Beriberi is een aandoening die wordt veroorzaakt door een tekort aan vitamine B1 (thiamine), waarbij één vorm het hart- en vaatstelsel aantast en een andere vorm zich manifesteert met neurologische symptomen. De naam beriberi is afkomstig uit het Singalees (de belangrijkste taal van Sri Lanka) en betekent "zwakte, zwakte".
De basis voor het onderzoek naar beriberi werd in de jaren 1890 gelegd door de Nederlandse arts en latere Nobelprijswinnaar Christiaan Eijkman in Nederlands Indië, die ontdekte dat vogels die met gepelde rijst gevoed werden vergelijkbare symptomen vertoonden als zijn beriberipatiënten en dat ze genezen konden worden als ze ook de rijstpellen te eten kregen. In 1912 isoleerde de Poolse biochemistCasimir Funk de anti-beriberifactor van rijst en noemde het vitamine - een voor het leven (Latijn: vita) essentiële amine. In de jaren 1930 publiceerde Robert R. Williams de chemische formule van vitamine B1.
Christiaan Eijkman
Beriberi komt vooral voor waar de voeding hoofdzakelijk bestaat uit geslepen rijst, een product dat arm is aan thiamine. De ziekte wordt het meest aangetroffen in Azië en kwam daar met name tot de 19e eeuw zeer veel voor. In de westerse wereld komt beriberi vooral voor bij chronische alcoholisten door een combinatie van deficiënte voeding, een gestoorde resorptie en een gestoorde opslag van thiamine. Ook een inadequate intake bij westerse personen kan leiden tot beriberi. Verder is het ziektebeeld beschreven bij patiënten die een gastric bypass surgery (Roux-Y) hebben ondergaan, bij nierdialyse, bij patiënten met totale parenterale voeding, bij verschillende malabsorptiesyndromen waaronder HIV-enteropathie, en bij hypermetabole condities zoals lymfomen. Verder zorgen antacida voor een verminderde resorptie van thiamine en verhogen lisdiuretica de thiamine-excretie. Tenslotte bevatten rauwe vis en schaaldieren veel thiaminase, een enzym dat thiamine afbreekt.
De ziekte heeft twee verschijningsvormen: natte beriberi (cardiovasculaire systeem) en droge beriberi (neurologische systeem). Patiënten kunnen zich met één of met beide vormen presenteren. Thiamine-deficiëntie resulteert in beschadiging van het autonome en andere zenuwsystemen door een tekort aan energie in de vorm van ATP en een tekort aan acetylcholine en myeline, die gevormd worden uit acetyl-CoA. Bovendien treedt er een lactaatacidose op door toename van lactaat en pyruvaat in het bloed en worden er door het gestoorde metabolisme meer vrije radicalen gevormd. Het exacte biochemische defect dat de cardiovasculaire vorm veroorzaakt is nog niet volledig opgehelderd. Cardiovasculaire disfunctie is mogelijk het gevolg van energiedepletie en oedeemvormig in het hartspierweefsel en uitval van de spierwand rondom de bloedvaten.
Beriberi wordt behandeld met thiaminehydrochloride, toegediend door middel van een injectie of in tabletvorm. Naast substitutie is het aanpakken van de oorzaak van de thiaminedeficiëntie van belang om herhaling van beriberi te voorkomen.
Patiënten met natte beriberi kunnen binnen enkele uren na behandeling al een sterke verbetering vertonen. Binnen enkele uren stijgen de bloeddruk en de perifere weerstand, verbetert de perifere circulatie en daalt de lactaatconcentratie. Volledig herstel volgt binnen twee weken. Het effect van behandeling van natte beriberi met alleen conventionele therapie voor hartfalen is gering. Conventionele therapie voor hartfalen in combinatie met thiaminesuppletie is wel van belangrijke waarde, waarbij vooral plasmedicatie een voorname rol spelen. Droge beriberi reageert minder snel op thiaminesuppletie en herstel is niet altijd volledig.
De bergzuurzak (Annona montana) of bergannona is een tot 15 m hoge groenblijvende boom met een brede kroon. De plant heeft afwisselend geplaatste bladeren, die leerachtig en van boven glanzend zijn en een gave rand hebben. De tot 25,6 x 8,5 cm grote bladeren zijn breed-lancetvormig en stomp puntig.
Het vruchtvlees wordt net als bij de zuurzak (Annona muricata) voor frisdranken gebruikt, maar geldt als minder lekker.
De bergzuurzak komt oorspronkelijk van de Caribische eilanden. Hij wordt ook in de rest van tropisch Amerika gekweekt tot hoogtes van 1000 m. Zelden treft men de bergzuurzak aan in Afrika en Azië.
bergzuurzak
De geelgroene bloemen groeien solitair of in paren aan de stam en aan dikke takken. De bergzuurzak is een eivormige, tot 18 x 14 cm grote verzamelvrucht. De schil is zilver-groen met een ruitjespatroon. De ruitjes lijken op schubben en dragen een 2 mm lange stekel. Het vruchtvlees is rijp lichtgeel, zacht-vezelig, zeer sappig en smaakt zuur of zoetzuur en bitter. De vrucht bevat vele tot 2,4 cm grote zaden.
De bergzebra (Equus zebra) is een zeldzame zebra uit het zuidwesten van Afrika. Vroeger kwam deze soort voor in het hele gebied van Angola tot Kaap de Goede Hoop, maar tegenwoordig is zijn verspreidinggebied versnipperd geraakt.
Er worden twee ondersoorten onderscheiden, de Kaapse bergzebra (Equus (zebra) zebra) komt voor bij de Kaap en Karoo. Hartmanns bergzebra (E.hartmannnae) komt voor in Zuid-Angola en Namibië, zuidwaarts tot de Oranjerivier. De Kaapse bergzebra is een stuk kleiner dan de Hartmanns bergzebra en heeft bredere strepen.
Engels : Mountain Zebra Duits : Bergzebra Frans : Equus zebra, ook Zèbre de montagne, Zèbre vrai of nog 'daw'
Hartmanns bergzebra auteur : Tanya Langenhorst CC 3.0
De bergzebra heeft dikke verticale zwarte en witte strepen op de hals en lichaam. Over het achterdeel lopen drie of vier dikke horizontale strepen. Over het staartstuk en de bovenste gedeelte van de staart lopen kleine, zwarte strepen. De rest van de staart is wit. Over het gezicht lopen zwarte strepen, die op de rug van de neus en rond de mond overgaan in een oranjebruine kleur. De neus en lippen zijn donkerbruin tot zwart. De oren zijn lang en breed, met zwarte en witte vlekken op de achterzijde. De strepen op de manen lopen over in de nek. De buik en staart zijn wit.
De bergzebra heeft een halskwab.
Hij wordt 220 tot 260 centimeter lang, met een 40 tot 55 centimeter lange staart. De schofthoogte is 115 tot 150 centimeter. Mannetjes zijn zwaarder dan vrouwtjes: vrouwtjes wegen 230 tot 320 kilogram, mannetjes 250 tot 386 kilogram.
Hartmanns bergzebra (de mooiste kant) auteur : Tanya Langenhorst CC 3.0
De bergzebra is een grazer. Af en toe eet hij ook bladeren, bast en twijgen van Acacia's. Tijdens hete zomers rusten ze op het heetst van de dag.
Ze leven in kleine stabiele harems van één hengst, bestaande uit enkele merries en hun veulens. Meestal bestaat zo'n groepje uit gemiddeld vijf, maximaal twaalf dieren. Door de barre omstandigheden blijven de groepjes klein: voedsel is zeldzaam, en ze zijn een gewilde prooi voor roofdieren.
Na een draagtijd van een jaar komt één veulen ter wereld. Als een veulen wil drinken, blokkeert hij het pad van de moeder, en leunt hij tegen haar borstkas. Meestal verlaten de veulens de kudde vòòr hun tweede jaar.
Bergzebra's kunnen minstens 25 jaar oud worden.
De Kaapse bergzebra is buiten de nationale parken uitgestorven. Aan het begin van de twintigste eeuw waren er nog slechts enkele tientallen. Speciaal voor deze soort werd in 1937 het Mountain Zebra Nationaal Park opgericht. Daar leven nu zo'n 350 bergzebra's. Met de Hartmanns bergzebra gaat het beter, al gaat ook hun aantal achteruit, vooral doordat hun leefgebied wordt omgevormd in landbouwgrond.
De bergwezel of Alpenwezel (Mustela altaica) is een roofdier uit de familie van de marterachtigen (Mustelidae). De soort leeft in de gebergten van Azië van Kazakstan tot Korea. Ondanks de naam "Alpenwezel" komt het dier niet in de Alpen voor.
Engels : Mountain Weasel, ook gekend als pale weasel of Altai weasel Duits : Altaiwiesel Frans : Belette de montagne
De bergwezel leeft op hoogtes van meer dan 3500 meter. Het dier wordt ongeveer 22-29 cm lang en weegt ongeveer 122-350 gram. Na een draagtijd van 30-49 dagen worden 1-8 jongen geboren. Bergwezels leven tussen de 7 en 10 jaar.
Alpenwezel auteur : David Blanc
De bergwezel is een strikte carnivoor zijn hoofdvoedsel zijn woelratten en pika's(fluithazen). Daarnaast eet hij ook muskusratten, konijnen, grondeekhoorns, vogels, hagedissen, padden en insecten.
De mens is hier zijn grootste vijand omdat deze steeds meer van zijn natuurlijke habitat inneemt en er steeds minder en minder prooidieren te vinden zijn. Ook verstedelijking en de aanleg van wegen vormen een grote bedreiging.
De bergtapir (Tapirus pinchaque) is de kleinste tapirsoort en de enige die niet in het regenwoud voorkomt. Hij leeft op de grote hoogten van de Andes tussen de 1950m en de 4400m. In de Andes komt hij vooral voor in de noordelijke gebieden zoals in Peru, Ecuador en Colombia.
Engels : Mountain tapir Duits : bergtapir Frans : Tapir des montagnes
Ze worden ongeveer 1,8 meter lang met een staart van 5-10 cm lang, worden ongeveer 75-80 cm hoog en wegen ongeveer 250 kg. De kleur van de haren is roodbruin tot zwart. Hij is het best herkenbaar aan zijn witte onderlip.
Omdat ze op grote hoogten leven hebben ze ook dikkere haren dan de andere tapirsoorten.
Er leven nog ongeveer 2500 dieren in het wild en er zijn slechts enkele broedparen in gevangenschap.
Zijn natuurlijke vijanden zijn de poema en de jaguar. Maar de ontbossing en de stroperij vormen de grootste bedreiging voor deze soort. De bergtapir wordt ongeveer 30jaar.
De collectieve benaming verwijst naar het project van de Indiase regering om een representatief voorbeeld van de historische spoorwegen in India voor te dragen aan de UNESCO als Werelderfgoed.
De Darjeelingspoorweg werd erkend in 1999, terwijl de Nilgiri Bergspoorweg is toegevoegd als een uitbreiding in 2005 en de Kalka-Shimla Spoorweg is toegevoegd in 2008.
Zij werden erkend als uitstekende voorbeelden van gedurfde en ingenieuze oplossingen voor het probleem van de opbouw van een effectieve spoorverbinding door een ruig, bergachtig terrein.
De bergskink (Plestiodon callicephalus) is een hagedis uit de familie skinken (Scincidae). De soort behoorde lange tijd tot het geslacht Eumeces.
De bergskink wordt ook wel gezien als ondersoort van de vierstreepskink (Eumeces tetragrammus), maar deze indeling is niet algemeen aanvaard vanwege afwijkende lichaamskenmerken en een ander verspreidingsgebied.
De bergskink komt voor in de Verenigde Staten (Arizona en zuidwestelijk New Mexico) en in Mexico (Nayarit en Jalisco), maar in het grootste deel van dit gebied komen slechts lokale populaties voor en in een aantal streken is de soort sterk bedreigd, met name als gevolg van het verdwijnen van de natuurlijke habitat.
De bergskink wordt maximaal 22 centimeter lang, de kleur is donkerbruin, de hagedis is relatief eenvoudig te herkennen aan het strepenpatroon; twee lichte strepen aan weerszijden van de rug beginnend boven het oog tot net achter de achterpoten. Op de kop zitten twee strepen beginnend bij de neuspunt die op het midden van de kop samenkomen en een duidelijk zichtbare Y vormen. Hieraan heeft de soort ook de wetenschappelijke naam te danken, calli betekent mooi en cephalus betekent hoofd.
Kenmerkend is echter de blauwe staart. Hoewel er vele skinken zijn die als juveniel een knalblauwe staart hebben, vervaagt deze felle kleur als de dieren geslachtsrijp worden. Bij de bergskink houden echter ook oude exemplaren een blauwe staartkleur, wat ze erg opvallend maakt. Is de originele staart eenmaal afgeworpen, ook wel autotomie genoemd, dan is de 'nieuwe' staart meestal donkerder tot zwart.
De bergskink heeft niet echt een voorkeurshabitat, zo wordt hij aangetroffen in rotsige eikenbossen in dalen langs stroompjes, stenige hellingen en ook wel laaglanden. Wel is er de behoefte aan een strooisellaag om in te jagen en de eitjes in af te zetten.
Het is een bodembewonende soort die in nood in een boom schiet, maar meestal op de bodem te vinden is.
De skink kan heuse duikvluchten maken in de bladeren, om zo aan predatoren te ontsnappen. Het voedsel bestaat voornamelijk uit insecten zoals krekels, die overdag worden bejaagd want 's nachts schuilen ze onder stenen of in zelfgegraven holletjes.
De bergrietbok (Redunca fulvorufula) is een middelgrote antilopesoort uit het geslacht der rietbokken (Redunca). Het is de kleinste van de drie soorten rietbokken.
De bergrietbok leeft in de koele, droge gebergten en in rotsig heuvelachtig gebied, verdeeld over drie populaties: één in het oosten van zuidelijk Afrika, één in berggebieden in Noordoost-Afrika en één in de Adamaouaprovincie van Kameroen en aangrenzend Oost-Nigeria. Waarschijnlijk vormen dit relictpopulaties, die vroeger, tijdens de laatste ijstijden, deel uitmaakten van een grotere verspreiding. De bergrietbok leeft over het algemeen op grazige hellingen in rotsachtig gebied, tussen de 1500 en 5000 meter hoogte. Ook in grazige valleien komt hij voor.
Engels : Mountain Reedbuck Duits : Bergriedbock Frans : Cobe de montagne
De bergrietbok is een middelgrote antilope met slanke poten. Hij heeft een ruige, grijzig bruine vacht. Vrouwtjes hebben een grijzere vacht dan mannetjes. De kop en de nek hebben een roodbruine glans, en de buik, borst en onderzijde van de staart zijn wit. De wenkbrauwen, lippen, kin, keel en staart zijn gebroken wit van kleur. Over de snuit, van de neus tot ongeveer ter hoogte van de ogen, loopt een donkere streep. Onder de oren aan de zijkanten van de kop is een donkere huidklier zichtbaar. De staart is kort en vol. Enkel het mannetje heeft hoorns. Deze zijn kort, naar voren geboren en geringd.
De bergrietbok wordt 110 tot 136 centimeter lang. De staart is 17 tot 26 centimeter lang, de schouderhoogte is 60 tot 80 centimeter. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. Vrouwtjes worden 19 tot 35 kilogram zwaar, mannetjes 22 tot 38 kilogram.
De bergrietbok leeft van grassen en kruiden. In het droge seizoen haalt de soort al het vocht uit zijn voedsel. Hij is voornamelijk aktief in de schemering en in nachten met een volle maan.
De bergrietbok leeft in kleine kudden van twee tot acht dieren, bestaande uit vrouwtjes en hun jongen. Het woongebied van een kudde overlapt met meerdere territoria van volwassen mannetjes. Mannetjes zonder territorium leven in vrijgezellengroepjes. Soms vormen zich tijdelijke groepen van rond de vijftig dieren.
Het bergresedawitje (Pontia callidice) is een dagvlinder uit de familie Pieridae, de witjes. De soort komt voor in gebergten van het Palearctisch gebied, zoals de Pyreneeën, Alpen, Klein-Azië en de Himalaya en in de pool-toendra van Siberië. De voorvleugellengte bedraagt 21 tot 26 millimeter. Hij vliegt in Europa op een hoogte van 1500 tot 3400 meter, in de Pyreneeën alleen boven de 2000 meter. De habitat bestaat uit bloemrijke graslanden.
Engels : Lofty Bath White Duits : Alpen-Weißling Frans : piéride du vélar of ook veiné-de-vert
Herdenkingen - Gebeurtenissen VANDAAG - 23 mei 2010
Gebeurtenissen VANDAAG 23 mei
1430
Jeanne d'Arc gevangengenomen door de Bourgondiërs.
1568
De troepen van Willem van Oranje (aangevoerd door Lodewijk van Nassau) verslaan de Spaanse troepen, in de Slag bij Heiligerlee. Adolf van Nassau sneuvelt.
1785
Uitvinding van de bifocale bril door Benjamin Franklin.
1788
South Carolina wordt de achtste staat van de Verenigde Staten.
1873
Overleden : Pierre-Jean De Smet (72), Vlaams missionaris, ontdekkingsreiziger en pionier.
1923
Oprichting van Sabena, de nationale luchtvaartmaatschappij van België.
1934
Bonnie Parker en Clyde Barrow lopen in een hinderlaag van de politie en worden doodgeschoten.
1937
Overleden : John D. Rockefeller (97), Amerikaans ondernemer.
1969
De rock-opera 'Tommy' van The Who komt uit.
1969
De Lauwerszee wordt afgesloten en wordt vanaf nu Lauwersmeer genoemd.
1979
Overleden : Hub van Doorne (79), Nederlands oprichter Van Doorne's Automobielfabriek (DAF).
1990
Terminal 2E op Paris Charles de Gaulle Airport stort in.
1993
De Moskou Expres tussen Hoek van Holland en Moskou rijdt voor het laatst.
2005
De snelste achtbaan ter wereld, de Kingda Ka, wordt geopend in Six Flags Great Adventure.
De bergpersimmon (Diospyros montana) is een groenblijvende, middelgrote boom met een dicht bladerdek en overhangende taken. De schors is zwart en ruw. De bladeren zijn afwisselend geplaatst, leerachtig, glanzend en lancetvormig of ovaal. De bloemen groeien in korte bloemtrossen in de bladoksels.
Er zijn aparte mannelijke en vrouwelijke bloemen. De bloemen zijn wittig of bleekroze van kleur.
Engels : Mountain persimmon Duits : Tandam Frans : Plaqueminier
bergpersimmon
De vruchten zijn oranje besvruchten met een vlezige schil. De vruchten hebben een zoetzure, aromatische smaak. Rijpe vruchten worden als handfruit gegeten. Onrijpe vruchten bevatten veel tannines en smaken bitter.
Herdenkingen - Gebeurtenissen VANDAAG - 22 mei 2010
Gebeurtenissen VANDAAG 22 mei
1455
In Engeland wordt de Eerste Slag bij St Albans uitgevochten, de eerste slag van de Rozenoorlogen.
1667
Overleden : Paus Alexander VII (67), geboren als Fabio Chigi.
1828
In Zeeland wordt begonnen met geregelde veerdiensten.
1885
Overleden : Victor Hugo (83), Frans schrijver.
1897
Opening van de Blackwall tunnel onder de Thames.
1911
In de Duitse havenstad Kiel loopt de Kaiser van stapel, het eerste turbine-lijnschip ter wereld.
1942
Mexico verklaart de oorlog aan Duitsland, Italië en Japan.
1960
Het zuiden van Chili wordt getroffen door een aardbeving met een kracht van 9,5 op de schaal van Richter. Deze Grote Chileense aardbeving is de sterkste ooit gemeten.
1967
Het warenhuis Innovation in het centrum van Brussel brandt volledig uit. Het is de meest rampzalige brand in de Belgische geschiedenis met 323 doden en vermisten en 150 gewonden.
1972
Ceylon wordt een republiek onder de naam Sri Lanka.
1973
Uitvinding van het ethernet-netwerk door Robert Metcalfe.
1977
Bij een nachtelijke brand in hotel Hertog van Brabant in Brussel komen 17 mensen om het leven.
1990
Release van Windows 3.0.
1997
Overleden : Herman De Coninck (53), Vlaams dichter.
De bergparkiet (Polytelis anthopeplus) is een vogel uit de familie van de papegaaien (Psittacidae). Ze zijn oorspronkelijk afkomstig uit Australië, voornamelijk in de tropen in het zuidoosten.
De bergparkiet werd voor het eerst in 1864 in Europa ingevoerd en gehuisvest in de dierentuin van Londen. De eerste broedresultaten met de bergparkiet werden behaald in 1880.
koppel bergparkieten rechts mannetje, links de pop auteur : Martien CC 3.0
Deze vogel is ongeveer 37 tot 42 centimeter groot en men kan de mannetjes en vrouwtjes makkelijk onderscheiden.
Mannelijke exemplaren zijn over het algemeen geel, met verschillende schakeringen op het kopje, zijn rug is meestal groenkleurig en zijn snavel is meestal rood.
Het vrouwtje heeft over het algemeen een meer groenige kleur, vooral aan de kop en het lichaam. Ook de staart is groen maar onderaan is het zwart.
De jongen lijken op de pop. De mannelijke jongen beginnen tussen de 12e en de 18e maand te verkleuren.
koppel Polytelis anthopeplus, links mannetje
Doordat steeds meer grond in hun leefgebied wordt gecultiveerd wordt hun leefgebied steeds kleiner. Het gevolg hiervan is weer dat de totale populatie bergparkieten terugloopt. De westelijke bergparkiet is meer een cultuurvogel en houdt zich dan ook hoofdzakelijk en bij voorkeur op in grote en uitgestrekte landbouwgebieden. Door een gebrek aan broedbomen loopt ook deze populatie in aantal terug.
De voeding in het wild bestaat vooral uit zaden van grassen en allerlei wilde planten, vruchten, bloesemnectar, bladknoppen en diverse soorten insecten en hun larven.
Herdenkingen - Gebeurtenissen VANDAAG - 21 mei 2010
Gebeurtenissen VANDAAG 21 mei
1572
De watergeuzen veroveren Enkhuizen op de Spanjaarden.
1904
Oprichting in Parijs van de Wereldvoetbalbond FIFA, de Fédération Internationale de Football Association. Oprichters zijn de Nederlander C.A.W. Hirschmann en de Fransman Robert Guérin. De Engelsen zien op dat moment nog niets in zo'n bond.
1927
Charles Lindbergh voltooit de eerste non-stop solovlucht over de Atlantische Oceaan.
1932
Amelia Earhart voltooit als eerste vrouw een non-stop solovlucht over de Atlantische Oceaan.
1946
De KLM begint als eerste luchtvaartmaatschappij op het Europese vasteland een luchtdienst op New York.
1952
Het Amsterdam-Rijnkanaal wordt geopend.
1991
Overleden : Rajiv Gandhi (46), Indiaas politicus.
1995
Overleden : Annie M.G. Schmidt (84), Nederlands schrijfster.
2003
Overleden : Alejandro de Tomaso (74), Argentijns-Italiaans Formule 1-coureur, oprichter automerk De Tomaso.
De bergparelmoervlinder (Boloria napaea) is een dagvlinder uit de familie Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders.
De vlinder leeft in Europa in hoogvenen, heideterreinen en bergweiden. In Noord-Amerika en Azië wordt de soort daarnaast ook op vochtige toendras gevonden.
Engels : Mountain Fritillary Duits : Ähnliche Perlmutterfalter Frans : Nacré des renouées
De soort komt in Europa voor in drie verschillende gebieden. In de Alpen, berggebieden in noordelijk Scandinavië en zeer plaatselijk in het oostelijk van de Pyreneeën.
In Noord-Amerika is ze te vinden in Alaska, het noordwesten van Canada en in kleine losse populaties in het Canadese deel van de Rocky Mountains, Alberta en in Wyoming. In Azië komt de bergparelmoervlinder voor in Siberië, de Altaj en de Oblast Amoer.
De bergparelmoervlinder heeft in Europa viooltjes, in het bijzonder Viola biflora, en knolduizendknoop (Polygonum viviparum) als waardplant. In Noord-Amerika wordt behalve knolduizendknoop ook Polygonum bistortoides als waarplant gebruikt.
De vrouwtjes leggen de eitjes één voor één op deze planten en de rupsjes eten hier na het uitkomen van. Afhankelijk van de weersomstandigheden overwinteren de rupsen één of twee keer. De vliegtijd is in juni, juli en augustus.
De bergpapaja (Vasconcellea cundinamarcensis, synoniem: Carica pubescens) is een plant uit de familie Caricaceae. Het is een nauwe verwant van de papaja (Carica papaya).
De plant vindt zijn oorsprong in de Andes op hoogtes tussen 1200 en 3000 m van Peru tot Panama. De plant is geschikt om verbouwd te worden in tropisch hoogland op plekken waar het voor de papaja te koud is. Ook is deze soort resistent tegen virusziekten die andere papajasoorten aantasten. De plant wordt verbouwd in Zuid-Amerika, Florida en op sommige plekken in het bergland van Sri Lanka en Zuidoost-Azië. Chili en Peru zijn de voornaamste productie-landen.
Engels : Mountain Papaya Duits : Bergpapaja Frans : papaye des montagnes
Het is een 3-5 m hoge boom met een pruikachtige kroon. De plant is alleen aan de bovenkant vertakt. De bergpapaja verschilt van de papaja door een sterkere vertakking en minder diep ingesneden en sterk behaarde bladeren. Aan de stam zijn duidelijk de littekens van de afgevallen bladeren zichtbaar. De plant bevat een wit melksap. De bladeren zijn langgesteeld, handvormig gedeeld, leerachtig en groot. De plant is tweehuizig. De mannelijke bloemen zitten in vertakte, tot 15 cm lange bloeiwijzen. Deze bloemen zijn buisvormig en geelwit. De vrouwelijke bloemen zijn groter en gelig.
De vruchten zijn kleiner dan de papaja, breed-peervormig, stomp vijfkantig en sterker aromatisch dan de papaja. De vruchten zijn 3-8 x 6-15 cm groot en rijp geelgroen of geel. Het vruchtvlees is glazig, groenig of gelig, zeer sappig, smaakt zuur en ruikt zeer fruitig. Het midden van de vrucht is gevuld met vele 7 x 5 mm grote, bruine zaden.
De vruchten hebben een duidelijk hoger gehalte aan het eiwit-splitsende enzym papaïne dan de gewone papaja. De vruchten worden over het algemeen gekookt of gestoofd als groente gegeten. In Zuid-Amerika en op Java wordt de bergpapja tot conserven en marmelade verwerkt. In verschillende Andeslanden wordt uit het vruchtvlees een frisdrank bereid.