Het Brabants boerenhoen of de Brabançonne is een Belgisch kippenras dat afstamt van Europese kuifhoenders.
Oorspronkelijk bereikte het ras een redelijke populariteit als legkip, niet alleen vanwege de grote legcapaciteit van tot 200 eieren per jaar, maar ook de grootte van de eieren.
De hen staat van oudsher bekend als legster van zeer grote witte eieren die tot 70 gram kunnen wegen, een eigenschap die ook nu nog terug te vinden is bij dit ras en bijdraagt aan de populariteit.
Tegenwoordig wordt het ras vooral als hobbykip gehouden.
Engels : Brabançonne Duits : Brabanter Bauernhuhn Frans : La Brabançonne
Brabants boerenhoenen
Brabants boerenhoenen zijn vrij lichtgebouwde landhoenders met een relatief lang lichaam.
Het ras wordt meestal in kwartelkleur of een variant daarvan gefokt.
Brabants boerenhoen
Brabants boerenhoenen zijn actieve kippen die veel ruimte moeten hebben.
Mede daardoor is het ras tegenwoordig commercieel niet meer zo interessant als vroeger.
Net als de meeste andere legrassen worden de hennen niet snel broeds.
Brabantiet is een mineraal van calcium, thorium, en fosfaat met de chemische formule CaTh(PO4)2.
Het grijs- of roodbruine brabantiet heeft een glasglans en een bruingrijze streepkleur.
Het kristalstelsel is monoklien en de splijting is goed volgens de kristalvlakken [100] en [001].
De gemiddelde dichtheid is 4,72 en de hardheid is 5,5.
Brabantiet is sterk radioactief.
De gamma ray waarde volgens het API is 945.983,42.
De naam van het mineraal brabantiet is niet direct afgeleid van de Belgische provincie Brabant of de Nederlandse provincie Noord-Brabant, maar genoemd naar de plaats waar het voor het eerst gevonden werd, de Van der Made pegmatiet op de Brabant farm in Namibië.
Deze boerderij is genoemd naar de provincies.
Brabantiet is, zoals veel mineralen met zeldzame elementen, een typisch mineraal dat voorkomt in pegmatieten, meestal van granitische samenstelling.
De typelocatie is de Van der Made pegmatiet, Brabant Farm, ten westen van Itiro in het Karibib district in Namibië.
Het wordt ook gevonden in Kuttakuzhi bij Trivandrum, Travancore, Kerala in India.
De Brabanter is een zeer oud Nederlands kippenras.
Dit hoenderras is nauw verwant aan de Nederlandse uilebaard.
Deze Brabanter is al in de zeventiende eeuw onstaan, met een amusante, springerige kuif en een driedelig baardje.
Begin deze eeuw zijn Brabanters nog gehouden als nuthoen, dat dankten ze vooral aan hun forse ei, want bijzonder productief zijn ze niet.
Een hen legt ongeveer 150 eieren per jaar, de kleur van het ei is wit.
Brabanters bezitten een hoorntjeskam, net als de Uilebaard.
Engels : Brabanter Duits : Brabanter-Haushuhnrasse Frans : ????
Brabanter
De Brabanter kriel is ontstaan uit een kruising van grote Brabanters, Nederlandse baardkuifkrielen en Antwerpse baardkrielen.
In uiterlijk verschillen de krielen, behalve in grootte, weinig van de grote hoenders.
Brabanter
Het belangrijkste kenmerk van de Brabanter is de kuif.
De kuif is opstaand, van links en rechts platgedrukt en iets naar voren gebogen.
Daarnaast hebben de dieren een driedelige baard.
Voor op de kop heeft de haan een hoorntjeskam.
Aangezien de dieren een baard hebben, zijn er geen kinlellen aanwezig.
De dieren komen voor in de kleurslagen geel witgetoept, gezoomd blauw, goud zwartgetoept, wit, zilver zwartgetoept, zwart en koekoek.
De term braan is een concept uit de snaartheorie, en heeft de betekenis van een ruimtelijk uitgestrekt object.
Het zijn belangrijke bouwstenen (fundamentele objecten) in snaartheorie.
Als deze theorie ooit empirisch bevestigd wordt, bestaan branen allicht echt.
Voorlopig is snaartheorie echter een hypothetische theorie. (Een kandidaat voor de Theorie van alles.)
Branen worden dus vandaag de dag alleen theoretisch onderzocht.
In de theoretische fysica worden ze beschouwd als bijzonder interessante objecten, en worden dan ook intens bestudeerd.
Engels : membrane, brane, p-brane Duits : Brane, Branen Frans : une brane, p-brane
Elk ruimtelijk uitgestrekt object heeft een bepaalde dimensie.
Voor branen duidt men typisch het aantal dimensies aan door te spreken van een p-braan.
Zo is bijvoorbeeld een 0-braan een nul-dimensionaal object, dat is dus een puntdeeltje.
Een 1-braan heeft één dimensie, en is dus een snaar-achtig object.
De snaren die de fundamentele bouwstenen zijn van snaartheorieën, zijn dus een voorbeeld van 1-branen (hoewel men ze liever Fundamentele Snaren noemt.)
Een vlies is dan een 2-braan. Branen zijn dynamische objecten, en kunnen bewegen doorheen de ruimte.
In snaartheorie wordt er verondersteld dat er 9 ruimtelijke dimensies zijn.
Men bestudeert dus typisch 0-branen tot en met 9-branen.
Omdat de laatste soort evenveel dimensies heeft als er beschikbaar zijn in de ruimte, is deze noodzakelijk een zogeheten Ruimtevullend Braan.
p-branen.
Branen werden oorspronkelijk ontdekt in supergravitatie, wat een samenvoeging van relativiteitstheorie (zwaartekrachtstheorie) en supersymmetrie is.
Daar vond men dat er bepaalde configuraties kunnen bestaan welke een massief object beschrijven (en ook geladen), van een hogere dimensie.
Een 2-braan in een drie dimensionale ruimte kan je je voorstellen als volgt: denk aan een zwaar object, dat een muur vormt, en oneindig ver doorloopt (en dus een drie-dimensionale ruimte in twee deelt).
Maar in supergravitatie bestaan typisch ook hoger-dimensionale branen, welke zitten in een hoger-dimensionale ruimte.
In deze betekenis spreekt men van p-branen.
D-branen.
Naar aanleiding van het werk van Joseph Polchinski, heeft men zich gerealiseerd dat er niet alleen in supergravitatie, maar ook in snaartheorie zulke objecten bestaan.
In tegenstelling tot supergravitatie -waar branen macroscopische objecten beschrijven-, zijn in snaartheorie branen fundamentele objecten (en dus microscopisch).
Ze zijn dus even fundamenteel als de één dimensionale snaren die in deze theorie voorkomen.
De branen van de snaartheorie hebben een belangrijke rol in de dynamica van open snaren: een open snaar heeft noodzakelijk zijn eindpunten op een braan.
Dit soort vasthechting noemt men in de wiskunde Dirichlet-randvoorwaarden.
In deze context is men daarom van D-branen gaan spreken.
Hoewel ze op het eerste zicht iets anders zijn, zijn D-branen wel intiem verwant aan het begrip p-branen uit de supergravitatie.
Ook voor D-branen duidt men de dimensie soms aan, men spreekt dan van een Dp-braan, met p de dimensie van het braan.
Membranen
Tot slot zijn er ook in M-theorie objecten die ruimtelijk uitgestrekt zijn.
Deze hebben twee of vijf dimensies.
Men spreekt daar van membranen.
Deze zijn (net zoals M-theorie zelf) nog niet helemaal goed begrepen.
Er zijn twee soorten membranen: M2- en M5-branen.
De braamvlinder (Thyatira batis) is een nachtvlinder uit de familie van Drepanidae, de eenstaartjes.
De spanwijdte van de vlinder bedraagt tussen de 40 en 45 millimeter.
De braamvlinder komt in heel Europa vrij algemeen voor in bosrijk gebied.
Engels : Peach Blossom Duits : Roseneule Frans : le Batis Oude Nederlandse naam : braamuil, frambozenvlinder
De voorvleugellengte bedraagt 16 tot 19 millimeter.
De roze met bruin gekleurde bloembladachtige vlekken op de voorvleugel zijn kenmerkend.
Soms zijn deze vlekken geel- of bruinachtig, verder is er nauwelijks enige variatie.
De vliegtijd is van Eind april-begin september in twee generaties.
De vlinders verbergen zich overdag in lage vegetatie en worden actief vanaf de schemering.
Ze komen op smeer en in kleine aantallen ook geregeld op licht.
Vaak blijven ze in een korte dansende vlucht rond de lichtbron fladderen.
Braamvlinder
auteur : Manfred Hund
De waardplanten zijn gewone braam en framboos..
De habitat zijn vooral open bossen en struwelen, maar ook tuinen en andere plaatsen waar de waardplant groeit.
De levenscyclus is als volgt :
Als rups van juli-oktober.
Blijft als jonge rups op de waardplant, de meer volgroeide rups verbergt zich overdag tussen dode bladeren en foerageert vooral ´s nachts boven op de bladeren.
De soort overwintert als pop in een cocon op of in de grond.
Rups van de braamvlinder(Thyatyra batis)
auteur : R. Altenkamp(Accipiter) CC 3.0
Thyatira: Thyatira was een stad in Klein-Azië het beste bekend door het Bijbelse Handelingen van de Apostelen en Openbaringen.
batis: Batis is braam, door Linnaeus correct opgegeven als waardplant.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- vlindernet.nl
- tinternet
De braamsluiper geeft de voorkeur aan gebieden met een hogere begroeiing en mijdt terreinen met slechts hier en daar een struik.
Het tussen dichte begroeiing, liefst een stekelige struik, verstopte nest is een uit verdord gras en worteltjes bestaande kom.
Deze omgeving gebruikt de braamsluiper ook om naar voedsel te zoeken; sluipend door het braamstruweel verzameld deze vogel insecten, rupsen en spinnetjes.
Wanneer de jongen voor het eerst het nest verlaten, geven de ouders van hun ongerustheid over de veiligheid van hun kroost blijk door constant een luid 'tek-tek-tek'en een karakteristieke, trillende roep te laten horen.
De braamsluiper is geen bontgekleurde vogel, maar toch heeft de braamsluiper een bijzonderheid, slechts weinig vogelsoorten hebben zo'n witte keel als de braamsluiper.
Dat en de uitbundige zang maken de braamsluiper niet zo moeilijk te herkennen.
De Engelse naam is er bovendien aan ontleend.
Braamsluipers verblijven slechts zelden in boomloze gebieden.
Braamsluiper (Sylvia curruca)
auteur : L. B. Tettenborn CC 3.0
De zang van de braamsluiper begint vaak met een lage, prevelende strofe, gevolgd door een vijf- tot zesmaal snel herhaalde, ratelende noot, die ver hoorbaar is.
Pogingen om de vogel te naderen worden meestal gedwarsboomd door zijn gewoonte met lange tussenpozen te zingen.
Door hoofdzakelijk in Oost-Afrika, juist ten noorden van de evenaar, te overwinteren, ontkwam de braamsluiper aan het lot dat zo vele grasmussen tijdens de ernstige droogten van 1968-1969 in de Sahara trof.
De broedperiode begint in mei, de braamsluiper heeft soms twee legsels variërend van 3 tot 7 eieren.
De braamparelmoervlinder (Brenthis daphne) is een dagvlinder uit de familie van de Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders.
De soort komt verspreid over het Palearctisch gebied voor, in Europa is de verspreiding lokaal en beperkt tot het zuidelijk deel.
Engels : Marbled Fritillary Duits : Brombeer-Perlmutterfalter Frans : Le Nacré de la ronce, Daphné
Braamparelmoervlinder
auteur : Siga - vrije foto
De voorvleugellengte bedraagt 21 tot 26 millimeter.
De braamparelmoervlinder is iets groter dan de purperstreepparelmoervlinder en heeft meer paarsbruin op de onderkant van de achtervleugel.
De grote cel in het midden van de achtervleugel is gevuld met twee kleuren, bij de purperstreepparelmoervlinder heeft deze cel maar één kleur.
De soort kent één jaarlijkse generatie die vliegt van mei tot in augustus.
De vlinder vliegt op hoogtes van 100 tot 1800 meter boven zeeniveau.
De waardplanten van de braamparelmoervlinder zijn soorten braam(Rubus) en viooltjes.
De soort overwintert als ei.
Braamparelmoervlinder onderkant vleugel
auteur : Gilles San Martin CC 2.0
De habitat zijn bloemrijke plaatsen met struiken en open plekken in het bos.
De soort is in 2006 voor het eerst waargenomen in België, in het uiterste zuiden van de provincie Luxemburg, en op dezelfde plaatsen ook in 2007 waargenomen.
In Nederland werd deze soort op 2 juli 2011 voor de eerste keer in Zuid-Limburg waargenomen.
Het moet nog blijken, of deze zich ook in toekomst hier vestigt.
Rups van de braamparelmoervlinder(Brenthis daphne)
auteur : J.claude CC 3.0
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- vlindernet.nl
- tinternet
Een braam is een scherpe opstaande rand die aan een werkstuk ontstaat door een koude metaalbewerking zoals stansen, ponsen, zagen enz.
Bij het gieten en smeden ontstaan andere soorten bramen, doordat er metaal vloeit tussen de delen van de gietvorm of de matrijs.
Zelfs bij het spuitgieten kunnen dergelijke bramen ontstaan.
Engels : Burr Duits : Grate Frans : Un copeau≠braam
bramen aan een afgezaagd stuk kunnen ernstige verwondingen veroorzaken
Weer een ander soort braam kan ontstaan door het slaan met een hamer op een beitel.
Aan het ontbreken van een braam aan z'n beitel herkent men de vakman.
Aan dergelijke bramen kan men zich namelijk ernstig verwonden, als de beitel wegslipt en de beitel met braam door de handpalm schiet.
bramen aan een beitel kunnen erstige verwondingen veroorzaken
Het wegwerken van bramen noemt men 'afbramen'.
De manier van afbramen wordt bepaald door de vorm van het werkstuk en de aard van het materiaal.
Afbramen kan met schuurpapier, een schuurband, met een elektrische slijpmachine of een haakse slijper.
Braam is de naam van het plantengeslacht met de wetenschappelijke naam Rubus.
Het is ook de naam van de vruchten van enkele belangrijke vertegenwoordigers van dit geslacht.
Tot het geslacht Rubus behoren meer dan 600 soorten.
De systematiek van braam is echter ingewikkeld door de grote vormenrijkdom als gevolg van hybridisatie, apomixie en polyploïdie.
De meeste bramensoorten zijn min of meer ingewikkelde kruisingsproducten tussen verschillende soorten.
Sommige bramensoorten kunnen ook met framboos gekruist worden.
Hieruit zijn de Loganbes en de Taybes ontstaan.
Engels : Rubus Duits : Rubus Frans : Les ronces
Peterseliebraam (Rubus laciniatus), onrijp, halfrijp en rijp
auteur : Olof Ekström CC 3.0
De cultuurbraam is ontstaan uit kruisingen van verschillende braamsoorten, waardoor er geen soortnaam aan gegeven kan worden.
Meestal worden de rassen van de cultuurbraam daarom onder het geslacht Rubus en de sectie Moriferi gerangschikt.
Voor de teelt van bramen worden alleen nog stekelloze rassen gebruikt.
Deze rassen zijn ontstaan uit kruisingen tussen verschillende Rubus soorten en worden alleen onder de geslachtsnaam Rubus vermeld.
Een bekende veelgebruikte doornloze cultivar is de Rubus "Thornless Evergreen".
De Gewone braam (Rubus fruticosus) is een in heel Europa inheemse plant die met name langs bosranden voorkomt.
De plant is een heester die 2 tot 6 meter hoog wordt.
Elk jaar worden nieuwe stengels gevormd.
Alleen de tweejarige stengels dragen vrucht, waarna deze afsterven.
De bloei is van eind mei tot september en de bestuiving vindt plaats door insecten, met name bijen en hommels.
Er zijn vruchten vanaf augustus.
De braam is door zijn stekels redelijk beschermd tegen de vraat van grote grazers.
Wanneer hij eenmaal aangeslagen is, neemt hij meer en meer ruimte in.
Dit biedt dan tevens de gelegenheid aan bomen als de eik om tot wasdom te komen.
De braam is overal in de wereld geïntroduceerd. Met name in Zuid-Afrika geldt deze exoot als een onkruid.
Ook in Nederland wordt de braam soms als een onkruid gezien, wanneer hij de ruimte krijgt overwoekert hij snel veel ruimte.
Dit verschijnsel wordt ook wel "verbraming" genoemd.
De braam vermeerdert zich door zaad, wortelstekken, zomerstekken en afleggen.
De top van eenjarige stengels kan, als deze de grond raakt, gaan wortelen.
Om de eigenschap van de moederplant te behouden dienen deze door vegetatieve wijze te worden vermeerderd.
Sommige stekelloze rassen geven echter nog wel gestekelde wortelopslag.
bloem van de Rubus odoratus
auteur : Sten Porse CC 3.0
Van de braam worden vooral de vruchten gebruikt.
De vruchten zijn donkerblauw.
Bramen hebben een zoete smaak en worden zowel vers gegeten als verwerkt in bijvoorbeeld bramenjam.
Ook de bladeren van de braam kunnen voor consumptie gebruikt worden.
Hiervoor moeten de bladeren, na het plukken, worden gedroogd op een droge en luchtige plaats.
Hierna kan er van de gedroogde bladeren thee worden getrokken.
Bijgeloof in het Verenigd Koninkrijk zegt dat na 15 september bramen niet gegeten dienen te worden.
De duivel zou ze dan geclaimd hebben en een merkteken op de bladeren achtergelaten hebben.
Mogelijk vindt de legende zijn oorsprong in de grotere kans op infectie in de tweede helft van september van de Botrytis cinerea.
Aangetaste vruchten hebben geen prettige smaak en kunnen giftige stoffen bevatten.
Ook is het niet raadzaam bramen die langs een drukke verkeersweg groeien te plukken, vanwege de opeenhoping van giftige stoffen zoals in het verleden van lood.
Er wordt aangeraden wilde vruchten steeds te wassen, en liefst nog te koken, of te verwerken in jam.
Op plaatsen waar vossen voorkomen kunnen wilde vruchten namelijk besmet zijn met lintworm via de uitwerpselen van vossen.
In Nederland en België is dit echter vrij zeldzaam.
De braam of Atlantische braam, Brama brama, is een vis uit de familie Bramidae, die voorkomt in de Atlantische Oceaan, Indische Oceaan en de Grote Oceaan, op een diepte tot 1000 meter.
Een volwassen vis is gemiddeld 40 cm, maar kan een lengte van 100 cm bereiken en 6 kg. wegen.
Engels : Atlantic pomfret Duits : Brachsenmakrele Frans : la grande castagnole
Deze vissoort wordt maar zelden waargenomen.
In de volksmond worden bramen 'oude wijven' genoemd.
s Zomers trekt de braam noordwaarts.
De populatie in het oosten van de Atlantische Oceaan trekt dan ongeveer van Portugal naar Schotland.
Brama brama
Bij de terugkeer naar het zuiden kunnen de bramen in de Noordzee belanden.
Als het zeewater dan snel afkoelt, en de vissen bij storm in ondiep water terechtkomen, spoelen ze gemakkelijk aan op de stranden van de Lage Landen.
In België en Nederland gebeurde dat in groten getale in 1976,1979, december 2008 en december 2009.
Verspreid over het gehele Nederlandse kustgebied, langs de Waddenzee en de Hollandse zeekust spoelden gedurende de gehele maand december 2008 constant nieuwe exemplaren aan.
Dit gebeurde ook in de maand december 2009.
Grote mantelmeeuwen, dikwijls vergezeld van enkele zwarte kraaien, ruimden de vers aangespoelde vissen in hoog tempo op, waardoor er vermoedelijk heel wat strandingen onopgemerkt zijn gebleven.
De braakrussula (Russula emetica) is één van de vele rood-kleurige russula's.
De soort dankt zijn naam aan het feit dat het een zeer giftige paddenstoel is.
Wanneer het gegeten wordt heeft het vreselijke diarree tot gevolg.
De braakrussula komt voor op natte gronden en komt voor in Europa, Noord-Afrika en Azië of is vrij algemeen.
Engels : the sickener, Russula emetica Duits : Spei-Täubling, Kirschroter Spei-Täubling Frans : La russule émétique
De kleverige bolle hoed van de paddenstoel is ongeveer 3-10 cm breed en felrood met witte schakeringen.
De binnenkant is wit en zeer scherp van smaak.
De steel is ongeveer 7 cm hoog en 1 cm in diameter en wit.
De paddenstoel heeft een opvallende fruitige geur.
Russula emetica
auteur : Bobzimmer (Mushroom Observer.org) CC 3.0
De smaak is zeer scherp en men zegt dat wanneer deze paddenstoel gekookt wordt deze smaak verdwijnt samen met zijn giftige eigenschap.
Toch is het niet aan te bevelen om deze paddenstoel te eten.
Deze russula's groeien van juli tot november onder dennen, sparren en berken.
Ze houden van een zure, vochtige en met mos bedekte grond.
Ze komen voor van het laagland tot hoog in de bergen.
Binnen de soort Russula emetica wordt door specialisten een groot aantal variëteiten onderscheiden.
Het is een middelgrote boom met 5 tot 7cm grote bladeren die groeit in een open habitat.
De braaknoot is een bron voor het uiterst giftige strychnine dat gewonnen wordt uit de zaden in de groen-oranje vruchten van de boom.
Braaknootboom met vruchten
auteur : J.M.Garg CC 3.0
Het eerste deel van zijn wetenschappelijke naam, Strychnos, is van Griekse oorsprong en er wordt vaak de nachtschade mee aangeduid.
Zoeken we dieper dan is het mogelijk dat het woord een verbastering is van het Griekse woord strix waarmee een mythisch wezen werd aangeduid dat gedurende de nacht schreeuwt en ondersteboven hangt (een vleermuis), maar een tweede uitleg is heks en daardoor komen we al snel op de giftigheid van het dodelijke strychnine.
Het tweede deel nux-vomica is een combinatiewoord uit het latijn: nux is noot en vomica is braken.
Samen is dat de braaknoot.
Boyd's hoekkopagame (Hypsilurus boydii) is een hagedis uit de familie agamen (Agamidae).
De soort werd lange tijd tot het geslacht Gonocephalus gerekend, waardoor de verouderde wetenschappelijke naam Gonocephalus boydii vaak in de literatuur wordt gebruikt.
De hoekkopagame kan ongeveer 45 centimeter lang worden waarvan twee derde bestaat uit de lange staart.
De kleur is meestal donkerbruin en oudere dieren kleuren bruinzwart.
De soort is te herkennen aan de drie stekels in de nek, een oranje vlek net achter het oog en de vreemde 'knik' in de kop van deze dieren, die eigenlijk een soort kam is net zoals basilisken deze hebben.
Verder heeft de agame een grove stekelkam op de rug, een scherpe kleine keelkam, een keelzak en blauwe vlekken op de flanken, die bij jongere dieren het best te zien zijn en bij oudere dieren vervagen.
Hypsilurus boydii
auteur : Rico Walder
Boyd's hoekkopagame leeft in het noordoosten van Australië in Queensland.
De habitat bestaat uit tropische wouden die vochtig zijn en dicht begroeid zijn.
De hagedis leeft in de hogere takken waar het dier zont, jaagt en schuilt.
Boyd's hoekkopagame (Queensland)
auteur : Didier B CC 2.5
Boyd's hoekkopagame is een klimmende soort die maar zelden op de grond komt.
Op het menu staan voornamelijk insecten maar ook kleine zoogdieren worden gegeten en oudere dieren eten ook plantendelen zoals bessen, vruchten en bladeren.
Net zoals Chinese wateragame (Physignatus) en de groene leguaan (Iguana iguana) gaat de hoekkopagame steeds meer plantendelen eten naarmate hij ouder wordt, maar in tegenstelling tot de laatste soort wordt de hagedis niet vegetarisch.
Een boxermotor is een verbrandingsmotor met als kenmerk dat de cilinderparen (bijna) recht tegenover elkaar zijn gepositioneerd.
Daarmee wordt bereikt dat het motorblok minder hoog is.
Daardoor wordt het zwaartepunt van een voertuig lager, wat een positief effect heeft op de rij-eigenschappen.
Een ander voordeel is dat de motor perfect in balans is, doordat de krachten van tegenover elkaar liggende zuigers elkaar opheffen.
De boxermotor is met succes toegepast in zowel auto's als motorfietsen, en is populair voor lichte vliegtuigenmotoren.
De Engelse benaming voor de viercilinder-boxermotor is flat four; voor de tweecilinder-boxermotor is dit flat twin of boxertwin, en de Engelse benaming voor de zescilinder-boxermotor is flat six.
Engels : Flat engine Duits : Boxermotor Frans : Un boxer, moteur à cylindres opposés
werking van de boxermotor
auteur : Tarald Espeland - vrije foto
De boxermotor heeft waarschijnlijk zijn naam omdat de zuigers van de motor, wanneer bekeken vanaf de bovenkant, op de vuisten van een bokser lijken die zijn tegenstander stompt.
Boxermotoren worden ten onrechte ook wel 180º V-motoren genoemd.
Er is echter een verschil: bij een boxermotor bewegen twee tegenover elkaar liggende zuigers in tegengestelde richting (dus naar elkaar toe of van elkaar af) en hebben ze elk een eigen krukastap.
Bij een 180º V-motor hebben twee tegenover elkaar gelegen zuigers samen één krukastap en bewegen ze in dezelfde richting.
Dit Douglas Model N uit 1912 had een van de eerste flat twin motoren
auteur : Piero CC 3.0
Het boxerprincipe wordt onder andere toegepast door BMW (Airhead en Oilhead), DAF, Honda (Goldwing), Ural, Dnepr (motorfietsen), Volkswagen (Kever en Transporter), Citroën 2CV, met twee cilinders, de GS/GSA met vier cilinders, en Subaru auto's.
Ook de Italiaanse automerken Alfa Romeo en Lancia hadden boxermotoren in respectievelijk onder andere de AlfaSud, Arna, 33 en de eerste versie van de 145/146, en de Flavia en Gamma.
Andere voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in de Porsche 911 en de Porsche Boxster, die zijn naam ontleent aan de woorden boxer en roadster.
Ferrari paste een 180 graden twaalf-cilinder motor toe in de Testarossa, en in de voorgangers 365BB en 512BB waarbij BB stond voor Berlinetta Boxer, dit zijn echter geen boxermotoren maar 180 graden V12 omdat de tegenover elkaar liggende zuigers een krukastap delen.
Boxermotoren worden tevens veel toegepast in lichte vliegtuigen, waaronder diverse types van Cessna en Piper.
vier-cilinder boxermotor voor vliegtuigen
auteur : Whatsthat CC 3.0
De vlakke boxermotoren zijn korter dan lijnmotoren en hebben een lager zwaartepunt dan een andere gemeenschappelijke configuratie.
Autos en motorfietsen die door een vlakke boxermotor worden aangedreven hebben over het algemeen een lager zwaartepunt dat betere stabiliteit en controle geeft.
Deze motoren zijn echter ook breder dan traditionelere configuraties en zijn duurder om te bouwen.
De vlakke configuratie past ook zeer goed met luchtkoeling en vliegtuigmotoren.
De luchtgekoelde ontwerpen zoals in de Volkswagen Kever en de Porsche 356 en 912 gebruikten een viercilinder-boxermotor.
De Chevrolet Corvair gebruikte een luchtgekoelde zescilinder-boxermotor, een zeldzaamheid in Amerikaanse ontwerpen.
Zowel de oudere als de nieuwere modellen van de Porsche 911 gebruiken een zescilinder-boxermotor, in eerste instantie luchtgekoeld, maar de recentere modellen zijn vloeistofgekoeld.
Deze auto's hebben de motor meestal in het achtergedeelte, waar de breedte ervan niet conflicteert met de voorwielophanging.
De luchtgekoelde boxer-tweelingmotoren werden gebruikt door Citroën in de 2cv en andere modellen, terwijl Citroën GS de viercilinder-boxermotor gebruikte, werden er een zescilinder-boxermotor voorgesteld voor Citroën DS, maar deze motor werd verworpen.
BMW gebruikt een luchtgekoelde of gedeeltelijk olie gekoelde tweeling-boxermotor in veel van hun motorfietsen.
Alle versies van Subaru Impreza, Forester en Legacy gebruiken vier of zescilinder-boxermotoren.
een 496 cm³ tweetaktboxermotor in een Sima-Violet uit 1924
auteur : Lothar Spurzem CC 2.0
In 1896 vond Karl Benz de eerste interne verbrandingsmotor met horizontaal tegengestelde zuigers uit.
In 1921 ontwierpen Martin Stolle en Max Friz de bayernmotor, naar voorbeeld van de Douglas-motor die Stolle privé reed.
Dit motortype (in 1923 gebruikt in de allereerste BMW) is tegenwoordig nog in productie.
De BMW 247 motor, die luchtgekoeld was, werd geproduceerd tot 1995.
BMW verving de motor door een nieuw model met het gedeeltelijke oliegekoeld deel en vier kleppen per cilinder, maar toch was dit van dezelfde boxer tweelingconfiguratie.
In 2008 kwam Subaru met de Boxer Diesel.
Opmerkelijk is ook dat verschillende motorfietsfabrikanten die normaal gesproken geen boxermotoren in hun programma hadden legermotoren met boxermotoren maakten.
Dit gebeurde bijvoorbeeld bij de Harley-Davidson XA, de FN M12, de Saroléa 38H en door Puch.