Begin jaren 80 van de 20e eeuw kwam vaak in combinatie met de stokloze stuntvlieger het buggyen of ook wel buggiën op, waarvan Peter Lynn de geestelijke vader is.
Met een karretje op drie wielen en een vlieger (de kite) bleek het mogelijk hoge snelheden te halen.
Men kon net als bij het zeilen tegen de wind inrijden en weer terugkomen op de plek waar men begon.
En snelheden van 80 km/h of meer waren niet onmogelijk.
Evenals andere vormen van de vliegersport gaf ook dit een enorme impuls, aangezien het veel sportieve mensen aansprak.
En ook hier zijn het de risico's die kennelijk het aantrekkelijke element vormden.
Engels : kite buggying Duits : Buggykiting Frans : Le char à cerf-volant
buggy jump
foto : Duncan Clegg Rider - vrije foto
De belangrijkste materialen bij het buggyen zijn de buggy en de vlieger.
Er zijn nog een aantal andere dingen essentieël voor het buggyen zoals lijnen, handvatten en een helm.
Ook zijn er veel accessoires zoals GPS of kilometerteller, windmeter, grondpennen en een trapeze dit is een soort stevige onderbroek waar je je handvatten aan vast maakt zodat je armen de trekkracht van de vlieger niet hoeven te dragen.
Het belangrijkste onderdeel blijft de buggy er bestaan veel verschillende buggy's, ze vallen onder te verdelen in twee groepen: trickbuggies en racebuggies.
Trickbuggyen is het buggyen met een lichte en kleine buggy en een vlieger met veel opwaartse trekkracht.
Deze buggies zijn meestal gemaakt van aluminium en rijden op kruiwagenwielen of zogenaamde midi's dit zijn banden die iets vierkanter zijn.
De bedoeling is zo ver en hoog mogelijk te vliegen er kunnen met trickbuggy's afstanden van meer dan 20 meter worden overbrugt.
Trickbuggyen is nu vooral bekend in Engeland, maar de kans is groot dat deze rage ook naar Nederland komt overgewaait.
trick buggying
foto op kitezone.ca
Racebuggyen is het buggyen met een grote en zware buggy met een vlieger met zo veel mogelijk voorwaartse trekkracht en zo min mogelijk opwaartse trekkracht.
De buggy's zijn meestal van roestvrijstaal gemaakt en hebben of bigfootbanden(dit zijn banden met ongeveer de grootte van een autoband) of schijfwielen(dit zijn hele smallen wielen waarmee erg hard gereden kan worden).
De buggy's hebben een brede achteras wat ervoor zorgt dat je niet makkelijk kan omklappen.
Een racebuggy heeft een breedte van ongeveer 180 cm.
De bedoeling van racebuggyen is het zo hard mogelijk over het strand heen rijden.
De buggy's kunnen snelheden halen van wel 120 km/h.
tandem buggying
foto op www.powerkite.net
Een ander essentieel deel van de buggysport is de vlieger.
Vliegers zijn er in alle kleuren en maten.
Voor het buggyen zijn er drie soorten vliegers de beginners vliegers, de racevliegers, de springvliegers.
Beginners vliegers zijn vliegers met een lage kosten waardoor beginners makkelijk kennis kunnen maken met de vliegersport en de buggysport.
Een aantal voorbeelden zijn de: PKD Buster II, HQ beamer(tsr), Peter Lynn Pepper, Eolo Radsail, Rhombus Firebee.
De vliegers hebben niet uitmuntend veel opwaartse of voorwaartse trekkracht.
Deze vliegers zitten in de prijsklasse van 50 tot ongeveer 250 (prijzen van kites met een formaat van rond de 4m²).
Race buggy
foto op www.kitebuggys.nl
Racevliegers zijn vliegers die speciaal gemaakt zijn om zo hard mogelijk mee te rijden in de buggy.
Een aantal bekende racevliegers zijn de: Ozone Yakuza, Libre Vampir race pro, Libre Bora II, JoJo RM+, U-Turn Nitro Evo II.
Het kenmerk van deze vlieger is een lage zijwaartse trekkracht en een lage opwaartse trekkracht de voorwaarste trekkracht is wel hoog bij deze vliegers.
Dit komt door de hoge aspect ratio dat houdt in dat de vlieger erg breed is en niet erg hoog.
Dit zijn de vliegers waar wedstrijden mee worden gereden.
Deze vliegers liggen in een prijsklasse van 300 tot 750.
tandem kitebuggy
foto op www.windpowersports.com
Springvliegers zijn vliegers om mee te trickbuggyen.
De bekende springvliegers zijn de: Flexifoil Blade IV, Flexifoil Sabre 2, Ozone Frenzy.
De kenmerken van deze vliegers zijn een hoge opwaartse trekkracht en een normale voorwaartse trekkracht.
Deze vliegers liggen in een prijsklasse van 400 tot 600.
Een keerzijde van de medaille was dus ook dat vele gemeentes langs de kust overgingen tot een verbod van vliegeren, met name in de zomer op bepaalde (drukke) stukken strand.
Een variant op het buggieën is het bodysurfen: Men laat je eigen lichaam met behulp van een vlieger door het water of de golven sleuren.
Men moet hierbij wel met de vlieger teruglopen naar de plek waar je begon en dat is vaak geen gemakkelijke opgave.
Spierpijn is een veel voorkomende klacht.
Daarnaast is (in Nederland) het bodysurfen met oostenwind een soort zelfmoordactie (see you in England!).
Tsjernobyl (Russisch: Черно́быль Oekraïens: Чорно́биль) is een kleine stad aan de rivier Pripjat, gelegen in de oblast Kiev, in het noorden van Oekraïne, niet ver van de grens met Wit-Rusland.
Het is vooral bekend vanwege het ongeluk in een nabijgelegen kernreactor op 26 april 1986.
De ioniserende straling als gevolg van dit ongeluk is er nog zo sterk, dat de autoriteiten het onverantwoord vinden om er te wonen.
Daarom is de plaats, die voorheen zo'n 14.000 inwoners telde, nu een spookstad.
Hetzelfde geldt voor de nabijgelegen stad Prypja, die voorheen 55.000 inwoners telde.
Prypjat valt binnen de zogenaamde vervreemdingszone, die in een straal van 30 kilometer rondom de kerncentrale loopt en die niet vrij toegankelijk is. De dertigkilometerzone is sinds 15 augustus 2012 volgens Oleg Bondarenko, lid van de regeringscommissie die over Tsjernobyl gaat, weer bewoonbaar omdat de straling genoeg is gedaald.
In het gebied geteelde groente en fruit kunnen nog steeds niet geconsumeerd worden, omdat de straling daarvoor nog wel te hoog is
In de omliggende regio is de straling minder sterk, maar ook daar wonen nog steeds vijf miljoen mensen in besmet gebied.
In de jaren 60 werd het in de VS erg populair om Volkswagen Kevers van een andere carrosserie te voorzien.
Zo'n auto werd Buggy genoemd, naar de VW Bug, zoals de Kever in Amerika genoemd werd.
Omdat de auto's kleiner en lichter waren dan de gewone kever werd het verkleinwoord Buggy gebruikt.
Buggy is ook een Engelse term voor een foutje en dat paste ook goed bij de Buggy omdat deze niet altijd even betrouwbaar was.
Engels : Dune buggy Duits : Strandbuggy Frans : Un buggy
Meyers Manx buggy
vrije foto
Er waren carrosserieën van glasvezelversterkt polyester te koop die met weinig moeite op het chassis van een kever konden worden gezet.
Een kever heeft geen zelfdragende carrosserie, zodat de ombouw weinig problemen gaf.
Er waren ook kortere carrosserieën, waarvoor het nodig was het chassis in te korten.
Hiervoor was natuurlijk veel meer vakkennis en handigheid nodig.
Volgens de echte liefhebbers kon een buggy op een onverkort chassis niet serieus worden genomen.
De rage sloeg ook over naar Europa, waardoor in de jaren zeventig vele Buggy's rondreden.
Ook in Nederland en België probeerden velen een graantje mee te pikken van deze rage, zoals APAL in België en Ruska, Rizovari en Bird's buggy in Nederland.
Ook bouwden velen een prototype of een buggy voor eigen gebruik.
De buggy-rage waaide eind jaren 80 over, mede door strenger wordende regels op het gebied van veiligheid, maar men kan nog immer nieuwe buggy's kopen.
George W. Bush in een border patrol buggy
vrije foto
Christiaan Karel Appel (Amsterdam, 25 april 1921 Zürich, 3 mei 2006) was een Nederlandse kunstschilder en beeldhouwer in de moderne kunst uit de tweede helft van de twintigste eeuw, die tot de expressionisten kan worden gerekend.woensdag 24 april 2013 20:20
Zijn grote invloed duurt voort tot op heden.
Hij is vooral bekend geworden als lid van de kunstzinnige groepering Cobra.
Appel werd geboren in de Dapperstraat te Amsterdam, midden in een echte volksbuurt.
Als kind werd hij Kik genoemd.
Zijn vader was de zoon van een melkboer en had een kapperszaak, die het trefpunt van de wijk was.
Appel schilderde, ook volgens eigen zeggen, nooit de abstractie, al benadert zijn werk dat wel sterk.
Er zijn altijd herkenbare figuren te ontdekken, of dit nu mensen, dieren of zonnen zijn.
Tijdens de Cobraperiode (vanaf 1948) schilderde Appel simpele vormen met stevige contourlijnen, opgevuld door felle kleuren.
Zijn werk hoort bij de Moderne kunst en de schilderstijl abstract expressionisme van de Europese kunststromingen.
Onderwerpen waren vriendelijke onschuldige kindwezens en fantasiedieren.
Hij liet zich daarbij beïnvloeden door de manier waarop geestelijk gehandicapten tekenen en schilderen, iets wat in die tijd revolutionair genoemd mocht worden.
Het werk van Appel gaf aanleiding tot opmerkingen zoals "dat kan ik ook".
De stijl van kindertekeningen vult Appel aan met de stijl van maskers uit Afrika.
Appels' gedrevenheid komt naar voren in zijn uitspraak:
Een leven zonder inspiratie is voor mij het allerlaagste, het meest platvloerse wat er is.
Enkele ander uitspraken van Appel:
Ik rotzooi maar een beetje an. Ik leg het er tegenwoordig flink dik op, ik smijt de verf er met kwasten en plamuurmessen en blote handen tegenaan, ik gooi d'r soms hele potten tegelijk op. (Tegen het blad Vrij Nederland naar aanleiding van de film door Jan Vrijman).
Ik schilder als een barbaar in deze barbaarse tijd.
Ik heb in de loop van de jaren geleerd hoe ik olieverf op doek moet brengen. Ik kan nu met verf alles doen wat ik wil. Maar het is nog steeds een strijd, nog steeds een gevecht. Op het ogenblik zit ik nog in de chaos. Maar het is nu eenmaal mijn aard om de chaos positief te maken. Dat is tegenwoordig de geest van onze tijd. We leven altijd in een verschrikkelijke chaos, en wie kan de chaos nog positief maken? Alleen de kunstenaar. (Monaco, 1986).
Tais-toi et sois belle. (Houd je mond en wees mooi) (tegen Sonja Barend).
"Ik gebruik ook meer verf!!" nadat Appel een groot deel van de revenuen van een Cobra- groepsexpositie in zijn zak steekt.
In het buitenland is veel meer werk te vinden van Karel Appel dan in Nederland.
Op 19 mei 1999 werd te Amsterdam de Karel Appel Stichting / Karel Appel Foundation opgericht.
Op 1 augustus 2000 heeft Appel bij onderhandse akte conform het bepaalde in art. 2 Auteurswet 1912, de auteursrechten op al het door hem gemaakt en eventueel nog te maken werk, ongeacht waar dit zich zou bevinden, overgedragen aan deze rechtspersoon.
Deze stichting heeft als doelstelling onder meer het zorg dragen voor het behoud van zijn werken, het promoten van publieke bekendheid met en kennis van zijn werk en het handhaven van het intellectueel eigendomsrecht met betrekking tot zijn werk.
Tevens houdt ze zich bezig met de authentificatie van werken die aan Appel worden toegeschreven.
Op 13 maart 2005 heeft Appel in een te Luzern opgemaakt document Last Will And Testament nogmaals deze overdracht van rechten bevestigd.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
De Hubble-ruimtetelescoop (Hubble Space Telescope, HST) bestaat uit een aantal precisie-instrumenten voor astronomische waarnemingen.
Hij is genoemd naar de Amerikaanse astronoom Edwin Hubble, en draait sinds de lancering door de NASA op 24 april 1990 als een kunstmaan rond de aarde.
De Hubble wordt gebruikt voor optische waarnemingen.
De telescoop bezit ook een infraroodcamera.
Voor observaties in het röntgengolflengtegebied wordt gebruikgemaakt van het Chandra X-Ray Observatory.
Door het ontbreken van een atmosfeer in de ruimte is een ongekend scherpe afbeelding van verre astronomische objecten mogelijk.
Eén van de bekendste foto's die door de Hubble genomen zijn is van de Adelaarsnevel (M16).
Deze foto is volgens veel astronomen de mooiste foto ooit genomen van een object in het heelal.
Binnen weken na de lancering van de telescoop toonden de teruggestuurde beelden dat er een serieus probleem was met het optische systeem.
Hoewel de eerste beelden scherper leken te zijn dan beelden vanop de grond, was de telescoop niet in staat goed scherp te stellen en waren de gemaakte beelden minder goed dan was verwacht.
Uit analyse van de onscherpe beelden bleek dat de primaire spiegel de verkeerde vorm had gekregen, hoewel de spiegel zeer precies geslepen is.
De afwijking bedroeg slechts 10 nanometer, maar de spiegel was ongeveer 2200 nanometer (2,2 microns) te plat aan de randen.
Dit verschil veroorzaakte sferische aberratie (het licht dat van de randen werd weerkaatst had een ander brandpunt dan het licht van het centrum van de spiegel).
De spiegelfout beïnvloedde niet alle wetenschappelijke waarnemingen evenveel.
Heldere objecten waren scherp genoeg en de spectroscopie was grotendeels onovertroffen.
Door het verlies aan lichtsterkte door de slechte scherpstelling was de telescoop niet goed bruikbaar voor zwakke lichtbronnen en beelden met een hoog contrast.
Dit maakte bijna alle cosmologische programma's onmogelijk, omdat die gebruik moesten maken van het waarnemen van zeer zwakke lichtbronnen.
NASA en de telescoop werden hierdoor het onderwerp van vele grappen en de telescoop werd gezien als een Dolgostroj (vertaalbaar als "onafgebouwd gebouw", "onvoltooid bouwproject" of "verlaten bouwplaats" het Russische woord voor een nooit afgebouwd gebouw) - zo werd de telescoop bijvoorbeeld voorgesteld naast de Hindenburg en de Titanic.
Een tweede ruimtemissie in december 1993, waarbij door astronauten onder andere een corrigerende spiegel werd aangebracht, verhielp dit euvel.
In de jaren hierna zijn nog twee onderhoudsmissies uitgevoerd.
Intussen werden al plannen gemaakt voor de volgende, betere en grotere ruimtetelescoop: de James Webb-ruimtetelescoop.
Anderzijds stond de ontwikkeling van de aardse telescopen niet stil.
Door een groot aantal kleinere telescoopbeelden te combineren, en optische fouten, veroorzaakt door temperatuurverschillen en turbulentie in de atmosfeer, in real time computergestuurd te corrigeren, werd het mogelijk ook vanaf de aarde afbeeldingen te maken die niet meer voor die van de Hubble onderdoen.
Op 16 januari 2004 maakte de NASA bekend dat er geen onderhoud meer aan de Hubble zou worden verricht.
President George W. Bush had bekendgemaakt dat er voorrang zou worden gegeven aan reizen naar de maan en naar Mars.
Naar verwachting had de Hubble hierna nog een nuttige levensduur van een jaar of vier.
Ton Linssens van de ESA-afdeling die over de Hubble-telescoop gaat stelde echter dat de beslissing om de telescoop niet meer te onderhouden niets te maken heeft met de plannen om naar Mars te reizen.
De reden is dat het ruimteveer in de toekomst uitsluitend naar het internationale ruimtestation mag vliegen.
Alleen daar kan gecontroleerd worden of de tegeltjes van het hitteschild nog in goede staat zijn om de terugreis te maken.
Daar is ook de mogelijkheid aanwezig om eventueel met een Sojoez de terugreis te maken.
Op 31 oktober 2006 maakte de NASA echter bekend dat in de tweede helft van 2008 alsnog een vierde onderhoudsmissie naar de Hubble zou worden uitgevoerd.
Door het aanbrengen van nieuwe gyroscopen en nikkel-waterstof-accu's zou de levensduur van de telescoop kunnen worden verlengd tot tenminste 2014.
Verder zouden nieuwe instrumenten worden geïnstalleerd : een Cosmic Origins Spectrograph en een nieuwe groothoekcamera, WFC3, die de huidige WFPC2 zal vervangen.
In september 2008 deed zich echter nog een technische storing aan de Hubble voor, in de Science Instrument Command and Data Handling (SIC&DH) Unit.
Om deze tijdens het groot onderhoud te kunnen verhelpen, bleek extra voorbereiding nodig.
Daarom werd deze vierde reparatie-missie (STS-125) uitgesteld tot 2009.
De lancering vond op 11 mei 2009 plaats.
Dit is waarschijnlijk de laatste onderhoudsbeurt die de telescoop krijgt.
Hubble kan nu meer gegevens verwerken dan ooit.
En met de nieuwe camera die werd geplaatst krijgt men steeds duidelijkere opnamen van sterrenstelsels, exploderende sterren en mysterieuze nevels.
Op 19 mei 2009 werd de Hubble weer door spaceshuttle Atlantis in de ruimte geplaatst.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
De bugel of flügelhorn is een koperen blaasinstrument dat een belangrijk instrument is in fanfare-orkesten.
Het is gestemd in Bes of Es (sporadisch ook wel C) met drie ventielen.
De hele lengte van het klankbuis is bij een bugel in Bes 130 cm en bij een bugel in Es 98 cm.
De vorm van de bugel is geheel conisch voorbij het ventielhuis en met ruimere bochten dan de trompet, waardoor de bugel een veel zachtere, warmere en rondere klank heeft.
De bugel is uitgevonden door Adolphe Sax, die ook de saxofoon ontwierp.
Adolphe Sax wilde namelijk een instrument hebben dat op een trompet leek, maar een zachtere en warmere klank had.
Engels : flugelhorn, fluegelhorn, flugel horn, flügelhorn Duits : Flügelhorn Frans : Le bugle
De bugel heet in het Frans bugle maar in het Engels flugelhorn en moet niet verward worden met de Engelse bugle, wat een natuurbugel is, een bugel zonder ventielen.
De Es- en Bes-bugels zijn transponerende instrumenten.
De bugel heeft binnen de brass band een bijzondere status.
In een brass band is maar één bugel.
mondstuk van een bugel
auteur : Reijndert - vrije foto
Zoals bij alle koperen blaasinstrumenten vindt de toonvorming bij de bugel plaats doordat de tegen het ketelvormig mondstuk aangespannen lippen bij aanblazen in trilling worden gebracht en zo de luchtkolom in het instrument in beweging brengen.
Bij een juiste lipspanning kan een van de ongeveer zeven natuurtonen worden gespeeld.
Door met een of meer ventielen de lengte van de hoofdbuis te verlengen, kunnen de gaten tussen elk van deze boventonen chromatisch dalend worden opgevuld.
Het eerste, tweede en derde ventiel geven respectievelijk een hele, een halve en een anderhalve toon verlaging van de dichtstbijzijnde boventoon.
De klankbeker versterkt de voortgebrachte toon.
Omdat niet alle tonen met behulp van de ventielen zuiver te treffen zijn, is bij veel bugels op de derde (en soms ook de eerste) ventielbuis een trigger geplaatst, die een variabele extra verlenging geeft om de toon zuiver te krijgen.
Er bestaan ook bugels die, in plaats van het derde ventiel met een trigger, een vierde ventiel hebben.
Dit is een kwartventiel.
Hierdoor is een trigger overbodig en is het bereik in de laagte twee maal een kwart octaaf groter.
De toonomvang wordt dan van Bes (contra-bes) tot de bes uit het tweegestreept-octaaf, zonder onderbrekingen.
Net als bij oudere pistons (cornetten) en bijvoorbeeld de Es-cornet is de bugel nog voor het ventielhuis voorzien van een stembuis om stemmen mogelijk te maken.
Deze plaats zorgt ervoor dat het conische verloop van de bugel zo min mogelijk wordt verstoord.
Bij moderne cornetten en trompetten zit deze stempomp pas verderop in het instrument, in de eerste bocht na het ventielhuis.
ventiel van een bugel
auteur : Reijndert - vrije foto
Het bereik van een bes-trompet is (in C-notatie) van e uit het groot-octaaf tot Bes (groot-bes) en van de e uit het klein-octaaf tot bes uit het tweegestreept-octaaf.
Strikt genomen is het bereik van de bes-bugel nog groter, want door de afwijkende bouw van de bugel is er een mogelijkheid de Bb onder de e-grootoctaaf te spelen (NB: afwijkend is juist dat dit geen 'pedal note' is).
Joseph Mallord William Turner (Covent Garden (Londen), °23 april 1775 (volgens hemzelf, er is geen geboorteakte) - Chelsea (Londen), 19 december 1851) was een Engelse romantische kunstschilder, die veel landschappen en vooral marines schilderde.
De vader van Turner, ook William, was een pruikenmaker die later kapper werd.
Zijn moeder, Mary Marschall, was huisvrouw.
Zij werd mentaal gezien in de loop der jaren steeds instabieler, wellicht deels veroorzaakt door het jonge overlijden van het zusje van Turner in 1786.
Turners moeder stierf in 1804, inmiddels opgenomen in een gesticht voor geestelijk gestoorde mensen.
Wellicht door deze problemen werd Turner in 1785 naar zijn oom van moederszijde gestuurd, in Brentford, een destijds kleine stad ten westen van Londen aan de oever van de Theems.
Daar toonde hij voor het eerst belangstelling voor schilderen.
Een jaar later ging hij naar school in Margate in Kent, ten oosten van Londen, in het gebied van het estuarium van de Theems.
Tegen die tijd had hij al vele schilderijen gemaakt, die zijn vader in de etalage van zijn zaak exposeerde.
Turner ging op slechts 15-jarige leeftijd naar de Royal Academy of Arts; de president van de academie zat de commissie voor die hem toeliet.
Een aquarel van Turner werd geaccepteerd voor de zomertentoonstelling van de academie in 1790, slechts na één jaar studie.
Turner exposeerde zijn eerste schilderij met olieverf in 1796.
Turner werd als schilder van het Britse landschap enorm populair bij het publiek.
Turner wordt over het algemeen gezien als de "schilder van het licht".
Hoewel hij vooral bekend is om zijn olieverfschilderijen van zeer grote afmetingen, ziet men hem ook als een van de grondleggers van de Engelse aquarellandschapschilderkunst.
Turner reisde veel in Europa.
Hij begon in Frankrijk en Zwitserland in 1802, en bezocht in hetzelfde jaar nog het Louvre in Parijs.
Hij kwam daarbij zowel onder de indruk van het landschap in de Alpen, maar hij zag ook het werk van Nicolas Poussin en Claude Lorrain.
Zelfs in 1812 schilderde hij nog een werk Hannibal trekt over de Alpen.
Later bezocht Turner diverse malen Venetië, waarbij hij onder de indruk kwam van het werk van Titiaan en Veronese.
In 1807 verscheen het eerste van een serie boeken van Turner, Liber studiorum, geïllustreerd met eigen werk, waarin hij zijn visie op het landschap literair weergaf.
De latere werken van Turner vertonen steeds meer een aquarelachtig vervloeiing van de vormen.
Zijn werken, waarin voorwerpen geheel versmelten met het licht, werden door het publiek echter minder goed begrepen dan zijn eerdere landschapsschilderijen.
Door deze werken wordt Turner vaak onterecht gezien als een 'voorloper' van de Franse schilderstroming, het impressionisme.
Echter, wanneer we Turner daadwerkelijk vergelijken met het Impressionisme zien we dat de overeenkomsten minimaal zijn.
Daarnaast is er geen sluitend bewijs dat de Impressionisten het werk van Turner kenden toen zij hun schilderstijl ontwikkelden.
Het Impressionisme ontwikkelde zich in de jaren zestig van de 19e eeuw, en deze schilders leerden Turner waarschijnlijk pas kennen in 1871, toen Monet en Pissarro in Londen verbleven.
Een van de beroemdste schilderijen is de The Fighting "Temeraire" tugged to her Last Berth to be Broken Up, geschilderd in 1839.
Dit doek hangt in de National Gallery in Londen.
Het laat de laatste reis zien van dit oorlogsschip met 98 kanonnen dat onder Nelson in de Zeeslag bij Trafalgar in 1805 een grote rol had gespeeld.
Het schip wordt op het schilderij gesleept door een stoomschip, waarmee Turner de teloorgang lijkt uit te drukken van de Britse zeemacht aan de moderne techniek.
Niettemin schilderde Turner vaak en graag moderne schepen en treinen.
De symboliek van het schip dat wegvaart van de zonsondergang versterkt de uitdrukking van verlies.
De kleuren van de zon zijn met grove streken geschilderd, maar het tuig van het schip is juist uitermate nauwkeurig in beeld gebracht.
Na het lezen van het in 1840 in het Engels vertaalde boek over kleurenleer van Goethe bracht Turner de levensprocessen in verbinding met kleuren.
Deze theorie over de versmelting van kleur leidde tot bijna abstracte werken van grote afmetingen, zoals het werk Regen, stoom en snelheid (91x122 cm), waarin vanuit vage verten met regenslierten en storm een kleine stoomlocomotief met een sliert wagens op de kijker af rijdt.
Turner trouwde nooit, hoewel hij een maîtresse had, Sarah Danby, bij wie hij twee dochters verwekte.
Op latere leeftijd werd Turner excentriek.
Hij had weinig vrienden, behalve dan zijn vader, die 30 jaar lang bij hem woonde, en hem tenslotte als assistent bijstond in zijn atelier.
Turners vader overleed in 1829, waarop Turner regelmatig depressieve aanvallen had.
Turner overleed in 1851 in zijn huis in Cheyne Walk, Chelsea, bij Londen.
Op zijn verzoek werd hij begraven in St Paul's Cathedral, waar hij naast Sir Joshua Reynolds ligt.
Turner liet een groot fortuin na, dat hij bestemd had om "decaying artists" te ondersteunen.
Zijn collectie schilderijen verviel aan de Britse overheid, en hij wilde dat er een speciale galerie zou worden gebouwd om deze op te hangen.
Dit kwam er echter niet van, vanwege een ruzie tussen zijn erfgenamen over de rechtsgeldigheid van zijn testament.
Twintig jaar na zijn dood werden de schilderijen overgedragen aan het British Museum.
Deze collectie, die bestaat uit 300 olieverfschilderijen en rond 30,000 schetsen en aquarellen, waaronder 300 schetsboeken, bevindt zich momenteel in de Tate Gallery in Londen.
Trivia.
De gefortuneerde Belgische kunstverzamelaar baron Guy Ullens de Schooten (1935) zette zijn 14 Turners in de vitrine door ze medio 2007 te laten veilen bij Sotheby's in Londen. Ullens heeft het geld nodig voor andere plannen zoals de bouw van zijn "Ullens Center for Contemporary Arts" (UCCA) in Peking dat begin november 2007 zijn deuren opende. De Turnercollectie van Ullens omvat de gehele carrière van Turner van vroegnaturalistische tot laatimpressionistische vergezichten. De veiling bracht $ 21 miljoen op.
Will Turner is ook een fictief personage in pirates of the caribbean.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Een stropdas (soms das of plastron genoemd) (eigenlijk das) is een langgerekt stuk stof dat om de hals kan worden geknoopt, meestal van zijde.
Dassen worden traditioneel door mannen boven een overhemd (eigenlijk "hemd") gedragen.
De kraag van het overhemd bedekt normaal gesproken het deel van de das dat om de hals is geknoopt.
Het niet dragen of het dragen van een bepaalde das kunnen beide uitdrukking zijn van een functie, maatschappelijke positie of levensovertuiging.
De benaming das is volgens de conventie correct; het woord "stropdas" wordt traditioneel niet gebruikt.
Deze term is ontstaan, nadat het strikken van een das verbasterd is tot het stroppen van een das.
Ter vergelijking: in het Engels (neck)tie (idem). (officieel knoop je een das)
De dragers van de voorouders van de moderne das waren de senatoren in het oude Rome.
Zij droegen zogenaamde Fascalia om hun stembanden warm te houden.
Een politiek betoog voeren zonder stemversterkende instrumenten in de grote Senaatszaal was erg belastend voor de stembanden.
Omdat de senaatsleden deze Fascalia droegen werd het gezien als een symbool van status en macht.
Aangezien de Romeinse generaals niet achter konden blijven in hun machtsvertoon hebben ze de Fascalia als onderdeel van hun uniform opgenomen.
Enkele van deze generaals dienden in het deel van het Romeinse rijk dat we tegenwoordig als Kroatië kennen.
Daar heeft de Fascalia een dusdanige indruk achtergelaten dat Kroatische huurlingen ook dergelijke shawls zijn gaan dragen.
Net als de Romeinse soldaten, werd dit door Kroatische huurlingen gebruikt om bloed en zweet mee af te vegen maar ook om de neus te snuiten.
De vaak gehoorde misvatting dat de shawl diende om de knopen te verbergen is onjuist.
Los van het feit dat de senatoren geen knopen op hun togas hadden om te verbergen en soldaten het voor andere doeleinden gebruikten, waren deze shawls vaak niet stijf, lang of breed genoeg om de knopen af te dekken van de aristocratie in het 17e-eeuwse Parijs.
Op een gegeven moment werd het in Kroatië gebruikelijk dat een vrouw die afscheid moest nemen van haar geliefde, hem haar sjaal meegaf toen hij vertrok voor oorlog.
De huurling strikte deze sjaal om zijn nek en vele anderen volgden.
In enkele landen zouden de woorden Krawatte (Duitsland), Cravate (Frankrijk) en meer gelijkklinkende woorden aan de Kroatische huursoldaten die rond 1630 in dienst waren van het leger van koning Lodewijk XIII van Frankrijk (Dertigjarige Oorlog) herinneren, maar het woord cravate werd al voor die tijd gebezigd in Frankrijk voor de aanduiding van een halsdoek.
Deze Kroaten baarden opzien in Parijs met hun rond de nek geknoopte zakdoeken of halsdoeken.
De Kroaat werd vervolgens een begrip in de modewereld.
Charles II introduceerde de cravate vervolgens in Engeland en zijn koloniën.
De cravate was voornamelijk nog een soepele rechte reep stof, die op een aantal manieren geknoopt werd.
Eén van die manieren was de "Steenkerk", die rond 1692 in opkomst was.
Deze werd vernoemd naar de Slag bij Steenkerke, waar hij voor het eerst gebruikt werd, en hield een knoop in waarbij één uiteinde door het knoopsgat van het vest werd gestoken.
In de 18e eeuw werd de cravate, wederom op initiatief van soldaten, een aantal keren strak om de nek gebonden en achter in de nek vastgezet met een speld.
Dit was voor de soldaten meer praktisch.
Het staat bekend als de stock of zelfbinder.
Al gauw werd dit ook overgenomen door de aristocratie.
Die voegde er een jabot (slabbetje) van kant aan toe en een strik die vanuit de nek om een staart in het haar werd geknoopt, een zogenaamde solitaire.
De cravate werd aan het einde van de 18e eeuw een in het oog springend modestuk.
In 1760 kwam in Engeland de "Macaroni's" op, een modeverschijnsel waarbij de cravate als een enorme strik werd vastgemaakt.
In Frankrijk volgde men dit verschijnsel en kwamen de "Incroyables" op.
Zij namen cravates van een enorme lengte.
Hierop volgde in Engeland weer een tegenreaktie, de "Dandy's", met als voornaamste pleitbezorger Beau Brummell.
Zij schepten er genoegen in om juist zo onopvallend mogelijk maar perfect een subtiele cravate te knopen.
Een stroming die tot op de dag van vandaag de dasmode beheerst.
Rond 1850, het Victoriaanse tijdperk, wordt de mode ingetogener.
De jasjes worden hoger dichtgeknoopt en de cravate heeft geen ruimte meer om uitbundig te worden getoond.
Ook de gewone man heeft geen tijd meer om er uren over te doen om een cravate te knopen.
Er blijven enkele knopen over. De vlinderdas, de Ascot en de Four-in-hand (onze huidige das, wat wij later als een knoopmethode zijn gaan zien).
Doordat ook het boordje van de blouse eind 19e eeuw werd omgeslagen werd de Four-in-hand het meest populaire manier van nekmode.
Deze Four-in-hand was toen nog een rechte stugge reep stof die meer gevouwen dan geknoopt werd.
Het werd voornamelijk op zijn plaats gehouden door de dasspeld. In 1926 werd de das zoals deze in de huidige vorm bekend is, geboren.
In New York knipte Jesse Langsdorf de das uit drie delen en schuin uit het stof (schuin op de weefstructuur).
Hierdoor kreeg de das meer elasticiteit.
Het Russische woord voor das is galstoech (галстук < Duits Halstuch, waarvan ook het Engelse (neck) tie is afgeleid).
Dassen worden van verschillende materialen gemaakt.
Meestal is een das gemaakt van zijde, polyester of katoen, maar ook wol of leer wordt gebruikt om dassen te maken.
Vooral zijde is erg geschikt om dassen van te maken.
Dassen gemaakt van zijde zijn over het algemeen van hogere kwaliteit, en duurder, dan dassen gemaakt van bijvoorbeeld polyester.
Van welk materiaal een das ook is, bij normaal gebruik ondervindt een das erg weinig slijtage en kan dus, mits goed onderhouden, jarenlang meegaan.
Voorkom vervorming door de knoop er voorzichtig uit te halen, en trek niet het dunne eind van de das 'door de knoop heen'.
Dassen kunnen op veel verschillende manieren worden geknoopt.
Wetenschappers Thomas Fink en Yong Mao van de Universiteit van Cambridge publiceerden in 1999 een wiskundige studie over het knopen van dassen.
Hieruit bleek dat een gemiddelde das op 85 verschillende manieren te knopen is.
De lengte van de das en de dikte van de knoop beperken het aantal mogelijke manieren om de das te knopen.
Vier van de meest bekende knopen zijn:
de minimale four-in-hand of 'platte knoop',
de iets uitgebreidere prattknoop, ook wel shelbyknoop genoemd,
de enkele windsor,
de dubbele windsor.
Alle knopen behalve de dubbele windsor leveren een iets asymmetrische knoop op.
Trivia.
In Europa lopen de schuine strepen op dassen meestal van de linkerschouder naar de rechterheup; in de Verenigde Staten andersom.
Wijlen ZKH Prins Claus heeft de das op 9 december 1998 tijdens een toespraak ter gelegenheid van de uitreiking van de Prins Claus Prijs vergeleken met een slang die om de hals gedraaid is, waarna hij zijn eigen das losmaakte en op de grond gooide. Deze toespraak is bekend onder de naam Declaration of the Tie.
De striptekenaar Marten Toonder droeg zijn das op een zeer speciale manier (Onassis-knoop), zonder kronkel, zoals hij dat zelf noemde.
Het Engelse "white tie", letterlijke vertaling "witte das" staat echter voor rokkostuum.
Omdat wurging mogelijk is door hard aan beide uiteinden van de das te trekken, is bij veel openbare functies - politie, treinpersoneel, personeel in de burgerluchtvaart - de das met behulp van een drukknoopje bevestigd. Dit soort das wordt wel een clipdas genoemd.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Een haardroger (ook föhn genoemd) is een elektrisch huishoudelijk apparaat waarmee vochtig haar droog gemaakt kan worden.
De haardroger bestaat uit gloeidraden en een ventilator.
De lucht komt eerst langs de ventilator en daarna pas langs de gloeidraden en wordt er zo aan de voorzijde uitgeblazen.
Op deze manier stroomt er koude lucht langs de ventilator zodat de ventilator niet te warm wordt.
Wanneer de ventilator stuk gaat, zal de haardroger oververhit raken.
Om het gevaar van oververhitting te voorkomen is vaak een beveiligingssensor ingebouwd, die het apparaat laat afslaan wanneer de temperatuur een bepaalde waarde overschrijdt.
De haardroger wordt dan pas weer bruikbaar nadat hij volledig is afgekoeld.
Op de haardroger zit vaak een 2- of 3-keuzenschakelaar; hoe lager de ventilatorsnelheid hoe warmer de luchtstroom.
Bij hoge snelheid blijft de temperatuur relatief laag.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Pasteuriseren is een proces in de voedselindustrie dat schadelijke bacteriën in aan bederf onderhevige voedselproducten vernietigt door het voedsel kort te verhitten, zonder het product te beschadigen.
Het proces is vernoemd naar de uitvinder, Louis Pasteur. Pasteur en Claude Bernard voerden de eerste pasteurisatie uit op 20 april 1862.
Bij pasteuriseren worden, in tegenstelling tot bij steriliseren, niet alle micro-organismen vernietigd.
Pasteuriseren heeft tot doel het aantal micro-organismen te verminderen tot een 'veilig' niveau, dit is het niveau waarbij het niet waarschijnlijk is dat ze ziekten kunnen veroorzaken (bij gekoeld bewaren en verbruik voor de vervaldatum).
Steriliseren is een met pasteuriseren vergelijkbaar proces met een veel hogere temperatuur waardoor de smaak sterk verandert omdat de eiwitten in het gesteriliseerde product door de hoge temperatuur chemische wijzigingen ondergaan.
Door deze smaakverandering is sterilisering een weinig gebruikt systeem bij voedingsmiddelen.
Pasteuriseren wordt voornamelijk met melk geassocieerd, deze techniek werd voor het eerst op melk toegepast door Franz von Soxleth in 1886.
Er zijn twee wijdverbreide methodes om melk te pasteuriseren: hoge temperatuur/korte tijd (HTST), en ultra hoge temperatuur (UHT).
Bij HTST wordt melk tot een temperatuur van 72 °C gebracht voor een periode van minstens 15 seconden, bij UHT daarentegen wordt de melk tot een temperatuur van 138 °C gebracht voor een periode van minstens 2 seconden.
De HTST-methode bereikt een vermindering van het aantal micro-organismen tot log vijf (0.00001 keer het oorspronkelijke aantal).
Dit wordt als voldoende beschouwd voor alle gisten, schimmels en bedervende bacteriën.
Ook zorgt dit voor een voldoende beperking van het aantal gangbare ziekteverwekkende hittebestendige organismen (onder meer de Mycobacterium tuberculosis, dat tuberculose veroorzaakt en de Coxiella burnetii, die Q-koorts veroorzaakt).
Het pasteuriseringsproces moet ervoor zorgen dat de melk evenredig verwarmd wordt en dat geen deel van de melk een kortere tijd of lagere temperatuur ondergaat tijdens het proces.
HTST-behandelde melk heeft een normale, gekoelde bewaartijd van twee tot drie weken, UHT-behandelde melk daarentegen kan over een langere periode bewaard worden (twee tot drie maanden).
Als men UHT-pasteurisering toepast in combinatie met een steriele behandeling en verpakkingsmethode, kan de melk gedurende langere periodes op kamertemperatuur gehouden worden.
Naast HTST en UHT bestaan ook andere minder bekende pasteuriseringsmethoden.
Enerzijds, 'reeks-pasteurisering' (batch pasteurization), impliceert het verwarmen van grote hoeveelheden melk tot een lagere temperatuur (68 °C) voor een langere periode (ongeveer 30 minuten).
Anderzijds, 'hoge hitte/korte tijd'-pasteurisering (HHST).
Deze methode ligt ergens tussen HTST en UHT qua tijd en temperatuur.
Pasteuriseren creëert zowel tijdelijke als permanente veranderingen van proteïnes in de melk.
De meeste wetgevingen laten geen dubbel pasteuriseren toe.
Een warmtebehandeling aan lagere temperaturen voor een kortere periode wordt soms uitgevoerd.
Deze melk is dan 'rauwe' melk, of verwarrend, ook wel niet-gepasteuriseerde melk.
Deze melk mag niet 'gepasteuriseerd' genoemd worden, hoewel ook hier de meeste ziekteverwekkers gedood zijn.
'Rauwe' melk is recentelijk populairder geworden door de geclaimde heilzame werking.
Voorstanders van 'rauwe' melk maken er terecht aanspraak op dat deze melk sommige bestanddelen bevat die bij het pasteuriseringsproces verloren gaan.
Zo bevat deze melk onder meer de immuclobines en enzymen lipase en fosfatase.
'Rauwe' melk bevat ook zo'n 20% meer vitamine B6.
Sommige medici wijzen er echter op dat bepaalde mensen beter geen 'rauwe' melk kunnen drinken.
Hierbij wordt meestal verwezen naar zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven, zij die een immunosuppresieve behandeling ondergaan voor onder meer kanker, een orgaantransplantatie of auto-immuunziekten, en zij die een immuunziekte hebben zoals aids.
In Afrika wordt melk gekookt zodra ze gemolken is.
Het koken verandert de smaak van de melk echter aanzienlijk.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Albert Hofmann (°Baden, 11 januari 1906 - Burg im Leimental, 29 april 2008) was een Zwitserse scheikundige en lid van het Nobelprijscomité.
Hij verwierf vooral bekendheid als ontdekker van de hallucinogene stof LSD.
Hofmann synthetiseerde LSD in 1938 en was tevens de eerste die de hallucinogene werking ervan ontdekte.
In het laboratorium waar Hofmann werkte, deed men onderzoek naar lyserginezuur, een chemische basisstructuur die voorkomt in ergotalkaloïden.
Een van de lyserginezuur varianten was lyserginezuurdiëthylamide, in zijn laboratorium bekend onder de naam LSD-25.
Tijdens het zuiveren van de LSD bemerkte hij een plezierige intoxicatie die een paar uur duurde, gekenmerkt door een enorme versterking van de verbeeldingskracht en een veranderde waarneming van de wereld om hem heen.
Als hij zijn ogen sloot zag hij levendige, kaleidoscopische kleurrijke beelden.
Hij realiseerde zich dat deze effecten veroorzaakt konden zijn door de stof waar hij die dag mee werkte.
Drie dagen later, op 19 april 1943, besloot hij het te testen.
Deze dag staat bekend als "Bicycle Day", omdat nadat hij het effect begon te voelen van de drug hij huiswaarts reed met de fiets en werd zo de eerste intense 'acid trip'.
De vrije base LSD lost slecht op in water.
Daarom maakte hij een variant, de zogenaamde tartraat-vorm.
Hij nam 0,25 milligram, wat al een grote dosis bleek te zijn.
Uit zijn laboratoriumnotities blijkt dat hij na 40 minuten nog slechts met moeite kon schrijven.
Later die dag werden de symptomen vervelender; Stoll, hoofd van de farmaceutische afdeling, die dit eerste persoonlijke experiment met LSD uitvoerig beschreef, noemde het een crisis.
Albert Hofmann was enige tijd als onderzoeksleider in dienst van het farmaceutisch-chemische bedrijf Sandoz, dat LSD voor wetenschappelijke doeleinden bleef produceren tot het middel in de jaren zestig werd verboden.
Hofmann schreef diverse boeken over LSD, waaronder het in 1979 gepubliceerde LSD: mein Sorgenkind.
Daarin - maar ook in latere interviews - sprak hij de wens uit dat zijn uitvinding, ondanks alle er inmiddels aan klevende negatieve connotaties, toch ooit nog een gerechte plaats zou mogen innemen in de psychiatrische praktijk en als hulpmiddel in meditatiecentra.
Hij was evenwel wars van de popularisatie van 'zijn' LSD als tripmiddel voor grote groepen mensen, zoals in jaren zestig onder meer gepropageerd door de bekende Amerikaanse schrijver/psycholoog Timothy Leary.
Hoffmann was erelid van de American Society of Pharmacognosy.
Ter gelegenheid van Hofmanns 102e verjaardag in 2008, werd in Bazel een internationaal symposium georganiseerd onder het motto 'Consciousness Change, a challenge of the 21st century'.
Kort daarna overleed hij aan een hartaanval.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
De aardbeving van San Francisco in 1906 vond plaats op 18 april 1906.
San Francisco ligt op de San Andreasbreuk, oorzaak van regelmatige (kleine en grote) aardbevingen.
Op 18 april 1906 richtte een zware aardbeving grote schade aan in San Francisco.
De meest geaccepteerde schatting van de magnitude van deze beving is 7,8 op de schaal van Richter.
Andere schattingen variëren tussen 7,7 en 8,3.
Er waren 3000 doden.
De meeste schade werd echter aangericht door de grote brand die na de beving ontstond.
Het gebouw van de California Academy of Sciences werd ook getroffen.
Een groot gedeelte van de collectie ging verloren.
In 1989 werd de stad opnieuw door een grote aardbeving getroffen (circa 60 slachtoffers).
De kans dat een dergelijke ramp de stad opnieuw treft blijft groot.
Het kan nog vele jaren duren, maar een verwoestende aardbeving kan iedere dag toeslaan.
Veel gebouwen zijn 'bevingsbestand' gemaakt, maar desondanks kan een aardbeving nog steeds grote gevolgen hebben.
Het beeldmateriaal van de aardbeving van San Francisco uit 1906 (ook vaak bekend als The San Francisco Earthquake en San Francisco Earthquake and Fire) is een verzameling Amerikaanse filmopnames gemaakt door James Stuart Blackton in 1906.
De filmopnames zijn uniek omdat ze zover bekend het enige filmmateriaal zijn die de gebeurtenissen van de aardbeving van San Francisco in 1906 laat zien.
De film is opgenomen in de National Film Registry voor preservatie.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Het Aurora-incident is het oudste gedocumenteerde crashmysterie rondom een ufo.
Het incident vond plaats bij Aurora, Texas op 17 april 1897, iets meer dan 50 jaar voor het bekendere Roswellincident.
Bij het Aurora-incident zou een kogelvormig projectiel na een botsing met de windmolen op het terrein van de plaatselijke rechter Proctor zijn neergestort en ontploft.
Omwonenden konden volgens de overlevering de enige inzittende redden, maar deze overleed enkele uren later en werd begraven op de plaatselijke begraafplaats.
Ook dit incident kreeg destijds veel publiciteit in de pers, maar raakte snel in de vergetelheid.
In het kader van de Amerikaanse televisieserie "UFO Hunters" onderzochten wetenschappers en ufo-onderzoekers het incident in Aurora.
Ze deden daarbij diverse ontdekkingen, maar vonden geen onomstotelijk bewijs.
Wel vonden ze het vermeende graf van de "piloot", maar ze kregen geen toestemming dit graf te openen.
In 1979 beweerde Etta Pegues, toen 86, dat de schrijver van het krantenartikel over 'Aurora' dit gedaan had als grap en om Aurora op de kaart te zetten: de stad stond in 1897 op het punt dood te bloeden.
Volgens Pegues zou rechter Proctor zelfs nooit een windmolen gehad hebben.
In de aan het incident gewijde uitzending van "UFO Hunters" werden aan de hand van de beschrijvingen uit 1897 op het voormalige terrein van rechter Proctor echter wel de fundamenten en enkele resten van een windmolen gevonden.
In de waterput waar restanten van het vermeende voertuig volgens de overlevering in waren gestort, troffen ze delen van aluminium en een onbekende metaalsoort aan.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
De kakkerlakken (Blattodea) vormen een orde van insecten, die oppervlakkig enigszins lijken op kevers maar hiervan toch sterk verschillen, onder andere door het ontbreken van een volledige gedaanteverwisseling.
Bidsprinkhanen en termieten zijn sterker verwant aan de kakkerlakken dan andere insectenorden.
Deze drie groepen behoren tot de superorde Dictyoptera.
Er zijn 4690 soorten kakkerlakken beschreven, waarvan er ongeveer twintig wel eens als plaag kunnen voorkomen.
De lengte van diverse soorten kakkerlakken varieert van minder dan een centimeter tot 8 cm.
In Nederland komen in huizen de Duitse kakkerlak en de Amerikaanse kakkerlak nog wel eens voor als plaag.
In Nederlandse bossen vindt men 5 soorten uit de familie Blatellidae waarvan 4 oorspronkelijk inheems zijn en behoren tot het West-Palearctische geslacht Ectobius: de heidekakkerlak (Ectobius panzeri), de boskakkerlak (Ectobius sylvestris), de bleke kakkerlak (Ectobius pallidus), en de noordse kakkerlak (Ectobius lapponicus).
Deze soorten leven vrijwel uitsluitend in de bladstrooisellaag van kruidrijke bermen en bosranden.
De vijfde soort, de Duitse kakkerlak (Blattella germanica), is al ruim 150 jaar in Nederland te vinden en wordt als ingeburgerd beschouwd.
Deze laatste niet-vliegende soort is vooral binnenshuis te vinden en bij geschikte, droge weersomstandigheden ook in de natuur.
Sommige tropische soorten (alleen soorten die bij ontsnappen op den duur niet in huis overleven en zo een plaag zouden kunnen worden) worden wel als huisdier in een terrarium gehouden, hetzij voor hun eigen charme dan wel om als voedseldieren te dienen voor andere terrariumdieren zoals grotere hagedissen.
Dit zijn bijvoorbeeld de sissende reuzenkakkerlak van Madagaskar, (Gromphadorhina portentosa, afbeelding), de Surinaamse kakkerlak Pycnoscelus surinamensis, de doodshoofdkakkerlak Blaberus craniifer (afgebeeld) en Blaberus discoidalis en de kleine grottenkakkerlak Blaberus fusca (die niet klein is, maar wel kleiner dan de reuzengrottenkakkerlak, Blaberus giganteus).
De kakkerlak staat reeds lang te boek als een ongewenste gast zoals blijkt uit Reize naar Surinamen van John Gabriël Stedman (1772):
De Kakkerlak is een soort van Kever, een duim en zomtyds twee duimen lang; derzelver gedaante is eirond en plat, en de kleur hoog rood: hy kruipt door het gat van 't slot der koffers en valiesen, en legt aldaar niet alleen zyne eijeren, maar hy doorknaagt ook het linnen, stoffen, zyde, en alles wat hy vind; hy dringt ook in eet- en drinkbaare waaren van allerleije zoort; het geen dezelve zeer walgelyk maakt, want hy laat aldaar eene leelyke reuk agter, vry veel gelykende naar die der wandluizen. Dewyl de meeste Oost-Indische 'Schepen, vooral die met suiker geladen zyn, altoos met deeze insecten besmet zyn, zal ik alleenlyk melden, dat men ze zelden ziet vliegen, maar dat ze zeer schielyk loopen. Het beste, en, zoo ik geloof, het eenige middel, om de koffers of kassen daar voor te beveiligen, bestaat hier in, dat men dezelve op vier groote wel schoon gemaakte glaase flessen plaatst, op dat derzelver gladheid aan deeze insecten de gelegenheid beneeme, om op te klauteren en daar binnen te komen, het zy door het gat van 't slot, het zy door de kleinste spleet.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
De RMS Titanic was het tweede van een drietal luxeschepen uit de Olympic-klasse, die een groot deel van het trans-Atlantisch verkeer moesten verwerken.
Het schip was eigendom van de rederij White Star Line, en werd gebouwd in Belfast.
In de nacht van 14 op 15 april 1912 kwam de Titanic op zijn eerste reis kort voor middernacht in aanvaring met een ijsberg; een deel van de stuurboordzijde werd op verscheidene plaatsen doorboord, en binnen drie uur was het schip gezonken.
1522 opvarenden kwamen om het leven.
Hoewel dit naar aantal slachtoffers niet de grootste scheepsramp in de geschiedenis is, is het wel de bekendste, vooral omdat het schip als "onzinkbaar" bekendstond.
. . .
De Titanic was het tweede schip van de drie schepen van de door Bruce Ismay bedachte Olympic-klasse.
De andere twee waren:
de Olympic (tewaterlating 1911)
de Britannic, aanvankelijk Gigantic genoemd, (tewaterlating 1914)
Deze schepen waren in hun tijd de grootste bewegende objecten die ooit door mensenhanden gebouwd waren.
Bovendien was elk schip weer groter dan het voorgaande.
. . .
De eerste reis van de Titanic moest de naam vestigen van de White Star Line, net als voor de in aanbouw zijnde Gigantic.
Daarom werden er, speciaal voor de eerste klas, grote galabals georganiseerd en werden gerechten geserveerd die aan de wensen van de veeleisende passagiers voldeden.
Toch werd de reis, in vergelijking met andere schepen die de Atlantische Oceaan overstaken, ook voor de lagere klassen aangenaam gemaakt.
De grote groepen emigranten die in die tijd in de Verenigde Staten een nieuw leven wilden opbouwen vormden een belangrijke inkomstenbron voor de rederijen.
De prijzen voor een hut begonnen bij $36 voor de derde klasse, $66 voor de tweede en $125 voor de eerste klasse.
Om tijdens de overtocht in een van de grootste suites te verblijven, moest men ruim 4000 dollar neertellen.
Naar de huidige maatstaven komt dat neer op 793 dollar voor de derde klasse, 1200 dollar voor de tweede klasse en 2795 dollar voor de eerste klasse.
De tickets voor de grootste suites kosten, omgerekend, 83.200 dollar.
. . .
. . .
Op 14 april rond 23.40 uur luidde Frederick Fleet, de matroos in het kraaiennest, driemaal de alarmbel toen hij direct voor het schip een ijsberg waarnam.
Hij gaf de waarschuwing telefonisch door aan de brug, waar zesde stuurman James Paul Moody opnam.
Niet veel later merkte Fleets collega Reginald Lee dat de Titanic al aan het draaien was, omdat eerste stuurman Murdoch de ijsberg al eerder ontdekt had en bezig was met een uitwijkmanoeuvre.
Maar de afstand tot de ijsberg was te klein om succesvol uit te wijken.
Op volle snelheid ramde de Titanic met de voorste stuurboordkant de bijna 300.000 ton zware ijsberg.
De Eyjafjallajökull (IJslands voor Eilandbergengletsjer) is een vulkaan en een gelijknamige gletsjer op deze vulkaan in IJsland.
Op de oostflank van de vulkaan, nabij de bergpas Fimmvörðuháls die de Eyjafjallajökull verbindt met de Katla-vulkaan, vond op 20 maart 2010 nieuwe vulkanische activiteit plaats.
Een tweede explosievere uitbarsting in de hoofdkrater van de Eyjafjallajökull, begon op 14 april 2010.
Nabij de Guðnasteinn, een ijsformatie die de 2de hoogste piek vormt van Eyjafjallajökul.
In grote delen van Europa werd het vliegverkeer dagenlang volledig stilgelegd vanwege de aswolken die de vliegtuigen kunnen beschadigen.
De gletsjer Eyjafjallajökull is één van de kleinere gletsjers op IJsland en heeft een oppervlakte van ongeveer 100 km².
De Eyjafjallajökull ligt ten noorden van het plaatsje Skógar en ten westen van de grotere gletsjer Mýrdalsjökull.
De ijskap Eyjafjallajökull bedekt een 1,651 meter hoge vulkaan die ook de naam Eyjafjallajökull draagt.
Maar de benamingen Eyafjalla of Eyjafjöll mogen ook gebruikt worden.
De rand van de hoofdkrater aan de top van de Eyjafjallajökull, heeft 3 belangrijke pieken, de Hámundur (1651 meter), Guðnasteinn (1500 meter), en de Goðasteinn (1,497 meter).
De vulkaan is relatief vaak uitgebarsten sinds de laatste ijstijd.
De op-een-na-laatste uitbarsting vond plaats van 1821 tot 1823 en veroorzaakte een gletsjerdoorbraak (IJslands: jökulhlaup).
De hoofdkrater van de vulkaan heeft een diameter van drie tot vier kilometer.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Kort na de lancering was de Apollo 13 in een parkeerbaan om de aarde gebracht.
Had de ontploffing zich op dit moment voorgedaan, dan had men direct weer op aarde kunnen landen.
Helaas had de Apollo 13 op het moment van de ontploffing de parkeerbaan al verlaten en was hij op weg naar de maan.
Na het ongeval beschikte Apollo 13 over onvoldoende brandstof om direct terug te keren.
Het ruimteschip voer daarom verder naar de maan en gebruikte de zwaartekracht van de maan om terug te keren.
Tenslotte werd de daalmotor van de maanlander gebruikt om te vertragen.
Met de stuurraketjes van de maanlander werden koerscorrecties uitgevoerd.
Tijdens de rest van de reis kon er geen gebruik meer worden gemaakt van de zuurstof en de klimaatregeling uit de gehavende servicemodule.
De maanlander moest deze taak overnemen, maar hij was slechts berekend op een verblijf van twee dagen door twee astronauten, niet van vier dagen door drie astronauten.
Om energie te besparen werden alleen de onmisbare apparaten in bedrijf gehouden; zo werden er geen televisieopnamen meer gemaakt.
Door het lagere energieverbruik daalde de temperatuur in de maanlander aanzienlijk.
Een ander probleem was dat het kooldioxidegehalte van de lucht opliep.
Er waren voldoende kooldioxidefilters aan boord, maar die waren opgeborgen in de daaltrap en daardoor buiten bereik - ze waren bedoeld voor gebruik tijdens het verblijf op de maan.
De filters van de commandmodule waren van een ander type en pasten niet op luchtbehandelingsapparatuur van de maanlander.
Dit laatste werd in een crisisoverleg opgelost door de bemanning van diverse onderdelen een adapter te laten bouwen, zodat de afwijkende filters van het moederschip gebruikt konden worden en het kooldioxidegehalte binnen aanvaardbare grenzen werd gehouden.
De bemanning had geen toestemming gekregen om het ruimteschip te verlaten en de schade te inspecteren.
Waarschijnlijk zou een dergelijke actie onverantwoord zijn geweest omdat er lucht mee verloren ging.
Pas op 17 april, kort voor de landing op aarde, werd de gehavende servicemodule afgestoten en kregen de bemanningsleden zicht op de schade ("It's really a mess").
Ze maakten foto's die van belang waren om de oorzaak van de ramp vast te stellen.
De servicemodule was niet ontworpen om op aarde te landen en het was dus niet mogelijk de module mee terug te nemen voor onderzoek.
Ook de maanlander kon niet op aarde landen en moest worden afgestoten.
Jim Lovell sprak de woorden "Farewell, Aquarius, and we thank you."
De maanlander, die een thermo-elektrische radio-isotopengenerator met 3,9 kg plutonium bevatte en die niet bedoeld was om op aarde terug te keren, werd naar een veilige plek in de Stille Oceaan gestuurd.
Haise vroeg waar de maanlander terecht zou komen, maar dat wist de vluchtleiding niet precies.
Haise: "She sure was a good ship.
De rest was routine en de beproefde bemanning kon op aarde landen.
Nadat de bemanning veilig geland was zei Jim Lovell: "The ship is stable and Apollo 13 signing off.
Uit nader onderzoek van NASA bleek dat bij de montage van de Apollo 10 een defecte zuurstoftank was vervangen.
De tank werd gerepareerd en werd later voor de Apollo 13 gebruikt.
Ondanks alle positieve testuitslagen was de tank dus toch niet in orde geweest.
Een spoel voor het verwarmen van de zuurstof in de tank was ontworpen voor 28V/2A maar in Apollo 13 werd 56V/4A gebruikt.
De isolatie smolt weg en een kortsluiting volgde.
Een vonk die hierbij ontstond liet de tank ontploffen.
Het incident vormde voor Sam Greenberg van Grumman Aerospace, de bouwer van de maanlander, aanleiding om voor de grap aan North American Rockwell, de bouwer van de zuurstoftank, de 400.000 mijl sleepkosten (à 1$/mijl) te factureren, plus de vier niet geplande overnachtingen "bed and breakfast" van Swigert, de piloot van de commando-module.
In 1995 verscheen Apollo 13, een film over van de vlucht van de Apollo 13.
Tom Hanks speelt de commandant van deze vlucht.
Andere rollen worden gespeeld door Bill Paxton, Kevin Bacon, Gary Sinise en Ed Harris.
De film biedt een tamelijk nauwgezette reconstructie van de rampvlucht.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
De Wuppertaler Schwebebahn is een metrolijn in de Duitse stad Wuppertal.
De Schwebebahn (zweefbaan) is bedacht door ingenieur Eugen Langen en is na een bouwtijd van drie jaar geopend op 1 maart 1901.
Bij de opening maakte Keizer Wilhelm II de officiële openingsrit met de 'Kaiserwagen'.
De rijtuigen hebben wielen op het dak en hangen aan een 12 meter hoog hangspoor.
Er is één rail per rijrichting.
De grote wielen hebben aan beide kanten van de rail een wielflens.
Het is dus een hangende monorail.
De wagens kunnen ook enigszins heen en weer zwaaien (pendelen).
Omdat het systeem geen gelijkvloerse kruisingen kent met ander verkeer, mag het systeem een metro genoemd worden.
De eenrichtingwagens en de bijbehorende keerlussen aan de eindpunten van de lijn doen meer aan trams denken.
De Schwebebahn is in de loop der jaren een relatief veilig vervoermiddel gebleken.
Het enige ernstige ongeluk hiermee vond plaats op 12 april 1999, toen een trein ontspoorde en in de Wupper viel.
Bij dit ongeval vielen vijf doden en 46 gewonden.
De oorzaak van dit ongeval was een stuk gereedschap dat door een spoorwerker op het spoor was achtergelaten.
Het ongeval heeft het vertrouwen in de Schwebebahn nauwelijks aangetast.
Direct na de heropening werd er volop gebruikgemaakt van het vervoermiddel.
De keuze voor dit vervoermiddel kwam voort uit ruimtegebrek : de rivier de Wupper was in het dichtbebouwde gebied de enige plek die nog vrij was voor een spoorbaan.
De Schwebebahn loopt grotendeels boven de rivier en loopt van Wuppertal-Vohwinkel in het westen via Wuppertal Hauptbahnhof naar Wuppertal-Oberbarmen in het oosten.
In Vohwinkel is de lijn over enige afstand boven een straat gelegen.
De lijn telt 20 stations en is 13,3 kilometer lang.
Er zijn 470 steunpunten, de meeste in de oevers van de Wupper.
Tussen 1972 en 1974 werden door MAN 28 nieuwe rijtuigen gebouwd.
Sinds het ongeluk in 1999 zijn er nog 27 van in dienst.
De Schwebebahn vervoert dagelijks (op werkdagen) 72 000 reizigers en wordt geëxploiteerd door de Wuppertaler Stadtwerke AG.
Op de Schwebebahn zijn de tarieven van het Verkehrsverbund Rhein-Ruhr (VRR) geldig.
Er zijn geen verhoogde perrons zoals bij de gewone spoorwegen.
De vloer van een trein is immers niet veel hoger dan de onderkant van de trein.
Wel geldt echter dat het hele systeem, dus ook de perrons, zich hoog boven het maaiveld bevindt.
De perrons aan weerszijden van het spoor zijn met metaalgaas aan elkaar verbonden.
Dit gaas beschermt de onvoorzichtige passagier die naast het perron stapt en daardoor meters naar beneden zou vallen.
Aan de andere kant zullen de passagiers niet vrijwillig over het gaas lopen, zodat de weg vrij blijft voor de treinen.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Apollo 13 was de vijfde missie naar de maan, voor het uitvoeren van de derde maanlanding in het kader van het Project Apollo.
De bemanning bestond uit Jim Lovell (commandant), Jack Swigert (piloot van de commando-module) en Fred Haise (piloot van de maanlander).
Swigert was de vervanger voor Ken Mattingly, omdat die mogelijk met mazelen was besmet.
De lancering vond plaats op 11 april 1970 om 13:13 plaatselijke tijd.
Na een ongeval aan boord moest de geplande maanlanding worden afgelast.
Door gebruik te maken van systemen uit de maanlander Aquarius wist de bemanning op 17 april 1970 behouden terug te keren.
Door de vlucht van de Apollo 13 werden de verantwoordelijken in de Verenigde Staten met de neus op de feiten gedrukt: ruimtereizen waren allerminst routine.
Twee dagen na de lancering ontplofte op 13 april een zuurstoftank, waardoor de bemanning feitelijk schipbreuk leed in de ruimte.
De bemanning sprak beheerst de historische woorden: "Okay Houston, we've got a problem".
Pas tegen het einde van de reis, toen de servicemodule werd afgestoten, kreeg de bemanning de mogelijkheid foto's te maken waaruit de schade bleek.
Zuurstoftank 2 was ontploft en daarbij was een ventiel van zuurstoftank 1 beschadigd, waardoor in een paar uur de hele zuurstofvoorraad verloren was gegaan.
Daardoor was geen water meer beschikbaar en geen energie.
Bovendien kon de raketmotor niet meer gebruikt worden.
De antenne voor de verbinding met de aarde, die ook deel uitmaakte van de servicemodule, was gelukkig onbeschadigd.
Op het moment dat de ontploffing zich voordeed, bevond Apollo 13 zich tussen de aarde en de maan.
De landing op de maan was nog niet ingezet, en de maanlander was dus nog aangekoppeld.
Deze kon nu worden gebruikt om elektriciteit, water en zuurstof te leveren.
Bovendien werd de motor van de maanlander (van de daaltrap) gebruikt om terug op aarde te komen.
De maanlanding was echter niet langer mogelijk.
Zou een dergelijk ongeval zich hebben voorgedaan bij een reis op aarde, bijvoorbeeld bij een zeereis naar onbekend gebied, dan had het voor de hand gelegen onmiddellijk terug te keren.
Bij ruimtevaart geldt echter een andere mechanica.
Om snelheid te maken en om van koers te veranderen is brandstof nodig.
Voor de reis zelf, het volhouden van een bestaande koers, is geen brandstof nodig.
Het is verder mogelijk een ruimtevaartuig in een baan om een hemellichaam te sturen en zo van koers te veranderen.
Er is dan een vrij geringe hoeveelheid brandstof nodig om de koers precies goed te leggen, waarna de zwaartekracht van het hemellichaam de rest doet.
Vervolg op 13 april.
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0
Kokosnoot of klapper is eigenlijk geen noot maar een steenvrucht van de kokospalm, waarvan het mesocarp (het vruchtvlees) niet vlezig maar vezelig is.
Daarbinnen zit het harde endocarp, dat het zaad omgeeft met drie duidelijk zichtbare kiemopeningen.
Bij de kieming komt de kiem door een van deze openingen naar buiten.
De drie kiemopeningen zijn de overblijfselen van de in aanleg uit drie vruchtbladen bestaande vrucht.
Het zaad bestaat uit één kiemlob, de palm is immers een eenzaadlobbigge, dat het transport van het reservevoedsel naar de kiemende plant verzorgt.
Het reservevoedsel in het zaad bestaat uit wit, vet, vezelig kiemwit (endosperm), de kokos die onder andere gedroogd als kokosmeel in de handel komt en een half troebele vloeistof, het klapperwater (het vloeibare kiemwit).
Bij een volledig rijpe vrucht bestaat al het kiemwit uit het vezelige kiemwit.
De vrucht bevindt zich in een groene bolster.
Deze wordt na de oogst verwijderd, waarna de harige, houten noot verschijnt die in de winkels ligt.
Het vruchtvlees wordt gebruikt in allerlei gerechten en voor de vulling van de chocoladereep Bounty.
INFO:
Kindjes komen uit bloemkolen of boerenkolen maar NIET uit kokosnoten.
(en dit staat zelfs niet in wikipedia!)
artikel overgenomen zonder nazicht op onjuistheden
Bron : - Wikipedia CC 3.0