De bleke schubwortel (Lathraea squamaria) is een plant uit de bremraapfamilie (Orobanchaceae).
In Nederland is de soort zeer zeldzaam in Zuid-Limburg. In België komt de plant verspreid voor vooral in de kalkstreek. De plant komt voor in Europa en Azië.
De witachtige wortelstokken worden bedekt door dikke, vlezige, schubachtige bladeren, waarin onregelmatige putjes zitten. In deze putjes zitten harde haren, die bij aanraking door een insect als een val werken. Vervolgens worden deze insecten gedood en verteerd. De bladeren zitten net onder de grond en vormen waterdruppels, waardoor de grond om het blad zacht wordt.
De plant woekert op de wortels van verschillende vroegbloeiende loofbomen en struiken, voornamelijk op katjesdragers (Hazelaar, Iep en els), maar ook op Es en beuk.
De kortgesteelde bloemen, die 1,5-2 cm lang zijn, zitten in een dichte eenzijdige tros aan de 8-30 cm lange stengel. De bloem is wit of roze en de bloemstengel bleek rozerood. De vrucht is een doosvrucht met veel fijne zaden.
De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en stabiel of iets in aantal toegenomen.
Bleke schubwortel - Bois de la Brousse Source de lAchenaud - Montreuil-Bonnin foto : Alain Letient
De waardplant ondervindt weinig last van dit parasitisme omdat de bloei en de vruchtzetting gedurende de lentesapstroom plaatsvinden en het bovengrondse gedeelte van de plant daarna afsterft.
De bleke orchis (Orchis pallens) is een terrestrische orchidee die van nature in Europa voorkomt. Deze zeldzame soort is vooral te vinden in de bergen op kalkrijke bodems.
De bleke orchis is één van de weinige geelbloeiende Orchis-soorten, en ook de vroegstbloeiende. De plant bloeit al in april.
De bleke orchis is een 14-40 cm hoge orchidee, die direct opvalt door zijn groene en gele kleuren. De planten staat meestal alleen of in kleine groepjes bij elkaar. De stengel en de bladeren zijn volledig groen. De bloeiwijze is een dichte, rijkbloemige cilinder- tot eivormige aar.
Het is een overblijvende, niet-winterharde plant (geofyt), die overwintert met twee ronde, ongedeelde wortelknollen.
De plant heeft een grondstandig bladrozet met twee tot vier breed ovaal- tot omgekeerd eivormige bladeren, glanzend lichtgroen en ongevlekt, en nog één of twee gelijkvormige bladeren hoger op de stengel.
De bloemen zijn bleek- tot helgeel, zonder enige tekening. De laterale kelkbladen of sepalen zijn opwaarts en naar buiten gedraaid, het middelste vormt samen met de laterale kroonbladen of petalen een helmpje. De lip is breder dan lang (tot 11 mm lang en 14 mm breed), ongedeeld tot zwak drielobbig, vlak of met licht teruggeslagen zijlobben. Het spoor is tot 14 mm lang, stomp, horizontaal of naar boven gebogen.
De schutblaadjes zijn groen, doorzichtig en even lang als de bloemen.
De bloemen ruiken sterk en onaangenaam, met een geur die tussen vlierbloemen en kattenurine in ligt.
De bleke orchis prefereert vochtige, humusrijke en kalkrijke bodems met lichte beschaduwing. Hij is te vinden in middelgebergtes tot 2000 m, in lichte loofbossen, open plaatsen tussen struiken, bosranden, kalkgraslanden en alpenweiden.
De bleke orchis komt voor in Europa vanaf Noord-Spanje in het westen, over Midden-Europa tot de Kaukasus en Klein-Azië in het oosten, maar overwegend in het Middellandse Zeegebied. De noordgrens van zijn verspreidingsgebied ligt in Midden-Duitsland, maar in Gotland (Zweden) is er nog een relictpopulatie te vinden.
Door zijn habitatvoorkeur en vroege bloeitijd is het echter overal een zeldzame soort die nog steeds achteruitgaat.
Bleke orchis in natuurlijke habitat auteur : Bernd Haynold CC 3.0
De bleke orchis kan door zijn gele kleur en vroege bloei nauwelijks met andere orchideeën verward worden. Zijn verspreidingsgebied en habitat overlapt met dat van de vlierorchis (Dacylorhiza sambucina), maar deze bloeit later en heeft rode vlekjes op de lip. Ook de stippelorchis (O. provincialis) komt in dezelfde streek voor, maar in andere biotopen en ook deze heeft vlekken op de lip, en gevlekte bladeren.
De belangrijkste bedreiging is het verdwijnen van zijn voorkeurshabitats door onder andere het wegvallen van houtkap, waardoor open plaatsen in het bos dichtgroeien, en door sterkere begrazing en vroeger maaien op de alpenweiden.
Verder worden de wortelknollen zeer begeerd door wilde zwijnen en dassen, en koude lentes maken dat de planten bevriezen en niet tot voortplanting komen.
Orchis pallens - overvloed auteur : Marek Fiedor
De bleke orchis is in middelgebergtes de vroegst bloeiende soort. Een week na het verdwijnen van de sneeuw, verschijnt de plant al boven de aarde. Hij bloeit samen met onder andere het maarts viooltje (Viola odorata) en de gulden sleutelbloem (Primula veris).
Een veel voorkomend gevolg van deze vroege bloeiperiode is dat de plant dikwijls last heeft van vorstschade aan de bladeren en bloemen, en dat de ontwikkeling van de vruchten onderbroken wordt.
De bleke novemberspanner (Epirrita christyi) is een nachtvlinder uit de familie Geometridae, de spanners. Het imago is moeilijk te onderscheiden van de herfstspanner en novemberspanner te onderscheiden.
De soort komt verspreid over Europa voor. Hij overwintert als ei.
Engels : Pale November Moth Duits : Buchenwald-Herbstspanner Frans : Phalènes pâles de novembre
De bleke morgenster (Tragopogon dubius) is een kruidachtige, tweejarige plant uit de composietenfamilie (Asteraceae). De soort komt van nature voor van Europa tot West-Azië. De plant is ingevoerd in Noord-Amerika.
Engels : Common Salsify, Goat's Beard, Goats Beard, Goatsbeard, Meadow Goat's-Beard, Showy Yellow Goatsbeard, Western Goat's Beard, Wild Oysterplant, Yellow Goat's Beard, Western Salsify, Yellow Salsify Duits : Große Bocksbart Frans : Grand salsifis, Salsifis douteux
De plant wordt 40-80 cm hoog en heeft een grote penwortel. De plant bevat veel melksap.
De tot 25 cm lange bladeren zijn lancetvormig en op dwarsdoorsnede driehoekig. Aan de basis zijn de bladeren 2,5 cm breed en lopen naar boven spits toe. Bleke morgenster bloeit van mei tot juli met alleenstaande, bleekgele lintbloemen, waarbij de 3 cm lange en 3 mm brede omwindselbladen langer zijn dan de lintbloemen.
De bloemstengel is naar boven sterk verbreed en net onder het bloemhoofd hol. De stijlen zijn paars.
vruchtpluis van de bleke morgenster auteur : Stan Shebs CC 3.0
De vrucht is een tot 3 cm lang nootje met 1 cm lang gesteeld wit vruchtpluis. Als zodanig vormt zich een "pluizenbol".
De bleke morgenster komt voor op open, tamelijk droge zandgrond, op spoordijken en industrieterreinen.
De bleke langsprietmot (Nematopogon swammerdamella) is een nachtvlinder uit de familie Adelidae, de langsprietmotten.
Engels : Nematopogon swammerdamella Duits : ??? Frans : ???
Bleke langsprietmot - wijfje auteur : James Lindsey at Ecology of Commanster CC 3.0
De spanwijdte bedraagt tussen de 18 en 21 millimeter. De soort overwintert tweemaal als rups.
De rups van de bleke langsprietmot leeft van verdord en rottend blad, maar ook van vers blad van allerlei bomen.
Nematopogon swammerdamella auteur : Jan Jurnícek
De bleke langsprietmot is in Nederland en in België een vrij algemene soort, die verspreid over het hele gebied kan worden gezien. De soort kent één generatie die vliegt van april tot juni.
De bleke klaproos (Papaver dubium) is een éénjarige plant uit de papaverfamilie (Papaveraceae).
De verspreiding: In het Middellandse Zeegebied en in het grootste deel van Europa. Ingeburgerd in Noord-Amerika en Australië.
De soort komt voor op zanderig bouwland, graanakkers, bermen, langs spoorwegen, spoorwegterreinen, ruderale plaatsen, puin en op braakliggende grond.
Engels : Long-headed Poppy, Blindeyes, Long-Pod Poppy, Orange Poppy Duits : Saatmohn Frans : Pavot douteux, Petit coquelicot de Lecoq
Bleke klaproos
De plant wordt 20-60 cm hoog. De soort is kleiner dan de grote klaproos en de bloemen zijn meer oranjeachtig van kleur en soms aan de voet zwart gevlekt. De stengels zijn stijfbehaard. Het blad is grijsachtig groen, kortbehaard, de bovenste slip is niet of weinig groter dan de andere (er is geen duidelijke eindlob). Deze bladeren vallen na een week uit elkaar.
De bleke klaproos heeft een langwerpige, meer dan twee maal zo lang als brede, met poriën openspringende doosvrucht met hierop een deksel.
De plant is alleenstaand en bloeit van eind mei tot augustus. De bloem is oranjeachtig rood en heeft een doorsnede van 3-7 cm. Soms is er een donkere vlek aan de voet van het kroonblad. Ze hebben veel purperkleurige meeldraden en een stempelschijf met vijf tot negen groenachtige, bruine of paarsachtige stempelstralen. De stralen overdekken elkaar niet of bijna niet.
vrucht van de bleke klaproos foto : Franco Rossi
Klaprozen zijn, met name in Groot-Brittannië en andere landen van het Gemenebest, het symbool van de Eerste Wereldoorlog, omdat ze op de slagvelden in Vlaanderen uitbundig bloeiden. Bij de Engelse nationale dodenherdenking (Remembrance Day) worden door de vorstin en hoogwaardigheidsbekleders klaprooskransen gelegd (geen echte, omdat klaproosbloembladen snel uitvallen).
In de iconografie is de klaproos het attribuut van Hypnos, de Griekse god van de slaap.
De zaden van de klaproos worden gebruikt in bepaalde (voornamelijk zoete) gerechten zoals de traditionele Poolse Makowiec-cake.
Het sap van de klaproos werd vroeger gebruikt om Edammer kaas mee te kleuren.
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis.
De bleke grasuil (Mythimna pallens, synoniem Aletia pallens) is een nachtvlinder uit de familie Noctuidae, de uilen. De voorvleugellengte bedraagt tussen de 14 en 17 millimeter. Het imago kan verward worden met de stompvleugelgrasuil en de spitsvleugelgrasuil.
De gekraagde grasuil is in Nederland en België een vrij gewone vlinder, die over het hele gebied verspreid voorkomt, vooral aan de kust.
Engels : Common Wainscot Duits : Weißadereule Frans : La Noctuelle pâle
Bleke grasuil auteur : James Lindsey at Ecology of Commanster CC 3.0
De bleke grasuil, stompvleugelgrasuil en spitsvleugelgrasuil, die alle drie vrij algemeen in Nederland en België voorkomen, zijn vrij lastig van elkaar te onderscheiden, met name bij meer afgevlogen exemplaren. Bij de bleke grasuil is de zwarte veeg over de voorvleugel langs de witte hoofdader minder duidelijk dan bij de stompvleugelgrasuil en spitsvleugelgrasuil.
Ook is bij de bleke grasuil de achtervleugel voornamelijk wit, bij de andere twee soorten donkerder grijs. De spitsvleugelgrasuil heeft verder een opvallend puntje aan de vleugel, die de stompvleugelgrasuil niet heeft.
Mythimna pallens auteur : Marrku Savela
Rups: september-mei en juli-augustus. De soort overwintert als jonge rups, laag in de vegetatie. De rups foerageert ´s nachts en verpopt zich in een cocon in de grond.
De vliegtijd is van half mei tot en half oktober in twee generaties.
De gekraagde grasuil heeft diverse grassen als waardplant, zoals kropaar en smele. Mogelijk behoren ook enkele kruidachtige planten tot de waardplanten.
40 Verjaardag VANDAAG 9 februari 2011 voor (volledige) biografie klik op de foto 325
Herman Pieter de Boer, Nederlands auteur en journalist 83 jaar (°1928)
Willem Vermandere, kleinkunstenaar, schrijver, dichter, beeldhouwer, levensfilosoof, zanger en schilder 71 jaar (°1940) Officiële website van Willem Vermandere
De bleke franjehoed is een algemene soort die voorkomt in groepen op en bij rottend hout (stronken, schuttingpalen en dergelijke).
onderzijde Psathyrella candolleana auteur : James Lindsey CC 3.0
De hoed heeft een doorsnede van 2,5-5 cm, is klokvormig tot vlak gespreid. De kleur is licht crème- of okerkleurig tot witachtig in droge toestand. Bij jonge exemplaren zitten aan de rand rafels van het velum.
De steel heeft een hoogte van 4-6 cm en een dikte van 4-5 mm. De steel is wit en hol.
De lamellen zijn witachtig tot grijslila en worden tenslotte bruinzwart. De sporen zijn bijna zwart.