4,8 mm lang.
Het bovenste kroonkafje (palea) is 5,2 mm lang.
De helmknoppen zijn vuilviolet.
De vrucht is een graanvrucht.
Duizend zaadjes xegen 0,4 à 0,5g.
Koeleria pyramidata
foto : www.fao.org
Groeit op zonnige plaatsen op matig droge, matig voedselarme, weinig of niet bemeste, kalkhoudende grond (mergel).
Breed fakkelgras groeit in graslanden op kalkhoudende grond.
Breed fakkelgras staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en matig afgenomen.
De plant komt in Nederland voor in Zuid-Limburg.
In Vlaanderen komt de plant niet voor.
In Wallonië zeldzaam tot zeer zeldzaam in het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen.
Op de rode lijst als ernstig bedreigd.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- wilde-planten.nl
- tinternet
De voorvleugellengte bedraagt tussen de 18 en 21 millimeter.
De kleurstelling op de voorvleugel is grijs met bruin, en de tekening is scherp.
Achter de niervlek ligt een lichte zone tot de achterste dwarslijn, waarin een grove W-vorm herkenbaar is.
De achtervleugel is vuilwit met donkere bestuiving.
Op grond van uiterlijke kenmerken vrijwel niet te onderscheiden van het verborgen boswitje.
Alleen als bij het mannetje de donkere vlek in de vleugelpunt aan de binnenzijde hol is of afloopt langs de voorrandader, is met zekerheid sprake van een boswitje.
De rups wordt slechts zelden gezien.
De soort overwintert als gordelpop tegen een stengel.
Lacanobia w-latinum
foto : A.Linda op aramel.free.fr
De brede-w-uil gebruikt allerlei kruidachtige en houtige planten als waardplanten.
De rups is te vinden van juni tot augustus.
De rups foerageert ´s nachts.
De soort overwintert als pop in de grond.
De brede-w-uil is in Nederland en België een zeldzame soort, die verspreid over het hele gebied kan worden gezien.
De vlinder kent één generatie die vliegt van eind april tot en met juli.
rups van de brede-w-uil
foto : Philippe Mothiron op lepinet.fr
Lacanobia: een foute schrijfwijze van lachanobia; lakhana = groenten en bioo = leven.
Het oorspronkelijke genus was uitgebreider en omvatte ook een aantal groente-eters, zoals M. brassicae.
w-latinum: w-latinum verwijst naar de twee naast elkaar liggende V's.
Het Latijnse alfabet kent geen W en dus moest de W gelatiniseerd worden: w-latinum.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- vlindernet.nl
- tinternet
Brede wolfsmelk (Euphorbia platyphyllos) is een eenjarige plant die behoort tot de wolfsmelkfamilie (Eurphorbiaceae).
De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als een soort die in Nederland zeer zeldzaam en sterk afgenomen is.
De plant komt voor in de gematigde gebieden van het noordelijk halfrond.
Engels : Broad-leaf Spurge Duits : Breitblättrige Wolfsmilch Frans : Euphorbe à feuilles plates, Euphorbe à larges feuilles
De plant wordt 30-60 cm hoog.
De eivormige, 1,5-4 cm lange bladeren hebben een iets hartvormige voet en zijn licht- of geelachtig groen.
De spitse top is fijn getand.
klieren van de Euphorbia platyphyllos
auteur : Fornax CC 3.0
Brede wolfsmelk bloeit van juli tot in september met meestal vijfstralige schermen.
De bloeiwijze is een cyathium.
De driehoekige schutbladen onder de bloempjes lijken net normale blaadjes en kleuren in een ouder stadium paars.
De eenslachtige bloem heeft halvemaanvormige klieren zonder hoorntjes.
De vruchtkleppen hebben langs de middennerf en langs de groeven halfbolvormige wratten.
vruchten van de Brede wolfsmelk
auteur : Fornax CC 3.0
De vrucht is een 2-3 mm brede, driekluizige kluisvruchten met één, olijfbruin, 1,8-2,2 mm lang zaadje per kluis.
De plant komt voor op bouwland met vochtige, kalkhoudende kleigrond.
De brede wespenorchis (Epipactis helleborine) is een wilde plant uit de orchideeënfamilie (Orchidaceae).
Terug te vinden in gebieden met een gematigd klimaat in Azië, Noordwest-Afrika en in bijna heel Europa.
In Noorwegen tot voorbij de poolcirkel.
Ingeburgerd in Noord-Amerika.
Uit de wortelstok ontspringen vaak meerdere stengels met een uiteindelijke hoogte van circa 60 cm.
Deze wespenorchis groeit met name in bossen, duinen en kreupelhout op zandgronden.
In het begin van het bloeiseizoen is de bloemstengel aan de top omgebogen.
De bloem is gevarieerd.
Sommigen zijn geheel groen, andere hebben een hoofdkleur rood, wit of geel of hebben een ingewikkelde gemêleerde kleuring met rood, lila, wit, bruin en groen.
De bloem is geurloos en heeft een lip uit twee delen, een bekervormige hypochiel en een gespleten epichiel.
Een spoor ontbreekt.
De bloemen vormen een losse aar of een tros met naar één kant hangende bloemen.
Deze staat in de zomermaanden van juni tot augustus in bloei.
De aar wordt soms door bladluizen aangetast.
Er zijn dan talloze mieren hierop aan te treffen.
De gehele plant kan vaker spontaan in tuinen verschijnen en na enkele jaren kan door het uitgebreide wortelstelsel (wortelstokken) het aantal orchideeën behoorlijk groter worden.
Voorwaarde blijft een onbewerkte en onbemeste (zeker géén kunstmest) bodem.
Epipactis helleborine
auteur : Bernd Haynold CC 3.0
De bloem van de brede wespenorchis is aangewezen op bestuiving door, zoals de naam al aangeeft, wespen.
In Nederland betreft dat de soorten gewone wesp (Vespula vulgaris) en Duitse wesp (Vespula germanica).
De omstandigheid dat deze wespensoorten een grote voorliefde hebben voor het stuifmeel van klimop, brengt met zich mee dat de wespenorchis eenmaal aanwezig zich vaak uitbundig verder weet te verspreiden in plantsoentjes waar de klimop als bodembedekker wordt gebruikt.
De bladeren zijn breed (vandaar de Nederlandse naam) eivormig en verspreid.
De middelste bladeren zijn het langst.
De stengel glanst onderaan vaak met een roodpaarse gloed.
De brede wespenorchis groeit vaak op plekken die ingrijpend door de mens beïnvloed zijn, zoals b.v. langs boswegen door een menging van de bosgrond met zand, schelpgruis, steenslag of gruis.
De brede wespenorchis is ook regelmatig in bebouwde kommen aan te treffen.
Nederland : Vrij algemeen, maar vrij zeldzaam in Drenthe en zeldzaam in zeeklei- en laagveengebieden. Vlaanderen : Vrij algemeen, maar plaatselijk zeldzaam of ontbrekend (met name in de Polders). Wallonië : Vrij algemeen tot vrij zeldzaam.
De brede waterpest (Elodea canadensis) is een waterplant uit de waterkaardefamilie (Hydrocharitaceae).
De soort is in de tweede helft van de 19e eeuw in Nederland terechtgekomen vanuit Noord-Amerika en heeft zich sindsdien in een snel tempo verspeid.
Vandaar de naam waterpest.
De plant zit op de bloemen na geheel ondergedoken.
Er zijn in Nederland enkel vrouwelijke planten, waardoor de voorplanting hier in het wild uitsluitend ongeslachtelijk geschiedt.
Engels : American Waterweed, Anacharis, Broad Waterweed, Canadian Elodea, Canadian Waterweed, Pondweed, Oxygen Weed Duits : Kanadische Wasserpest Frans : Lélodée du Canada, peste des eaux
De bloem is wit of enigszins roodachtig en heeft een doorsnede van circa 5 mm.
Er zijn vijf kroonblaadjes.
De bloemen worden door een slanke steel boven water gehouden.
De plant bloeit van mei tot september.
Deze plant krijgt in onze omgevig geen vruchten.
De vrucht is een ovale doosvrucht, die onder water rijpt.
De gladde zaden zijn spoelvormig, bijna cilindrisch.
Brede waterpest op de Hengsteysee (Ruhr), Nordrhein-Westfalen, Duitsland
auteur : PodrPro CC 3.0
Sinds1820 is Brede waterpest in het Verenigd Koninkrijk bekend en het rukte vanaf 1835 snel op door heel Europa, geholpen door botanici die de plant uitzetten om haar groeikracht te kunnen bewonderen.
Brede waterpest breidde zich explosief uit en zorgde voor verstopte watergangen (vandaar de naam waterpest).
De plant wordt veel toegepast in aquaria en vissenkommen om het water van meer zuurstof te voorzien.
Als je een omgekeerde trechter boven de plant zet kun je de zuurstofbelletjes opvangen die geproduceerd worden in het zonlicht.
Als de plant in het donker gezet wordt, zal ze stoppen met het produceren van belletjes.
De brede vlakjesmot (Catoptria permutatellus) is een nachtvlinder uit de familie Crambidae, de grasmotten.
De spanwijdte van de vlinder bedraagt tussen de 22 en 29 millimeter.
De brede tongorchis (Serapias cordigera) is een Europese orchidee van het geslacht tongorchis (Serapias).
Het is een soort van het Middellands Zeegebied, die niet in België en Nederland voorkomt.
De plant dankt zijn naam aan zijn opvallende brede hartvormige bloemlip.
De botanische naam Serapias is ontleend aan de Egyptische god Serapis.
De soortaanduiding cordigera is afkomstig van het Latijnse cordatus (hart) en gerens (dragend) en heeft betrekking op de vorm van het epichiel.
Engels : Heart Flowered Serapias Duits : Herzförmiger Zungenstendel Frans : Le sérapias en cur
Brede tongorchis
credit foto : Brunello Pierini
De brede tongorchis is een 1540 cm hoge overblijvende geofyt (een bepaalde levensvorm).
De bloemstengel is aan de basis rood geaderd en dikwijls paars gestippeld, draagt tot 9 bladeren en een korte, eivormige aar met 3 tot 10 bloemen.
De bladeren zijn lijn- tot lancetvormig, afstaand tot aanliggend, gootvormig, tot 16 cm lang, naar boven toe overgaand in rode schutbladen.
Deze zijn bijna zo lang als de helm van de bloem.
De brede tongorchis prefereert zure, silicaatrijke of schisteuze gronden op zonnige of licht beschaduwde plaatsen zoals vochtige tot natte graslanden, open plekken in het maquis, oude terrasgronden en lichte bossen.
In de bergen komt de soort voor tot op hoogtes van 1.000 m.
De tot 2,5 cm grote bloem heeft een purper geaderde, horizontale of licht stijgende helm, gevormd door de grotendeels gefuseerde kelkbladen en bovenste kroonbladen.
De kelkbladen zijn zwak gekield, de kroonbladen driehoekig, met afgeronde basis, gegolfde randen en een lang uitgerekte top.
De lip bestaat uit twee delen.
De hypochiel(= dichtst bij de bloembodem gelegen deel van de lip) is tot 18 mm lang en 26 mm breed, breed hartvormig, met afgeronde laterale lobben, praktisch volledig verborgen onder de helm.
De epichiel(=het verst van de bloembodem gelegen deel van de lip) is tot 30 mm lang en 23 mm breed, hartvormig, halfcirkelvormig tot breed lancetvormig, roodbruin tot donkerpurper, en draagt een karakteristieke verdikte en van haren voorziene, purperen callus, met aan de basis twee donkere, gladde lamellen in V-vorm.
Het gynostemium(=reproductieve zuil) draagt groene, met violet bespikkelde pollinia.
De bloeitijd is van april tot juni.
Brede tongorchis
credit foto : Brunello Pierini
De brede tongorchis is net als de andere soorten van hetzelfde geslacht een plant die voornamelijk voorkomt in het Middellandse Zeegebied, van Portugal tot in Griekenland en Turkije, en in Noord-Afrika.
Ook aan de Atlantische kust van Spanje en Frankrijk, noordelijk tot in Bretagne.
Over het hele verspreidingsgebied komt de soort plaatselijk, maar soms abundant(talrijk) voor.
De brede tongorchis kan door zijn kleur en vorm enkel verward worden met andere soorten uit hetzelfde geslacht.
Hij kan van de meeste tongorchissen onderscheiden worden door zijn rood en purper gestreepte bloemstengel, korte, dichte bloeiwijze en de grote bloemen met donkere en brede, hartvormige bloemlip, de epichiel even breed als de hypochiel.
De brede tongorchis is in Frankrijk regionaal beschermd in Bretagne, Pays de la Loire, Poitou-Charentes, Aquitaine en Midi-Pyrénées.
De plant wordt 30-120 cm hoog en heeft een rechte of opstijgende wortelstok.
De stevige, midden tot donkergroene bladen vormen een trechtervormige krans.
De bladschijf is in omtrek driehoekig tot langwerpig-eirond.
Het blad is twee tot vier maal geveerd.
De bladslippen staan een beetje hol.
De schubben op de bladsteel en -spil hebben meestal een donkere middenstreep en lichtbruine doorschijnende randen.
De bladsteel heeft aan de voet ten minste vijf vaatbundels.
De sporangiën vormen ronde sporenhoopjes, die in twee rijen op de onderkant van de blaadjes zitten.
De sporenhoopjes zijn afgedekt met een nier- tot schildvormig dekvliesje.
De sporen zijn rijp in juli tot september.
sporenhoopjes op de Dryopteris dilatata
auteur : James Lindsey's Ecology of Commanster SiteCC 3.0
De brede stekelvaren komt voor in bossen op vrij vochtige tot droge, matig voedselrijke grond, duinhellingen, muren en basaltglooiingen.
Ook is de plant te vinden op beschaduwde plaatsen langs beken en greppels.
De plant wordt ook in siertuinen gebruikt.
Nederland : Algemeen, maar zeldzaam in het noordelijk zeekleigebied, Zeeland en het rivierengebied. België : Vlaanderen, niet bedreigd
Ardennen, ernstig bedreigd
De brede orchis (Dactylorhiza majalis subsp. majalis) is een orchidee, een ondersoort van Dactylorhiza majalis.
De brede orchis komt voor in Europa, vooral in Midden-Europa.
Engels : western marsh orchid, broad-leaved marsh orchid, fan orchid, common marsh orchid Duits : Breitblättrige Knabenkraut, Breitblättrige Fingerwurz Frans : Le dactylorhize de mai, orchis de mai, orchis à larges feuilles
Het is een 15-30 cm hoge, overblijvende plant.
De bloemen zijn tweezijdig symmetrisch.
De plant bloeit van eind mei tot begin juli met donkerpaarse bloemen.
De onderste bloemslip die naar beneden wijst, ook wel kroonslip genoemd, heeft vaak een grote middenlob.
De zijslippen wijzen omhoog.
De bloeiwijze is een aar van maximaal 15 cm.
Het blad is lancetvormig en drie tot vier keer zo lang als breed.
Het is doorgaans wat breder van vorm dan dat van rietorchis (Dactylorhiza majalis subsp. praetermissa).
Het blad kan zowel gevlekt als ongevlekt zijn.
Zeldzame albino brede orchis
auteur : Hartmut Fritzsche CC 3.0
De plant groeit op niet te voedselrijke, natte grond met een basische invloed hetzij van het grondwater, hetzij van de bodem zelf.
Hij komt voor in veel verschillende biotopen, van moerassige weilanden, tichelgaten, bosopslag en moerassen.
Waterkanten (langs kwelsloten en greppels), buitendijkse waarden, zandplaten, afgravingen, opgespoten terreinen en drassige plekken op dalwanden.
Veld met brede orchis omgeving Oostkamp, België
auteur : Hans Hillewaert CC 3.0
De plant is in Nederland en België wettelijk beschermd en staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam en sterk afgenomen.
De voornaamste bedreigingen voor de brede orchis zijn de verdroging en vermesting van zijn biotopen.
In sommige natuurgebieden wordt de grond kunstmatig schraal gehouden door na het maaien het gras af te voeren.
Op deze wijze blijft de brede orchis behouden in deze gebieden.
De brede lathyrus (Lathyrus latifolius) is een overblijvende klimplant met breedgevleugelde, 0,63 m lange stengels die over de grond kruipen of klimmen als ze een steun hebben gevonden.
De brede lathyrus komt voor in Midden- en Zuid-Europa tot in Noord-Frankrijk en het Middellandse Zeegebied.
In België, Duitsland en Engeland is de soort ingeburgerd.
Hij komt voor in graslanden, wegbermen en struikgewas.
Engels : Perennial sweet pea, Perennial Pea, Broad-Leaf Peavine, Broad-Leaved Everlasting Pea, Everlasting Pea, Everlasting Peavine, Everlasting-Pea, Perennial Peavine, Sweet Pea Duits : Breitblättrige Platterbse Frans : Le pois vivace, Gesse à larges feuilles, pois de Chine
De steunbladeren zijn 36 cm lang, lancet- tot eivormig of halfspietsvormig en meer dan half zo breed als de stengel.
De bladeren hebben een gevleugelde bladsteel en bestaan uit twee lint- tot eivormige of elliptisch-ronde, 415 cm lange, vijfnervige, blauwgroene deelblaadjes.
De plant bloeit van mei tot augustus.
De bloemen groeien met vijf tot vijftien stuks in trossen.
De bloemkroon is karmijnrood en 23 cm lang.
De kelktanden zijn ongelijk van lengte.
De vruchten zijn 511 cm lange, gladde, bruine peulvruchten.
Lathyrus latifolius
Deze soort is ook als sierplant in cultuur.
Hij kan temperaturen tot -25 °C weerstaan.
Als snijbloem is hij niet geschikt, omdat de bloemen in een vaas te snel verwelken.
Daarvoor is de welriekende lathyrus (Lathyrus odoratus) beter geschikt.
De kever lijkt qua bouw en levenswijze sterk op de bekendere en in België en Nederland algemeen voorkomende geelgerande watertor (Dytiscus marginalis), maar wordt duidelijk groter en met name breder.
De soort heeft duidelijke verbredingen aan weerszijden van de dekschilden en is hieraan meestal eenvoudig te herkennen.
Mannetjes zijn duidelijk van vrouwtjes te onderscheiden aan de verbredingen aan het voorste potenpaar.
Deze bevatten aan de onderzijde twee grotere en vele tientallen zeer kleinere zuignapjes waarmee het mannetje zich aan het vrouwtje ankert tijdens de paring.
Dytiscus latissimus
auteur : Rune Sø Neergaard
De brede geelgerande watertor werd al bijna veertig jaar beschouwd als uitgestorven in Nederland.
Sinds 2005 zijn er echter waarnemingen van verschillende locaties bekend.
In België kwam de soort vroeger ook voor maar hier zijn geen nieuwe waarnemingen bekend.
Het is één van de grootste vertegenwoordigers van de geelgerande waterroofkevers uit het geslacht Dytiscus.
De brede ereprijs (Veronica austriaca subsp. teucrium) is een plant van vrij droge, vrij arme, kalkhoudende grond en komt voor op vergraste rivierduinen en hellingen in heel Europa.
Engels : Large speedwell, Austrian Speedwell, Broadleaf Speedwell, Fringed Speedwell Duits : Österreichische Ehrenpreis, Polsterehrenpreis Frans : La Véronique germandrée
De plant heeft rechtopgaande stengels en wordt tussen de 10 en 50 centimeter hoog.
De wintergroene bladeren zijn grof gezaagd en eirond tot langwerpig.
Ze hebben een afgeronde tot zwak hartvormige voet en geen steel.
De brede ereprijs is een overblijvende plant die bloeit van mei tot juli met blauwe, tweeslachtige bloempjes.
De bloemen groeien in lange, vrij dichte, rijkbloemige en langgsteelde trossen in de bladoksels.
Ze zijn helderblauw en 1 tot 1,7 cm groot.
De behaarde kelk heeft een korte bovenste slip.
Veronica austriaca "Crater Lake Blue"
Groeit op zonnige plaatsen op matig droge, matig voedselarme, kalkhoudende grond (zand, leem, zavel, klei en mergel).
Te vinden van West-Azië, Midden- en Oost-Europa en in sommige delen van Zuid-Europa.
Westelijk tot in Nederland en België.
Ingeburgerd in Noord-Amerika.
De plant wordt ook als sierplant gebruikt en staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en sterk afgenomen.
De brede eikvaren (Polypodium interjectum) is een vrij zeldzame varen uit de eikvarenfamilie (Polypodiaceae).
De soort lijkt zowel in uiterlijk als in habitat sterk op de veel algemenere gewone eikvaren (Polypodium vulgare), maar beperkt zijn verspreiding vooral tot rivierkleigebieden.
De brede eikvaren is een soort met een wijde verspreiding over Europa, van Ierland, Groot-Brittannië en Scandinavië tot het Middellands Zeegebied.
Engels : Western polypody, Intermediate polypody Duits : Mittlerer Tüpfelfarn Gesägter Tüpfelfarn Frans : Le Polypode intermédiaire
De botanische naam Polypodium is afgeleid van het Oudgriekse 'polys' (veel) en 'podion' (voet), naar de vorm van de wortelstok.
De soortaanduiding interjectum komt van het Latijnse 'intericio' (tussen, middenin) en moet hier begrepen worden als 'gemiddeld in vorm'.
De brede eikvaren is een middelgrote overblijvende, hemikryptofiete varen met korte, dikke, vertakte, kruipende rizomen bezet met spiesvormige schubben, en in losse bundels geplaatste, tot 70 cm lange en 8 cm brede éénvormige bladen.
De bladsteel is meestal korter dan de bladschijf, scharnierend aan de basis, geel tot lichtgroen, met roodbruine schubben en aan de basis drie vaatbundels die naar de top tot één V-vormige bundel samensmelten.
De bladen zijn winterhard, de jonge bladen verschijnen in de zomer.
De bladen zijn ovaal van vorm, afgeknot aan de basis, lichtgroen gekleurd, onbehaard, soms lederachtig aanvoelend, en diep gelobd, niet volledig gedeeld.
De 18 tot 22 paar blaadjes van tweede orde staan verspreid langs de bladsteel, de langste in het midden, de bladranden ondiep getand, de zijnerven twee of drie maal gevorkt.
De onderste deelblaadjes staan naar voren gericht en in een horizontale stand gedraaid.
De bovenste blaadjes zijn puntig.
brede eikvaren - blad met sporen
auteur : Jirí Kamenícek
De sporenhoopjes zijn in het begin eivormig, later rond en liggen tussen de middennerf en de bladrand op de bovenste helft van de blaadjes aan de onderzijde.
Er is geen dekvliesje.
De sporen zijn rijp in de zomer.
Het sporangium (sporendoosje) heeft een annulus (een verticale lijn van bijzondere, verdikte cellen van de sporangiumsteel tot de top, die een rol speelt bij het openen van het sporendoosje) met onderaan twee of drie onverdikte cellen en daarboven 7 tot 12 verdikte cellen.
De brede eikvaren komt net als de gewone eikvaren voor op droge, voedselarme, vooral kalkhoudende grond, op zonnige tot halfbeschaduwde plaatsen, zoals in houtwallen, lichte loofbossen, op duinhellingen, oude muren en kaden, in knotwilgen en op boomstronken.
In tegenstelling tot de gewone verkiest hij voornamelijk rivierkleigronden.
brede eikvaren
foto : A. Mrkvicka
Over het algemeen heeft hij een zuidelijker verspreidingsgebied dan de gewone eikvaren.
Hij is in België zeldzaam in Vlaanderen (vooral in de kuststreek) en in de Ardennen.
In Nederland is de soort vrij algemeen in de Hollandse en Zeeuwse duinen van het Renodunaal District en vrij zeldzaam in het rivierengebied en in Zuid-Limburg.
De brede eikvaren heeft in Europa twee nauwe verwanten, de gewone eikvaren (Polypodium vulgare), en de zuidelijke eikvaren (Polypodium cambricum).
Uit DNA-onderzoek is gebleken dat de brede eikvaren een oude hybride van deze twee soorten is, met intermediare kenmerken in zowel vorm als habitat.
Dat maakt het onderscheid tussen de drie soorten, vooral waar ze samen voorkomen, zeer moeilijk.
De meeste verschillen tussen brede en gewone eikvaren zijn slechts relatief: de bladen van de eerste zijn meestal groter en breder, de bladslipjes puntiger, de langste bladslipjes in het midden.
De sporenhoopjes zijn meer elliptisch van vorm.
Het enige zekere determinatiekenmerk is de vorm van het sporendoosje en het aantal cellen in de annulus, maar dit is enkel door microscopisch onderzoek vast te stellen.