De Britse regelingen rond vlaggengebruik op zee zijn vaak ingewikkeld vergeleken met die van andere landen.
De vaandel die gehesen wordt op Britse schepen is afhankelijk van de functie van het schip.
Er zijn drie vaandels, de rode, de blauwe en de witte.
De zogenaamde red ensign, de blue ensign en de white ensign.
Het blauwe vaandel
auteur : publiek domein - vrije foto
Het blauwe vaandel is bedoeld als staatsvlag ter zee voor overheidsschepen, maar is ook voor schepen van de Royal Naval Reserve en voor koopvaardijschepen waarop een bepaald aantal mensen met een geschiedenis bij de marine werken.
Het blauwe vaandel is ook voor een aantal oude Britse scheepsclubs (behalve tijdens de beide wereldoorlogen).
Het rode vaandel
auteur : publiek domein - vrije foto
Sinds 1864 doet het rode vaandel dienst als handelsvlag.
Het witte vaandel
auteur : publiek domein - vrije foto
Het witte vaandel doet dienst als marinevlag.
Buiten de zeevaart zijn er verschillende vlaggen die gebaseerd zijn op deze vaandels, sommigen gebruiken dezelfde kleuren, andere vlaggen hebben een meer excentriek veld, zoals het hemelsblauw van de vlag van de Britse Royal Air Force.
Vaandel van de Royal Air Force
auteur : Butter Stick - vrije foto
De vlag van Fiji en de vlag van Tuvalu zijn beiden hemelsblauwe vaandels.
Niue, een zelfregerende eilandengroep van Nieuw-Zeeland is een gele vaandel, waar het Sint-Georgekruis van de Union Flag echter is bijgewerkt met een gestileerde versie van het Zuiderkruis.
De vlag van het Brits Antarctisch Territorium heeft een wit veld met daarop het schild van het gebied.
Vlag van Fiji sedert 10 okt 1970
auteur : publiek domein - vrije foto
Vlag van Tuvalu
auteur : publiek domein - vrije foto
Vlag van Niue
auteur : SKopp - vrije foto
Vlag van het Brits Antarctisch Territorium
auteur : Masur CC 2.5
Voor 1864 waren rood, wit en blauw de kleuren van de drie squadrons van de Royal Navy, die gevormd werden door de reorganisatie van de marine in 1652 door Robert Blake.
Elk squadron had zijn eigen respectievelijke kleuren.
Het rode squadron patrouilleerde de Caraïbische eilanden en de noordelijke Atlantische Oceaan, het witte de kust van de Britse eilanden, Frankrijk en de Middellandse Zee, terwijl het blauwe vooral voer in de zuidelijke Atlantische Oceaan, de Stille Oceaan en de Indische Oceaan.
De vlaggen van de vroegere Britse kolonies hebben vaak de achtergrond van hun beschermende squadron.
Bermuda (rood), Australië en Nieuw-Zeeland (blauw) volgden dit patroon.
Vroege vlaggen van de Amerikaanse kolonies voor de Revolutie waren gewijzigde Rode Vaandels.
De Grand Union Flag voegde zes witte strepen toe aan de vaandel, en in 1777 werd de Union Flag in het kanton vervangen door de huidige sterren.
Vaandel van de RFA (militaire bevoorrading)
vrije foto
Vaandel van het Britse ministerie van defensie
vrije foto
Vaandel van de RMAS (burgerbevoorrading)
vrije foto
Vaandel van de Royal Engineers (geniesoldaten)
vrije foto
Logistiek korps onder bevelvoerend officier
vrije foto
Logistiek korps onder bevelvoerend onderofficier
vrije foto
Douane en accijnzen
vrije foto
Vaandel van de zeecadetten
vrije foto
Elk squadron had zijn eigen officieren. Bijvoorbeeld Horatio Nelson was viceadmiraal van het Witte Squadron op het moment van zijn dood.
In 1868 maakte de Britse admiraliteit de Blauwe vaandel de vlag van schepen onder het bevel van de Canadese regering.
In 1892 keurde de Admiraliteit het gebruik van de Rode vaandel goed op Canadese handelsschepen.
Een blauwe vaandel met het wapenschild van Québec werd gebruikt als Vlag van Québec tot 1950.
Van 1870 gebruikte Canada officieus een Rode vaandel met de wapens van de provincies als de nationale vlag (het Canadese Rode Vaandel).
In 1924 werd de vlag officieel aangenomen.
De provinciale schilden met het wapen van Canada.
De rode vaandel werd in 1965 na een lang debat vervangen door de huidige vlag van Canada.
Vuurtoren autoriteiten van Schotland en Isle of Man
vrije foto
De shilling was tot 1970 een rekeneenheid in Groot-Brittannië en Ierland.
De waarde was het twintigste deel van een pond.
Het pond was opgedeeld in 20 shilling en een shilling was 12 pence.
Luxegoederen en honoraria (artsen en advocaten) werden geprijsd in guineas, en één guinea was één pond en één shilling, 21 shilling dus.
Deze situatie is vergelijkbaar met de stuiver die in Nederland in het begin van de 19e eeuw nog een rekeneenheid was.
Britse shilling - 1933
auteur : Welkinridge - vrije foto
Met de invoering van het decimale stelsel werd de shilling afgeschaft.
Er werden nieuwe muntstukken geslagen die even groot waren als de munten met het opschrift one shilling en two shillings, maar met het opschrift 5 new pence en 10 new pence.
De oude munten bleven geldig.
Britse shilling - 1956
auteur : United Kingdom Government - vrije foto
In tegenstelling tot het woord stuiver is het woord shilling in de volksmond niet gebleven als naam voor het muntstuk.
Het nieuwe muntstuk wordt five penny piece genoemd.
In 1990 zijn nieuwe, kleinere muntstukken in roulatie gekomen.
De oude shillingen zijn met de invoering van deze muntstukken geleidelijk uit het betalingsverkeer verdwenen.
De Brits korthaar is (al dan niet tot uw verbazing) een kortharig kattenras.
Het is een stevige, gedrongen kat die aan het eind van de 19e eeuw in Engeland gefokt werd voor specifieke kleur en tekening in de vacht.
Door het kruisen met perzen kregen de Brits kortharen meer lichaamsvolume en kopomvang.
Als gevolg van die kruisingen worden er af en toe langharige kittens geboren, die door de meeste Brits korthaarfokkers als erfenis uit het verleden worden aanzien en als huisdier worden verkocht.
Sommige fokkers vinden de langharige nakomelingen echter op zich leuk genoeg om mee door te fokken onder de naam Brits langhaar of Lowlander.
Het ras heeft in verhouding kleine oren en grote ronde ogen, en vooral de katers hebben erg bolle wangen.
Het is een grote en gespierde kat met een korte, dikke staart waarvan de top lichtjes afgerond is.
Vroeger kwam het ras voornamelijk in de kleur blauw voor.
Tegenwoordig zijn er veel verschillende kleuren (denk aan lilac, crème, chocolate, cinnamon, schildpad met wit, zilvertabby etc.).
De Brits korthaar heeft een korte en dichte vacht die niet plat tegen het lichaam ligt.
Ook hebben de katten een goede ondervacht, nochtans met een fijne dichte textuur.
Brits korthaar
auteur : M.Eschelwek - vrije foto
tricolor Brits korthaar
auteur : Squeaky Knees CC 2.0
De Brits korthaar is niet veeleisend in de omgang en evenwichtig van aard.
Het karakter is rustig en introvert en het ras aardt prima binnenshuis.
Het benodigde territorium (leefomgeving) is niet groot en daarom is het een geschikte kat om in een appartement of flat te houden.
Het dier is geen aandachtvrager maar laat subtiel door zacht mauwen of bij de eigenaar te komen zitten duidelijk dat aandacht nodig is.
Het ras is geen echte schootkat, maar zit liefst dicht in de buurt naast de mensen op de bank of naast de stoel.
Het zijn geen katten om veel op te tillen, ze bezitten een eigen onafhankelijkheid en volgen de huiselijke activiteiten op kleine afstand.
Een Brits korthaar kan prima fungeren als enig huisdier en stelt indien gekozen wordt voor een andere kat of hond prijs op een dier met een gelijkaardig rustig karakter.
roodgemarmerd Brits korthaar
auteur : Mysterious1980 CC 3.0
Er komen bij dit ras vaker dan normaal bij de kat twee op termijn dodelijke, erfelijke ziektes voor.
Hypertrofische cardiomyopathie (HCM) resulteert vroeg of laat in acuut hartfalen, en cystenieren (PKD) leiden tot geleidelijk nierfalen.
Verantwoordelijke fokkers laten dieren preventief testen op beide problemen.
De gentest voor PKD is meteen 100% uitsluitselgevend.
Voor HCM is nog geen gentest beschikbaar en daarom laten fokkers hun dieren jaarlijks door een gespecialiseerde dierenarts (cardioloog/radioloog) via een echografie onderzoeken.
Dieren die aan één van de twee aandoeningen lijden dienen uit de fok gehaald te worden.
Kopers van een kitten behoren testuitslagen van de ouderdieren in te kunnen zien.
Door het relatief zware gewicht van het ras is ook het laten nakijken van ouderdieren en kittens op het voorkomen van Patella luxatie (loszittende knieschijven) aan te bevelen.
zwartzilver gemarmerd Brits korthaar
auteur : Kattefreakske CC 3.0
Brits-Togoland was een Brits mandaatgebied, klasse B (zoals Ruanda-Urundi van België), in West-Afrika.
Hoofdstad Ho, nu de hoofdstad van regio Volta in Ghana.
Op 26 augustus 1914 werd het Duitse protectoraat Togoland binnengevallen door Franse en Britse legers en na vijf dagen kort verzet gaf het land zich over.
In 1916 werd het in twee administratieve zones verdeeld tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Na de Eerste Wereldoorlog werd Togoland officieel een mandaatgebied van de Volkenbond.
Vlag van Brits-Togoland van 1916 tot 1956
auteur : Yaddah/Zscout370 - vrije foto
Na de Tweede Wereldoorlog werden de mandaatgebieden trustschappen van de Verenigde Naties.
Brits-Togoland werd geregeerd vanuit het aanpalende Goudkust onder de naam Trans-Volta Togo.
kaart van Brits-Togoland - het groene deel
auteur : Xfigpower CC 3.0
In 1954 informeerde de Britse regering de VN dat ze het gebied niet meer konden regeren als Goudkust onafhankelijk werd.
Hierdoor werd er een referendum gehouden en 58% koos voor aanhechting bij Goudkust.
De vereniging werd officieel op 13 december 1956.
Er werd nu één entiteit gevormd die Ghana zou heten en onafhankelijk werd op 6 maart 1957.
Brits-Somaliland was een kolonie van het Verenigd Koninkrijk in de Hoorn van Afrika.
De hoofdstad was Hargeisa.
Naast Brits-Somaliland bestond hier ook Frans-Somaliland (thans Djibouti) en Italiaans-Somaliland.
Brits-Somaliland werd in 1960 onafhankelijk.
Het gebied werd rond 1884 veroverd door Egypte dat zich in 1884 terugtrok wegens een conflict in Soedan.
In datzelfde jaar vestigde het Verenigd Koninkrijk hier een protectoraat.
Het werd aanvankelijk bestuurd als onderdeel van Brits-Indië.
Van 1898 tot 1905 werd het gebied bestuurd door het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken (Foreign Office), vanaf 1905 door Koloniale Zaken (Colonial Office).
Militair gezien viel het onder het garnizoen van Aden.
De Britten noemden het gebied wel "Aden's butcher's shop" ("de slagerij van Aden"), omdat het vlees leverde voor het garnizoen in Aden.
Vlag van Brits-Somaliland van 1903 tot 1950
auteur : Permjak CC 3.0
Van 1899 tot 1920 voerden de Britten, samen met de Italianen, Fransen en Ethiopiërs strijd tegen Mohammed Abdullah Hassan, de Sultan van de Somalische Derwisj Staat, die een opstand was begonnen.
Tot aan de Eerste Wereldoorlog vonden vier expedities plaats tegen Mohammed Abdullah Hassan, die door de Britten The Mad Mullah werd genoemd.
Pas na de Eerste Wereldoorlog lukte het de Britten het verzet te breken.
Hierbij werden voor het eerst in Afrika militaire vliegtuigen ingezet, een tactiek waarmee tijdens de Wereldoorlog ervaring was opgedaan in Frankrijk.
kaart van Brits-Somaliland
afbeelding op newsfromeastafrica.blogspot.be
kaart van Brits-Somaliland en omgeving
afbeelding op www.boublog.nl
Op 3 augustus 1940 vielen gemechaniseerde Italiaanse troepen het gebied binnen vanuit Italiaans-Somaliland.
Aan Italiaanse zijde vochten ook afstammelingen mee van de derwish-strijders van Mohammed Abdullah Hassan.
De Britse troepen waren geen partij voor de Italiaanse overmacht en op 17 augustus 1940 evacueerden de Britten hun troepen via de haven van Berbera naar Aden.
Omdat ze relatief weinig verliezen hadden geleden meende Winston Churchill dat er niet hard genoeg was gevochten.
Generaal Archibald Wavell vond het juist een evacuatie volgens het boekje wegens numeriek overwicht van de tegenstander.
Hij zou Churchill, onder verwijzing naar de informele naam voor Brits-Somaliland, hebben voorgehouden dat een bebloede slagersrekening nog geen bewijs was voor goede tactiek.
Vlag van Brits-Somaliland van 1950 tot 1960
auteur : Jolle (Jaume Ollé) CC 3.0
In maart 1941 heroverden troepen van het Verenigd Koninkrijk en het Brits Gemenebest het gebied weer ("Operation Appearence"), maar een deel van de Italianen voerde een guerrilla-oorlog tegen de Britten, die tot de zomer van 1942 duurde.
Op 26 juni 1960 werd Brits-Somaliland onafhankelijk.
Toen Italiaans-Somaliland op 1 juli van datzelfde jaar onafhankelijk werd, fuseerden beide staten na een referendum tot Somalië.
In 1991 verklaarde het voormalige Brits-Somaliland zich onafhankelijk van Somalië.
Het staat sindsdien bekend als Somaliland maar is internationaal nog niet erkend als onafhankelijke staat.
Brits-Indië was de naam van een gebied dat de huidige landen India, Sri Lanka, Pakistan, Bangladesh en delen van Myanmar (Birma) omvat.
Het was tot 1947 een Britse kolonie.
Het gebied werd tot 1858 onder een handvest bestuurd door de Britse Oost-Indische Compagnie.
Vanaf 1876 regeerde de Britse koningin Victoria deze kolonie niet meer als koningin van het Verenigd Koninkrijk en het Britse Rijk, maar nam zij ook de titel Keizerin van India aan.
Men spreekt van 1876 tot 1947 dan ook wel van het Keizerrijk India.
Victoria regeerde overigens niet zelf, een onderkoning trad op als haar plaatsvervanger.
Deze maakte op zijn beurt weer gebruik van de macht van Indiase adel (Radja's en Maharadja's).
Mede door deze afgedwongen samenwerking lukte het de Britten India, waarvan de bevolking vele malen groter was dan die van het 'moederland', onder controle te krijgen.
Een groot deel van Brits-Indië bleef dus door inheemse vorsten bestuurd worden.
Zij werden bijgestaan en in de gaten gehouden door Britse bestuursambtenaren.
Hoewel de vorsten soms zelfs een eigen leger en luchtmacht bezaten, was hun onafhankelijkheid door verdragen en de dominante positie van de Britten sterk ingeperkt.
Vlag van Brits-Indië van 1858 tot 1947
auteur : Barryob - vrije foto
Portugal was het eerste Europese land dat om Kaap de Goede Hoop zeilde en India bereikte.
Zij vestigden daar de kolonies Bon Bahia en Goa.
Vanaf de 17e eeuw begon Engeland de situatie in India te beïnvloeden.
In 1676 vestigden ook de Fransen zich aan de oostkust van India bij Pondicherry, ten zuiden van Madras.
Ook de Nederlandse Vereenigde Oostindische Compagnie vestigde zich in India, in Malabar aan de zuidwestelijke kust en in de Bengalen het hedendaags Bangladesh.
Vanaf 1858, nadat de Muiterij van Sepoy was neergeslagen, beheersten de Britten met uitzondering van het huidige Afghanistan heel het voormalige Mogolrijk.
Rond die tijd werd er ook een begin gemaakt met de bouw van een spoorwegnet door het subcontinent, dat nog altijd een van de meest zichtbare erfenissen van het Britse bewind is.
In de loop van de 19e eeuw hebben zij hun Aziatische bezittingen zelfs nog uitgebreid met Opper- en Neder-Birma, (het zuidelijke deel van het huidige Myanmar), Noordoost-India, de door Tamils beheerste Zuidpunt van India en het eiland Sri Lanka, wat de Mogols nooit gelukt was.
Sri Lanka viel overigens onder een afzonderlijk Brits koloniaal bewind, vanaf 1937 ook de Birmese delen.
Tot 1947 werd India geregeerd als een onderdeel van het Britse rijk.
In deze periode was Brits-Indië een land waar grote verdeeldheid heerste.
Dat kwam doordat mede doordat de Britten de gebruiken van de Indiërs niet altijd eerbiedigden.
De Britten veroorzaakten veel onrust door bijvoorbeeld heilige koeien te slachten en onreine dieren te eten.
Daardoor ontstond er bij veel Indiërs onvrede met de aanwezigheid van de Britten.
Ten behoeve van hun Indische vazallen en het bestuursapparaat stichtte de Britse koningin een aantal Koloniale Ridderorden.
Omdat in de periode van de Britse overheersing van India elders in de wereld de slavernij werd afgeschaft, werden er veel Indiërs geronseld om te gaan werken als contractarbeider in plaats van de Afrikaanse slaven op de plantages in andere Britse koloniën, maar ook in de Nederlandse kolonie Suriname.
In 1872 werd een tractaat gesloten door de Nederlandse regering met de Britse regering.
Dit werd door Koningin Victoria ondertekend op 10 februari 1872.
Koning Willem III bekrachtigde het zes dagen later.
Op 5 juni 1873 arriveerde het eerste schip met Brits-Indische contractanten, de Lalla Rookh, in Suriname.
Bankbiljet van één roepie met de afbeelding van koning George V
foto op chennai.olx.in
Na de Tweede Wereldoorlog was het Britse Rijk vooral geconcentreerd op zaken die zich dichter bij huis afspeelden.
Daarom was het Rijk niet voorbereid op de opkomst van anti-koloniale nationalistische bewegingen in hun kolonies.
Een voornamelijk geweldloze opstand onder Mahatma Gandhi en Jawaharlal Nehru vormde een onderdeel van de weg naar de onafhankelijkheid van Brits-Indië.
Hoewel zij in het westen als de grote helden van de onafhankelijkheid worden gezien waren Chandu SkeQar Azad en zijn groep volgens de Indiërs zelf de echte helden.
Uddam Singh, Chandu SkeQar Azad en Bhagat Singh leidden met hun groep de onafhankelijkheid van Brits-Indië in 1947.
Het Indische subcontinent werd door de Britten verdeeld in de seculiere staat India en de kleinere moslimstaat Pakistan.
Bangladesh, voorheen Oost-Pakistan, werd in 1971 onafhankelijk van Pakistan.
Brits-Indisch imperium in 1906
auteur : Edinburgh Geographical Institute; J. G. Bartholomew and Sons. - vrije foto
De onafhankelijkheid van Brits-Indië in 1947 betekende het einde van een 40 jaar durende nationalistische strijd.
Het land deelde zich uiteindelijk wel in India en Pakistan, nadat burgeroorlogen naar aanleiding van de Deling van Brits-Indië minstens een half miljoen levens hadden gekost en in totaal circa 7 miljoen vluchtelingen in beide richtingen.
De heftige religieuze spanningen leidden in januari 1948 tot de moord op de grote inspirator van deze strijd, Mahatma Gandhi, omdat die te toegeeflijk zou zijn geweest tegen de moslims.
Het door de Britten aanvaarden van India als een republiek in 1949 wordt gezien als het begin van het moderne, postkoloniale Gemenebest.
Brits-Indië had vlak voor de onafhankelijkheid in 1947 zeventien provincies:
Ajmer-Merwara-Kekri
Andamanen en Nicobaren
Assam
Beloetsjistan (Chief Commissioners Province of Baluchistan)
Bengalen (Bengal Province)
Bihar
Bombay (Bombay Province)
Central Provinces and Berar
Coorg
Delhi (Delhi Province)
Madras (Madras Province)
Noordwestelijke Grensprovincie (North-West Frontier Province)
Panth-Piploda
Orissa
Punjab (Punjab Province)
Sindh
United Provinces of Agra and Oudh
Brits-Honduras (zie Belize 25-02-2010) is de vroegere naam van een Britse kolonie (van 1862 tot 1964) op de oostkust van Centraal-Amerika.
Vlag van Brits-Honduras van 1950 tot 1981
auteur : Jolle (Jaume Ollé) CC 3.0
De kolonie is nu de onafhankelijke staat Belize.
Het gebied werd door Europeanen voor het eerst in de 17e eeuw gekoloniseerd.
Locatie van Brits-Honduras
auteur : Rei-artur CC 3.0
Brits-Honduras werd in 1840 een Britse kolonie en was een kroonkolonie van het Verenigd Koninkrijk van 1862 tot 1964, wanneer het zelfregerend werd.
De naam Belize wordt sinds juni 1973 gebruikt, maar Belize werd pas volledig onafhankelijk in 1981.
Brits-Guiana was de naam van een Britse kolonie (1814 - 1966) op de noordkust van Zuid-Amerika.
Deze vormt van af 1966 de onafhankelijke republiek Guyana.
Het gebied werd vanaf 1600 bezocht door Nederlanders.
Aan de rivieren Pomeroon, Essequebo en Berbice werden kleine handelsposten gevestigd.
Hier vond voornamelijk ruilhandel plaats met de indianen en men begon op kleine schaal met plantagebouw.
Vlag van Brits-Guiana van 1919 tot 1954
auteur : Jolle (Jaume Ollé) CC 3.0
De koloniën Essequebo en Berbice lagen in het octrooigebied van de West-Indische Compagnie (WIC).
De WIC gaf de stichter van de kolonie Berbice, Abraham van Peere, toestemming om deze kolonie te besturen.
Essequebo werd rechtstreeks bestuurd door de WIC Kamer Zeeland.
Nadat de naburige kolonie Suriname na de Tweede Nederlands-Engelse Oorlog met de Engelsen werd geruild voor Nieuw-Nederland ontstond er een uitgestrekte strook Nederlandse koloniën op de Guiana's, genaamd Nederlands Guyana. Berbice en Essequebo bleven, vergeleken met Suriname, kleine plantage-koloniën.
Geteisterd door kaapvaarders, slaventekorten en beperkende WIC-regels konden deze koloniën niet uit de schaduw van zusterkolonie Suriname stappen.
De rivier Demerary, vallende onder de kolonie Essequebo, werd in 1745 opengesteld voor exploitatie.
In de tweede helft van de 18e eeuw kwamen de koloniën Essequebo, Demerary en Berbice tot bloei.
Na de opheffing van de WIC in 1791 en de Sociëteit van Berbice in 1795 groeide de productie naar een recordhoogte.
Locatie van Guyana
auteur : Vardion - vrije foto
Na de napoleontische oorlogen in 1814 werd de helft van het toenmalige Nederlands Guyana van Nederland afgenomen.
De Nederlandse planters in het gebied behielden hun oude rechten, en kregen toestemming om op alle Engelse en Nederlandse havens te varen.
De meesten bleven onder deze gunstige voorwaarden in de nieuwbakken Engelse koloniën wonen.
De drie koloniën (Essequibo, Demerara en Berbice) werden in 1831 verenigd tot één enkele kolonie.
Deze werd op 26 mei 1966 onafhankelijk.
kaart van Brits-Guiana
Map by the Edinburgh Geographical Institute & John George Bartholomew - "Cartographer to the King"(1860-1920)
Brits-Amerika is een verwijzing naar het koloniale gebied van het Koninkrijk Engeland en later het Britse Rijk in continentaal Noord-Amerika tijdens de 17e en 18e eeuw.
Officieel heetten de Britse kolonies in Noord-Amerika, Brits-Amerika en Brits West-Indië tot in 1783, waarna de Britten de soevereiniteit van de Verenigde Staten van Amerika erkenden.
Daarna werd Brits Noord-Amerika gebruikt om het Brits territorium in continentaal Noord-Amerika te omschrijven.
De term "Brits Noord-Amerika" werd voor het eerst informeel gehanteerd in 1783, maar het was vrij ongewoon voor het Rapport betreffende de Aangelegenheden van Brits Noord-Amerika (1839) (ook wel Durham Report).
Vlag van Brits-Amerika (1607 - 1783)
gebruiker : Wangi herwerkt door Martocticvs CC 3.0
Brits-Amerika kreeg een steeds toenemende invloed op nieuwe en grotere gebieden na de Vrede van Parijs (1763).
Dit verdrag bracht een einde aan de Britse betrokkenheid in de Zevenjarige Oorlog.
Aan het begin van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog in 1775 beschikte het Britse Rijk over twintig kolonies ten noorden en ten oosten van Nieuw-Spanje.
Oost-Florida en West-Florida werden overgedragen aan Spanje tijdens de Vrede van Parijs (1783).
Dit bracht een einde aan de Amerikaanse Revolutie.
Vervolgens werden deze zelfde gebieden in 1819 door Spanje overgedragen aan de Verenigde Staten.
Met uitzondering van Brits West-Indië werden alle overige kolonies van Brits Noord-Amerika verenigd van 1867 tot 1873 ter vorming van het Dominion van Canada.
Het Dominion van Newfoundland voegde zich bij Canada in 1949.
Britse kolonies in Noord-Amerika ca.1750
auteur : The Red Hat of Pat Ferrick - vrije foto
1: Newfoundland
2: Nova Scotia
3: De dertien kolonies
4: Bermuda
5: Bahamas
6: Brits-Honduras
7: Jamaica
8: Britse Benedenwindse Eilanden en Barbados
Leyland Motors was een Britse auto-, vrachtwagen- en busconstructeur.
In 1896 richtten de families Sumner en Spurrier Lancashire Steam Motor Company op in Leyland (VK).
In 1907 nam dat bedrijf Coulthards of Preston over.
De combinatie werd daarna omgedoopt tot Leyland Motors.
Leyland Motors werd drie generaties lang geleid door de Spurriers totdat Sir Henry Spurrier rond 1960 stierf aan een hersentumor.
Onder de Spurriers kende het bedrijf een uitstekende relatie met de vakbonden en werd er nooit meer dan 1 dag productie verloren door stakingen.
In 1968 fuseerde het bedrijf met British Motor Holdings tot British Leyland Motor Corporation.
In 1975 werd dat bedrijf genationaliseerd en British Leyland genaamd, of kortweg BL.
Leyland badge (1950 - '60)
auteur : Elsie Esq. Original uploader was MickMacNee at en.wikipedia CC 2.0
Tijdens de Eerste Wereldoorlog groeide Leyland Motors snel. Er werden zo'n 6000 voertuigen geproduceerd voor het leger. Na de oorlog werd een hele reeks bedrijfsvoertuigen ontwikkeld die wereldwijd geëxporteerd werden.
Net als de meeste andere constructeurs was Leyland Motors ook betrokken bij de bouw van materieel dat werd ingezet voor de oorlogvoering in de Tweede Wereldoorlog.
Het bedrijf bouwde vanaf 1943 Cromwell tanks.
Na deze oorlog bleef Leyland Centurion tanks bouwen.
Tevens vonden toen vele overnames plaats. Een overzicht :
1951: Albion Motors
1955: Scamell Lorries
1960: Standard Triumph; hiermee werd de eerste stap gezet in de personenautomarkt.
1962: Associated Commercial Vehicles (ACV), waarin verenigd waren:
Thornycroft
Park Royal Vehicles
Charles H. Roe
AEC
Bristol Commercial Vehicles
Eastern Coach Works
1927 Leyland Straight Eight
auteur : Mark Brown CC 3.0
In 1968 fuseerde Leyland Motors met British Motor Holdings. Dat bedrijf omvatte onder meer Daimler, Austin en Morris Commercial.
De gecombineerde bedrijven opereerden verder als British Leyland Motor Corporation.
De combinatie verenigde de bekendste Britse constructeurs van vrachtwagens en bussen.
Daar waren bedrijfsonderdelen inbegrepen die bouwmateriaal, koelkasten en metaal produceerden.
Bij de nieuwe onderneming werkten circa 200.000 mensen.
Zij bezette de tweede plaats op de ranglijst van Europese automobielfabrikanten.
In totaal telde de groep bijna 100 verschillende bedrijven en iets minder dan 40 productielocaties.
De groep was zo groot dat het moeilijk was om ze goed te leiden.
Er was ook concurrentie tussen de verschillende onderdelen van de groep, die voordien concurrenten waren, omdat ze hetzelfde product maakten.
Ook nog vanwege problemen met de vakbonden brachten al deze zaken het bedrijf aan de financiële afgrond.
In december 1974 ging de groep failliet waarna ze in 1975 genationaliseerd werd door de Britse overheid.
De naam werd veranderd in British Leyland en de groep werd opgesplitst in 4 divisies.
British Leylands vrachtwagen- en busdivisies werden ondergebracht in Leyland Truck & Bus.
In 1981 werd Leyland Truck & Bus opgesplitst in Leyland Trucks en Leyland Bus.
De naam British Leyland verdween later in 1982.
1928 Leyland vrachtwagen in het Museum of the Riverina in Wagga Wagga, New South Wales.
Deze vrachtwagen was eigendom van Albert H.LeLievre in Coolamon, New South Wales.
auteur : Bidgee CC 3.0
Leyland Bus werd verkocht aan haar management en in 1988 opgekocht door Volvo Bus.
Deze discontinueerde een groot gedeelte van het programma van Leyland Bus.
Leyland Trucks werd ondergebracht bij Rover Group en fuseerde in 1987 met het Nederlandse DAF.
De vrachtwagens werden in het Verenigd Koninkrijk en Ierland als Leyland DAF verkocht en daarbuiten als DAF.
Na het faillissement van DAF in 1993 werd het onderdeel aan het management verkocht en terug Leyland Trucks genoemd.
De bestelwagendivisie werd LDV.
In 1998 werd Leyland Trucks overgenomen door het de Amerikaanse vrachtwagenbouwer Paccar.
Momenteel worden in de Engelse fabriek zo'n 14.000 vrachtwagens per jaar gebouwd waarvan een derde in de EU wordt verkocht.
Leyland Motors had ook een afdeling in Australië, Leyland Australia.
Daar werd de Morris Marina gebouwd met het Leyland-embleem, de P76 en de Austin Mini.
MG Rover Group, de directe erfgenaam van British Leyland, ging failliet in 2005.
Leyland/Verheul Worldmaster museumbus 27, bouwjaar 1957, in Utrecht (stad)
auteur : Japiot CC 3.0
Een bekend Leyland-product was de Atlantean dubbeldeksbus, die tussen 1956 en 1986 gebouwd werd.
Andere bestsellers over de gehele wereld waren de Royal Tiger-, Tiger Cub-, Leopard- en Worldmaster-bussen met underfloor motor uit de jaren vijftig en zestig.
In het Nederlandse openbaar vervoer reden grote aantallen Leyland-bussen van de vroege jaren vijftig tot in de jaren tachtig. Het ging hierbij zowel om autobussen op Leyland-chassis als om zelfdragende carrosserieën met Leyland-componenten. Voorbeelden daarvan zijn de Leyland-Verheul (Royal) Holland Coach, de Leyland-Werkspoor bolramer-streekbus en de standaard streekbussen Leyland-Verheul LVB668 en Leyland-Den Oudsten LOB. Grote Leyland-gebruikers waren de toenmalige dochterondernemingen van de NS, waaronder NACO, NBM, NZHVM en VAD, evenals toonaangevende particuliere vervoerders als GTW, Maarse en Kroon en NAO.
Een 1939 Leyland Cheetah LZ5 met Harrington Fin koetswerk
foto op www.michaeltaylor.ca
Lijst van automerken die deel uitmaakten van British Leyland
Alvis Austin Austin-Healey BSA
Daimler Jaguar Lanchester Motor Company
Land Rover Leyland Motors MG Mini
Morris Riley Rover Standard
Triumph Motor Company Vanden Plas Wolseley Motor Company
Leyland T45 Cruiser uit 1985
auteur : DeFacto CC 2.5
Tijdlijn tot British Leyland
1910: Daimler neemt BSA over
1931: BSA neemt Lanchester over
1938: Morris richt Wolseley en Riley op binnen de Nuffield Organisation
1944: Standard neemt Triumph over en wordt Standard Triumph
1946: Austin neemt Vanden Plas over
1952: Nuffield Organisation en Austin fuseren tot British Motor Corporation (BMC)
1960: Jaguar neemt Daimler e.a. auto-onderdelen over van BSA
1961: Leyland Motors neemt Standard Triumph over
1965: Rover neemt Alvis over
1966: BMC fuseert met Jaguar tot British Motor Holdings (BMH)
1967: Leyland Motors neemt Rover over
1968: Leyland Motors fuseert met BMH tot British Leyland Motor Corporation (BLMC)
1975: BLMC wordt genationaliseerd en wordt British Leyland (BL)
SBS Transit's Leyland Olympian 3 asser
één van de laatste 200 autobussen gebouwd door Leyland
auteur : Mailer Diablo CC 3.0
Tijdlijn na faillissement
1978: Land Rover afgesplitst van Rover maar nog steeds onder BL
1978: Triumph site in Speke gesloten
1980: MG site in Abingdon gesloten
1980: Triumph site in Canley gesloten
1981: Rover-Triumph site in Solihull gesloten
1981: Alvis verkocht aan United Scientific Holdings
1982: BL wordt Austin Rover Group (ARG)
1984: Stopzetting Morris
1984: Jaguar/Daimler afgestoten; Gekocht door Ford Motor Company in 1989
1986: ARG wordt Rover Group
1986: Leyland Trucks (& Vans) verkocht aan DAF
1986: Leyland Bus afgestoten
1987: Stopzetting Austin
1988: Privatisering Rover Group en verkoop aan British Aerospace (BA)
1994: BA verkoopt Rover Group aan BMW
2000: BMW verkoopt Land Rover aan Ford Motor Company
2000: MG Rover Group wordt onafhankelijk
2005: Faillissement MG Rover Group
Eén van de vier gepantserde voertuigen voor dienst Oost-Afrika gebouwd door Leyland in 1915
foto op http://mailer.fsu.edu/
De Britannic was een zusterschip van de reusachtige Britse lijnschepen de Titanic en de Olympic van rederij White Star Line.
De Titanic was op het moment van zijn tewaterlating het grootste bewegende object dat door de mens was gebouwd.
De Britannic, die in 1914 van stapel liep, was nog iets langer en breder.
afbeelding van de Britannic (1914)
gebruiker op Wikipedia: Aquitania CC 3.0
In de eerste jaren van de twintigste eeuw ontstond er grote druk op Britse lijndiensten op de Atlantische Oceaan om het personenvervoer van en naar Amerika te intensiveren.
Daarvoor waren drie redenen :
toerisme: onder rijke Amerikanen bestond veel belangstelling voor een bezoek aan het oude Europa;
emigratie: de dramatische verschillen tussen arm en rijk in het Verenigd Koninkrijk, dat op de top van zijn imperialistische macht stond, dwongen vele armen ertoe hun geluk elders te zoeken. Vooral Ieren zochten hun heil in Amerika. Tussen 1892 en 1910 maakten twaalf miljoen emigranten de overtocht;
concurrentie: er ontbrandde een felle strijd om deze vervoermarkt tussen maatschappijen in het Verenigd Koninkrijk en op het vasteland van Europa: ook daar, met name in Duitsland, werden reuzenschepen in aanbouw genomen.
In het Verenigd Koninkrijk werden in die tijd de trans-Atlantische lijndiensten beheerst door twee maatschappijen : Cunard Line en de White Star Line.
Ze besloten beide de lucratieve markt veilig te stellen door de bouw van superschepen.
Cunard liet de Lusitania en de Mauretania bouwen (1907); later zou nog de Aquitania volgen.
De White Star Line gaf opdracht voor de Olympic (1910), gevolgd door de Titanic (1912), terwijl een derde schip, de Britannic, dat volgens speculaties aanvankelijk de Gigantic zou heten, in 1914 in de vaart werd genomen.
De toeristenklassen van deze lijnschepen zijn beroemd gebleven om hun luxe.
De derde klas daarentegen was bestemd voor de verpauperde emigranten, die echter in zoverre een elite vormden dat ze althans nog in staat waren geweest de overtocht te betalen : die kostte hen $ 32.
Deze derde klas was schamel in haar voorzieningen, maar was voor de exploitant toch de lucratiefste.
Toen de Titanic vergaan was, was het noodzakelijk de constructie van de Olympic en de Brittanic grondig te herzien.
Het ontwerp werd grondig gewijzigd: zo werden de schepen voorzien van een dubbele, waterdichte bekleding, en werden de bekende gescheiden compartimenten verbeterd.
Na deze wijziging kon het schip nog blijven drijven als er vijf compartimenten volliepen, in plaats van vier op de Titanic.
Ook kwam er een nieuwe scheepswet van kracht : álle schepen dienden genoeg reddingsboten aan boord te hebben voor alle opvarenden.
De Britannic en Olympic kregen daarom geheel nieuwe davits die 2 rijen sloepen konden dragen.
Op het achterdek zouden aanvankelijk ook reddingssloepen beschikbaar staan, maar deze had de Britannic niet, omdat het als hospitaalschip zelf al genoeg reddingsboten aan boord had.
Ook kregen de Olympic en de Britannic meer reddingsvlotten en reddingsvesten aan boord.
Verder kwamen er beter bereikbare noodwegen voor de 2e en 3e klas.
De zinkende Britannic 21nov1916
vrije foto
In februari 1914 werd de Britannic, met 48 158 brt nog iets groter dan de Titanic (46 328 brt), in de vaart genomen, enkele maanden voordat de Eerste Wereldoorlog uitbrak.
Toen dat gebeurde, werd het schip door de Britse marine en defensie gevorderd en ingezet als hospitaalschip.
Op 21 november 1916, op de zesde tocht van de Britannic naar de Middellandse Zee, kwam het in de Egeïsche Zee tot zinken.
Rond middernacht werd het schip getorpedeerd of liep het op een mijn, waardoor het snel water maakte.
Gelijk werd het commando gegeven om de passagiers naar de reddingssloepen te leiden.
Dit alles verliep vlekkeloos, maar een verkeerd te water gelaten sloep werd in stukken gehakt door de rechterschroef van het nog steeds varende schip. Hierdoor kwamen 30 mensen om.
Toen de achtersteven ongeveer 11 graden omhoog stond, kapseisde het schip en verdween het onder water.
Over de omstandigheden van deze snelle ondergang is veel gespeculeerd.
Mijnen waren er wel in de Middellandse Zee, dus één ervan kan de ramp hebben veroorzaakt.
Er is echter ook geopperd dat er een torpedo op het vaartuig is afgeschoten.
Weliswaar werden hospitaalschepen doorgaans ongemoeid gelaten (krachtens de Conventies van Genève), maar er is op gezinspeeld dat de Britannic wellicht door de Britten werd gebruikt om wapens en munitie te vervoeren. Dit is echter nooit bevestigd.
Tegenwoordig wordt er nog steeds onderzoek gedaan naar het wrak.
Het wrak van de Britannic op de zeebodem
foto op www.jmilfordrmstitanic.com/
Toen de oorlog door de Duitsers was verloren, moesten zij een van hun grote lijnschepen, de Bismarck, ter compensatie afstaan aan White Star.
Het schip werd omgedoopt tot Majestic.
Ook Cunard was in de oorlog een schip kwijtgeraakt, de Lusitania.
Deze maatschappij verkreeg ter compensatie de Duitse Imperator, waarvan de naam werd veranderd in Berengaria.
In 1934 zijn de twee maatschappijen met elkaar gefuseerd.
Het wrak van de Brittanic werd in 1975 door Jacques Cousteau ontdekt.
Het schip ligt op haar zij, 121 meter onder de zeespiegel.
Sindsdien zijn er vele duikexpedities naar het wrak geweest waarbij talloze foto- en filmopnames zijn gemaakt.
Een expeditie in 2003 toonde aan dat waterdichte deuren in het wrak openstonden en dat er in de directe omgeving van het wrak restanten van mijnen te zien waren.
Hieruit werd geconcludeerd dat Brittanic waarschijnlijk vanwege een mijn is gezonken, en niet vanwege een torpedo.