De bosaardbei (Fragaria vesca), is de wilde tegenhanger van de cultuuraardbei.
Maar waar de cultuuraardbei een kruising is tussen soorten, is de bosaardbei een botanische soort.
De bosaardbei wordt ook wel kleine bosaardbei genoemd, ter onderscheid van de grote bosaardbei (Fragaria moschata).
Engels : wild strawberries, woodland strawberry, Alpine Strawberry Duits : Wald-Erdbeere, Monatserdbeere Frans : Le fraisier des bois
De bosaardbei groeit in bijna heel België en Nederland, vooral in bosgebieden en meestal op een ietwat vochtige zandgrond in gefilterd zonlicht.
De plant heeft kleine witte bloemen.
De samengestelde, drievoudige bladeren zijn glanzend en hebben een gezaagde rand.
De vruchten, eigenlijk zijn het schijnvruchten, verspreiden een zoetige geur.
Ze zijn eetbaar, maar zijn kleiner dan die van de cultuuraardbei.
De oogsttijd van bosaardbeien is juni-juli.
De kleine vruchtjes dragen een hoog gehalte aan vitaminen en mineralen bij zich, vooral vitamine C.
bloemen van de Fragaria vesca
auteur : Kurt Stüber CC 3.0
De bosaardbei kan makkelijk verward worden met de schijnaardbei.
Deze komt veel voor in parken, en is herkenbaar aan zijn gele bloemen.
De kleine vruchten hebben een frisse smaak die ze geschikt maakt voor vruchtensalades en -dranken, siroop en jam.
De bladeren zijn geschikt voor toevoeging aan kruidenthee of salade.
Gezichtswater van versgeperst aardbeiensap kalmeert de huid, bijvoorbeeld na een lang zonnebad.
U kunt in zon geval ook schijfjes aardbei op de huid leggen.
Een zacht maskertje van geprakte aardbei, wat slagroom en honing maakt een droge huid heerlijk glad.
Er mag dan geen sprake zijn van allergie voor de vruchten.
Gevoelige personen kunnen na gebruik - zowel in- als uitwendig van aardbeien allergisch reageren met jeukende huiduitslag.
De borstelstaartkangoeroerat (Bettongia penicillata), ook wel borstelstaartratkangoeroe, kwaststaartkangoeroerat of pluimstaartbettong of woylie genoemd, is een klein soort buideldier uit de familie der kangoeroeratten (Potoroidae).
Er zijn twee ondersoorten. B. p. penicillata, uit het zuidoosten van Australië, is sinds 1923 uitgestorven, waarschijnlijk doordat zijn leefgebied plaats moest maken voor landbouwgrond.
Rond 1900 was deze ondersoort nog enorm algemeen in delen van Zuid-Australië.
B. p. ogilbyi, de ondersoort uit het zuidwesten van Australië, komt nog voor in West-Australië, met enkele kleinere populaties in Zuid-Australië en Nieuw-Zuid-Wales.
Deze ondersoort heeft behalve van habitatvernietiging te lijden onder verwilderde exoten als vossen en katten, die wel eens een kangoeroerat grijpen, en konijnen en varkens, die om hetzelfde voedsel concurreren.
De borstelstaartkangoeroerat leeft voornamelijk in open eucalyptuswouden en mallee scrub, met een ondergroei van lage struiken, in Australië.
In het verleden leefde de soort ook in spinifexgraslanden.
Eucalyptusbossen hebben te maken met periodieke bosbranden.
De borstelstaartkangoeroerat blijkt vrij goed te zijn in het ontwijken van de vlammen, en blijven vaak nog actief in hun woongebied tijdens een brand.
Engels : Woylie, Brush-tailed Bettong Duits : Buerstenrattenkaenguru Frans : La Bettongie à queue touffue
Borstelstaartkangoeroerat
auteur : Gary Lewis
De borstelstaartkangoeroerat was van oorsprong wijdverspreid over de droge habitats van zuidelijk en noordwestelijk Australië.
Het natuurlijke verspreidingsgebied van de omvatte twee delen.
Het zuidelijke deel liep vanaf het zuidwesten van West-Australië via de Nullarborvlakte naar het zuiden van Zuid-Australië, het noordwesten van Victoria en het Groot Australisch Scheidingsgebergte in het midden van Nieuw-Zuid-Wales.
Het noordelijke deel liep van de Pilbara in West-Australië via de Grote Zandwoestijn en de Gibsonwoestijn tot in Grote Victoriawoestijn in het noorden van Zuid-Australië en de Tanamiwoestijn in het Noordelijk Territorium.
Ten gevolge van de toenemende Europese kolonisatie en de verspreiding van geïntroduceerde diersoorten, verdween de borstelstaartkangoeroerat uit een groot deel van zijn verspreidingsgebied.
Tegenwoordig komt de soort alleen voor in West- en Zuid-Australië.
Bettongia penicillata
auteur : Gary Lewis
De borstelstaartkangoeroerat is een solitaire soort, die voornamelijk 's nachts actief is.
Overdag rust het dier in een groot, bolvormig nest, gemaakt van bladeren, gras en schors.
Deze soort leeft voornamelijk van paddenstoelen als truffels, die het moet opgraven uit de bosbodem.
De borstelstaartkangoeroerat draagt zo bij aan het verspreiden van de sporen van deze schimmels, die in staat zijn onbeschadigd het spijsverteringsstelsel van de kangoeroeratten te doorstaan.
Bacteriën in het maagdarmkanaal spelen een voorname rol bij de vertering van de paddenstoelen.
Ook ander ondergronds voedsel, als wortelen, bollen, knollen en wormen, staan op het menu.
De borstelstaartkangoeroerat beweegt zich over het algemeen langzaam voort, maar bij gevaar springt het dier op hoge snelheid weg op de achterpoten in een zigzagpatroon, met de kop laag, het lichaam gebogen en de staart gestrekt.
De paartijd is niet aan een bepaalde periode verbonden en kan dan ook gedurende het jaar plaatsvinden.
De draagtijd bedraagt 18 tot 21 dagen, waarna één jong wordt geboren dat na de geboorte nog ongeveer 98 dagen in de buidel blijft.
Borstelstaartkangoeroeratten zijn na gemiddeld 180 dagen geslachtsrijp en deze dieren hebben een levensverwachting van vier tot zes jaar.
De borstelneus of antennemeerval (Ancistrus dolichopterus) is een vis uit het Amazonegebied, uit de familie harnasmeervallen (Loricariidae).
Hij kan tot 13 centimeter lang worden.
De mannetjes hebben grotere en dikkere stekels op de kop.
De borstelneus leeft voornamelijk in snelstromende beekjes en in het Amazonebekken.
Ze zetten hun eieren af in een holletje of op stenen.
Het mannetje neemt de zorg voor de eitjes helemaal zelf voor zijn rekening.
De borstelneus is een algeneter.
Overdag zitten ze verscholen en worden pas tegen de avondschemering actief.
De borstelneus voelt zich het beste thuis in een groot gezelschapsaquarium (minimaal 80 centimeter lang), met voldoende schuilmogelijkheden in de vorm van kienhout en rotspartijen.
Omdat hij in zijn natuurlijke omgeving in snelstromend water leeft, is dit ook in een aquarium voor de vis erg fijn.
Dit kun je bereiken met een zeer krachtig motorfilter.
Hij is vredelievend en kan dus prima met andere vissoorten gehouden worden.
Tijdens de broedperiode kan de vis wat agressief zijn.
Waar men wel op moet letten is dat men GEEN twee mannetjes bij elkaar in één aquarium plaatst.
Zij zullen elkaar dan geen of toch weinig rust gunnen.
Je kunt hem beter niet in een net opgestartte bak uitzetten, maar eentje die inmiddels bealgd is.
De borstelbek zal zijn voedsel dan eenvoudig van het hout, de rotsen en de ruiten schrapen.
Als er niet voldoende algen zijn, kunt u bijvoeren met voedertabletten voor bodembewoners als basis, en zo nu en dan (geblancheerde) waterkers en spinazieblaadjes.
De borstelneus kan prima solitair leven en zal zelfs de kleinste vissen met rust laten.
De ideale waterwaarden zijn pH 6 tot 8, met een temperatuur van 24 tot 27°C.
Het water moet zuurstofrijk zijn.
Het is een erg gemakkelijke vis om te houden, zeker voor beginners.
De borstelkrans (Clinopodium vulgare, synoniem: Satureja vulgaris) is een vaste plant, die behoort tot de lipbloemenfamilie (Lamiaceae).
De botanische naam Clinopodium is Oudgrieks voor voetenbankje en verwijst naar de harige schutbladen, die een bankje voor de bloemen vormen.
De plant komt van nature voor in Eurazië en ruikt iets naar tijm.
De plant is als keukenkruid in de vergeethoek geraakt.
De plant combineert met tomaten, paddenstoelen, vet vlees en allerlei stoofpotjes met bonen.
Het is echter alleen vers goed bruikbaar, want het verliest heel snel zijn smaak en aroma als het gedroogd wordt.
Engels : Wild Basil, Field Basil Duits : Wirbeldost, Borstige Bergminze Frans : Grand basilic, Clinopode
borstelkrans
auteur : Prof. Paul Busselen
De borstelkrans bloeit van juli tot september met donkerroze, zelden witte, ongeveer 6 mm lange bloemen, die in dichte, rijkbloemige schijnkransen zitten.
De kelkbuis heeft geen zakachtige knobbel.
De bloemen zijn omgeven door vele priemvormige, lang behaarde schutbladen.
De bloemen produceren veel nectar en worden dan ook bezocht door bijen, vlinders en andere insecten.
De plant wordt 30-60 cm hoog. De dunne bladeren zijn eirond tot langwerpig en iets gekarteld.
De vrucht is een vierdelige splitvrucht.
De plant komt voor op droge, kalkrijke grond tussen het gras, struikgewas en op kapvlakten.
Vrij zeldzaam in Zuid-Limburg, zeldzaam in de duinen tussen Zandvoort en Noordwijk en zeer zeldzaam in het midden van het land, in het rivierengebied, in Zeeland en in Flevoland.
Vrij algemeen in het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen (ten zuiden van de lijn Samber en Maas). Zeldzaam in Brabant.
Borstelgras (Nardus stricta) is een vaste plant die behoort tot de grassenfamilie (Poaceae).
De plant komt van nature voor op het noordelijk halfrond.
In West-Azië, Noordwest-Afrika en in het grootste deel van Europa.
Ook op Groenland en in het oosten van Noord-Amerika.
Ingeburgerd in Nieuw-Zeeland.
In Zuid-Holland en Zuid-Limburg is de plant zeer zeldzaam.
De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als algemeen voorkomend maar sterk afgenomen.
Vrij zeldzaam in de Kempen en in de Ardennen. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
Rode lijst Vlaanderen : achteruitgaand.
Engels : matgrass, moor matgrass, nard grass Duits : Borstgras, Hirschhaar, Bürstling Frans : le nard raide
borstelgras
auteur : Daderot vrije foto
Borstelgras groeit in dichte pollen en wordt 10-40 cm hoog.
De dunne stengels staan rechtop en zijn meestal alleen aan de voet met bladeren bezet.
De borstelvormige, ruwe bladeren zijn grijsgroen.
Het drienervige, afgeknotte tongetje is 0,9 mm lang.
Borstelgras komt voor op arme, droge, zure gronden langs heidepaden en in blauwgrasland, ook wel pijpenstrootjesgrasland genoemd.
De vrucht is een graanvrucht.
borstelgras
auteur : James Lindsey at Ecology of Commanster
De plant bloeit in mei en juni met 3-8 cm lange, groene of paarsachtige aren.
De 7-15 mm lange aartjes staan in twee rijen aan één zijde van de as.
Het onderste, driehoekige kelkkafje heeft een brede voet dat met de stengel is vergroeid.
Het bovenste kelkkafje ontbreekt of is zeer klein.
Het onderste, genaalde kroonkafje is 9 mm lang en het bovenste 5 mm.
De stempels zijn ongeveer 8 mm lang.
De borstbandmiersluiper is endemisch in het noordoosten van Brazilië in de staten Maranhão (noordoostelijke deel), Rio Grande do Norte, Sergipe en Bahia.
Het is een 11,5cm grote vogel met een lange staart, grijze nek en mantel met witte strepen en vlekken op de vleugels, een witte borst en een zwarte vlek op de keel.
De vrouwtjes hebben meer olijfkleurige veren.
borstbandmiersluiper - vrouwtje
De borstbandmiersluiper leeft zeer versnippert in een gebied van zo'n 850km².
Naar schatting leven er nog tussen de 2.000 en de 8.500 exemplaren.
De boskap in hun gebied is de grootste oorzaak van hun sterke afname.
De vogel is bescherd door de Braziliaanse wet, maar de maatregelen om de boskap te stoppen in het gebied zijn onvoldoende.
Een borsalino is een dames- of herenhoed gemaakt van vilt, op zijn beurt gemaakt van het haar van konijn of haas.
De borsalino werd een belangrijk icoon in de toneel- en filmwereld.
Zo wordt de borsalino ook wel eens Fedora genoemd.
Verwijzend naar een toneelstuk geschreven in 1882 door Victorien Sardou met in de hoofdrol Sarah Bernhardt.
Ook Bogart genoemd, verwijzend naar Humphrey Bogart.
De release van de film Borsalino in 1970 maakte de hoed toen terug populair.
Engels : Borsalino Duits : Borsalino Frans : Borsalino
De borsalino werd de eerste maal gefabriceerd door de Italiaan Giuseppe Borsalino op 4 april 1857.
Borsalino is een gedeponeerd merk en mag officieel enkel die naam dragen wanneer hij werd aangemaakt in Alessandria, de thuisbasis van Giuseppe Borsalino.
Borsalino wordt ondertussen niet alleen gebruikt als merknaam, maar ook in de volksmond als soortnaam.
Borsalino klasiek model
Ondertussen werden er reeds 2.700 verschillende modellen op de markt gebracht.
Op het hoogtepunt - in de jaren '20 - werkten er meer dan 3.000 personen in het bedrijf en maakte men er jaarlijks 2 miljoen exemplaren.
De hoed behaalde onderscheidingen op de Exposition Universelle in 1900, in Brussel in 1910, Turijn in 1911 en nogmaals in Parijs in 1931.
Enkele bekende dragers van een Borsalino (model Fedora) waren Winston Churchill, Theodore Roosevelt en Al Capone.
Enkele Borsalino helmen
Ondertussen maakt het bedrijf ook dassen, kledij, horloges parfums en zelfs fietsen "oude stijl".
Onlangs werd er ook gestart met het produceren van helmen.
De Borneose orang-oetan (Pongo pygmaeus) is een mensaap uit het geslacht der orang-oetans (Pongo).
De andere soort is de Sumatraanse orang-oetan (Pongo abelii).
Lang werden de twee soorten als ondersoorten van dezelfde soort, de orang-oetan, beschouwd, maar genetisch onderzoek heeft aangetoond dat de twee aparte soorten zijn.
Zoals de naam al aangeeft, komt deze soort enkel voor op het eiland Borneo.
De Borneose orang-oetan komt voor in primaire en secundaire laaglandregenwouden op het Zuidoost-Aziatische eiland Borneo, in zowel Sabah en Sarawak, het Maleisische gedeelte, als Kalimantan, het Indonesische gedeelte.
De populatie in het zuidwesten van het eiland wordt vaak als een aparte ondersoort, P.p. wurmbii, beschouwd.
Engels : Bornean orangutan Duits : Borneo-Orang-Utan Frans : Lorang-outan de Bornéo
Borneose orang-oetan in de Zoo van Louisville
auteur : Ltshears vrije foto
De Borneose orang-oetan heeft een donkere oranjerode vacht.
Hij heeft zeer lange armen en sterke grijphanden en -voeten, een aanpassing aan het leven in bomen.
De Borneose orang-oetan wordt 110 tot 140 centimeter lang en 40 tot 90 kilogram zwaar.
Mannetjes worden veel groter dan vrouwtjes.
Een mannetje had zelfs een lengte van 180 centimeter.
Ook hebben mannetjes opvallende grote wangkwabben, een keelzak en een korte, oranje tot rode baard, die bij de vrouwtjes ontbreken.
De kwabben zijn kaal en bol, in tegenstelling tot die van de Sumatraanse soort, waarbij de kwabben behaard zijn en langs het gezicht lopen.
Jonge Borneose orang-oetan in een opvangstation op Borneo
auteur : Frank Wouters CC 2.0
De orang-oetan brengt het grootste deel van zijn leven door in bomen.
Volwassen mannetjes komen regelmatig (zo'n vijf procent van zijn leven) op de grond, waarschijnlijk omdat er op Borneo geen tijgers en panters, de belangrijkste vijanden voor orang-oetans, voorkomen.
's Nachts slaapt de orang-oetan in een nest, hoog in de bomen, die hij zelf heeft gemaakt door takken te vlechten.
Overdag besteedt de orang-oetan het grootste deel van de tijd aan het zoeken naar vlezige vruchten als vijgen, nangka en doerians.
Omdat de planten verspreid over het bos staan en ieder hun eigen bloeitijd hebben, en daardoor slechts enkele weken per jaar voedzame producten leveren, moet de orang-oetan een goed geheugen hebben om te weten wanneer en waar voedsel te vinden is.
Behalve vruchten eet de orang-oetan ook ander plantaardige kost als boomschors, bladeren (bijvoorbeeld van Pandanus), scheuten, lianen en het merg in takken en stengels.
Een enkele keer eet hij ook ander materiaal, als eieren, honing, termieten en andere insecten en kleine gewervelde dieren, waaronder hagedissen, jonge vogeltjes en zelfs plompe lori's, kleine halfaapjes.
Daarnaast staat ook vis op zijn menu.
Ze eten aangespoelde vissen of jagen de vissen op met stokken zodat die uit het water springen en gevangen kunnen worden.
De orang-oetan kan niet zwemmen.
Over het algemeen mijdt hij water, maar sommige groepen waden toch actief door het water.
Borneose orang-oetan in de plantentuin van Parijs
auteur : Kezia1 vrije kunst licentie
De Borneose orang-oetan is een solitaire bosbewoner.
Toch onderhouden individuen onderling contact.
Soms kunnen meerdere orang-oetans in dezelfde boom worden aangetroffen, vooral als deze boom rijk aan vruchten is.
Volwassen vrouwtjes leven in kleine, overlappende woongebieden van zo'n honderd hectare, en onvolwassen vrouwtjes trekken soms enkele dagen met elkaar op.
Volwassen mannetjes leven echter geheel solitair, alhoewel zijn woongebied overlapt met de woongebieden van meerdere vrouwtjes.
In sommige gebieden overlappen ook de woongebieden van twee mannetjes, in andere gebieden zijn deze gescheiden.
Mannetjes mijden elkaar echter meestal, en houden elkaar op een afstand met luide brullen, waarmee ze hun positie aan andere mannetjes doorgeven.
De Borneose orang-oetan is echter minder sociaal dan de Sumatraanse soort, voornamelijk omdat Borneo armer aan vruchtdragende bomen is dan Sumatra.
Een paarwillig vrouwtje zoekt het dominante mannetje op, die andere mannetjes bij haar weghoudt.
De twee dieren trekken enkele dagen met elkaar op.
Vrouwtjes die niet door een dominant mannetje begeleid worden, worden vaak door lagergeplaatste mannetjes tot paring gedwongen.
Het jong wordt geboren in het boomnest. Vlak na de geboorte klampt het zich vast aan de moeder.
Na acht jaar is het jong onafhankelijk.
Pongo pygmaeus FAMILIE
Bij Borneose orang-oetans worden zo'n 13 verschillende geluiden onderscheiden.
In kleine sociale groepen communiceren ze door met de lippen te smakken.
Als ze bang zijn, maken ze een schreeuwend geluid met de lippen getuit, mannetjes kunnen ook brullen of met opgeblazen strottenhoofdzakken een dreunend geluid maken.
Bij schrik of woede knarsen de orang-oetans met de tanden.
De mannetjes maken ook grommende geluiden die tot op meer dan een kilometer afstand kunnen gehoord worden door mensen.
Mogelijk wordt dit gebruikt om de mannetjes uiteen te houden.
Naast vocale communicatie wordt er ook gevlooid als communicatie.
Verder gebruikt de orang-oetan ook gezichtsuitdrukkingen, gebaren en lichaamshoudingen als communicatiemiddel.
Gebaren worden vaak impulsief gebruikt, maar kunnen ook sporadisch doelgericht gebruikt worden.
De orang-oetans beelden dan uit wat ze willen.
Pongo pygmaeus
Op Borneo bestaan enkele legenden over de orang-oetan.
Door zijn menselijke uiterlijk wordt de orang-oetan door plaatselijke bewoners als een primitieve mensensoort beschouwd.
De Dajaks, een volk dat in de bossen van Borneo leeft, beschouwen de orang-oetans als hun voorvaderen.
Ook wordt op Borneo beweerd dat de orang-oetan eigenlijk kan praten, maar zwijgt omdat hij anders zou moeten werken.
De grootste bedreiging voor de Borneose orang-oetan is habitatvernietiging door bosbranden en boskap voor houtwinning en het creëren voor landbouwgebieden.
Ook worden jonge dieren gevangen om verhandeld te worden als huisdier.
In beslag genomen dieren en weesjes komen terecht in rehabilitatiecentra, waar ze weer worden gewend aan het leven in het wild.
Er zijn nu nog zo'n twaalf- tot vijftienduizend dieren in Borneo.
De Borneose nevelpanter (Neofelis diardi) is een katachtige die leeft in de bossen van Indonesië.
Het is samen met de nevelpanter (Neofelis nebulosa) de enige soort van het geslacht Neofelis.
Soms wordt hij in het geslacht Panthera geplaatst.
Deze bijzondere panter staat geheel op zichzelf en is te vinden in Borneo en Sumatra.
Hoewel, te vinden: deze katachtige is zeer schuw en laat zich zelden zien.
Mede daarom was de Borneose nevelpanter tot 2007 nog een betrekkelijk onbekend soort.
De grote kat is spectaculair om te zien, zijn vacht heeft een patroon dat sterk lijkt op het patroon van een slangenhuid.
Engels : Sunda Clouded Leopard, Sundaland Clouded Leopard Duits : Sunda-Nebelparder Frans : Le Léopard tacheté de Bornéo
Borneose nevelpanter
Hij heeft grotere donkere vlekken op zijn vacht dan de gewone nevelpanter.
Dit dier kan tot één meter groot worden evenals zijn dikke staart.
Ze wegen ongeveer rond de dertig kilogram en kunnen zeer goed in bomen klimmen.
Ze hebben de grootste hoektanden van alle katachtigen en zijn op één na de lenigste.
De poten zijn naar verhouding kort en dik.
Een Borneose nevelpanter krijgt per worp één tot vijf jongen.
De Borneoase nevelpanter is ontdekt in de regenwouden van Borneo, door het ontginnen van de wouden.
Naar schatting leven er ongeveer 10.000 nevelpanters.
Neofelis diardi
De soort zou zich ruim één miljoen jaar geleden afgesplitst hebben van de 'gewone' nevelpanter.
De wetenschappers vonden 40 verschillen tussen de nevelpanter en de Borneose nevelpanter.
Dit betekent dat de Borneose nevelpanter echt een andere katachtige is dan de Neofelis Nebulosa (de 'gewone' nevelpanter).
Tussen de leeuw en het luipaard zijn er 56 verschillen, en deze twee katachtigen verschillen aanzienlijk van elkaar.
Binnen de Borneose nevelpanter kunnen twee ondersoorten onderscheiden worden op basis van DNA en morfologie:
een vorm op Borneo (N. d. borneensis) en een vorm op Sumatra en de Batueilanden (N. d. diardi).
De scheiding zou zijn oorsprong hebben tussen 400.000 en 120.000 jaar geleden, in het pleistoceen, toen de soort vanuit Borneo over landbruggen naar Sumatra en de Batueilanden trok.
Toen de zeespiegel steeg, werden de soorten fysiek van elkaar gescheiden en groeiden ze uiteen.
Borneose nevelpanter
Nevelpanters zijn echte nietsontziende roofdieren.
Van alle katachtigen hebben ze de grootste en scherpste hoektanden.
Voor de nevelpanter is het geen probleem om apen te vangen in de bomen en varkens, geiten en herten te verslinden.
Vanuit de boom laat hij zich razendsnel bovenop zijn prooi vallen.
Hij doodt zijn prooidier door één beet in de nek waarbij de ruggengraat breekt.
De nevelpanter pakt vaker prooien dan de tijger of het luipaard, vandaar dat hij het grootste roofdier van Borneo is.
De Borneose borstelkop (Pityriasis gymnocephala) is de enige soort uit het monotypische geslacht Pityriasis en de eveneens monotypische familie Pityriaseidae en de orde van de zangvogels (oscines).
Het is een geheimzinnige vogel die in het laaglandregenwoud van Borneo wordt aangetroffen.
De Borneose borstelkop is endemisch op het eiland Borneo, in het laagregenwoud.
Waarnemingen zijn gedaan tot op 1200 m boven de zeespiegel.
Het voorkomen is echter zeer schaars, fragmentarisch en onvoorspelbaar.
Engels : Bornean Bristlehead, Bristled Shrike, Bald-headed Crow, Bald-headed Wood-Shrike Duits : Warzenkopf, Kahlkopfwürger Frans : Le Barite chauve, Pie-grièche de Bornéo
Borneose borstelkop
foto : Marc Thibault at ornithomedia.com
De Borneose borstelkop is een middelgrote vogel van ca. 25 cm lichaamslengte.
Hij is overwegend zwart of donkergrijs gekleurd, met rode "dijen" (feitelijk tibia's) en een rode kop, keel en nek, met grijze oorvlekken en een geelgekleurde kruin die onbevederd is.
Er is een witte vlek op de vleugels die alleen in vlucht zichtbaar is.
De Borneose borstelkop heeft een enorme, zwarte snavel en een korte staart.
Daardoor lijkt de vogel nogal plomp.
De kruin is bedekt met korte (3-4 mm) strogeel gekleurde uitsteeksels van de huid, die lijken op de schacht van veren.
Vandaar de naam borstelkop.
Borneose borstelkop
auteur : Alain Fossé at digimages.info CC 3.0
De Borneose borstelkop kan worden aangetroffen in zowel primair regenwoud en in secundaire laaglandbos en ook in moerasbos en mangroven.
Het is een luidruchtige vogel die een uitgebreid repertoire aan geluiden maakt, waaronder gesnater, fluittonen en iets wat lijkt op schaterlachen.
De Borneose borstelkop kan worden aangetroffen in zowel primair regenwoud en in secundaire laaglandbos en ook in moerasbos en mangroven.
De Borneose borstelkop is een vogel die vaak voorkomt in kleine, luidruchtige groepjes van zes tot tien exemplaren.
Soms in groepen met andere grote bosvogels zoals malkoha's, babbelaars, drongo's, trogons, spechten en neushoornvogels.
De borstelkop voedt zich voornamelijk met grote ongewervelde dieren zoals krekels en sprinkhanen, wandelende takken en wandelende bladeren, kevers, vlinders, cicadas, kakkerlakken en termieten.
De belangrijkste bedreiging voor de Borneose borstelkop is de vernietiging van zijn leefgebied door houtkap en de enorme bosbranden die op Borneo gewoed hebben.
De vogel is nog net geen bedreigde soort (2011), omdat hij ook voorkomt in hellingbos dat minder door houtkap en branden is aangetast.