De Braziliaanse zalmroze vogelspin (Lasiodora parahybana) is een bodembewonende, zwarte vogelspin die afkomstig is uit de steppen van Oost-Brazilië.
Het is een populaire vogelspinnensoort om te houden in een terrarium, alhoewel wordt afgeraden aan de beginners om er een in huis te nemen.
De soort is erg snel, wordt vrij groot en kan redelijk agressief uit de hoek komen.
Bovendien werpen ze brandharen af, wanneer ze zich in het nauw gedreven voelen.
Deze brandharen zijn zeer sterk irriterend voor de huid, de ogen en de luchtwegen.
Ze zullen enkel bijten als dat echt nodig is.
Wanneer dat gebeurt, kunnen de cheliceren (gifkaken), die tot 2,5 cm lang kunnen worden, heel wat verwondingen aanbrengen, ook bij de mens.
De kleur van de spin is veel zwart, maar ze heeft, verspreid over het lichaam, roze haartjes.
De spinnen worden zo'n 20 cm lang (inclusief poten), hoewel exemplaren van 25 cm geen uitzondering vormen.
Het is de op twee na grootste vogelspin ter wereld, na de goliathvogelspin (Theraphosa blondi) en de Theraphosa apophysis.
Volwassen vrouwtjes kunnen tot 100 gram wegen.
Ze groeien bijzonder snel.
Deze spinnensoort is een echte veelvraat: ze eten zowat alles wat ze krijgen voorgeschoteld.
Van kleine kevers, kleine knaag- en andere zoogdieren tot zelfs gifslangen.
In gevangenschap is het beter ze iedere 2 weken een grote krekel te geven, zodat ze niet te snel groeien.
De tanden van de Braziliaanse zalmroze vogelspin - vrouwtje
auteur : HTO - vrije foto
De Braziliaanse zalmroze vogelspin houdt van een vrij groot territorium: het terrarium moet minstens een oppervlakte hebben van 80 bij 40 centimeter.
De vochtigheidsgraad moet rond de 65% liggen en de temperatuur moet 23 tot 25 °C bedragen.
De spin is voornamelijk bodembewonend: daarom moet er opgelet worden met scherpe voorwerpen in het terrarium.
De spin kan immers, wanneer ze klimt, vallen en daarbij kan het abdomen openbarsten (waardoor de spin sterft).
Door de hoogte van het terrarium te beperken, kunnen ook heel wat ongevallen vermeden worden.
Een waterbakje is ook geen overbodige luxe: het helpt de vochtigheidsgraad constant houden en de spin kan er zich ook in wassen.
Een schuilplaats is niet echt nodig, omdat ze er vrijwel nooit gebruik van zullen maken.
De Braziliaanse Terriër is ontstaan in de 19e eeuw door kruisingen van de Europese Jack Russell en Fox Terriërs met Braziliaanse Terriërs.
Aan het begin van de 19e eeuw kwamen jonge Brazilianen naar Frankrijk of Groot-Brittannië om te studeren aan Universiteiten.
Vaak raakten de studenten tijdens de langdurige studies verliefd, verloofd en getrouwd.
Zo is de theorie ontstaan dat deze Braziliaanse studenten na hun studie terugkeerden naar hun eigen land met hun nieuwe geliefde die haar kleine Jack Russell of Fox Terriër meenam naar het thuisland van haar echtgenoot.
In Brazilië is door diverse kruisingen met plaatselijk gehouden honden de Braziliaanse Terriër ontstaan.
Engels : Brazilian Terrier, Fox Paulistinha Duits : Terrier Brasileiro Frans : Terrier Brésilien
Braziliaanse terriër
Classificatie FCI: Groep 3 Sectie 1 #341
De Braziliaanse terriër heeft de voor terriërs specifieke knikoren.
Zijn vacht is kort en glad aanliggend.
De kleur van de vacht is wit met zwarte, roodbruine of blauwe aftekeningen.
Een volwassen reu wordt ongeveer 35 tot 40 centimeter hoog, een teef 33 tot 38 centimeter.
Met een gewicht van ongeveer 10 kilogram.
Braziliaanse terriër
auteur : Juliana Lopes CC 2.0
De Braziliaanse Terriër is een energiek en temperamentvol ras.
Het is een echt gezelschapsdier en een ondernemende speelkameraad.
De Braziliaanse Terriër is ook als waakhond erg geschikt.
Hij heeft de specifieke Terriëreigenschap om zijn lengte te vergeten in bijzijn van grotere honden of vreemden en net te doen alsof hij dezelfde lengte heeft.
De Braziliaanse Terriër is in tegenstelling tot wat zijn formaat doet vermoeden geen schoothond, en gek op lange wandelingen.
Gemiddelde leeftijdsverwachting is 12 - 14 jaar.
Braziliaanse terriër
Het karakter van de Braziliaanse terriër is over het algemeen zeer herkenbaar.
Het is een intelligente, waakse, dominante en zeer speelse hond.
Door de combinatie van deze karaktereigenschappen is het zeer belangrijk de hond goed op te voeden.
Wanneer dit niet gebeurt, kan de hond de eigenaar de baas worden en problemen veroorzaken.
Als een intelligente hond geen duidelijke regels kent, is een logische gevolg dat deze denkt de baas te zijn.
De Braziliaanse terriër zal lange wandelingen en veel afleiding in de vorm van moderne hondensport, zoals gehoorzaamheid, obedience, flyball en behendigheid zeer waarderen.
Zo kan men ook zijn intelligente en heldere geest bezighouden en daardoor zijn temperamentvolle karakter stroomlijnen.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.hondencentrum.com
- tinternet
De Braziliaanse slangenhalsschildpad (Hydromedusa maximiliani) is een schildpad uit de familie slangenhalsschildpadden (Chelidae).
De Braziliaanse slangenhalsschildpad komt alleen voor in het Zuidoosten van Zuid-Amerika.
Bij de kust van Espiritu Santo, Minas Gerais, Rio de Janeiro en Säo Paulo in Zuidoost Brazilië.
De enige andere soort uit het geslacht Hydromedusa is de Argentijnse slangenhalsschildpad (Hydromedusa tectifera), die een veel bultiger schild heeft, deze soort heeft een glad schild.
Beide soorten hebben een zeer lange, slang-achtige nek die even lang is als het schild.
De nek kan niet worden teruggetrokken maar wordt onder de schildrand gevouwen bij gevaar.
De onderzijde van de nek is geel, en er is een lichte kiel op het schild zichtbaar, vooral bij jongere exemplaren die naarmate het dier ouder wordt vervaagt of zelfs verdwijnt.
Het nekschild is naar achteren geplaatst en vormt zo een zesde wervelschild.
Over de zwarte kop en nek loopt een lichte lengteband.
De lengte van het schild is iets langer dan 20 centimeter bij volwassen exemplaren.
De carapaxkleur (rugschild) is bruin, het plastron (buikschild) is meer geel van kleur.
Braziliaanse slangenhalsschildpad - vrouwtje
foto : Franco L. Souza op http://www.iucn-tftsg.org
De soort is sterk aan water gebonden hoewel ze ook graag van de zon geniet.
De habitat bestaat uit ondiepe, heldere wateren als rivieren, meren en moerassen, zowel met een zachte bodem als met een meer stenige ondergrond.
De schildpad is voornamelijk carnivoor en eet insecten en andere geleedpotigen, amfibieën en wormachtigen.
Ook plantendelen vormen een klein deel van het menu, en vermoedt wordt dat ook vissen en dode zoogdieren worden gegeten.
Vijanden van de schildpad zijn poema's, jaguars, wasberen, neusberen en otters.
De Braziliaanse rubberboom (Hevea brasiliensis) is een tot 30 meter hoge, rijkvertakte, in droge tijden bladverliezende boom met meestal een slanke kruin.
De Braziliaanse rubberboom komt oorspronkelijk uit het Amazonebekken en is tegenwoordig verspreid over de hele tropen, waar hij in plantages wordt aangeplant.
Engels : Pará rubber tree, rubber tree Duits : Kautschukbaum, Parakautschukbaum, Gummibaum Frans : Lhévéa
Braziliaanse rubberboomplantage nabij Bandjar, anno 1910
auteur : Tropenmuseum of the Royal Tropical Institute (KIT) CC 3.0
De bladeren zijn afwisselend geplaatst, langesteeld en drietallig gelobd.
De circa 15 cm lange deelblaadjes zijn van boven grasgroen en van onderen blauwgroen door een waslaagje.
De circa 5 mm grote, groenachtige bloemen staan in eindelingse pluimen.
De vruchten zijn driehokkige, tot 5 cm grote doosvruchten met één tot 3,5 cm groot zaad per hok.
De vruchten springen met een knal open, waarbij de zaden tot wel 15 meter kunnen worden weggeslingerd.
De bast is glad, lichtgrijs en bloedt bij verwonding met wit melksap, de latex.
De dikte van de bast varieert van 6,5 tot 15 mm (gemiddeld 10 tot 11 mm) en is afhankelijk van de kloon of de zaailing, de leeftijd van de boom en of de bast al of niet vernieuwd is.
De buitenkant van de bast bestaat uit kurklagen en een groenachtig kurkmeristeem.
Hieronder ligt de oranje-bruine harde bast met een groot aantal steencellen, waarvan het aantal toeneemt van binnen naar buiten.
Verder liggen hierin parenchymcellen, verspreidt liggende zeefvaten en enkele latexvaten.
Onder de harde bast ligt de zachte bast die voornamelijk bestaat uit verticale rijen zeefvaten met enkele dwarse rijen en latexvaten.
Dichtbij het cambium liggen de meeste latexvaten.
Vruchten en zaden van de Braziliaanse rubberboom
foto boven : Steven Alexander op http://bosque-santa.blogspot.com
foto onder : Propia CC 2.5 Spanje
De plantages liggen tussen de breedtegraden 15°NB en 10°ZB.
In de 18e eeuw kwam de meeste latex uit de Amazonebekken.
De uitvinding van het vulkaniseren in 1839 leidde tot een sterke vraag naar latex, waardoor de steden van Manaus en Belém rijk werden.
Getracht werd de teelt ook naar andere delen van de wereld uit te breiden.
De Braziliaanse rubberboom levert ongeveer 95% van alle natuurlijke rubber.
Rubberplantages bestaan al zo lang dat tegenwoordig het hout van de uitgewerkte bomen van belang is voor klein meubelwerk en keukengerei.
Latexvaten zijn gespecialiseerde zeefcellen, waarvan de tussenschotten zijn verdwenen.
De latexvaten vormen concentrische cilinders, die tegen de klok in 3 tot 5° gedraaid zijn.
Ook zijn er klonen, waarbij ze met de klok meedraaien.
Het latex-houdende melksap wordt door half spiraalsgewijs (onder een hoek van 25 tot 30°) van links naar rechts aansnijden van de bast gewonnen, waarbij tot op zo dicht mogelijk van het cambium zonder deze te beschadigen wordt gesneden.
Bij elke tapronde, die om de dag of twee dagen kan zijn, wordt de samengeklonterde latex van de vorige insnijding weggehaald en wordt een nieuwe insnijding boven of onder de oude insnijding gemaakt.
Na het tappen duurt het 7 tot 8 jaar voordat de bast volledig hersteld is en opnieuw getapt kan worden.
Bladeren van de Braziliaanse rubberboom
auteur : AxelBoldt - vrije foto
De zaden blijven maar kort kiemkrachtig, waardoor de verspreiding vanuit Brazilië in het begin moeizaam ging.
H.A. Wickham verzamelde in 1876 ongeveer 70.000 zaden in het gebied tussen de Tapajoz en de Madeira rivier.
Van deze inzameling zijn alle rubberbomen in Azië afkomstig.
De zaden werden op 14 juni 1876 uitgezaaid in de Kew Gardens, waaruit 2800 zaailingen voortkwamen.
De meeste zaailingen werden in 1876 naar Ceylon gestuurd en voor het grootste gedeelte uitgeplant in Henaratgoda.
Hiervan werden in 1888 ongeveer 20.000 zaden geoogst.
Enkele planten werden in 1876 doorgestuurd naar Buitenzorg op Java.
In 1877 werd vanuit de Kew Gardens planten naar de Botanische Tuinen in Singapore en naar Kuala Kangsar in Perak op Maleisië gestuurd.
In 1881 werd van de bomen in Singapore voor het eerst zaden geoogst en in 1884 van die in Kuala Kangsar.
H.N. Ridley (1855-1956) ontwikkelde vanaf 1888 in Singapore een betere methode van latexwinning, betere teeltmethoden en was een belangrijke motor voor de verdere verspreiding van de rubberboom.
De eerste plantage in Maleisië werd in 1898 onder begeleiding van Ridley aangelegd.
Pas na de prijsval van de koffie en aantasting door ziekten van de koffieplant nam vanaf 1910 de rubberteelt in Maleisië sterk toe en werd dit land de grootste rubberproducent.
De meeste rubberplantages liggen vandaag de dag in Zuidoost-Azië, maar er liggen er ook in Afrika.
Brazielhout (Portugees: pau-brasil), ook pernambukhout, pernambuco en voorheen fernambuc genoemd naar de Braziliaanse deelstaat Pernambuco, is een houtsoort die afkomstig is van de in Brazilië inheemse boom Guilandina echinata of de brazielboom.
Het land (Brazilië) dankt vermoedelijk zijn naam aan de kleur van het hout, pau brasil is Portugees voor "hout, zo rood als een gloeiende sintel".
Het hout is oranje van kleur en verkleurt door blootstelling aan lucht en licht tot donkerrood.
Brazielhout is fijn van nerf en behoort tot de zware loofhoutsoorten.
Het is duurzaam en wordt onder andere toegepast voor strijkstokken, knoppen en grepen.
Tot de ontwikkeling van industrieel vervaardigde oxide pigmenten in de eerste helft van de 19e eeuw werd het tevens gebruikt in de verfindustrie.
De gemiddelde volumieke massa is 1100-1270 kg/m3.
Engels : Brazilwood, Pau-Brasil, Pau de Pernambuco, Ibirapitanga Duits : Brasilholz Frans : Le pernambouc, bois de Pernambouc, bois-brésil, pau-brasil
De brazielboom, is de leverancier van het pigment braziel.
Het pigment is veel toegepast als textielverf.
Brazielhout stond vroeger dan ook bekend als 'verfhout'.
Brazielhout is oranje van kleur.
Door blootstelling aan de lucht verandert de kleur in donkerrood.
Bloemen van de brazielboom
auteur : Mauroguanandi - vrije foto
Braziel wordt uit het hout van de brazielboom gewonnen.
Om het pigment eruit te halen wordt het hout geraspt.
Vervolgens vermengt men het geraspte hout met water.
Daarna blijft het mengsel een tijd staan.
Door de invloed van zuurstof verkleurt het mengsel van geel naar rood.
Tenslotte wordt zout aan het mengsel toegevoegd.
Daarna laat men het water verdampen, waarbij de zouten en het pigment uitkristalliseren.
Het pigment braziel werd vroeger veel gebruikt om textiel te verven.
Daarnaast is het toegepast in de miniatuurschilderkunst en bij de fabricage van inkt.
Stam van de brazielboom
auteur : Daderot - vrije foto
In de 16de, 17de en 18de en 19de eeuw (van 1596 tot 1815) moesten in het Rasphuis in Amsterdam jonge mannelijke gevangenen hout van de brazielboom (Caesalpinia echinata) met behulp van een acht- tot twaalfbladige raspzaag tot poeder raspen.
Dit poeder werd aan de verfindustrie geleverd, waar het door vermenging met water, oxidatie en inkoken, werd omgezet in een pigment, braziel geheten.
Dit werd onder meer gebruikt als textielverf.
Het bier wordt sinds 2007 gebrouwen in Brouwerij De Dochter van de Korenaar te Baarle-Hertog.
Bravoure
foto : brouwerij
Bravoure is een amberkleurig bier, type rauchbier (rookbier), met een alcoholpercentage van 6,5%.
Het stamwortgehalte (het aantal opgeloste stoffen zoals bv. gerst) is 15 procent.
Bravoure O.A.S.E. ( Oak And Spice Experiment) .
Het basisbier werd eerst gelagerd met toevoeging van rozemarijn, vervolgens 1,5 maand gerijpt op eiken vaten (whisky, cognac, wijn) en daarna geblend en gebotteld wat resulteerde in dit nieuwe bier.
De brave hendrik is een zeer oude groente, waarvan de geplukte bladeren maar één dag bewaard kunnen worden.
De jonge bladeren kunnen als spinazie gegeten worden en de jonge scheuten kunnen als een soort asperges klaargemaakt worden.
Zaden kunnen in de handel gekocht worden.
Ook heeft de plant een aantal geneeskrachtige werkingen.
In Duitsland worden de zaden van de brave hendrik gebruikt voor het vetmesten van kippen en wordt daar Fette Henne genoemd.
De wortels worden ook wel gebruikt tegen hoest bij schapen.
Chenopodium bonus-henricus
foto : K Andersent
De brave hendrik komt voor op bewerkte, vochtige, zeer stikstofrijke grond rondom boerderijen, mesthopen en plekken waar geürineerd wordt.
De plant wordt 15-60 cm hoog en bloeit van mei tot augustus met een vrij korte, sterk vertakte bloeiwijze.
De groene bloemkluwens zitten op de zij-assen dicht bij elkaar.
De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en zeer sterk in aantal afgenomen.
De soort staat op de Belgische Rode lijst van planten als bedreigd.
Een brassband is een orkestvorm met koperen blaasinstrumenten en een percussiesectie.
De brassband komt oorspronkelijk uit het Verenigd Koninkrijk en wordt gekenmerkt door een strikte bezetting.
Engels : Brass band Duits : Brass Band Frans : Brass band
Hoornse Brassband
auteur : Peter Steur / Erik Baas CC 3.0
Samen met harmonie en fanfare vormt het het trio "harmonie, fanfare en brassband", ook wel genoemd hafabra.
Dit zijn alle bands met een verschillende bezetting, maar zonder strijkers (uitgezonderd de harmonieën, waar vaak een contrabas aanwezig is).
Een brassband bestaat echter enkel uit koperblazers en slagwerk.
Anders dan de twee andere gebruikt de brassband geen trompetten maar kornetten.
De kornet is ontwikkeld uit de posthoorn en ziet eruit als een kortere versie van de trompet, maar heeft een rondere, zachtere klank.
Het traditionele model van de kornet wordt ook wel Shepherd's Crook genoemd.
In een harmonie worden doorgaans Franse hoorns gebruikt, maar in een brassband is de althoorn in gebruik.
De flügelhorn, althoorn, bariton(hoorn), eufonium en bastuba's zijn ontwikkeld door Adolphe Sax en deze familie wordt de saxhoorns genoemd.
Een Caribische brassband is een drumband, geen brassband.
Koperen blaasinstrumenten kunnen deel uit maken van een dergelijke bezetting, maar het slagwerk vervult de hoofdrol.
Brass Band Heist(België) winnaar van prestigieuze wedstrijd in Dover (11/2/2012)
Samen met de flügel zetelen de althoorns in het middenblok van de brassband.
Achter hen zitten de bassen.
Merk op dat de flügelhorn geen 'echte' hoorn is, maar in de brassband wel veelal gebruikt wordt als verlengde van de soloalthoorn.
Tevens vervult de flügel de rol van solist in de brassband.
De eufoniums, baritons en trombones zetelen in het rechtergedeelte van het orkest (vanuit het oogpunt van de dirigent).
Alle partijen worden traditioneel getransponeerd genoteerd.
UItzonderingen hierop vormen de bastrombone en het slagwerk.
Vervolgens zijn er ook nog slagwerkers aanwezig, meestal éán drummer, éán paukenist en éán voor xylofoon/bassdrum/klokkenspel.
De brasem (Abramis brama) is een vis die behoort tot de familie van de Cyprinidae.
Het is een van de talrijkste vissen van Nederland en door zijn gewicht vaak de belangrijkste vis qua biomassa.
De maximale lengte is 90 cm.
Normale lengten zitten in het bereik van 40 tot 60 cm en brasems boven de 70 cm komen alleen in specifieke omstandigheden met een lage stand aan brasem voor.
Het officiële record (International Game Fish Association) is 6,01kg voor een brasem, gevangen in Zweden in 1984.
Er bestaan natuurlijk meerdere genoteerde records, al dan niet geverifieerd, maar deze worden meestal niet publiek gemaakt om een overrompeling van goede visstekken te vermijden.
Engels : common bream, freshwater bream, bream, bronze bream, carp bream Duits : Brachse, Brachsen, Brachsme(n), Brasse, Bresen, Blei Frans : La Brème commune
Deze brasem (gevangen in België - 2009) woog 7,3 kg
auteur : CC 3.0
De volwassen brasem heeft een typische ruitvorm, is afgeplat en heeft een lange anaalvin en een korte puntige rugvin.
Zo kunnen ze 's zomers wel herkend worden als het zuurstofgebrek ze naar de oppervlakte dwingt.
De vinnen zijn grij
zig of zwart en nooit gekleurd.
In de paaitijd kunnen mannetjes herkend worden aan de paaiuitslag, keiharde wratjes op de kop en kieuwdeksel.
De kleur is variabel en hangt sterk samen met de helderheid en begroeiing van het water.
Bij helder begroeid water krijgt de brasem een bronzen kleur, in rivieren en troebele plasjes is hij meer zilverachtig met een wat gelige gloed.
Zeer jonge brasems worden meestal niet als zodanig herkend omdat de visjes dan nog heel slank zijn.
Ze zijn zilverachtig, sterk afgeplat en hebben een lange anaalvin.
Ze kunnen worden onderscheiden van voorns door het afgeplatte lichaam en de lange anaalvin.
Van kolblei kan men ze alleen onderscheiden door de schubben te tellen (m.b.v. foto of loep).
Brasem
De brasem wordt vaak verward met de kolblei, maar eigenlijk is het vrij simpel de soorten uit elkaar te houden.
De kolblei heeft aan het begin van zijn gepaarde vinnen een rode vlek, de brasem heeft borstvinnen die tot voorbij de aanhechting van de buikvin komen.
Een andere manier om ze te onderscheiden is de geur, brasem heeft een heel sterke geur (en veel slijm), kolblei ruik je niet zo snel.
Bovendien is bij de kolblei de diameter van het oog gelijk aan de afstand van de bek tot het oog.
Bij brasem is dit niet zo.
De kolblei heeft dus in verhouding een groter oog.
Ook kruisingen van brasem en kolblei komen voor en recentelijk worden ook Donaubrasems (Ballerus sapa) gevangen, die aan de enorm lange anaalvin en het iets slankere postuur te herkennen zijn.
Brasem
In elk water dat groot genoeg is komt in Nederland brasem voor.
Ze komen veel voor in kleine en grote rivieren, maar ook in sierwater, polderwater, zandafgravingen, tichelgaten en kanalen.
De brasem is een scholenvis, zelfs de heel grote exemplaren komen nog in kleine groepjes voor.
Op gunstige plaatsen graven de brasems gezamenlijk in de modder of het zand, waar ze eetbare bodemdiertjes uitfilteren.
Modder en plantendelen worden weer uitgespuugd.
Soms schakelen brasems over op watervlooien of andere diertjes in de middelste waterlagen.
Ze prefereren de diepere gedeeltes van het water.
's Avonds en 's nachts azen ze wel vaak op ondiep water.
Een brasem op het bord
Met het verdwijnen van de waterplanten is de snoekstand hard achteruitgegaan, omdat jonge snoeken zich niet meer kunnen verschuilen en ten prooi vallen aan grotere soortgenoten (kannibalisme).
Hierdoor treedt een enorm geboorte-overschot van voornamelijk jonge brasems op ('verbraseming').
Deze jonge brasems eten bovendien het dierlijk plankton op, dat zich met plantaardig plankton pleegt te voeden.
Tot een grootte van ca 42 cm zijn de kieuwaanhangsels van de brasem fijn genoeg om Daphnia uit te filteren.
Op 'verbrasemd' water lijkt dat ook een magische groottegrens te zijn.
Grotere brasems moeten overschakelen op bodemvoedsel (muggelarven), dat niet in voldoende hoeveelheid aanwezig is om de brasem nog verder te laten groeien.
Ook andere karperachtigen (voorns) groeien slecht in deze wateren doordat de enorme aantallen vissen niet voldoende voedsel kunnen bemachtigen.
Deze brasems worden wel schierbliek genoemd.
Hierdoor neemt de vertroebeling van onze binnenwateren nog meer toe.
Grote brasems woelen bovendien - bij het zoeken naar voedsel - de bodem om, zodat naar de bodem gezakte fosfaten opnieuw in circulatie komen.
In sommige binnenwateren heeft deze 'verbraseming' tot gevolg gehad, dat vissoorten als snoek, baars en ruisvoorn verdwenen of zeer slecht groeien.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.igfa.org
- tinternet
De Braque Français kent twee types, de grote of type Gascogne en de kleine of type Pyrénées.
Ze hebben dezelfde oorsprong en geschiedenis.
De honden komen uit de streek van de Pyrénéeën en uit de streek Gascogne, waar ze al vele jaren bekend zijn als jachthond.
De Pyrénée is nauw verwant aan de Spaanse pointer of Perdiguero de Burgos.
Het is een uitstekende jachthond die met de neus hoog in de lucht jaagt.
Hij is wat verfijnder van bouw dan zijn grote broer de Gascogne.
Engels : Braque français type Pyrénées Dogs Duits : Braque français typ Pyrénées Frans : Braque Français type Pyrénées(petite taille)
Braque Français type Pyrénées
Classificatie FCI: Groep 7 Sectie 1.1 #134
Een volwassen Pyrénée wordt ongeveer 47 tot 58 centimeter hoog.
De vacht is effen bruin, wit met bruine vlekken, bruinschimmel, al dan niet met tanaftekening boven de ogen, aan de lippen en op de benen.
Braque Français type Pyrénées - bruinschimmel
De Braque Français is een intelligente hond, makkelijk trainbaar mits hij voelt dat hij de waardering krijgt die hem toekomt.
Het is een gevoelige hond die zeer op zijn baas gesteld is en veel voor hem zal willen doen.
De Braque Français is een jachthond en gezelschapshond.
De Braque Français type Pyrénées zijn zachtmoedig, zijn erg gehoorzaam en hebben een rustige aard.
De honden kunnen goed met kinderen en zijn gehoorzaam aan de mensen.
Ze leren veel.
Braque Français type Pyrénées - met buit
De Braque Français type Pyrénées is een uitstekende jachthond met een opvallend goede neus.
Hij is waardig en vriendelijk en een bevlogen jager, maar ook in huis is hij uiterst aangenaam gezelschap: rustig en aanhankelijk.
Braque Français type Pyrénées heeft voldoende ruimte en lichaamsbeweging nodig, maar ze kunnen zich ook goed aanpassen binnen in huis.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.hondencentrum.com
- www.hondenrassen.nl
- tinternet
De Braque Français kent twee types, de grote of type Gascogne en de kleine of type Pyrénées.
Ze hebben dezelfde oorsprong en geschiedenis.
De honden komen uit de streek van de Pyrénéeën en uit de streek Gascogne, waar ze al vele jaren bekend zijn als jachthond.
De Gascogne is nauw verwant aan de Spaanse pointer of Perdiguero de Burgos maar ook invloeden van de Italiaanse pointer of Bracco Italiano worden gesuggereerd.
Het is een uitstekende jachthond die met de neus hoog in de lucht jaagt.
Hij is wat grover van bouw dan zijn kleinere broer de Pyrénée.
Engels : Braque français type Gascogne Dogs Duits : Braque français typ Gascogne Frans : Braque Français type Gascogne(grande taille)
Braque Français type Gascogne
Classificatie FCI: Groep 7 Sectie 1.1 #133
Een volwassen reu wordt ongeveer 56 tot 65 centimeter hoog.
De vacht is effen bruin, wit met bruine vlekken, bruinschimmel, al dan niet met tanaftekening boven de ogen, aan de lippen en op de benen.
Braque Français type Gascogne - bruinschimmel
De Braque Français is een intelligente hond, makkelijk trainbaar mits hij voelt dat hij de waardering krijgt die hem toekomt.
Het is een gevoelige hond die zeer op zijn baas gesteld is en veel voor hem zal willen doen.
De Braque Français is een jachthond en gezelschapshond.
De Braque Français type Gascogne kan goed overweg met kinderen, zeker als zij er mee opgroeien.
Braque Français type Gascogne - pup
De Braque Français is een uitstekende jachthond met een opvallend goede neus.
Hij is waardig en vriendelijk en een bevlogen jager, maar ook in huis is hij uiterst aangenaam gezelschap: rustig en aanhankelijk.
Braque Français type Gascogne heeft voldoende ruimte en lichaamsbeweging nodig.
Het jagen zit echt in het ras en deze energie moeten zij kwijt.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.hondencentrum.com
- tinternet
De Braque du Bourbonnais is een hondenras dat afkomstig is uit Frankrijk.
Het is een jachthond, die vooral wordt gebruikt in het water en voor de jacht op vogels.
Het is een oud ras, dat al in de 16e eeuw bekend was.
In 1925 is de eerste Braque du Bourbonnais Club opgericht door een aantal toegewijde fokkers.
In 1930 kwamen zij met de eerste rasstandaard.
Door de tweede wereldoorlog werd al het werk van de club tenietgedaan en door de Franse kennelclub (FCI) van de lijst geschrapt.
Engels : Bourbonnais Pointing Dog, Bourbonnais Pointer, Braque du Bourbonnais Duits : Braque du Bourbonnais Frans : Braque du Bourbonnais
Braque du Bourbonnais
Classificatie FCI: Groep 7 Sectie 1 #179
Een volwassen reu wordt ongeveer 51 tot 57 centimeter hoog.
De teef blijft iets kleiner met een hoogte van 48 tot 55 centimeter.
Het gewicht van een volwassen reu ligt tussen de 18 en 25 kilogram, die van de teef tussen de 16 en 22 kilogram.
De vacht is lichtbruin en wit of enigszins reekleurig.
Grote aftekeningen zijn er bijna niet, maar over het hele lichaam zijn wel kleine vlekken te zien.
De hond heeft verder een korte en dichte beharing.
Hoewel de vacht vet dient te zijn, mag deze niet glanzen volgens fokkers.
Braque du Bourbonnais
De Braque du Bourbonnais is een zeer ontspannen ras.
Hij is intelligent en de meest evenwichtige van de Franse Brakken.
Hij heeft veel uithoudingsvermogen en apporteert graag.
Van vroeger uit is het dan ook een echte jachthond.
Tegenwoordig gebruikt men hem hier nog steeds voor.
Wat veel mensen echter niet weten, is dat dit dier ook een uitstekende gezinshond is.
De omgang met kinderen en soortgenoten verloopt meestal prima bij deze Brakken.
Als het ras al op jonge leeftijd in aanraking komt met katten en andere huisdieren verloopt het contact hiermee vrijwel altijd goed.
Braque du Bourbonnais
Tussen 1963 en 1973 is er niet één Braque du Bourbonnais geregistreerd door de strikte regels die het staartloze ras moet hebben.
Door deze strikte regels verloren de fokkers ook hun interesse.
In 1970 Heeft Michel Comte en een aantal fokkers de koppen bij elkaar gestoken om het ras te redden.
Dit leidde in 1982 tot de tweede oprichting van de Braque du Bourbonnais Club.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.hondenencyclopedie.be
- tinternet
In tegenstelling tot de meeste andere Franse Pointers die naar hun omgeving werden vernoemd, stamt deze Braque d' Ariège niet af van de inheemse Hounds van zijn omgeving.
Dit weten we zeker, omdat de Hound van Ariège een zuivere ontwikkeling is uit de 20ste eeuw.
De meest aannemelijke theorie aangaande hun creatie is dat zij een oude kruising vertegenwoordigen tussen de Spaanse Pointer en de Bracco Italiano.
De Ariège ontving nieuw bloed tijdens de 20ste eeuw, voornamelijk van de Braque Saint-Germain, maar ook van de Braque Français.
De kruisingen resulteerden in een gladdere en snellere hond.
De Braque de Toulouse et de l' Ariège, die groot en levendig is, was eens een langzame en rustige jager, maar is nu lichtvoetiger en eleganter.
Hij blijft echter één van de grootste en krachtigste van de Franse Pointers.
Het is een grote, zeer waardige hond van edel ras en toch elegant ondanks zijn groot formaat en stoerheid.
Engels : Ariege Pointing Dog, Ariege Pointer, Braque de l'Ariège Duits : Braque de l'Ariège Frans : Braque de l'Ariège
Braque de l'Ariège
Classificatie FCI: Groep 7 Sectie 1 #177
Hoogte van de Braque de l'Ariège is 60-70 cm.
Het gewicht van de Braque de l'Ariège is 40-45 kg.
De kleur van de Braque de l'Ariège is overwegend wit met oranje of bruine platen.
Spikkels zijn toegestaan.
Braque de l'Ariège
De Braque de l'Ariège is buitengewoon breed inzetbaar in de jacht.
Dit ras leert snel en is gemakkelijk in de omgang en zeer vriendelijk.
Ze zijn gehecht aan hun baas en zacht van aard.
Het zijn uitstekende honden op veerwild, en ook voor haarwild worden ze gebruikt.
Ze zijn zeer gedreven in hun werk.
Braque de l'Ariège
Ze hebben veel beweging nodig, het zijn schatten van honden, maar ze moeten hun energie kwijt kunnen, ze zijn ook erg groot dus om ze de hele dag binnen te hebben is geen optie want ze hebben vrijheid nodig om zich te kunnen bewegen.
De beweging is daarom bij hen van groot belang in de zin van een grote tuin waar zij lekker de hele dag kunnen spelen.
De honden hebben niet veel verzorging nodig, ze hebben een korte vacht en deze is erg fijn waardoor de verzorging maar minimaal is.
Het gaat om een fijne beharing en deze zorgt voor een goede bescherming tegen de kou.
Ze kunnen met kinderen overweg maar ze zijn erg groot, laat ze daarom van jongs af aan aan de kinderen wennen zodat zij er ook rustig naar toe kunnen lopen.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.hondencentrum.com
- www.hondenrassen.nl
- tinternet