De Bresse (of Bressekip) is een kippenras uit de Bresse-regio in Frankrijk.
De kip wordt slechts in een kleine regio grootgebracht en was het eerste dier dat in Frankrijk een Appellation d'origine contrôlée ontving.
Engels : Bresse Duits : Bressehuhn Frans : La poule de Bresse, le poulet de Bresse
Bresse kip met kuikens
Alleen hoenders die aan bepaalde eisen voldoen, mogen onder deze naam commercieel verkocht worden.
De Bresse is een heel bijzonder en heel oud kippenras.
Het leefgebied van de Bresse is al meer dan 400 jaar een strook in oostelijk Frankrijk van zo'n 100 km lang en 40 km breed.
In het noordoosten beschermd door de bergkammen van de Jura en in het zuidoosten door de Alpen.
Al voor 1500 kwamen hier hoenders voor van het landhoentype.
Bresse haan
auteur : Bresse(Peter) op kippenforum.nl
Een Bresse is een kip in zijn meest oorspronkelijke vorm, een fiere rechte kam die bij de hennen charmant aan de achterkant mag omvallen en een forse sierlijke staart.
De Bresse staat op een paar stevige niet te lange blauwe poten.
Van vroeger uit is er altijd sprake is geweest van drie types.
- Waarbij het type van de Bresse van Louhans die wat lichter is en vroeger alleen in zwart voorkwam, het type is, wat in onze huidige standaard staat omschreven.
Deze leggen ook de grootste eieren volwassen hennen leggen eieren van minstens 65 gram.
- De witte kleurslag (Bresse van Beny-Marbox) is het best te vergelijken met de witte nut-Bresse.
Deze zijn ± 1 kg zwaarder en ook iets anders van type, dan beschreven in de standaard.
- Dan is er nog de zilverpel (Bresse van Bourg) die zit er wat type en gewicht betreft net tussen in.
Het gewicht van de Bresse zoals in de standaard omschreven is, 2,25 tot 2,75 kg voor de hanen, en 1,75 tot 2,25 kg voor de hennen.
De kip wordt gezien als een luxeproduct met hoge kwaliteit, zoals een zeer mals en smaakvol vlees.
De kippen zijn dan ook relatief duur, vergeleken met normaal kippenvlees.
De Bresse is in Nederland erkend in de kleuren zwart, wit en zilverpel.
Zoals zijn type al verraadt, zijn het dieren met een geweldige legwaarde, het zijn echte eierenpoepers.
Deze eieren zijn zeer groot en zuiver wit van schaal, de moderne nut-Bresse heeft vaak getinte eieren.
De eikleur verraadt dat er een ander ras is in gekruist.
Zomer of winter, het maakt niet uit, de Bresse legt haar zware grote eieren.
Wie ze los wil laten lopen moet over een grote ruimte beschikken, want ze nemen een groot foeragegebied.
Brent Olie is de naam van een oliesoort die in de internationale oliehandel wordt gebruikt om olie met verschillende eigenschappen te classificeren.
Iedere oliesoort heeft zijn eigen prijs.
De naam Brent olie is afgeleid van het olieveld Brent in de Noordzee.
Dit olieveld van Royal Dutch Shell was ooit één van de productiefste olievelden van Groot-Brittannië maar nadert nu het einde van zijn gebruik.
Aardolie uit Europa, Afrika en het Midden-Oosten wordt geprijsd op basis van de prijs van Brent olie.
Brent olie is zo de maatstaf (benchmark) voor het bepalen van de prijs van soortgelijke olie.
Andere klassen olie zijn de OPEC Reference Basket, Dubai Crude en West Texas Intermediate (WTI).
De Brent olievelden liggen op 186 km (116 miles) ten noordoosten van Lerwick, Schotland.
De Brent olievelden zijn ontdekt in juli 1971 en de eerste tanker is geladen op 13 december 1975.
Het symbool voor Brent aardolie is LCO. Vroeger werd het verhandeld op de open-outcry(vloerhandel) International Petroleum Exchange in London.
Sinds 2005 wordt het echter verhandeld via de elektronische Intercontinental Exchange, genoemd de ICE.
De contracten worden tot nu toe verhandeld in U.S. dollars.
Er kan ook via allerlei afgeleide producten indirect in oliecontracten gehandeld worden bijv. een ETFS(Tracker).
Brennivín is een IJslandse gedestilleerde sterkedrank, die beschouwd wordt als de nationale drank.
Brennivín wordt volgens een IJslands recept gemaakt van gefermenteerde aardappelpulp en op smaak gebracht met komijn, karwijzaden of engelwortel, en bevat 37,5% alcohol.
Het kwam na het opheffen van de drooglegging in 1935 op de markt.
Brennivín met glas
Het label op de fles is zwart van kleur, omdat men hoopte dat het hierdoor voor de consument minder aantrekkelijk werd om de drank aan te schaffen.
Het plan faalde echter, en dit label zorgde, samen met de uitgesproken smaak, ervoor dat Brennivín ook wel Svarti dauður ("Zwarte dood") wordt genoemd.
Oorspronkelijk stonden de letters ÁTVR (Áfengis- og tóbaksverslun ríkisins, ofwel drank- en tabakshandel van de staat) binnen de cirkel op het etiket.
Tegenwoordig is het de contour van IJsland.
hákarl (Groenlandse haai die voor menselijke consumptie geschikt is gemaakt)
wordt meestal samen met Brennivín gedegusteerd
Brennivín betekent in het Nederlands letterlijk brandende wijn.
Het smaakt ook wel wat naar de ouderwetse brandewijn, echter met een speciale nasmaak.
Ondanks de onofficiële status als nationale drank, is het op IJsland geen populaire drank.
Meestal wordt het gedronken bij patriottistische gelegenheden zoals het mid-winterse Þorrablót (een IJslands midwinterfestival), als begeleider bij een glas bier of om indruk op buitenlanders te maken.
Ondanks het feit dat IJsland een hoge belasting op alcohol heft, is Brennivín relatief een van de goedkoopste sterkedranken die in de nationale drankenhandel Vínbúð te krijgen is.
Brennivín werd door de IJslanders puur gedronken, maar tegenwoordig vaak in combinatie met water of cola.
De Brenne-orchis (Dactylorhiza brennensis) is een zeldzaam voorkomende Europese orchidee van het geslacht Dactylorhiza (handekenskruiden).
Het is een soort die voorkomt in zonnige, vochtige graslanden en kalkmoerassen.
De plant is endemisch in de Brenne, een moerassige streek in midden-Frankrijk.
De botanische naam Dactylorhiza is ontleend aan het Oudgriekse 'dactylos' (vinger) en 'rhiza (wortel), wat slaat op de vingervormige wortelknollen van dit geslacht.
De soortaanduiding brennensis slaat op de streek van voorkomen, de Brenne.
Engels : Brenne Orchid Duits : Brenne Knabenkraut Frans : Orchis de la Brenne
Brenne-orchis
De Brenne-orchis is een overblijvende, niet-winterharde geofyt(levensvorm).
Het is een maximaal 40 cm grote, slanke plant met vier tot zes bladeren.
De bloeiwijze is een min of meer verlengde, armbloemige aar met ten hoogste een dertigtal roze bloemen, die ver boven de bladeren uitsteekt.
De bladeren zijn meestal ongevlekt, lijn- tot lijnlancetvormig, de onderste platliggend, de bovenste opstijgend.
Hoger langs de stengel komen nog enkele schutbladachtige bladeren voor.
De echte schutbladeren, die de bloemen ondersteunen, zijn gekleurd en meestal korter dan de bloemen.
Dactylorhiza brennensis
auteur : Elisabeth Gaillard op www.espacionatural.com
De bloemen zijn roze tot licht-violet gekleurd en vrij groot.
De zijdelingse kelkbladen zijn afstaand, de toppen teruggebogen en aan de binnenzijde donkerder gevlekt.
Het middelste kelkblad vormt samen met de bovenste kroonbladen een helmpje.
De lip is min of meer drielobbig, de zijlobben lichtjes naar achter teruggeslagen, de middenlob aan de basis lichter gekleurd met een honingmerk (de tekening op de lip) van donkerder purper tot lila stipjes en lijntjes.
Het spoor is breed, driekwart de lengte van het vruchtbeginsel en naar onder buigend langs het vruchtbeginsel.
De bloeitijd is van eind mei tot juni.
Brenne-orchis
Dactylorhiza brennensis behoort tot het geslacht van de handekenskruiden (Dactylorhiza), die alle sterk op elkaar gelijken.
Ze wordt door sommige botanici als een ondersoort van de grote rietorchis (Dactylorhiza elata) beschouwd.
Ze onderscheidt zich daar vooral van door de beperkte afmetingen en de lichter gekleurde bloemen.
Dactylorhiza brennensis komt voor op vochtige, kalkrijke bodems in volle zon, zoals in vochtige kalkgraslanden en kalkmoerassen.
De soort is endemisch in de Brenne, een moerassige streek in het Franse departement Indre.
Dactylorhiza brennensis wordt net als de meeste andere Dactylorhiza bedreigd door het verdwijnen van zijn voorkeurshabitat door drooglegging, ingebruikname door de landbouw of bosbouw, en vermesting van vochtige biotopen.
In Frankrijk is de Dactylorhiza brennensis momenteel niet beschermd.
De Bren LMG, ook wel genoemd Brengun, is een Britse volautomatische lichte mitrailleur.
Het vuurwapen werd van 1938 tot 1958 gebruikt door het Britse leger en anderen.
De naam is afgeleid van de Tsjechische wapenfabriek Brno, waar het wapen was ontwikkeld en de Engelse wapenfabriek te Enfield, waar het wapen in licentie werd gemaakt.
Gedurende een aantal jaren na de Tweede Wereldoorlog beschikte Nederland ook over de lichte mitrailleur Bren in het kaliber .303 British.
Engels : Bren light machine gun, Bren, Bren Gun Duits : Bren, Bren Maschinengewehr Frans : Le fusil mitrailleur BREN
De Bren LMG onderscheidde zich van andere wapens doordat de patroonhouder boven op het wapen zat.
Een standaard patroonhouder (magazijn) voor een Bren LMG kon maximaal 30 patronen kaliber.303 British (7,7 x 56 R) bevatten.
In de praktijk werd het magazijn met niet meer dan 28 patronen gevuld.
Er was, voor gebruik op voertuigen, ook een trommelmagazijn met een capaciteit van 100 patronen.
De Bren LMG was 633 mm lang, en woog 10,35 kilo.
De internationaal geaccepteerde metrische aanduiding van de patroon (het kaliber) .303" British is 7,7 x 56 R.
Infanterist van het 5th Canadian Armoured Division met een Bren Mark 1
op 15 april 1945 nabij Arnhem
auteur : Jack H. Smith - vrije foto
Het idee in de jaren 30 was dat de Bren de vickers zou vervangen als machinegeweer waardoor er op de Bren Mk1's ook een telescoop vizier gemonteerd kan worden.
Dit idee was al snel achterhaald omdat de Bren werkte met magazijnen en niet met een patroonband en zodoende de vuursnelheid niet hoog genoeg was.
Van de Bren Mk1 zijn er ook maar 30.000 gemaakt waarvan er ongeveer 26.000 zijn achtergebleven in Duinkerken.
Dit had ook als reden dat het wapen vast wilde lopen als er een tijdje mee gevuurd was.
Dit probleem werd veroorzaakt omdat een gedeelte van de gasopeningen om gas af te voeren onder de bipod zaten en de bipod vast ging zitten en de gas druk niet voldoende meer werd opgebouwd.
Dit probleem is verholpen en de bevestiging voor het telescoopvizier werd geschrapt en dit leidde tot de Bren Mk1(m), beter bekend als Bren Mk1.
Die gemakkelijk te onderhouden en in- en uitelkaar gehaald kan worden.
Om de productie te versnellen werd de Bren versimpeld en minder afgewerkt.
Dit leidde tot het ontwerp van de Bren MkII.
De Bren Mk1 werd ook nog steeds gemaakt na deze ontwikkeling en later volgde nog de Bren MkIII voor de tropen en de Bren MkIV.
Bren LMG
auteur : Fargo84 op world-war-2.wikia.com CC 3.0
De Bren LMG was een luchtgekoeld wapen met verwisselbare loop, accuraat tot op ongeveer 1000 yards en kan zowel semi- als volautomatisch vuren.
Tijdens snelvuur werden er vuurstoten van 4 à 5 patronen gegeven.
Na ongeveer 10 magazijnen met snelvuur moet de loop verwisseld worden om de conditie van de loop te behouden.
Als er geen reserveloop aanwezig was, moest de schutter zijn vuur aanpassen mits dat naar zijn inzicht mogelijk is.
Tijdens het vuren maakt de schutter gebruik van de bipod of als deze aanwezig was de tripod die eventueel ook omgezet kon worden tot AA stand.
De richtmiddelen zitten naast de loop van het wapen.
Dit heeft het grote voordeel dat de schutter bij het richten geen last heeft van luchtwervelingen door de hitte-uitstraling van de loop.
Bij het originele ontwerp is er gebruik gemaakt van een butt handle, deze is later weggelaten maar kon nog wel steeds bevestigd worden als deze aanwezig was.
De voorvleugellengte bedraagt 22 tot 23 millimeter.
De waardplant is brem (Cytisus ratisbonensis) en andere soorten uit het geslacht Cytisus, mede afhankelijk van de plaats.
De eitjes worden bij voorkeur afgezet op jonge scheuten in de zon op een plant met veel loten en in de nabijheid van stenen.
Colias myrmidone
auteur : Tom Nygaard Kristensen CC 3.0
De soort komt zeer lokaal voor in Oost- en Zuidoost-Europa, het westen van Siberië en in Kazachstan.
De soort gaat in Europa sterk achteruit, waarschijnlijk door verlies aan geschikt habitat.
De vlinder is te vinden op warm, droog grasland met veel bremstruiken, bijvoorbeeld op zuidelijke hellingen.
rups van de bremvlinder
foto : op www.freenatureimages.eu
De rups overwintert volgens sommige auteurs in de strooisellaag, volgens anderen tegen de stam van de waardplant.
De vliegtijd is van mei tot september in twee tot drie jaarlijkse generaties.
De (gewone) brem (Cytisus scoparius, soms ook Sarothamnus scoparius) is een struik uit de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae) die veel lijkt op de aanzienlijk zeldzamere gaspeldoorn, maar geen doorns heeft.
De struik kan een hoogte van 2 m bereiken.
De takken en twijgen zijn vijfkantig en niet behaard.
Wanneer insecten de bloem bezoeken, wordt het stuifmeel op hen afgeschoten.
Brem komt zeer algemeen voor, vooral op zandgrond, heidevelden, in duinen en langs spoordijken.
Brem bloeit in mei en juni, soms is er een tweede bloei in de herfst.
Engels : Broom, Common Broom, Scotch Broom, English Broom Duits : Besenginster, Besenkraut, Besenstrauch, Gilbkraut, Mägdebusch, Mägdekrieg, Rehweide Frans : Le Genêt à balais, Cytise à balai, Genettier, Grand genêt, Juniesse, Sarothamne, Spartier à balais, Sparte
Brem heeft maar weinig bladeren en ze zijn erg klein.
De onderste zijn drietallig handvormig samengesteld, de bovenste enkelvoudig.
De blaadjes vallen gauw af, maar de takken blijven desalniettemin groen.
Brem heeft handvormige samengestelde bladeren.
De bloemen zijn goudgeel en ongeveer 2 cm lang.
Ze vormen losse trossen.
De bloemstelen zijn ongeveer 1 cm lang.
De stijl is opgerold.
Brem draagt een zwarte peul van 2,5-4 cm lang.
Alleen de randen van de peulen zijn behaard, de rest is kaal.
bloemen van de brem (detail)
auteur : Jeffdelonge CC 3.0
De brem vindt men terug in West-, Zuidwest- en Midden-Europa.
Noordelijk tot in Schotland en Zuid-Zweden.
Ingeburgerd elders in gematigde streken.
Ook in Nieuw-Zeeland en op de eilanden Madeira en Tenerife.
Brem groeit liefst op zonnige plaatsen op voedselarme, droge, zure tot zwak zure, kalkarme en vaak omgewerkte grond.
Op hellingen, bermen, langs spoorwegen (spoordijken), bosranden, struwelen, open plekken in loofbossen, langs brede boswegen, kapvlakten, heide, duinen, voormalige akkers, randen van rivierdalen en op wanden van afgravingen zoals zandgroeven.
Van de twijgen van brem kunnen bezems gemaakt worden (in het Engels betekent broom zowel brem als bezem).
Ook de Romeinen kenden deze toepassing al.
Heksen zouden de brem gebruiken voor hun heksenbezem, in andere streken werd de brem juist als een afweermiddel tegen heksen gezien.
In Engeland plantte men brem langs stukjes grond waar schapen graasden, zodat de dieren de bloemen en jonge scheuten aten en zo gezond bleven.
In het verleden werd de vezel van de plant in tijden van schaarste gebruikt als vervanger van jute.
verspreidde brem op een heuvel
auteur : Guido Gerding CC 3.0
Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.
Brem bevat het giftige sparteïne, dat een stimulerende werking heeft op het hart.
In de fytotherapie wordt de plant daarom ook gebruikt bij hartzwakte.
Ook wordt brem gebruikt bij lichte reumatische aandoeningen.
Van de jonge scheuten en bloemen werd ook een verzachtende thee en wijn bereid.
De as van de brem werd, gemengd met wijn, gebruikt tegen waterzucht.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- http://wilde-planten.nl
- tinternet
De brekingsindex van een medium is de verhouding tussen de fasesnelheid van het licht in vacuüm c en de fasesnelheid v van het licht in dat medium.
Verschillen in brekingsindex spelen een rol bij onder andere het verschijnsel breking.
Een lichtstraal die het grensvlak van twee media passeert, wordt, als de lichtsnelheden in de beide media verschillen, gebroken.
De index wordt gebruikt om de hoek van breking te berekenen.
Omdat het een verhouding is tussen twee gelijksoortige grootheden is de brekingsindex dimensieloos en heeft dus geen eenheid.
Omdat de lichtsnelheid in alle stoffen lager is dan de lichtsnelheid in het vacuüm, is de brekingsindex in principe altijd groter dan 1.
Er bestaan echter ook zogenaamde metamaterialen met een negatieve brekingsindex.
Engels : refractive index, index of refraction Duits : Brechungsindex, Brechzahl Frans : L'indice de réfraction
schematische voorstelling van de brekingsindex
auteur : Jcwf from nl CC 3.0
Wanneer een lichtbundel vanuit vacuüm een doorzichtig medium binnentreedt, is er volgens de Wet van Snellius een constante verhouding tussen de sinus van de hoek van inval θ1 en de sinus van de brekingshoek θ2.
Deze constante verhouding is gelijk aan de brekingsindex n van die stof.
Voor de brekingsindex geldt de betrekking:
waarin er de relatieve elektrische permittiviteit is, en µr de relatieve magnetische permeabiliteit is.
Voor de meeste materialen geldt dat µr bijna gelijk is aan 1, zodat n ongeveer gelijk is aan .
Refractometer gebruikt voor het meten van het suikergehalte (Brix-waarde) in fruit.
auteur : Fernando G. (FGM) CC 3.0
Het meten van de brekingsindex vergt weinig tijd en ervaring.
Ook de apparatuur ervoor, refractometer genoemd, is niet echt duur.
In de organische chemie wordt de brekingsindex toegepast als goedkope en snelle methode om de identiteit van een verbinding vast te stellen.
In de suikerindustrie wordt de brekingsindex als concentratiemeting toegepast.
Deze laatste toepassing is zelfs zo belangrijk (geweest) dat de meeste refractometers met een speciale schaal voor de Brix-waarde zijn uitgerust waarmee de suikerconcentratie direct afgelezen kan worden.
golfvorming volgens de Wet van Snellius
auteur : Oleg Alexandrov - vrije afbeelding
Ook als licht uittreedt naar een optisch minder dichte stof (bijvoorbeeld van glas naar water, of van water naar lucht) geldt voor de verhouding van de sinussen van invalshoek en uittreedhoek:
Omdat de uittreedhoek θ2 niet groter kan zijn dan 90°, is er een grens g aan de invalshoek θ1.
Deze grenshoek wordt bepaald door:
waarin n1 en n2 de respectievelijke brekingsindices zijn.
Als de invalshoek groter is dan de grenshoek wordt de lichtstraal niet meer gebroken, maar totaal gereflecteerd.
Van deze totale interne reflectie wordt gebruik gemaakt in onder andere de prisma's van prismakijkers.
De schittering van geslepen edelstenen (met name diamant, met een brekingsindex van 2,4) wordt voor een belangrijk deel door totale reflectie veroorzaakt, net zoals de geleiding van licht door glasvezels en luchtspiegelingen.
De Fresnelvergelijkingen beschrijven hoe ook zonder totale reflectie afhankelijk van de beide brekingsindices een deel van de invallende intensiteit wordt gereflecteerd.
Hierbij blijken de twee lineaire polarisaties waarin een lichtgolf kan worden ontbonden, zich zeer verschillend te gedragen.
lichtbreking op een prisma
breken van wit licht in regenboogkleuren
auteur : Suidroot CC 3.0
De brekingsindex van een materiaal is verschillend voor licht van verschillende golflengtes, dus met verschillende kleuren.
Dit verschijnsel wordt dispersie of kleurschifting genoemd.
Als gevolg van kleurschifting valt wit licht na breking uiteen in een spectrum van de samenstellende kleuren.
Als het licht door een vlakke plaat valt, bijvoorbeeld een glazen ruit, treedt het tweemaal gebroken licht weliswaar weer uit onder dezelfde hoek als waarmee het inviel, maar is toch iedere lichtstraal uiteengevallen.
De kleurschifting is daardoor maar gering en voornamelijk te zien aan de randen van voorwerpen.
Als het licht door een voorwerp straalt dat niet twee parallelle zijden heeft, zoals door een prisma, treden de verschillende kleuren door het verschil in brekingsindex onder verschillende hoeken uit en wordt het kleurenspectrum duidelijk zichtbaar.
Het verschil in brekingsindex is de oorzaak van chromatische aberratie, een bekende fout van lenzen, en ook de oorzaak van de regenboog, door de inwendige weerkaatsing en breking van het zonlicht in regendruppels.
Onderstaande waarden zijn voorbeelden van de brekingsindex voor een golflengte van 589,3 nanometer (licht van natriumlampen - de meest gebruikte meetgolflengte):
Voor elke andere golflengte heeft een glas een andere brekingsindex.
Bij breking door een glazen prisma van zonlicht dat uit meerdere kleuren bestaat treedt dan kleurspreiding op.
We zien dan een kleurenspectrum.
De deviatie (richtingsverandering) bij breking is dus afhankelijk van de golflengte.
De brekingsindex n van een zuiver gas is afhankelijk van de dichtheid ? van het gas en wordt bij benadering gegeven door:
waarin k de constante van Gladstone-Dale is, genoemd naar de Engelse scheikundigen John Hall Gladstone (1827-1902) en T.P. Dale, die deze afhankelijkheid in 1858 formuleerden.
Voor helium en argon zijn deze constanten:
kHe = 2.10-4 m3/kg
kAr = 1,6.10-4 m3/kg
Voor een gasmengsel is de constante van Gladstone-Dale een gewogen som van de constanten van de samenstellende delen.
In de vloeistof met een negatieve brekingsindex, links, lijkt het rietje de tegenovergestelde richting op te wijzen.
In 2001 beschreven wetenschappers van de Universiteit van Californië te San Diego een ongebruikelijk samengesteld materiaal met een negatieve brekingsindex, metamateriaal.
Bij dit soort materiaal bevinden de gebroken straal en de invallende straal zich aan dezelfde kant van de loodlijn op het oppervlak.
Dit materiaal bestond uit een mengsel van vezelglas en koperen ringetjes en draden die microgolven op een nieuwe manier geleiden.
In 2007 was een team onder leiding van Henri Lezec van het California Institute of Technology in Pasadena in staat om negatieve breking op te wekken bij zichtbaar licht.
Hiervoor bouwden ze een prisma dat bestond uit gelaagd metaal met daarin vele gaatjes op nanoschaal.
Een relatief moderne vorm van breien is Yarn Bombing.
Yarn Bombers haken, breien of naaien stukjes in elkaar en verspreiden dat door de stad.
Het idee achter deze vorm van street art is om publieke objecten te versieren en mooier te maken met de kleurrijke breiwerken.
Deze brei-objecten kunnen bomen, lantaarnpalen, bankjes of vuilnisbakken zijn.
Deze nieuwe invulling van breien komt vermoedelijk uit Texas.
Inmiddels heeft Yarn Bombing zich verder over de wereld verspreid en is inmiddels gesignaleerd in Londen, Berlijn en Melbourne.
Yarn Bombing in Yellow Springs, Ohio
auteur : Shrewdcat CC 3.0
Yarn Bombing staat in het Nederlands ook bekend als wildbreien.
Het Nederlands Instituut voor Lexicologie noemt wildbreien het mooiste nieuwe woord van 2011
Omdat kunstenaars vaak een spoor van breiwerken door de stad achterlaten wordt het ook wel graffiti knitting (graffitibreien) genoemd.
Soms laat de maker een etiket achter op het breiwerk.
Het voordeel van deze moderne vorm van graffiti is dat het eenvoudig te verwijderen is en daardoor tijdelijker van aard is.
Van vandalisme is dus helemaal geen sprake al wordt daar door lokale autoriteiten wel eens anders over gedacht.
Soms zit er een politiek of ideologisch motief achter.
In dat geval kan het gaan om feminisme.
Zo zou Yarn Bombing de leefomgeving vrouwelijker maken.
Om deze reden werd de Charging bull compleet ingepakt in roze breiwerk.
In Wenen werden in 2011 de nodige voorwerpen gebombed ter voorbereiding op de Internationale Vrouwendag.
wildbrei bus
geyarnbombt
Voor sommige toepassingen in de industrie wordt de gewenste 'luchtigheid' van het weefsel met breien bereikt.
Voorbeelden zijn gaasband van dun metaaldraad, dat gebruikt wordt om twee geleidende delen elektrisch met elkaar te verbinden.
Ook voor isolatie worden gebreide producten gebruikt, zoals band van glasvezel dat een extreem hoge thermische weerstand heeft.
Breinaalden werden in het verleden wel gebruikt om abortus mee te plegen.
De breinaald werd dan door de vagina en de baarmoederhals in de baarmoeder gestoken.
Dit leidde vaak tot bloedingen en complicaties door infecties.
Breinaalden worden ook gebruikt om te controleren of cake gaar is.
Als de breinaald in de cake wordt gestoken als hij nog in de oven staat, en de naald komt er droog weer uit, is de cake gaar.
Omdat in sommige huishoudens geen breinaalden aanwezig zijn, wordt voor dit doel steeds vaker een satéstokje gebruikt.
Bij kwaliteits-T-shirts wordt ook de romp naadloos gebreid.
Alle andere hebben naden onder de oksels.
yarn bombing
wildbreien
Zelfs de beste breister laat wel eens een steekje vallen. - Ook al kan iemand iets heel goed, hij (of zij) zal ooit wel eens een fout maken, dat is vergeeflijk.
Er een punt aan breien - Tot een oplossing komen.
Een zondagssteek houdt geen week. Deze uitdrukking heeft te maken met het niet mogen (of willen) werken op zondag in verband met de zondagsrust. Door zich voor te stellen dat het breiwerk van lage kwaliteit zou zijn (want binnen een week uiteen zou vallen), begon men er liever helemaal niet aan.
Westerkwartiers: 's naachts viss'n, overdaag nett'n brei'n. - Je bezigheden op het juiste moment doen.
Hij breit de kous in het gelijk. - Tot overeenstemming komen.
wildbrei tank
gezellig samen wildbreien
wildbrei pianorecital
wildbrei shoppen
de Schaatsenrijder in Breda
foto : Saskia te Koppele
Breien met verschillende gekleurde draden is een mogelijkheid om een aantrekkelijk breiwerk te maken, bijvoorbeeld een Noorse trui.
Bij gebruik van twee kleuren wordt om beurten de juiste kleur gebruikt om een of meer steken te breien.
De draad van de niet gebruikte kleur wordt dan langs de achterkant van het breiwerk geleid, waar (lange) lussen ontstaan.
De kunst is de lengte van deze lussen te beperken zodat het gebreide één geheel wordt en vingers en knopen er niet in blijven haken.
In wanten worden vaak twee kleuren toegepast om een dikkere - en dus ook warmere - want te krijgen.
Onzichtbaar breien met verschillende kleuren is ook mogelijk.
Handbreiwerk
auteur : Loes vd H.
Handbreiwerk
auteur : Loes vd H.
Mazen is een soort breien, maar dan met naald en draad.
Met één draad worden de gebreide steken nagebootst.
Dit kan gebeuren om twee redenen:
Om een soort borduurpatroon op het breiwerk aan te brengen in een andere kleur, in het bijzonder als er slechts kleine stukjes in deze kleur zijn of om een neutraal kledingstuk te versieren.
Om beschadigd breiwerk onzichtbaar te repareren.
Een conventionele techniek om beschadigd breiwerk te repareren is het stoppen.
Dit is een soort weeftechniek met naald en draad.
Het gat in het breiwerk wordt met horizontale draden overspannen, waarna hier verticaal doorheen geregen wordt, zodat een weefwerk ontstaat.
Sokken stoppen was voorheen een gehate bezigheid, die door het betaalbaarder worden van sokken in onbruik is geraakt.
Mazen van edelweisbloemen
auteur : peppy op peppyishappy.blogspot.com
Sokken stoppen
Een speciale manier van breien is met een verstelbaar breiraam.
Deze bestaat uit twee balkjes van een harde houtsoort zoals beuken of eiken.
In ieder balkje zitten ongeveer 60 kleine spijkertjes even ver van elkaar.
De lengte van de balkjes is uiteraard naar eigen behoefte aan te passen.
Beide balkjes kunnen ten opzichte van elkaar ingesteld worden, zodat de opening ertussen kan variëren.
Ook in de lengterichting kunnen de balkjes ingesteld worden.
Op deze manier kunnen er tientallen verschillende steken worden toegepast.
Het overhalen van de steken gebeurt door een overhalingspen.
Een breiraam is geschikt voor zowel rechts- als linkshandigen.
Het werk dat er vanaf komt, kenmerkt zich door de regelmatigheid van de steken.
Wel is het wat losser dan een breiwerk dat gemaakt is op breinaalden.
Breiraam
auteur : Berthi Smith-Sanders op berthi.textile-collection.nl
gezellig samen breien
foto : Gerlinde de Geus op wildbreien.nl
Voor iemand die goed kan breien, is breien een waar genoegen.
Men kan rustig erbij zitten en hoeft de gedachten er nauwelijks bij te houden, omdat het breien vrijwel automatisch kan gaan.
Dit geldt natuurlijk niet als er in een ingewikkeld patroon gebreid wordt, of als er met verschillende kleuren gebreid wordt.
Tijdens het breien naar de televisie kijken of kletsen met de gezinsleden is heel goed mogelijk.
Het zachte, regelmatige getik van de breinaalden tegen elkaar kan een rustgevende werking hebben.
De breikunst wordt al duizenden jaren beoefend.
Hoe het ooit is uitgevonden, is echter een mysterie.
Zelfs het land en het globale moment van de oorsprong zijn onbekend.
Sommigen geloven dat de breikunst is uitgevonden in Perzië, anderen menen dat in Israël, Jordanië, Syrië of Noord-Afrika de oorsprong van het breiwerk ligt.
Er zijn gebreide sokken aangetroffen in Egyptische graven met een datering tussen de 3de en 6de eeuw na Christus, maar deze Koptische sandaalsokken bleken niet vervaardigd uit één lange, enkele, doorlopende draad, maar uit verschillende kortere draden.
In de Middeleeuwen was breien in Europa een belangrijke industrie: vrouwen sponnen de wol terwijl de mannen weefden en breiden.
In 1527 werd in Parijs het eerste breiersgilde opgericht: La guilde de Saint Fiacre (Sint Fiacrius-Gilde), en andere Europese steden hadden al snel daarna elk hun eigen breiersgilde.
Vrouwen werden niet toegelaten tot het ambacht, met uitzondering van weduwen die na de dood van hun man zijn werk verderzetten.
Een gildeleerling moest een leertijd van zes jaar doorlopen, waarna hij als meesterstukken een wollen buis, een vilten baret, een paar kousen en een bont karpet moest maken.
Oorspronkelijk was breien beperkt tot sokken en kousen.
Voordat breien hiervoor gebruikt werd, werden deze voet- en beenbedekkingen gemaakt uit geweven stoffen.
Later werden meer en meer andere kledingstukken gebreid.
Man aan het breien in Peru
auteur : Thomas Quine CC 2.0
In 1589 werd de eerste breimachine uitgevonden door de Engelsman William Lee.
Deze werd niet geaccepteerd, waardoor Lee in armoede stierf.
De principes van de breimachine werden wel bestudeerd en inspireerden anderen.
In 1864 vond William Cotton uit Leicestershire de full-fashioned machine uit.
Vanaf de 19e eeuw werden de breimachines mechanisch aangedreven.
Tegelijkertijd verschenen ook rondbreimachines op het toneel, waarmee kousen gebreid konden worden.
In deze periode konden de machines echter nog niet meerderen of minderen.
Daardoor sloten deze producten niet erg fraai om het been.
De uitvinding van nylon rond 1940 betekende een ware revolutie, omdat dit materiaal in de vorm van een been kon worden gebracht door het te verhitten.
In de twintigste eeuw konden de breimachines steeds sneller breien, en werden de mogelijkheden voor patroonbreien steeds groter.
Tegenwoordig bestaan er computergestuurde breimachines die zeer veelzijdig zijn.
Gebreide kledingstukken zijn nu gemeengoed, zonder dat een breister er vele uren aan bezig hoeft te zijn.
Een gebreide lap kan niet, zoals bij een geweven stof wel kan, op maat gemaakt worden door deze te knippen, omdat het breiwerk daardoor helemaal uit elkaar zou gaan vallen.
De lap moet dus direct in de goede vorm gebreid worden.
Het breiwerk breder maken doet men door breisteken bij te maken, meerderen genoemd (door bijvoorbeeld één steek recht en één steek averecht in dezelfde lus te breien).
De lap kan smaller gemaakt worden door te minderen (door twee of meer steken samen te breien, of door één steek over een andere heen te halen).
Om een trui te breien worden meestal door meerderen en minderen vier delen gemaakt: twee mouwen, een voorpand en een achterpand.
Omdat het moeilijk is om te voorspellen wat er precies gebeurt bij het meerderen en minderen, wordt vaak gebruikgemaakt van breipatronen, die in breiwinkels verkrijgbaar zijn.
De vier gebreide delen worden als alles gereed is, met dezelfde wol aan elkaar genaaid.
Dit moet losjes gebeuren, omdat anders de naden gaan trekken.
Door eerst een proeflapje te maken van circa 10 x 10 cm en aan de hand daarvan het aantal steken te berekenen ten opzichte van het voorgeschreven breipatroon, kan men de gewenste afmetingen nauwkeuriger realiseren.
Mensen hebben namelijk een verschillende hand van breien.
Het is dus ook niet aan te raden om verschillende mensen om beurten aan hetzelfde breiwerk te laten werken, aangezien dit verschil vaak duidelijk te zien is en het breiwerk er daardoor niet mooier op wordt.
Door kunstig te meerderen en te minderen kan zonder naad een sok gebreid worden, of wanten, of een muts.
De tricotsteek, die veel in truien wordt toegepast en ook in met machines gebreide kleding, bestaat uit rechte steken aan de voorkant van de kleding, en averechte steken aan de achterzijde van de kleding.
Aan de voorzijde heeft de stof dan een patroon dat bestaat uit V-tjes, aan de achterzijde zijn ribbels te zien.
T-shirts en dergelijke zijn ook in deze steek (machinaal) gebreid, T-shirtstof heet dan ook tricot.
De boordsteek, die rekbaarder is dan de tricotsteek, bestaat uit afwisselend 2 rechte steken en 2 averechte steken.
Als de achterkant gebreid wordt, dan zijn dat juist eerst 2 averechte, dan 2 rechte steken (mits het aantal steken deelbaar is door 4).
Bij dikkere wol wordt wel een boordsteek van 1 recht, 1 averecht gebruikt.
Een kabelpatroon kan gebreid worden door een aantal steken (bijvoorbeeld 4) van de linkernaald af te halen op een hulpnaald.
Vervolgens worden de 4 volgende steken gebreid.
Daarna worden de 4 steken van de hulpnaald gebreid, die dus over de andere heen geleid worden.
Vervolgens worden er enkele naalden (bijvoorbeeld drie) gewoon doorgebreid (aan de ene kant recht, aan de andere kant averecht).
In de daaropvolgende naald worden weer 4 steken afgehaald op dezelfde manier.
Hierdoor lijkt het alsof er een kabel op de trui verschijnt.
Dit kan er leuk uitzien, maar heeft ook als voordeel dat er een dikker en dus sterker en warmer weefsel ontstaat.
Bij de gerstekorrelsteek wordt, net als bij de boordsteek, afwisselend recht en averecht gebreid.
De rechte en averechte steken worden echter niet boven elkaar gebreid, maar versprongen.
De "dubbele gerstekorrel" verspringt om de twee naalden.
Veel breisters gebruiken een kantsteek.
Dit is geen eigenlijke steek, eerder wordt bij het keren van de naald de eerste breilus afgehaald in plaats van gebreid.
De rand van het breiwerk ziet er hierdoor vaak wat netter uit.
Voor dikke truien en shawls wordt wel de patentsteek gebruikt.
Hierbij wordt ook afwisselend één recht en één averecht gebreid, maar nu wordt de rechte één steek dieper ingestoken.
Zo ontstaat een dikke en elastische structuur.
Naast de hierboven genoemde bestaan er nog honderden andere steken, bijvoorbeeld met af en toe een gedraaide gebreide steek of met gaatjes (waarbij een dubbele lus over de rechternaald wordt gehaald en de volgende twee steken worden samengebreid).