De Britannic was een zusterschip van de reusachtige Britse lijnschepen de Titanic en de Olympic van rederij White Star Line.
De Titanic was op het moment van zijn tewaterlating het grootste bewegende object dat door de mens was gebouwd.
De Britannic, die in 1914 van stapel liep, was nog iets langer en breder.
afbeelding van de Britannic (1914)
gebruiker op Wikipedia: Aquitania CC 3.0
In de eerste jaren van de twintigste eeuw ontstond er grote druk op Britse lijndiensten op de Atlantische Oceaan om het personenvervoer van en naar Amerika te intensiveren.
Daarvoor waren drie redenen :
toerisme: onder rijke Amerikanen bestond veel belangstelling voor een bezoek aan het oude Europa;
emigratie: de dramatische verschillen tussen arm en rijk in het Verenigd Koninkrijk, dat op de top van zijn imperialistische macht stond, dwongen vele armen ertoe hun geluk elders te zoeken. Vooral Ieren zochten hun heil in Amerika. Tussen 1892 en 1910 maakten twaalf miljoen emigranten de overtocht;
concurrentie: er ontbrandde een felle strijd om deze vervoermarkt tussen maatschappijen in het Verenigd Koninkrijk en op het vasteland van Europa: ook daar, met name in Duitsland, werden reuzenschepen in aanbouw genomen.
In het Verenigd Koninkrijk werden in die tijd de trans-Atlantische lijndiensten beheerst door twee maatschappijen : Cunard Line en de White Star Line.
Ze besloten beide de lucratieve markt veilig te stellen door de bouw van superschepen.
Cunard liet de Lusitania en de Mauretania bouwen (1907); later zou nog de Aquitania volgen.
De White Star Line gaf opdracht voor de Olympic (1910), gevolgd door de Titanic (1912), terwijl een derde schip, de Britannic, dat volgens speculaties aanvankelijk de Gigantic zou heten, in 1914 in de vaart werd genomen.
De toeristenklassen van deze lijnschepen zijn beroemd gebleven om hun luxe.
De derde klas daarentegen was bestemd voor de verpauperde emigranten, die echter in zoverre een elite vormden dat ze althans nog in staat waren geweest de overtocht te betalen : die kostte hen $ 32.
Deze derde klas was schamel in haar voorzieningen, maar was voor de exploitant toch de lucratiefste.
Toen de Titanic vergaan was, was het noodzakelijk de constructie van de Olympic en de Brittanic grondig te herzien.
Het ontwerp werd grondig gewijzigd: zo werden de schepen voorzien van een dubbele, waterdichte bekleding, en werden de bekende gescheiden compartimenten verbeterd.
Na deze wijziging kon het schip nog blijven drijven als er vijf compartimenten volliepen, in plaats van vier op de Titanic.
Ook kwam er een nieuwe scheepswet van kracht : álle schepen dienden genoeg reddingsboten aan boord te hebben voor alle opvarenden.
De Britannic en Olympic kregen daarom geheel nieuwe davits die 2 rijen sloepen konden dragen.
Op het achterdek zouden aanvankelijk ook reddingssloepen beschikbaar staan, maar deze had de Britannic niet, omdat het als hospitaalschip zelf al genoeg reddingsboten aan boord had.
Ook kregen de Olympic en de Britannic meer reddingsvlotten en reddingsvesten aan boord.
Verder kwamen er beter bereikbare noodwegen voor de 2e en 3e klas.
De zinkende Britannic 21nov1916
vrije foto
In februari 1914 werd de Britannic, met 48 158 brt nog iets groter dan de Titanic (46 328 brt), in de vaart genomen, enkele maanden voordat de Eerste Wereldoorlog uitbrak.
Toen dat gebeurde, werd het schip door de Britse marine en defensie gevorderd en ingezet als hospitaalschip.
Op 21 november 1916, op de zesde tocht van de Britannic naar de Middellandse Zee, kwam het in de Egeïsche Zee tot zinken.
Rond middernacht werd het schip getorpedeerd of liep het op een mijn, waardoor het snel water maakte.
Gelijk werd het commando gegeven om de passagiers naar de reddingssloepen te leiden.
Dit alles verliep vlekkeloos, maar een verkeerd te water gelaten sloep werd in stukken gehakt door de rechterschroef van het nog steeds varende schip. Hierdoor kwamen 30 mensen om.
Toen de achtersteven ongeveer 11 graden omhoog stond, kapseisde het schip en verdween het onder water.
Over de omstandigheden van deze snelle ondergang is veel gespeculeerd.
Mijnen waren er wel in de Middellandse Zee, dus één ervan kan de ramp hebben veroorzaakt.
Er is echter ook geopperd dat er een torpedo op het vaartuig is afgeschoten.
Weliswaar werden hospitaalschepen doorgaans ongemoeid gelaten (krachtens de Conventies van Genève), maar er is op gezinspeeld dat de Britannic wellicht door de Britten werd gebruikt om wapens en munitie te vervoeren. Dit is echter nooit bevestigd.
Tegenwoordig wordt er nog steeds onderzoek gedaan naar het wrak.
Het wrak van de Britannic op de zeebodem
foto op www.jmilfordrmstitanic.com/
Toen de oorlog door de Duitsers was verloren, moesten zij een van hun grote lijnschepen, de Bismarck, ter compensatie afstaan aan White Star.
Het schip werd omgedoopt tot Majestic.
Ook Cunard was in de oorlog een schip kwijtgeraakt, de Lusitania.
Deze maatschappij verkreeg ter compensatie de Duitse Imperator, waarvan de naam werd veranderd in Berengaria.
In 1934 zijn de twee maatschappijen met elkaar gefuseerd.
Het wrak van de Brittanic werd in 1975 door Jacques Cousteau ontdekt.
Het schip ligt op haar zij, 121 meter onder de zeespiegel.
Sindsdien zijn er vele duikexpedities naar het wrak geweest waarbij talloze foto- en filmopnames zijn gemaakt.
Een expeditie in 2003 toonde aan dat waterdichte deuren in het wrak openstonden en dat er in de directe omgeving van het wrak restanten van mijnen te zien waren.
Hieruit werd geconcludeerd dat Brittanic waarschijnlijk vanwege een mijn is gezonken, en niet vanwege een torpedo.
De RMS Britannia uit 1840 was het eerste schip van de Cunard Line, één van de eerste trans-Atlantische rederijen.
Het schip maakte deel uit van een order van 4 schepen, de Britannia, de Acadia, de Caledonia en de Columbia.
Het schip kwam in 1844 voor 2 dagen vast te zitten in de haven van Boston, maar de bewoners hakten het ijs open zodat de Britannia toch door kon varen.
Het schip strandde in 1847 voor Cape Race, maar werd naar New York gebracht voor reparatie.
afbeelding van de Britannia
auteur : Transport Britain foto op www.thecunarders.co.uk
In januari 1848 werd het schip verkocht aan de Duitsland dat bezig was de Reichsflotte te stichten.
Na versteviging voor het te plaatsen geschut, kwam het schip op 19 maart 1849 in dienst in Geestemünde.
Vanwege neutraliteit voer het schip onder Britse vlag met een Britse bemanning en zonder bewapening.
De ombouw vond plaats in Oldenburg.
Deze bestond uit een schoenertuigage, aanpassing van het hek aan de eisen van een oorlogsschip en de verwijdering van een mast.
Het fregat werd onder de naam Barbarossa in dienst genomen.
Op 4 juni 1849 ondernam Karl Rudolf Brommy vanuit Bremerhaven een aanvalstocht in de Duitse Bocht waarbij hij afkoerste op Helgoland, dat in 1849 nog aan Groot-Brittannië behoorde.
In het zicht van Helgoland vond een vijandelijk contact plaats met het Deense korvet Valkyrien.
Brommy besloot in het licht van de buitenlandse politiek van de nieuwe Duitse staatsvorm het gevecht uit de weg te gaan en draaide terug naar de monding van de Elbe.
Dat was meteen het einde van de militaire inzet van de Barbarossa.
afbeelding van de Britannia op het monument van Samuel Cunard (Halifax, Canada)
auteur : Ambernectar13 CC 3.0
Op 31 december 1851 besloot de Bondsdag tot ontbinding van de vloot.
De Barbarossa werd samen met het zeilfregat Gefion op 16 februari 1852 aan de Preußische Marine verkocht tegen de belastingwaarde.
In 1851 werd nog een mast verwijderd.
In 1854 werd ze weer aan de Britten verkocht en omgebouwd tot troepentransportschip HMS Barbarossa om deel te nemen aan de Krimoorlog.
In 1873 werd ze weer teruggekocht, waarna de resterende masten werden verwijderd en het werd gebruikt al barakkenschip.
In 1879 werd het opgelegd in Kiel om de machine-uitrusting te verwijderen.
Op 28 juli 1880 werd het door een oefentorpedo van de SMS Ziethen tot zinken gebracht, waarna het in hetzelfde jaar werd gelicht en gesloopt in Kiel.
De Bristol Fighter is een Britse sportwagen, gemaakt door Bristol Cars in kleine aantallen van 2004 tot heden.
De vleugeldeuren en het chassis werden ontwikkeld door voormalig F1 ingenieur Max Boxtrom, die heeft nog gewerkt voor Brabham en Aston Martin.
Mede hierdoor heeft de wagen een weerstandscoëfficiënt van 0.28.
Alhoewel er reeds lang werd gewerkt aan het ontwerp, werd de eerste volledige wagen pas getoond aan de pers in mei 2003.
De auto wordt aangedreven door een V10 8liter motor(7996cc) gebasseerd op die van de Dodge Viper en de Dodge Ram SRT-10 pick up, maar aangepast door Bristol om 525pk te produceren bij 5600rpm.
De Bristol Fighter heeft een zestraps handgeschakelde versnellingsbak of een viertraps automatische transmissie. De auto heeft achterwielaandrijving.
Bristol Fighter
foto : www.oobject.com
De Bristol Fighter gaat van 0→60mph(97km/h) in 4.0sec.
Topsnelheid 340km/h.
Trivia : De max. lengte van de bestuurder bedraagt 2 meter.
De verwarmingseenheid is op maat gemaakt en zo compact dat de auto acht centimeter smaller werd.
Er zijn geen airbags of abs.
Het is een doosprofiel van staal en aluminium met verstevigde rolbeugels in de omlijsting van de voorruit.
Deuren en achterklep zijn van koolstofvezel, de rest van de carrosserie van aluminium.
De Fighter heeeft een ultralaag zwaartepunt en eeen verbazingwekkende torsiestijfheid.
De splitter in de koelluchtinlaat vooraan is speciaal ontworpen om bij hoge snelheden de luchtstroom te beperken.
Zo wordt er geen gebruik gemaakt van een sluitmechanisme aan de radiator voor het beperken van de luchttoevoer.
Op 10 november 1999 werd de Bristol Blenheim 3 voorgesteld.
De Blenheim onderging in de loop der jaren meerdere wijzigingen en ditmaal was de voorzijde van de auto aan de beurt.
Net als zijn voorgangers was ook deze auto verkrijgbaar in getunede versie naar wens van de klant.
Aan deze nieuwe "body" werden moderne elementen toegevoegd en werd toch de traditionele afgeronde stijl van het Bristol model behouden.
Deze Nieuwe vorm heeft tal van aerodinamische voordelen en wordt gewaardeerd op lange en kortere reizen zowel bij mooie als slechte weersomstandigheden.
De zetels kregen een nieuw design voor een ongeëvenaard confort en veiligheid
De passagiers achteraan hadden haast onbeperkte beenruimte en er waren een aantal verborgen opbergvakjes voorzien voor drankjes e.d.
Nog duidelijker instrumentatie en verbeterde dashboardverlichting
Vernieuwde middenconsole met een precieze selector voor de automatische transmissie.
Bristol Blenheim 3
auteur : 8000vueltas.com
Gebouwd van 1999 tot 2009.
De Bristol Blenheim 3 werd uitgerust met een nieuwe TS3 serie motor waardoor de toch al schitterende prestaties nog werden verhoogd.
Een hogere compressieverhouding
Een nieuw motor management systeem dat zorgt voor een efficient koppel/toerental verhouding en brandstofverbruik
Preciezer sturen bij hoge snelheden.
Voor het eerst lage profielbanden als optie verkrijgbaar.
Verkrijgbaar in twee versies :
Performance Blenheim 3S (2001): prestatiegerichte uitvoering.
Economy Blenheim 3G (2002): motor met LPG-instalatie, zuinig voor de kilometervreters, dubbele lpg-tank (80liter/65 liter bruikbaar), er werd gezorgd voor een een goede gewichtverdeling bij gebruik van beide brandstoftanks
Bristol had reeds 30 jaar ervaring met LPG-instalaties (als optie).
De instalatie was dus zeer geavanceerd, computergestuurd met acht extra injectoren.
Het systeem schakelt naadloos over van benzine op gas
In 1998 werd de Blenheim 2 voorgesteld aan de auto en motor pers.
Bristol Cars is niet alleen sterk in het bouwen van "klassieke auto's".
De Blenheim serie zijn zijn moderne auto's waarbij gebruik is gemaakt van de nieuwste technologie.
Ze worden met de hand gemaakt en voldoen aan de strengste Britse normen.
Deze wagens hebben een appart chassis en koetswerk uit lichtgewicht aluminium.
De koplampen werden aangepast aan een slankere en diepere grille
Gewijzigde wielkasten
Kevlar spoilers
Licht metalen wielen
Slanker gestroomlijnd achteraan
Onopvalende deurklinken
Nieuwe spiegels
De Bristol badge op de motorkap
Geen toegenomen breedte zoals bij de meeste luxewagens, dit verbetert de wendbaarheid in het verkeer.
Bristol Blenheim 2
auteur : www.honestjohn.co.uk
Gebouwd van 1998 tot 1999.
De Bristol Blenheim 2 werd uitgerust met een 4-traps overdrive automatische versnellingsbak.
De spoorbreedte werd verhoogd en de draaicirkel verkleind met 2meter.
Met de hand gebouwde schokdempers met F1 technologie.
De schokdempers zijn individueel verstelbaar ter compensatie van de slijtage en de voorkeur van de bestuurder.
Met het toenemend gebruik van aluminium voorkomt men het toenemend gewicht t.o.v. de Blenheim 1
De voorzetels kregen een verbeterde frame voor meer confort en hoofdruimte.
Extra isolatie van het interieur en onder de motorkap.
Nieuwe afdichting van ramen en deuren.
Vernieuwd 14" lederen stuur.
Nieuwe instrumenten met een zachte verlichting voor een betere leesbaarheid.
De Bristol 603 s2 kreeg een nieuw ontworpen uilaat.
De grille werd gewijzigd evenals de positie van de koplampen.
De verluchting ging niet meer via de hoedenplank maar door roosters in de flanken achteraan.
Bristol 603 s2
auteur :www.thecartorialist.com
Motor : Chrysler V8 5899cc.
standaard airco, elektrische ruiten vooraan, elektrische zetels, lederen bekleding en stuurbekrachtiging
optioneel zetelverwarming vooraan, een zonnedak en getinte ruiten
De Bristol 603 types E en S werden gebouwd van 1976 tot 1978.
De 603 was de opvolger van de 411 en kreeg voor het eerst een facelift sinds de 406.
Het was een eigen ontwerp en werd gelanceerd naast de door Zagato (koetswerk) ontworpen en gebouwde 412.
De 603 was meer gestroomlijnd en had een veel grotere en meer gebogen achterruit.
Bristol 603
auteur : www.best-used-car.org
Ten gevolge van de energiecrisis werd deze wagen uitgebracht in twee versies.
De 603E(economic) met een 5211cc V8 benzinemotor en de 603S met de zwaardere 5,9liter motor van Chrisler.
Het brandstofverbruik was gedaald tot 13L/100km(603E) t.o.v. de 17L/100km bij de 411.
Transmissie en ophanging bleven dezelfde als bij de 411, maar de binnenafwerking was luxueuzer.
Hij was voorzien van elektrisch verstelbare stoelen en airconditioning.
De stijlen aan de voorruit werden afgeslankt voor een ruimer zicht.