De bohorrietbok (Redunca redunca) is een middelgrote antilope uit het geslacht der rietbokken (Redunca).
De bohorrietbok komt voor van Senegal tot Ethiopië, zuidwaarts tot het Tanganyikameer en de vallei van de Ruvuma-rivier.
Hij leeft voornamelijk op vochtige, open vlakten. Hij heeft een voorkeur voor drassige grasvlakten, als uiterwaarden rond meren (bijvoorbeeld Victoriameer, Tsjaadmeer) en rivieren (bijvoorbeeld de Nijl en de Niger). Deze grasvlakten kunnen in het regenseizoen overstromen en in de droge tijd te geteisterd worden door droogte en branden.
Engels : Bohor Reedbuck, Bohar Reedbuck Duits : Riedbock, Gemeiner Riedbock Frans : Le Cobe des roseaux
Bohorrietbok foto : Sander van den Berg
De bohorrietbok heeft een rossige zandkleurige vacht. De onderzijde is grijzig wit van kleur, evenals de wangen, lippen, kin, keel, de binnenzijde van de oren en een kring rond de ogen. De neus en het midden van de lip zijn zwart. De korte staart is wit aan de onderzijde. Mannetjes zijn steviger gebouwd dan vrouwtjes. Enkel het mannetje heeft hoorns. Deze zijn liervormig en zeer geringd, voornamelijk rond de basis.
De bohorrietbok heeft een kop-romplengte van 100 tot 135 centimeter en een schouderhoogte van 65 tot 89 centimeter. De staart is 18 tot 20 centimeter lang. Mannetjes wegen 43 tot 65 kilogram, vrouwtjes 35 tot 45 kilogram.
bohorrietbok
De bohorrietbok eet voornamelijk gras. De soort is meestal de gehele dag door actief, maar graast voornamelijk 's nachts. Tijdens het nachtelijke foerageren kan een rietbok tot acht kilometer van hun woongebied afdwalen. In de droge tijd, als de kwaliteit van het voedsel minder wordt, grazen sommige rietbokken ook overdag. Op het heetst van de dag zoekt hij de schaduw op in hoog gras of in struikgewas.
De bohorrietbok leeft meestal in paren of in kleine familiegroepen van drie tot zes dieren. De dieren communiceren met elkaar door middel van een hard fluitend geluid. Dit is voornamelijk 's nachts te horen in de droge tijd, waarbij hele fluitkoortjes te horen zijn. Bij gevaar wordt de staart omhoog gehouden, waardoor de witte onderzijde goed zichtbaar is. In de regentijd leven de meeste dieren in aparte woongebieden, die meestal overlappen. Ook mannetjes tolereren andere mannetjes in hun woongebied. In de droge tijd leven de dieren meer groepsgewijs. Mannetjes vormen dan kleine, tijdelijke territoria.
bohorrietbok - vrouwtje auteur : D. Gordon E. Robertson CC 3.0
Tijdens de paartijd, aan het einde van de droge tijd, vechten de mannetjes regelmatig om te mogen paren met één of meerdere vrouwtjes. Tijdens de balts loopt het mannetje om het vrouwtje heen, waarbij hij een blatend geluid maakt. Na een draagtijd van zeven maanden wordt één jong geboren. De meeste jongen worden in de regentijd geboren. Het jong houdt zich de eerste twee maanden verborgen. Hij verandert dagelijks van schuilplaats. Vrouwtjes zijn na een jaar geslachtsrijp, mannetjes pas na vier jaar. Voor die tijd vormen mannetjes soms vrijgezellengroepjes. De bohorrietbok wordt ongeveer tien jaar oud.
De Bohms bijeneter ( Merops boehmi ) is een vogel uit de familie van de bijeneters. Ze leven voornamelijk in de dichte bossen van Equatoriaal Afrika. De vogel is vernoemd naar de Duitse zoöloog en ontdekkingsreiziger Richard Boehm (1854-1884). De Bohms bijeneter is voor het eerst beschreven door Anton Reichenow, een Duits ornitholoog.
Engels : Boehm's Bee-eater, Böhm's Bee-eater Duits : Böhmspint Frans : Guêpier de Böhm, Guêpier de Boehm
Bohms bijeneters
De Bohms bijeneter bereikt een lengte van 17cm en een gewicht van 20gr. Vleugels, rug en buik zijn groen van kleur, de keel en het voorhoofd zijn roodbruin. Staart en snavel zijn zwart en ze hebben een opvallende zwarte oogstreep.
Mannetjes en vrouwtjes zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden.
koppel Bohms bijeneters
Ze komen vooral voor in de Democratische Republiek Congo Malawi, Mozambique, Tanzania, en Zambia.
Hun habitat zijn lichte plaatsen in dichtbeboste gebieden. Er is weinig gekend over hun broedgewoonten en aantallen.
Het voedsel van de Böhs mbijeneter bestaat uit insecten , zoals vlinders, bijen en wespen, sprinkhanen en mieren.
Merops boehmi
Hij onderscheidt zich door zijn levendige karakter, zonder nervositeit. Hij is aanhankelijk, vooral ten aanzien van kinderen. Tegenover vreemden is hij gereserveerd, maar wanneer zijn naasten of baas bedreigd wordt, kan hij hen verdedigen. Het is een uitstekende waak-, verdedings- en geleidehond, die ook geschikt is voor zeer veeleisende opleidingen. Hij beschikt over een uitstekende reukzin, waardoor hij speurwerk met gemak en temperament uitvoert.
De Boheemse herder is een herdershond uit Tsjechië, die in het land van herkomst bekend is onder de naam Chodský Pes; die naam is ontleend aan het Chodenvolk.
Engels : Bohemian Shepherd Duits : Chodský pes, Chodenhund Frans : Chodsky Pes
Boheemse herder
In Tsjechië wordt aangenomen, dat de geschiedenis van dit ras teruggaat tot 1300. Oude beschrijvingen en illustraties wijzen in elk geval op het bestaan van langharige herdershonden in deze streek. Verondersteld wordt, dat het een van de vele voorouders is van de Duitse herder, maar deze hond is in het algemeen zachter van aard. In 1984 is de rasstandaard in Tsjechië officieel vastgesteld. Buiten Tsjechië is dit ras, dat zich in een groeiende belangstelling verheugt, nog door geen enkele kynologenclub erkend; er is in Europa buiten Tsjechië vooralsnog maar één fokker, in Duitsland.
Chodský Pes
Qua uiterlijke verschijning doet het ras denken aan de Oudduitse herder (de langharige Duitse herder), maar deze hond is wat kleiner en lichter. De schofthoogte van reuen is 51-56 cm, teven zijn 48-53 cm groot. Het gewicht is 18-26 kg.
Boheemse herders
Hij onderscheidt zich door zijn levendige karakter, zonder nervositeit. Hij is aanhankelijk, vooral ten aanzien van kinderen. Tegenover vreemden is hij gereserveerd, maar wanneer zijn naasten of baas bedreigd wordt, kan hij hen verdedigen. Het is een uitstekende waak-, verdedings- en geleidehond, die ook geschikt is voor zeer veeleisende opleidingen. Hij beschikt over een uitstekende reukzin, waardoor hij speurwerk met gemak en temperament uitvoert.
Een bogu is vooral bekend als de beschermende uitrusting die gedragen wordt door een kendoka. In het Japans betekent het dan ook simpelweg 'bescherming'. Ook in andere vechtsporten wordt soms een bogu gebruikt, zoals in het protector-karate (full contact mèt bescherming, bijvoorbeeld: Genseiryu, Koshiki), taekwondo en Naginata.
De bogu-uitrusting van een kendoka bestaat uit 4 onderdelen, te weten de Men, Do, Kote en Tare: - De Men is een soort helm die hoofd, gezicht, schouders en keel beschermt. - De Do is een borstbeschermer die tevens de zijkanten van het lichaam beschermt. - De Kote zijn de handschoenen, die de handen en de onderarmen moeten beschermen. - De Tare draag je als een riem om je middel en beschermt de heup, edele delen en liezen door middel van 5 stevige flappen.
In kendo vecht men met een shinai, een wapen dat bestaat uit vier bamboelatten. Dit wapen vervangt de katana, het samoeraizwaard. Het dragen van een bogu is dan ook geen overbodige luxe bij het krijgen van een klap of stoot met dit wapen.
antieke bogu uitrusting auteur : Samuraiantiqueworld CC 3.0
In bepaalde stijlen van karate wordt het zogenaamde protector-karate gedaan. Dit is een full contact gevecht (kumite) waarbij beschermende kleding wordt gedragen. Ook hier spreekt men dan van een bogu. Deze bestaat dan uit een helm met een plastic vizier en een borstbescherming.
Karate-stijlen die aan protector-karate doen zijn o.a.: Genwakai, Genseiryu, Koshiki, Ryounkai, Shorinjiryu Kenkokan.
gekleed in bogu tijdens oefening
Ook in de Koreaanse vechtkunsten kumdo en taekwondo wordt gebruikgemaakt van deze uitrusting. In het Koreaans spreekt men niet van bogu, maar van hogu. De kote heet in het Koreaans howan. De men wordt homyun en de do wordt gam genoemd, terwijl de tare met gamsang wordt aangeduid.
In de tiende eeuw ontstond in Oost-Europa (Bulgarije) de Kerk der Bogomielen, genaamd naar hun stichter, de priester Bogomiel (hij die door God bemind wordt). In twee eeuwen tijd verspreidde zich zijn beweging over Servië, Bosnië, Macedonië en Klein-Azië. In de twaalfde eeuw stichtte de Macedonische monnik Basil een bogomielse gemeente in Constantinopel. Hij werd onder valse voorwendsels bij keizer Alexius I uitgenodigd, gegrepen en verbrand nadat hij weigerde zijn eigenzinnige geloofsopvatting te herzien.
De bogomielen hingen een wereldbeeld aan dat gekenmerkt door een metafysisch dualisme, waarin de geschapen materiële wereld slecht is en de geestelijke goddelijke wereld goed. Deze visie ontleenden de bogomielen aan gnostische stromingen als het Paulicianisme en Messalianisme en vooral aan het Manicheïsme.
Engels : Bogomilism Duits : Bogomilen Frans : Bogomilisme
Bogomielse tempel in Bosnië auteur : AZH(Kai Speck) CC 3.0
De onrechtvaardigheid in de wereld en de wantoestanden in de toenmalige kerk hebben de bogomielen beïnvloed in het ontvankelijk worden voor de overtuiging dat uiteindelijk alles in de wereld kwaad is. Hieruit ontwikkelden zich twee opvattingen, die sterk van het christendom afwijken en die de grondslag vormden voor de latere vervolging van de bogomielen: - de wereld is slecht en kan dus niet door God geschapen zijn; - verlossing ligt weliswaar in God, maar omdat die in deze slechte wereld niet toegankelijk is, moet een geheime weg naar God ontdekt worden. Omdat dit een menswording van God uitsluit, sneuvelde ook de stelling dat Jezus zoon van God is.
Bij de bogomielen vindt men daarom de gnostische opvatting dat niet God, maar Sataniël, de Duivel, de schepper van de wereld was. Sataniel werd door bogomielen als de in opstand gekomen zoon van God gezien, zijn broer Michael was de goede zoon van God. Michael zou Jezus de kracht schenken om het verbond tussen de eerste mens Adam en Sataniel te doorbreken.
Deze opvatting vindt men precies zo terug in het geschrift Les Questions de Jean van de katharen: En hij (Sataniël, Satan) vatte het plan op de mens te scheppen om hem te dienen, en hij nam het leem van de aarde en vormde de mens naar zijn gelijkenis. En hij beval de engel uit de tweede hemel het lichaam van leem binnen te gaan; en hij nam nog een stuk en maakte een tweede lichaam in de gedaante van een vrouw, en hij beval de engel van de eerste hemel er binnen te gaan. De engelen weenden hevig toen zij zich omsloten zagen door dit sterfelijk omhulsel met kenbare vormen.
Ontwikkeling van de Bogomielen in de xe tot de xve eeuw auteur : Mladifilozof CC 3.0
In de afkeer van alles wat van deze wereld was, verwierpen de bogomielen het Oude Testament (vergelijk Marcion), de goddelijkheid van Jezus (vergelijk adoptianisme) en diens verrijzenis, de liturgie, de sacramenten, de kerkelijke hiërarchie, het kruis, de iconen en de verering van Maria. Bovendien maakte steeds een ascetische manier van leven deel uit van de leerstellingen, zowel seksuele onthouding als vegetarisme maakten er deel vanuit.
Preek tegen de ketterij van de Bogomielen auteur : Presbiter Cosma
De bogomielen zochten verlossing uit het lichaam door de deugden en ascese te beoefenen. Zij preekten geweldloosheid bij de mens en tussen mens en dier. Opgemerkt moet worden dat de leer der bogomielen van de 9e tot de 14e eeuw niet onveranderd bleef, ook niet in verband met het vegetarisme van hun uitverkoren leiders. Soms kon een strenge ascese tijdelijk gelden, waarna de mens gereinigd zou zijn. Daarna kon de ascese worden opgegeven.
In de 13e eeuw werden met name de katharen in verband gebracht met de bogomielen. De overeenkomsten in de leerstellingen zijn inderdaad frappant en nauwelijks toevallig. De bogomielen zijn lange tijd vervolgd totdat zij na toevlucht in Bosnië te hebben gevonden in de islam opgingen.
In de strijd tegen de bogomielen werden deze soms voor schaamteloze wellustelingen uitgemaakt; een reputatie die de katharen zouden overnemen. Illustratief hiervoor zijn de Engelse woorden "bugger" (flikker) en "buggering" (anale seks), die beiden zijn afgeleid van "Bulgarian" (veel bogomielen waren Bulgaren).
Het Bogglespel bestaat uit dobbelstenen met letters, en een soort Bogglebak. Je stopt de stenen in het bakje, schudt het eens flink door elkaar. De lettertjes vallen dan op hun plaats in een vierkant van vier bij vier (totaal dus 16 letters). Vervolgens wordt de zandloper omgedraaid en het spel kan beginnen.
Engels : Boggle Duits : Boggle Frans : Boggle
inhoud van de speldoos
In drie minuten tijd is het de bedoeling om zo veel mogelijk woordjes te maken van de letters. Hoe langer het woord hoe meer punten het oplevert. Wie uiteindelijk als eerste een bepaald aantal punten heeft, wint het spel.
Je kunt natuurlijk ook afspreken om binnen een bepaald aantal ronden de meeste punten halen.
Boggle voor iPad
Boggle kun je ook in je eentje oefenen. Daar is het uitermate geschikt voor. Wellicht dat je met jezelf een wedstrijdje kunt doen, dat je zo veel mogelijk punten in een ronde moet halen. Maar goed, het mist toch een beetje het competitie-element dat je hebt als je het met meerdere spelers speelt.
Als je van woordspelletjes houdt, dan is Boggle een leuke aanvulling. Maar voor de meeste mensen is het toch een beetje een flauw spelletje.
een boggle slang met het woord vriendenkring
Boggle was ook een bekend woordspel op de Nederlandse televisie
In dit programma moesten teams woordspelletjes doen, waarin een raster van 4 bij 4 letters centraal stond waarin er woorden moesten worden gevonden. Het team dat de meeste punten behaalde, mocht door naar de finale, waarin het 5000 gulden kon verdienen.
Boggle was voordat er een televisie-versie van werd gemaakt al te koop als gezelschapsspel.
De soort werd ontdekt doorGeorge Albert Boulanger in 1888.
De habitat bestaat uit bossen, de hagedis is te vinden in bomen en hoge struiken op enkele meters hoogte waar tussen de takken op ongewervelden en kleine gewervelden wordt gejaagd, de bodem wordt echter ook wel betreden.
De maximale lengte is ongeveer 13 centimeter en hiermee is het de kleinste soort uit de onderfamilie Chamaeleoninae. Kenmerkend is het neus-achtige uitsteeksel aan de voorzijde van de kop, dat zowel bij mannetjes als vrouwtjes vaak blauw gekleurd is en sterk afsteekt. De 'neus' is beter ontwikkeld dan die van de neuskameleon (Calumma nasutum), wat een belangrijk onderscheid is. Soms komen ook blauwe vlekken op de kop voor. De kop is afgeplat en heeft verder geen opvallende kammen of stekels, de oorkwabben zijn klein. De kleur is altijd bruin tot bruinoranje met onregelmatige vlekken en strepen, vaak lichtere tot gele lengtestrepen.
Een boetster was een vrouw die destijds de netten repareerde die werden gebruikt voor de vleetvisserij op haring. Deze werkzaamheid werd vrijwel uitsluitend verricht door vrouwen. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, vervaardigden boetsters geen netten. Deze werden machinaal in fabrieken geproduceerd.
Ten tijde van de visserij op haring met de vleet werden grote hoeveelheden haringnetten gebruikt. Een logger, een vaartuig dat bij uitstek was toegerust voor deze vorm van zeevisserij, voerde honderd of meer van dergelijke netten met zich mee. In de eerste helft van de 20e eeuw kende Nederland enige honderden loggers die toebehoorden aan plaatsen als Katwijk, Maassluis, Scheveningen, Vlaardingen en - in mindere mate - IJmuiden. De omvang van de hoeveelheid in voorraad zijnde netten is dan ook zeer groot geweest. Nadat aan het eind van de jaren zestig van de 20e eeuw aan de vleetvisserij op haring een einde was gekomen, kwam eveneens een einde aan het boeten van de netten.
boetsters in de nettenfabriek
Een toenmalig haringnet was een enkelvoudig, rechthoekig, net. Het was omstreeks 30 meter lang en 15 meter breed. Een net was opgebouwd uit scholen of mazen; de grootte van een school of maas was zodanig dat een haring die zich daarin vastzwom niet meer terug kon doordat hij met de kieuwen achter het garen van de school of maas bleef steken.
Een haringnet werd niet afzonderlijk gebruikt maar het vormde een deel van een lange reeks met elkaar verbonden netten die samen een vleet werden genoemd. Het, voor de vervaardiging van een net, toegepaste garen was gemaakt van katoen. De algemeen gebruikte aanduiding van dit garen binnen de vissers- en boetsterswereld was 'boetkatoen'.
nettenboetsters
Het overboord zetten, alsmede het in zee staan van de netten tijdens plotseling opgestoken ruw weer of stormweer, kon daaraan nogal wat schade toebrengen. Wanneer een vissersschip dan ook terugkeerde van een zeereis, werden de netten van boord gehaald en naar een vlak duin- of weidegebied getransporteerd. Daar werden de netten uitgereden en meteen uitgelegd om te drogen. Tegelijkertijd werd de eventuele schade aan de netten opgenomen. Ontstane scheuren in een net moesten worden gerepareerd en de samenhang tussen de verschillende beschadigde scholen of mazen opnieuw aangebracht.
Ploegjes boetsters trokken daarom 's ochtends vroeg naar het duin- of weidelandschap om, meest zittend op de duin- of weidegrond, en soms staande, de schade te herstellen. Met een speciaal attribuut, dat 'boetnaald' was geheten, maar dat geen overeenkomst met een naald vertoonde, werden de ontdekte scheuren gerepareerd door de kapotte scholen of mazen door middel van boetkatoen tot hun juiste proporties terug te brengen.
boetsters in de duinen
Boetsters werkten niet individueel maar maakten deel uit van een ploeg vrouwen die de bezigheden collectief verrichtten. Een dergelijke ploeg werd geleid door een hoofdvrouw. Zij was degene die de vrouwen en meisjes aannam en de ploeg samenstelde. Een hoofdvrouw ging daarbij zeer selectief te werk. Als plaatselijk zeer ingewijde kende ze vrijwel alle vissersgezinnen van een dorp of vissersplaats. Jonge aspirant-boetsters werden voornamelijk uit dergelijke gezinnen gerekruteerd. Uitgaande nu van haar kennis over het vissersgezin wist een hoofdvrouw exact wie ze in haar boetstersploeg binnenhaalde. Bij het rekruteren van vrouwen ging het om geroutineerde boetsters, bij het aantrekken van meisjes betrof het vooral leerlingen.
Waar het ging om grotere rederijen, beschikten deze bedrijven over een eigen ploeg boetsters. Kleine rederijen met slechts enkele schepen konden een beroep doen op een hoofdvrouw en haar ploeg die dan meerdere kleine rederijen op hun beurt bediende. Een ploeg bestond uit ten minste tien en ten hoogste twintig vrouwen. Alhoewel de groepen vrouwen het grootste deel van hun werkzame tijd doorbrachten op het 'land', dat wil zeggen buiten, werden de vroegere - en koudere - maanden van het jaar doorgebracht op de 'boetzolders' van de rederijen.
boetsters aan boord van een boot
De benaming 'boetster' is afgeleid van het werkwoord 'boeten'. Over het werkwoord in de hier bedoelde context bestaan zekere misverstanden. Zo wordt dit verbum 'boeten' vaak gerelateerd aan het Engelse zelfstandig naamwoord en werkwoord '(to) button', respectievelijk 'knoop' of 'knopen'. Dit is onjuist; het gaat hier om het Middelnederlandse werkwoord 'boeten' in de zin van 'boete doen'. Het doen van boete komt neer op een herstel van een gemaakte fout of een veroorzaakte schade. En dáár ligt dan ook de link met het in gebruik zijnde woord en zijn verschillende afgeleiden.
Een boet is een Westfriese benaming voor een schuur of bijschuur. Van oorsprong werd er met boet alleen een houten schuur of bijschuur bedoeld. De aanduiding komt voor in het noordelijk deel van Noord-Holland.
Op het waddeneiland Texel duidt de benaming vooral een kleine schuur aan die diende als opslag voor hooi en ander voer voor de schapen. Het wordt daarom ook wel een schapenboet (Westfries: skeipeboet, Tessels: skéépeboet) genoemd. Schapen stonden echter nooit in zo'n boet.
De schuurtjes op Texel werden gebouwd op land dat ver bij de boerderij vandaan lag. De boeten hebben een karakteristieke vorm, met een zadeldak dat aan één kant is afgeschuind. Hoewel de meeste vanwege ruilverkaveling in onbruik zijn geraakt, is een aantal van deze karakteristieke schuren behouden en gerestaureerd.
Op het vasteland worden er meer algemene kleine schuren en bijschuurtjes bedoeld, maar ook de schapenboet kwam veel voor. Deze raakten echter eerder buiten gebruik dan op Texel het geval was. Afhankelijk van het gebruik waren er verschillende benamingen, zoals geitenboet (Westfries: goiteboet) en paardenboet (Westfries: peerdeboet). De kleinste vorm van een boet, de bijschuurtjes die bouwersboetje of veldboetje (Westfries: veldersboet) worden genoemd, werden vaak gebruikt om gereedschap op te bergen dat op het land werd gebruikt. Zo'n boet stond dan ook net als een schapenboet op het land ver van de boerderij af.
boet, Weesterheem, Texel
Tegenwoordig wordt het woord vaak als bijnaam gebruikt voor schuurtjes en bijgebouwen zonder agrarische bestemming. Zo kan men spreken van een fietsenboet, waar men fietsen stalt.
Het woord boet lijkt verwant te zijn met het Duitse Bude, dat ook schuur betekent, vergelijk het Nedersaksische woord boô.